Zaak Moser/Oostenrijk - Universiteit Utrecht

Moser/Oostenrijk 

Analyseer paragraaf 60 t/m 65 en noteer aan welke drie vereisten het EHRM toetst om te bepalen of de inbreuk op het familie- en gezinsleven gerechtvaardigd is; 

Een kinderbeschermingsmaatregel maakt over het algemeen inbreuk op het recht. Dit mag alleen als er voldaan is aan de voorwaarden in lid 2. Drie voorwaarden: 

  • Inmenging moet bij wet voorzien zijn 

  • Is er een voldoende duidelijke wettelijke regeling? Wet is duidelijk genoeg om aan dat punt te voldoen. 

  • Legitiem doel nastreven 

  • Het belang is vaak het beschermen van de gezondheid van minderjarigen. 

  • Het ingrijpen moet in een democratische samenleving noodzakelijk zijn 

  • Duidelijke noodzakelijkheidstoets en proportionaliteitstoetsing uitgevoerd door EHRM. 

 

Analyseer paragraaf 68 t/m 71 en noteer welk cruciaal element het EHRM hier bespreekt bij de beoordeling van de noodzaak van een uithuisplaatsing. 

De noodzaak van een uithuisplaatsing 

  • Staten zijn gehouden diepgaand onderzoek te doen naar mogelijke alternatieven om de uithuisplaatsing te voorkomen. 

  • Dat geldt in het bijzonder voor het geval er geen sprake is van gewelddadig of ander schadelijk gedrag van de ouder. 

  • Dan moet je dus echt kunnen aantonen dat alle andere mogelijke alternatieven diepgaand zijn onderzocht en niet voldoende zijn gebleken. Pas daarna kan uithuisplaatsing gerechtvaardigd zijn. 

  • In dat geval volstaat het niet om enkele, maar niet alle mogelijke alternatieven te onderzoeken. 

  • Contact tussen kind en ouder moet gefaciliteerd worden. 

  • Tijdens het besluitvormingsproces en daarna nog steeds. 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Jeugdrecht - artikelen - Universiteit Utrecht

Artikelsamenvatting bij Vrijheidsbeneming op civielrechtelijke of strafrechtelijke titel: samen, gescheiden en nu weer samen? van uit Beijerse - 2019

Artikelsamenvatting bij Vrijheidsbeneming op civielrechtelijke of strafrechtelijke titel: samen, gescheiden en nu weer samen? van uit Beijerse - 2019

Vrijheidsbeneming op civielrechtelijke of strafrechtelijke titel: samen, gescheiden en nu weer samen? - Beijers 

Inleiding 

Zomer 2019 kwam er een voorstel: nieuw stelsel van vrijheidsbeneming waarin jongeren na gerichte screening in een kleinschalige voorziening (KV) dan wel een landelijk specialistische voorziening (LSV) worden geplaatst. Vanaf 2020 investering in voorzieningen waar jongeren op strafrechtelijke en jongeren op civielrechtelijke titel samen kunnen worden geplaatst. In 2008 kwam er een strikte scheiding tussen deze groepen. 

Het systeem van rijks- versus particuliere instellingen 

In 1905 werden jongeren op strafrechtelijke titel in rijksopvoedingsgestichten geplaatst en jongeren op civielrechtelijke titel in particuliere opvoedingsgestichten. Dit onderscheid was er omdat in rijksinrichtingen veiligheidsmaatregelen en disciplinaire straffen mogelijk waren en in particuliere opvoedingsgestichten niet. Waarom? > wetgever meende dat particuliere opvoedingsgestichten niet in staat zouden zijn voldoende waarborgen te geven voor een redelijke toepassing van die disciplinaire maatregelen. Een civielrechtelijk geplaatste kon wel overgeplaatst worden naar een rijkopvoedingsgesticht. Andersom kon een strafrechtelijke jongere met een maatregel van jeugdtbr naar een particuliere inrichting overgeplaatst (dit was zelfs verplicht zodra dit mogelijk was om staatsopvoeding te voorkomen). Overigens moest de inhoud van de behandeling in beide soorten gestichten hetzelfde zijn en gericht zijn op de opvoeding. Rijksopvoedingsgestichten werden niet als gevangenissen gezien en werkten met pedagogische methoden.  

Civielrechtelijke crisisplaatsingen in een gevangenisklimaat 

Twee belangrijke oorzaken die leidden tot een discussie over het samen plaatsen en daarmee tot de uiteindelijke scheiding van jongeren op beide juridische titels: 

  • Notie van opvoeding in de rijksopvoedingsgestichten raakte steeds meer op de achtergrond. Nieuwe gestichten die meer gericht waren op opvang en beveiliging dan op opvoeding en begeleiding. Tegelijkertijd werden er veel particuliere tehuizen gesloten. In 1990 werden rijks- en particuliere instellingen aangewezen als ‘justitiële jeugdinrichtingen’> samen plaatsingen.  

  • In principe was het niet de bedoeling dat civiele zaken in een JJI kwamen, maar in geval van crisis werd er vastgelegd dat jongeren tijdelijk en met voorrang in de opvangafdeling van een JJI konden worden geplaatst. 

2000 motie Duijkers: samen plaatsen van civiel en strafrechtelijk geplaatsten in dezelfde inrichting onder hetzelfde regime is onwenselijk. Ook bleek uit onderzoek dat voor de grootste groep van de jongeren op de crisisplaatsen, geen gesloten plaatsing nodig was. Noodzaak was dus dat de regering een passend evidence based ambulant en residentieel zorgaanbod te ontwikkelen en het samenplaatsen te beëindigen. Kritiek: scheiding zou geen oplossing bieden voor tekort aan zorgaanbod, betere optie: regime en aanbod van de JJI met het oog op de doelgroep aanpassen. Dit ging niet door, scheiding ging wel door. 

Gesloten jeugdhulp: meer problemen dan oplossingen 

De inrichting van een geheel nieuw circuit van gesloten accommodaties veranderde niets aan het probleem dat de aanleiding vormde, namelijk het feit dat jongeren in crisissituaties bij gebrek aan alternatieven gesloten werden geplaatst. In het jeugdstrafrecht wordt in de periode vanaf 2008 juist wel veel gebruik gemaakt van ambulante gedragsinterventies als alternatief voor vrijheidsbeneming. Tevens is er in de justitiële jeugdinrichtingen zelf veel meer aandacht gekomen voor de doelen van opvoeding, behandeling en resocialisatie. In de gesloten accommodaties is de rechtspositie van de jongeren echter abominabel slecht geregeld en wisselt het opvoedkundig klimaat per instelling. 

Er is

.....read more
Access: 
JoHo members
Artikelsamenvatting bij Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie van Bruning e.a. - 2020

Artikelsamenvatting bij Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie van Bruning e.a. - 2020

Bruning WODC 

Het uitgangspunt in het civiel recht is dat de minderjarige niet bekwaam is om zelfstandig als procespartij op te treden, met enkele uitzonderingen daargelaten. In beginsel worden de belangen van de minderjarige behartigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger(s); de ouder(s) met gezag of de voogd(en). Dit kan anders zijn als de belangen van hen in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechter kan dan een bijzondere curator – een belangenbehartiger voor het kind – benoemen. Ondanks dat de minderjarige in beginsel niet procesbekwaam is in civielrechtelijke procedures, moet de minderjarige wel worden betrokken in familie- en jeugdprocedures (boek 1 BW). Dit is voor minderjarigen van twaalf jaar en ouder vormgegeven met een zogenoemd hoorrecht. 

Het onderzoek is opgedeeld in vier delen: 1) juridisch literatuur- en jurisprudentieonderzoek 2) literatuuronderzoek naar inzichten vanuit pedagogische wetenschappen en neuropsychologie 3) praktijkonderzoek naar ervaringen met het hoorrecht en de procespositie 4) samenbrengen van de juridische, empirische en sociaalwetenschappelijke onderzoeksresultaten. 

Het hoorrecht van minderjarigen 

De huidige wettelijke regeling en het doel van het hoorrecht 

In civiele zaken betreffende het personen- en familierecht waarbij minderjarigen zijn betrokken, de rechter pas beslist na de minderjarige van twaalf jaar of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld om zijn mening kenbaar te maken, behoudens enkele uitzonderingen. Voor minderjarigen jonger dan twaalf jaar bepaalt artikel 809 Rv dat zij in de gelegenheid gesteld kunnen worden om hun mening kenbaar te maken. Zij worden door de rechtbank niet standaard uitgenodigd voor een kindgesprek, maar als zij hier zelf om verzoeken, heeft de rechter een discretionaire bevoegdheid om al dan niet te beslissen of hij het kind zal horen. Het hoorrecht is ingevoerd om kinderen rechtsbescherming te bieden en om invulling te geven aan het recht van elk kind om in een procedure gehoord te worden (art. 12 IVRK). Aan de mening van het kind moet passend belang worden gehecht in overeenstemming met zijn/haar leeftijd en rijping. Ook vloeit uit internationale standaarden voort dat kinderen direct (door rechter) of indirect (deskundige buiten rechtszaal) gehoord kunnen worden, en dat zij dit zelf zouden moeten kunnen kiezen. 

Horen van twaalfplussers in de praktijk 

Het blijkt onder andere dat rechters de minderjarige graag zelf willen horen, ondanks dat er vaak al voor de zitting door een deskundige (van de RvdK of de GI) met de minderjarige is gesproken en deze informatie vaak ook bij de rechter terecht komt. Ook jongeren geven aan het belangrijk te vinden om met de rechter zelf te spreken. Daarnaast blijkt uit het praktijkonderzoek dat kinderen van twaalf jaar en ouder worden opgeroepen met een standaard oproepbrief. Uit de interviews met rechters blijkt de duur van het kindgesprek in familiezaken (onder meer gezag en omgang) en jeugdzaken (onder meer ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing) te verschillen. In jeugdzaken blijkt veel minder tijd voor een kindgesprek beschikbaar en deze gesprekken duren doorgaans vijf minuten, terwijl in familiezaken ongeveer vijftien minuten beschikbaar zijn voor een kindgesprek.  

Daarnaast blijkt uit het praktijkonderzoek dat de informatie die het kind heeft gegeven tijdens het kindgesprek niet altijd wordt opgenomen in de beschikking. Iets meer dan de helft van de rechters of raadsheren geeft aan dat de mate waarin

.....read more
Access: 
JoHo members
Jeugdrecht en jeugdhulp - Bruning et al. - Universiteit Utrecht

Jeugdrecht en jeugdhulp - Bruning et al. - Universiteit Utrecht

Jeugdrecht en jeugdhulp 

Bruning, Brink & Punselie 

De uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp 

Van justitiële jeugdinrichting naar accommodatie voor gesloten jeugdhulp 

De meest ingrijpende vorm van uithuisplaatsing is de plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Artikel 5 EVRM staat toe dat vrijheid wordt ontnomen als dat nodig is voor zijn opvoeding. Dit moet bij wet geregeld zijn en moet aan bepaalde rechtswaarborgen zijn voldaan. De minderjarige moet verschijnen bij de rechter en heeft recht op een advocaat. De gesloten plaatsing wordt meestal in combinatie met een maatregel van OTS uitgevoerd.  

Tot 2008 belandden jongeren die een machtiging uithuisplaatsing in een gesloten setting, in een jji > probleem: plaatsing met jeugdige delinquenten > leerschool van criminele vaardigheden + vrijheidsbeperkend regime (wat bedoeld was voor jeugdige delinquenten). 1-1-2008 Wet op de jeugdzorg: wettelijk kader voor gesloten jeugdhulp ingevoerd + einde aan samenplaatsing. 

Twee fundamentele wijzigingen door invoering gesloten jeugdzorg 2008: 

  1. Ook jongeren ouder dan 18 jaar konden met een machtiging in een gesloten jeugdzorgaccommodatie worden geplaatst (anders werd jeugdzorg te abrupt afgesloten wanneer jongere meerderjarig werd). 

  1. De mogelijkheid om een jeugdige uit deze groep ook zonder maatregel van kinderbescherming in gesloten setting te plaatsen als degene die het gezag over hem uitoefende daarmee instemde. Niet langer een maatregel van OTS of gezagsbeëindiging nodig. Ouders met gezag kunnen kinderrechter verzoeken om kind in gesloten setting te plaatsen. 

Veranderingen per 1-1-2015: 

  • Introductie voorwaardelijke machtiging 

  • Beperking van mogelijkheid om 18-plussers in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te plaatsen. 

  • Term ‘gesloten jeugdzorg’ > ‘gesloten jeugdhulp’ 

Uit onderzoek blijkt dat onder jeugdigen die in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp verblijven sprake is van zware problematiek. Jongeren worden nog steeds samen geplaatst: alleen ‘zware gevallen’ lijken te verblijven in de jji.  

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg in de accommodaties voor gesloten jeugdhulp: 

  • Stap 1, 2009: toezicht op hun rechtspositie 

  • Stap 2, 2010: toezicht op leefklimaat 

  • Stap 3, 2012: toezicht op kwaliteit van behandeltraject 

Er bestaan grote zorgen over gesloten jeugdhulp: Jongeren lijken gesloten te worden geplaatst omdat er geen passend (open) aanbod beschikbaar is en lijken er te lang te moeten verblijven omdat zij vanwege wachtlijsten niet kunnen worden doorgeplaatst naar open instellingen. Rechters beslissen regelmatig tot gesloten jeugdhulp terwijl een uithuisplaatsing in een open instelling passender zou zijn, maar een plek niet voorhanden is, en het voor de jeugdige geen optie is om thuis te wonen. 

Actieplan gesloten jeugdhulp (2019): gericht op verbeteren van zorg voor jongeren die tijdelijk drang of dwang nodig hebben en het voorkomen van plaatsingen in de gesloten jeugdhulp. In 2015 gaf de Inspectie als bodemeis dat geen vrijheidsontneming mag worden toegepast bij jongeren zonder rechterlijke machtiging; evenmin mogen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast op jongeren zonder machtiging gesloten jeugdhulp, tenzij sprake is van een noodsituatie. 

Gesloten jeugdhulp in de Jeugdwet 

Jongeren kunnen op grond van art. 6.1.2 lid 2 van de Jeugdwet in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp

.....read more
Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Eerste evaluatie Jeugdwet vanuit juridisch perspectief van De Boer & Bruning - 2018

Artikelsamenvatting bij Eerste evaluatie Jeugdwet vanuit juridisch perspectief van De Boer & Bruning - 2018

Eerste evaluatie Jeugdwet vanuit juridisch perspectief 

De Boer & Bruning 

Jeugdwet is ingesteld met als doel het jeugdstelsel te vereenvoudigen en efficiënter en effectiever te maken. 

Inleiding 

In de eerste evaluatie is na 3 jaar onderzocht hoe de inwerkingtreding in de praktijk wordt uitgevoerd en of de resultaten zich in de richting van de beoogde doelen van de wet bewegen. Vier deelstudies: juridische knelpunten, empirisch onderzoek naar het perspectief van gemeenten, cliënten en zorglandschap inclusief het veiligheidsdomein. 

De Jeugdwet 

Aanleiding: de eerdere Wet op de Jeugdzorg bleek onvoldoende om de bestaande knelpunten in de jeugdzorg op te heffen. Er was sprake van medicalisering, tekortschietende samenwerking > hoge kosten. De Jeugdwet moest leiden tot een eenvoudiger, efficiënter en effectiever jeugdstelsel. Transformatie van ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen. Hierbij moest meer ingezet worden op preventie en eerder bieden van juiste hulp op maat > uitgangspunt bij eigen kracht van gezinnen. Ook moest er een betere samenwerking zijn, integrale hulp. Randvoorwaarde voor de transformatie was de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor alle jeugdhulp naar gemeenten (transitie). Dit ging tegelijkertijd met een bezuiniging op jeugdhulp.  

In veel gemeenten zijn wijkteams die bepalen welke jeugdhulp een jeugdige nodig heeft. Er zijn geen wettelijke voorschriften voor. Dit zorgt voor landelijke verschillen zowel in toegang tot jeugdhulp als het jeugdhulpaanbod. De voormalige bureaus Jeugdzorg zijn opgegaan in GI’s en voeren alleen nog jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen uit.  

Resultaten van de Eerste evaluatie Jeugdwet samengevat 

Uit de wetsevaluatie blijkt dat de transitie is afgerond, maar dat de transformatiedoelen nog niet zijn behaald. Er is nog geen sprake van een verminderd beroep op gespecialiseerde hulp. Als het gaat om meer integrale hulp aan gezinnen, lijkt er sprake te zijn van toenemende samenwerking tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders en jeugdhulpaanbieders onderling. Hoewel de Jeugdwet meer beleidsvrijheid op gemeentelijk niveau biedt, ervaren professionals deze ruimte niet (toename administratieve lasten).  

Vanuit juridisch perspectief is een van de belangrijkste zorgpunten dat de rechtsbescherming van cliënten bij jeugdhulp tekortschiet. Vooral kwetsbare gezinnen blijken de grootste moeite te hebben hun weg te vinden in de jeugdhulp. Ook de informatievoorziening schiet tekort. 

Jeugdhulp in het vrijwillige kader 

De gemeente is verantwoordelijk om jeugdhulpvoorzieningen te treffen voor jeugdigen en ouders die hulp nodig hebben i.v.m. opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. De gemeente kan daarvoor zowel collectieve als individuele voorzieningen treffen. De gemeente hoeft alleen een voorziening te treffen, indien de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van het gezin onvoldoende zijn. De gemeente moet ervoor zorgen dat er kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp is. Aan deze verplichting blijkt in de praktijk niet altijd voldaan. Het budget blijkt niet te voldoen aan de vraag. Daarnaast handelen gemeenten bij de bepaling of een individuele jeugdhulpvoorziening noodzakelijk is vaak in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij hanteren gemeenten soms een te beperkte uitleg van het begrip jeugdhulp of oordelen ze te snel dat de eigen kracht van ouders voldoende is. 

In de praktijk blijken gemeenten een individuele jeugdhulpvoorziening lang niet altijd in de vorm van een beschikking vast te leggen. Ook de aanvraagprocedure die de Awb wordt

.....read more
Access: 
JoHo members
Artikelsamenvatting bij Rechtsbijstand voor ouders in de jeugdbeschermingsprocedure in het licht van EHRM-jurisprudentie van Hepping & Schmidt

Artikelsamenvatting bij Rechtsbijstand voor ouders in de jeugdbeschermingsprocedure in het licht van EHRM-jurisprudentie van Hepping & Schmidt

Rechtsbijstand voor ouders in de jeugdbeschermingsprocedure in het licht van EHRM-jurisprudentie 

Hepping & Schmidt 

Inleiding 

Ouders kunnen in hun gezag over hun minderjarige kinderen worden beperkt met een maatregel van jeugdbescherming. Ouders vinden in de procedure veelal instanties (zoals RvdK, GI) tegenover zich, waarbij geen sprake is van gelijkwaardigheid. De Nederlandse wetgeving voorziet ouders niet van ambtshalve toevoeging van een advocaat, waarmee een gelijkwaardigere positie zou kunnen ontstaan in de procedure. Ouders kunnen (afhankelijk van hoogte inkomen) wel gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand, waarbij ze altijd een eigen bijdrage dienen te betalen. Forder is van mening dat ouders in jeugdbeschermingsprocedures recht hebben op toevoeging van een advocaat als het om moeilijke zaken gaat. Daarnaast geeft recente jurisprudentie van EHRM aanleiding voor de stelling dat een ouder die bij een jeugdbeschermingsmaatregel wordt betrokken het recht heeft te worden aangeraden juridische bijstand te nemen in de zaak. 

Rechtsbijstand volgens het EHRM in het licht van artikel 6 en 8 EVRM 

Uit artikel 6 EVRM heeft het EHRM een aantal algemene beginselen geformuleerd: iemand die betrokken is in een procedure waarin zijn/haar burgerlijke rechten worden bepaald, heeft niet automatisch het recht om te worden voorzien in rechtsbijstand of wettelijke vertegenwoordiging. Artikel 6 EVRM garandeert wel het recht op toegang tot een rechter. Dit recht kan worden geschonden indien iemand niet is voorzien van assistentie door een advocaat, terwijl deze assistentie onmisbaar is voor een effectieve toegang tot de rechter. Het recht op toegang tot een rechter is echter niet absoluut en kan aan beperkingen worden onderworpen. 

Naast het recht op toegang tot een rechter is een tweede aspect van artikel 6 EVRM van belang: het beginsel van procedurele eerlijkheid. Een procespartij moet in staat zijn daadwerkelijk deel te nemen aan de procedure, onder meer door zaken ter ondersteuning van zijn/haar beweringen naar voren te kunnen brengen. Net als bij andere aspecten van 6 EVRM, is de ernst van hetgeen op het spel staat voor de procespartij van belang voor het beoordelen van de adequaatheid en eerlijkheid van de procedures. 

Forder geeft o.b.v. uitspraak van EHRM aan dat uit artikel 6 EVRM voortvloeit dat ouders in jeugdbeschermingsprocedures recht hebben op toevoeging van een advocaat, mits het om moeilijke zaken gaat. Ze wijst erop dat de mate van emotionele betrokkenheid van ouders hierbij van belang is.  

Rechtsbijstand in het licht van artikel 8 EVRM nader bepaald 

Uit uitspraken van EHRM volgt dat kwetsbare ouders in jeugdbeschermingsprocedures op grond van artikel 8 EVRM recht hebben op verhoogde procesbescherming, waaraan uitvoering gegeven kan worden door ouders te voorzien in bijstand van een advocaat. EHRM: aanvullende maatregelen moeten worden genomen als ouders anders niet begrijpen wat er voor hen op het spel staat in de procedure en niet effectief aan de procedure kunnen deelnemen. Hierbij geldt de voorwaarde dat het moet gaan om een complexe procedure met (mogelijk) verstrekkende gevolgen.  

Rechtsbijstand in de Nederlandse jeugdbeschermingsprocedure 

In de Nederlandse wetgeving is niet voorzien in ambtshalve toevoeging van een advocaat aan ouders in de jeugdbeschermingsprocedure en er is ook niets geregeld over het informeren van ouders over de mogelijkheid van (gesubsidieerde) rechtsbijstand. Ouders zijn niet verplicht zich te laten bijstaan.

.....read more
Access: 
JoHo members
Zaak Moser/Oostenrijk - Universiteit Utrecht

Zaak Moser/Oostenrijk - Universiteit Utrecht

Moser/Oostenrijk 

Analyseer paragraaf 60 t/m 65 en noteer aan welke drie vereisten het EHRM toetst om te bepalen of de inbreuk op het familie- en gezinsleven gerechtvaardigd is; 

Een kinderbeschermingsmaatregel maakt over het algemeen inbreuk op het recht. Dit mag alleen als er voldaan is aan de voorwaarden in lid 2. Drie voorwaarden: 

  • Inmenging moet bij wet voorzien zijn 

  • Is er een voldoende duidelijke wettelijke regeling? Wet is duidelijk genoeg om aan dat punt te voldoen. 

  • Legitiem doel nastreven 

  • Het belang is vaak het beschermen van de gezondheid van minderjarigen. 

  • Het ingrijpen moet in een democratische samenleving noodzakelijk zijn 

  • Duidelijke noodzakelijkheidstoets en proportionaliteitstoetsing uitgevoerd door EHRM. 

 

Analyseer paragraaf 68 t/m 71 en noteer welk cruciaal element het EHRM hier bespreekt bij de beoordeling van de noodzaak van een uithuisplaatsing. 

De noodzaak van een uithuisplaatsing 

  • Staten zijn gehouden diepgaand onderzoek te doen naar mogelijke alternatieven om de uithuisplaatsing te voorkomen. 

  • Dat geldt in het bijzonder voor het geval er geen sprake is van gewelddadig of ander schadelijk gedrag van de ouder. 

  • Dan moet je dus echt kunnen aantonen dat alle andere mogelijke alternatieven diepgaand zijn onderzocht en niet voldoende zijn gebleken. Pas daarna kan uithuisplaatsing gerechtvaardigd zijn. 

  • In dat geval volstaat het niet om enkele, maar niet alle mogelijke alternatieven te onderzoeken. 

  • Contact tussen kind en ouder moet gefaciliteerd worden. 

  • Tijdens het besluitvormingsproces en daarna nog steeds. 

 

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Het afstammingsrecht van Schrama - 2015

Artikelsamenvatting bij Het afstammingsrecht van Schrama - 2015

Het afstammingsrecht 

Schrama 

10.1 Inleiding 

Afstammingsrecht: kern familierecht > regelt afstamming door geboorte tussen ouders en kinderen en daarmee de fundamentele vraag wie juridisch bezien familie van elkaar zijn (‘tot elkaar in een familierechtelijke betrekking staan’). Afstammingsrecht komt voor bij vader en moeder, of bij twee moeders. Vestigen van afstamming: 1) geboorte uit moeder; 2) geboorte tijdens huwelijk; 3) erkenning; 4) gerechtelijke vaststelling ouderschap; 5) adoptie. Afstammingsrecht regelt niet alleen ontstaan van afstamming tussen ouders en kind, maar ook het verbreken ervan.  

10.2 Kenmerken en beginselen 

Afstemmingsrecht is dwingend recht (kan niet van worden afgeweken). Belangen en beginselen: 

  • Het belang van een kind om twee ouders te hebben; 

  • Minimaal één (meestal juridische moeder) ouder en maximaal twee ouders. 

  • Het belang van de biologische afstamming en rechtszekerheid; 

  • Bij het verbreken van afstamming is het een belangrijk criterium of de ouder de biologische ouder van het kind is. 

  • Rechtszekerheid: de afstammingsband is een rechtsverhouding die niet te makkelijk verbroken kan worden. 

10.3 Belangrijke ontwikkelingen 

  • 1998: afstammingsrecht sterker aangesloten bij biologische afstamming; 

  • 1 april 2014: Wet Juridisch ouderschap voor de vrouwelijke partner van de moeder: afstamming voor de meemoeder geïntroduceerd en mogelijkheden voor de bekende donor die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, om vader te worden, vergroot. 

Moeilijkheid van het hedendaagse afstammingsrecht, twee kanten: 

  • Huwelijk is niet langer het enige aanknopingspunt, omdat er ook buiten het huwelijk sprake kan zijn van het samenvallen van grondslagen voor ouderschap. 

  • Door technische en maatschappelijke ontwikkelingen is het mogelijk geworden dat meer dan twee ouders betrokken zijn bij de beslissing een kind op de wereld te zetten.  

  • Bijv. Bij twee vrouwen: sociaal en intentioneel ouderschap bij meemoeder, biologisch ouderschap bij donor. 

10.4 De rechtsgevolgen van afstamming 

Afstammingsrecht leidt tot het ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen het kind, zijn ouders en diens bloedverwanten. Rechtsgevolgen van het zijn van ouder en kind staan binnen Boek 1 BW: gezag over minderjarige kinderen, recht op omgang, ouders en kinderen zijn verplicht elkaar te onderhouden, geslachtsnaam van kind. Buiten Boek 1 BW is het zijn van ouder en kind in het erfrecht, nationaliteitsrecht, erf- en schenkbelasting en socialezekerheidsrecht ook van groot belang. 

10.5 Verhouding tot andere rechtsgebieden (adoptie en gezag) 

Niet alleen door afstamming, maar ook door adoptie kan een familierechtelijke betrekking tussen kind en adoptieouders ontstaan.  

Het gezag is een rechtsfiguur die van afstamming te onderscheiden is: gezag heeft alleen betrekking op minderjarigen en houdt een plicht tot opvoeding en verzorging in. In de regel is het zo dat degene die de juridisch ouder van een kind is, ook het gezag heeft of kan krijgen. Andersom hoeft degene die gezag heeft (en sociale ouder) niet altijd de juridische ouder van het kind te zijn. Afstamming is dus een levenslange band met veel rechtsgevolgen, waarvan gezag er (in de meeste gevallen) een is. 

10.6 Internationaal recht 

Van belang zijn het EVRM en het Verdrag

.....read more
Access: 
JoHo members
Artikelsamenvatting bij Voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland van Van den Brink - 2019

Artikelsamenvatting bij Voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland van Van den Brink - 2019

Voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland 

Van den Brink 

Het onderzoek: achtergrond, doel en methoden 

Deze bijdrage geeft a.d.h.v. bevindingen uit een aangehaald proefschrift inzicht in een aantal fundamentele kwetsbaarheden in de rechtsbescherming van jeugdige verdachten bij de toepassing van voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland. Nederland ontvangt kritiek op de wijze waarop wordt omgegaan met voorlopige hechtenis van jeugdige verdachten. Rode draad: de voorlopige hechtenis van jeugdigen wordt niet terughoudend genoeg toegepast, zoals in IVRK en andere verdragen. Deze kritiek lijkt gebaseerd op het grote aantal voorlopig gehechten binnen de totale minderjarigenpopulatie in JJI’s. 

Om inzicht te krijgen in de praktijk is er in dit onderzoek gebruikgemaakt van kwalitatieve empirische onderzoeksmethoden: observaties bij voorgeleidingen en raadkamerzittingen van jeugdige verdachten, raadkameroverleg en semigestructureerde interviews met rechters, OvJ, advocaten, RvdK, JR en JJI’s > gedetailleerd beeld van hoe rechters beslissingen nemen over voorlopige hechtenis. 

Uiteindelijk is in het proefschrift geconcludeerd dat de Nederlandse wet en toepassingspraktijk van de voorlopige hechtenis van jeugdigen niet volledig in overeenstemming is met het internationale kader van kinder- en mensenrechten. 

Voorlopige hechtenis en internationale kinder- en mensenrechten 

Internationale kinder- en mensenrechten eisen dat de voorlopige hechtenis van jeugdigen op een rechtmatige en niet-willekeurige wijze wordt toegepast en enkel als een uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur > art. 37 IVRK, General Comment no. 10, Beijing Rules, Havana Rules.  

Voorlopige hechtenis kan alleen gerechtvaardigd worden o.b.v. beperkte en nauwgedefinieerde gronden die een duidelijke basis hebben in de nationale wet. Jurisprudentie EHRM: aanvaardbare gronden: het bestaan van een ernstig gevaar dat de jeugdige verdachte, als hij wordt vrijgelaten, vlucht, het onderzoek frustreert, recidiveert of maatschappelijke onrust veroorzaakt. Voorlopige hechtenis mag in elk geval niet worden gebruikt om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf, omdat dit strijdig is met de onschuldpresumptie en het recht op een eerlijk proces. Ook mag het niet gebruikt worden voor andere buitenwettelijke doeleinden, zoals crisisinterventie. 

Het VN Kinderrechtencomité dringt erop aan dat strikte termijnen worden toegepast bij voorlopige hechtenis van jeugdigen, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de rechtmatigheid van de voorlopige hechtenis periodiek wordt getoetst door een rechter. Jeugdige verdachten in voorlopige hechtenis moeten zo snel mogelijk in vrijheid worden gesteld, zo nodig onder voorwaarden. Als invrijheidsstelling niet mogelijk is, dan zo snel mogelijk een berechting. Het VN Kinderrechtencomité beveelt Staten aan ervoor te zorgen dat jeugdigen in voorlopige hechtenis binnen dertig dagen formeel worden aangeklaagd en voor de rechter worden gebracht en dat de zaak in elk geval binnen zes maanden met een beslissing in eerste aanleg is afgedaan. Daarnaast moeten staten zorgdragen voor een effectief pakket aan alternatieven voor voorlopige hechtenis: vormen van toezicht, intensieve zorg of plaatsing bij een gezin, in een educatieve instelling of thuis.  

Voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland 

Wettelijk kader 

De voorlopige hechtenis is het zwaarste dwangmiddel in het Nederlandse jeugdstrafrecht. Nodig om een berechting mogelijk te maken en/of de rust en veiligheid in de samenleving te waarborgen. Onschuldpresumptie: voorlopige hechtenis mag niet worden ingezet om vooruit te lopen op een mogelijke straf. Rechter-commissaris of raadkamer kan overgaan tot het bevelen van voorlopige hechtenis indien sprake van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Evenals bij volwassen

.....read more
Access: 
JoHo members
Artikelsamenvatting bij Parents Patriae en prudentie – Grondslagen van jeugdbescherming van Weijers - 2012

Artikelsamenvatting bij Parents Patriae en prudentie – Grondslagen van jeugdbescherming van Weijers - 2012

Parents Patriae en prudentie – Grondslagen van jeugdbescherming 

Ido Weijers 

20e eeuw: eeuw van het kind > leerplicht en aanvaarding van kinderwetten in 1901. Commentaar op de 21e eeuw: onvoldoende recht aan aparte status van jeugd (bijv. Afname en opslag van DNA > geen rekening gehouden met leeftijd van betrokkenen). Ander kritiekpunt: adolescentenstrafrecht: makkelijker het gewone strafrecht bij 16- en 17-jarigen (terwijl aantal jeugdige daders gewoon afneemt).   

Als we een totaalbeeld willen vormen van de jeugd, moeten we kijken naar de meer objectieve indicatoren (i.p.v. alleen naar de grote drama’s). Dan kunnen we constateren dat het in het algemeen in ons land juist heel goed gaat met de jeugd en met hun opvoeding. Daarnaast staat ons land op de eerste plek van de Unicef-studie naar Welzijn van het kind. En toch heeft men tegenwoordig de neiging om de jeugd keihard aan te pakken (nodig voor de toekomst?) > dit is een serieuze bedreiging voor de kinderbescherming. 

Uitgangspunt van kinderbescherming: het schadebeginsel 

Al generaties lang kennen wij grote collectieve en individuele verschillen van inzicht op het gebied van de opvoeding. Hoe met deze pluriformiteit en fundamenteel meningsverschil om te gaan? Er is gekozen voor een prudente overheid: een overheid die zich terughoudend opstelt waar het gaat om pedagogische waardeoordelen, maar die tegelijkertijd wel een heldere grondslag kent voor mogelijk ingrijpen in de opvoeding, namelijk waar het aantoonbaar ernstig mis dreigt te gaan. ‘Smalle’ liberale moraal: enerzijds een pacificerende taak richting grote verschillen in pedagogische opvattingen om van daaruit anderzijds met kracht en precisie te kunnen formuleren waar we het over eens zijn en wanneer de overheid dus moet bijsturen of ingrijpen op het uiterst gevoelige terrein van de opvoeding. 

Wat dient nu precies de rol van de staat te zijn gegeven deze pedagogische dissensus? 

  • Schadebeginsel: er dient en er kan slechts met dwang in de opvoedingssituatie worden ingegrepen als de gezondheid of de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd, of als er sprake is van concrete en aantoonbare schade en er serieus risico van herhaling bestaat. 

  • Dit is ook de klassieke betekenis van de overheid als parents patriae: niet als gids voor goed ouderschap, maar als achtervang in noodgeval. 

Prudentie afgezet tegen perfectionisme en preventionisme 

Perfectionisme 

  • Heeft de vraag een corrigerende taak wat betreft tekortschieten in de opvoeding (volgens kinderen)? Onze wetgeving is hier duidelijk over: als de ouders voldoen aan hun wettelijke verplichtingen tot verzorging en opvoeding heeft de overheid hier geen enkele rol, onverschillig in hoeverre de kinderen tevreden zijn over die opvoeding en verzorging. Als de overheid haar minimalistische criteria zou laten varen en zou kiezen voor inhoudelijke eisen betreffende de opvoeding, zou zij zich schuldig maken aan perfectionisme, dat wil zeggen dat zij het recht zou gebruiken om een specifieke opvatting van goede opvoeding aan de ouders op te leggen.  

  • Casus Laura Dekker: 2 kampen: betuttelende overheid of ‘gevaarlijke’ vader.  

  • Pedagogische nihilisten (anti-paternalisme) benaderen kinderen als zelf verantwoordelijke individuen, die al dan niet samen met hun ouders keuzes moeten maken en daartoe volledige vrijheid behoren te hebben en dus ook niet door tradities

.....read more
Access: 
JoHo members
Jeugdbescherming in de 21 eeuw – prudentie, professionaliteit en proportionaliteit - Universiteit Utrecht

Jeugdbescherming in de 21 eeuw – prudentie, professionaliteit en proportionaliteit - Universiteit Utrecht

Jeugdbescherming in de 21 eeuw – prudentie, professionaliteit en proportionaliteit 

Weijers 

In de loop van de 19e eeuw trokken veel mensen van stad naar platteland > kinderen leefden in armoede en onhygiënische buurten > angst voor het rondzwervende, ontsporende kind. Daarnaast bekommernis om uitbuiting en gebruik van kinderarbeid, gebrek aan scholing etc. Illustratief hierbij is het kinderwetje van Van Houten 1874: kinderarbeid onder de 12 jaar, ‘s nachts en zondag verbieden. En kinderwetje uit 1889: kinderarbeid tussen 12 en 16 jaar aan banden leggen + niet langer dan 11 uur per dag werken. Daarna het streven naar invoering van algemene leerplicht. Daarnaast nog twee andere factoren die een rol speelden bij het ontstaan van de kinderbescherming: 1) Ontstaan van een wereld van heropvoeding (hierbij werd er geijverd om een einde te maken aan de situatie dat ouders hun problematische kinderen, die in een instelling ter ‘heropvoeding’ waren opgenomen, daar zomaar weer uit konden terughalen als zij dat wensten).  2) Opkomst kindergeneeskunde (en later kinderpsychiatrie en testpsychologie): nieuwe focus op specifieke problemen van kinderen. 

Al deze ontwikkelingen werden voorlopig bekroond met de totstandkoming van de Leerplichtwet in 1900 en de Kinderwetten in 1901. De Leerplicht en Kinderwetten (aka ‘Beschavingsoffensief’) richtten zich op vergelijkbare doelgroepen: de ‘onaangepasten’ en hun kinderen, degenen die zich niet wisten aan te passen aan de normen van de nieuwe tijd, met name de nieuwe armen in de marges van de grote steden. Er bestond in de politiek consensus dat de overheid moest kunnen ingrijpen > parents patriae (noodouder als opvoeding ernstig tekortschoot). Aan het begin werden deze maatregelen erg ruig ingezet (nauwelijks nog te verwerken). De gemeenschappelijke kern van de Kinderwetten was dat de rechter moest kunnen ingrijpen als er een vermoeden was dat een kind in de goot dreigde te belanden, hetzij vanwege diefstal of ander asociaal gedrag van het kind, hetzij vanwege verwaarlozing, mishandeling of uitbuiting door de ouders, of als er aanwijzingen waren van alcoholisme van de vader of prostitutie door de moeder. 

Het kinderbeschermingswerk werd overwegend gestalte gegeven door dames en een klein aantal heren uit de gegoede burgerij. Zij waren geïnspireerd door verlichte ideeën over opvoeding van Rousseau en aanhangers. Zij moesten zich zien te redden zonder professionaliteit, opleiding, referentiekader en objectieve standaard. Er werd snel bij gezinnen ingegrepen. 

Hoe verhoudt de staat zich momenteel tot de sfeer van de opvoeding in het gezin? 

Een politicologisch perspectief 

De afgelopen eeuw zijn er enorme stappen gezet, zowel wat betreft de ontwikkeling van duidelijke criteria voor het advieswerk als wat betreft de zorgvuldigheid en transparantie van de procedures en de wijze waarop men zich voor de adviezen verantwoordt. Er wordt nu rekening gehouden met eisen van zorgvuldigheid waaraan moet zijn voldaan vooraleer van staatswege mag worden ingegrepen in de privésfeer. Punten tot nadere reflectie: 

  • De condities waaronder het werk van kinderbescherming moet worden gedaan 

  • Vorige eeuw: ontbreken van respect voor de privacy van ouders en kinderen. Is dat nu ook niet zo? Dit heeft te maken met de nieuwe rol die gemeenten sinds 1-1-2015 hebben gekregen op het hele terrein van de jeugdhulp. Deze transitie ging gepaard met een opvallende contradictie: enerzijds het ‘in kracht zetten van het

.....read more
Access: 
JoHo members
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1452
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer