Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - WorldSupporter Start
- 4538 reads
Het gaat in deze zaak om de uitleg van artikel 241c lid 2 Fw.
Art. 241c lid e FW stelt: een bodembeslag (van de ontvanger) dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak, die zich op de bodem van de schuldenaar bevindt en die niet aan hem toebehoort, kan niet wordt tegengeworpen aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een pandrecht van een ander rust, aan die ander.
De prejudiciële vraag die in cassatie moet worden beantwoord, luidt als volgt: “Dient artikel 241c lid 2 Fw zodanig ruim te worden uitgelegd dat een opeising van bezitloos verpande bodemzaken door de pandhouder bij exploot, tijdens een afkoelingsperiode in surseance van betaling, ertoe leidt dat het bodemvoorrecht van de fiscus niet aan de bezitloze pandhouder kan worden tegengeworpen, en zo ja, geldt die bescherming van de pandhouder alleen indien tijdens de afkoelingsperiode bodembeslag op die bodemzaken is gelegd of ook indien geen bodembeslag is gelegd maar het uitspreken van het faillissement verhindert dat de pandhouder het bezitloos pandrecht alsnog omzet in een vuistpand?”
Met andere woorden: geldt art. 241c lid 2 Fw mede ten behoeve van houder van stil pandrecht op aan een schuldenaar toebehorende zaak?
De Hoge Raad stelt: “Naar de bedoeling van de wetgever ziet art. 241c Fw uitsluitend op het geval van opeising van een aan een ander dan de belastingschuldige toebehorende zaak en dus niet mede op het geval dat de houder van een stil pandrecht op een aan de belastingschuldige toebehorende zaak, deze op de voet van art. 3:237 lid 3 BW opeist. Dat staat ook letterlijk in de tekst van deze bepaling: "Een beslag als bedoeld in art. 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990 dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die zich op de bodem van de gefailleerde (schuldenaar) bevindt en die niet aan hem toebehoort".”
Gelet op de bedoeling van de wetgever, het wezenlijke verschil met het geval van arrest Singulus/Memox en het gegeven dat de in art. 241c lid 2 Fw aan derde-rechthebbenden geboden bescherming door het nieuwe art. 22bis Iw aanzienlijk is ingeperkt, stelt de Hoge Raad in deze prejudiciële vraag dat de in art. 241c lid 2 Fw neergelegde regel niet geldt ten behoeve van de houder van een stil pandrecht op een zaak van de belastingschuldige.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution