TentamenTests van Critical Thinking - Moore & Parker - 12e druk

Voorbeeld tentamenvragen bij Critical Thinking van Moore & Parker


Wat is kritisch denken? - Tentamen 1

Vragen

Vraag 1

Wanneer doen we aan kritisch denken?

Vraag 2

Wat zijn de drie kernelementen van kritisch denken?

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met ‘cognitieve bias’?

Vraag 4

Wat zijn heuristieken?

Vraag 5

Wanneer zeggen we dat een claim ‘waar’ is?

Antwoordindicatie

Vraag 1

We doen aan kritisch denken wanneer we onze gebruik maken van onze redeneringen om op conclusies te komen.

Vraag 2

De drie kernelementen van kritisch denken zijn (1) beweringen, (2) kwesties, en (3) argumenten.

Vraag 3

‘Cognitieve bias’ is een overtuiging die wordt beïnvloed door onbewuste kenmerken van de menselijke psychologie.

Vraag 4

Heuristieken zijn algemene regels die we onbewust gebruiken bij het schatten van waarschijnlijkheden.

Vraag 5

Een claim is ‘waar’ wanneer deze vrij is van error.

Welke twee manieren van redeneren zijn er? - Tentamen 2

 

Vragen

Vraag 1

Wat is een deductief argument? Wat is precies de relatie tussen de conclusie en premissen? Wanneer kan de conclusie onjuist zijn?

Vraag 2

Wat is het verschil tussen een deductief en een inductief argument?

Vraag 3

Beschouw de volgende redenering: 'Tot nu toe heeft inductie altijd goed gewerkt, dus is het een methode die altijd goed zal werken'.

Wat voor soort redenering is dit? Is het een overtuigende redenering?

Vraag 4

Wat is het probleem met inductie? Wat zou het kunnen betekenen voor de rechtvaardiging van wetenschappelijke kennis?

Vraag 5

Uit welke twee delen is een argument standaard opgebouwd?

Vraag 6

Wat is het verschil tussen een deductief argument en een inductief argument?

Vraag 7

Wanneer is een argument valide?

Vraag 8

Welke drie niveaus van overtuigingen bestaan?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Een deductief argument bestaat uit premissen. Premissen zijn voor waar aangenomen uitspraken, uitgangspunten, en een conclusie die daar logisch uit volgt. Als de premissen juist zijn, is de conclusie dat ook, wanneer je het met de premissen eens bent, ben je dat ook met de conclusie.

Bijvoorbeeld: Uit P1= paarden zijn groter dan mensen en P2= mensen zijn groter dan mieren, volgt dat C= paarden zijn groter dan mieren.

De conclusie van een deductief argument kan in twee gevallen onjuist zijn. Als een of meerdere van de premissen onjuist is (mieren zijn groter dan paarden) en als het argument ongeldig is, dat wil zeggen op de verkeerde manier is opgebouwd (uit P1=paarden zijn groter dan mensen en P2= mieren zijn kleiner dan paarden, kan je niet concluderen dan mensen groter zijn dan mieren (en ook niet dat mieren groter zijn dan mensen!)).

Vraag 2

De conclusie uit een deductief argument is altijd waar als de premissen en de argumentatiestructuur kloppen. Dit geeft zekerheid. Echter is dit een beperkte vorm van zekerheid; want waar zijn wij helemaal zeker van? Waar halen we de zekere premissen vandaan? En hoe komen we al deductief redenerend ooit tot nieuwe kennis? Dat de conclusie zeker is komt omdat deze al vervat was in de premissen. Deductie levert dus strikt genomen geen nieuwe kennis op.

Met inductief redeneren is nieuwe kennis wel mogelijk. Inductieve argumenten zijn 'non-conclusive', of 'non-demonstrative' dat wil zeggen dat de conclusie niet logisch volgt uit de premissen maar er alleen door ondersteund wordt. Een conclusie uit een inductief argument is dus nooit zeker. Dit is een nadeel, maar maakt tegelijkertijd nieuwe kennis mogelijk. Uit het feit dat alle raven die je tot nu toe gezien hebt zwart waren kun je concluderen dat raven waarschijnlijk zwart zijn.

Vraag 3

Dit is een inductieve redenering omdat er een conclusie (het zal altijd werken), wordt getrokken uit een aantal observaties (tot nu toe heeft het elke keer gewerkt). Dit is niet erg overtuigend, omdat inductie maar één keer niet hoeft te werken en de hele conclusie kan van tafel worden geveegd.

Vraag 4

Bij inductie wordt op grond van een aantal waarnemingen van een verschijnsel aangenomen dat het verschijnsel zich altijd op deze manier zal voordoen. Daarnaast geeft inductie een ‘meest waarschijnlijke verklaring’, op grond van gegeven feiten.

Neem bijvoorbeeld het volgende; ‘Je partner is vanmorgen naar de supermarkt gegaan en heeft lasagne bladen gekocht. Daarnaast heeft ze gisten van je oma verse tomaten gekregen en je ruikt de gesmolten kaas door het huis heen. De inductieve redenering is dat je vanavond lasagne eten. Als je aan tafel schuift blijkt echter dat je vanavond soep eet. Je partner heeft voor morgen lasagne staan maken omdat er morgen weinig tijd is om te koken. Je inductie was dus fout.

Ditzelfde probleem doet zijn voor in de wetenschap. Omdat het grootste deel van wat we weten is opgebouwd uit inductie is een grote kans aanwezig dat er foute aannames zijn gedaan. Dit wordt ook regelmatig bewezen.

Vraag 5

Een argument is altijd opgebouwd uit (1) één of meerdere premisse(n), en (2) een conclusie.

Vraag 6

Het verschil tussen een deductief argument en een inductief argument is dat een deductief argument wordt gebruikt om een claim te bewijzen, terwijl een inductief argument wordt gebruikt om een claim te ondersteunen.

Vraag 7

Een argument is valide wanneer het onmogelijk is dat tegelijkertijd de premissen waar zijn en de conclusie onwaar.

Vraag 8

De drie niveaus van overtuigingen zijn: (1) ethos, (2) logos, en (3) pathos

Hoe schrijf je een goede tekst? - Tentamen 3

 

Vragen

Vraag 1

Wanneer wordt een term ‘vaag’ genoemd?

Vraag 2a

Wanneer is sprake van ‘ambiguïteit’?

Vraag 2b

Welke drie soorten ambiguïteiten worden onderscheiden?

Vraag 3a

Noem drie doelen van definities.

Vraag 3b

Welke soorten definities bestaan er?

Vraag 4

Uit welke componenten bestaat een essay?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Een term wordt vaag genoemd, wanneer het niet duidelijk is wat de grenzen van het begrip zijn.

Vraag 2a

Van ambiguïteit is sprake wanneer een woord of zin meer dan één betekenis heeft en dus op verschillende manieren begrepen kan worden.

Vraag 2b

Drie soorten ambiguïteit zijn: (1) semantische-, (2) groep gerelateerde-, en (3) syntactische ambiguïteit.

Vraag 3a

Voorbeelden van goede antwoorden zijn drie van de volgende vier: (1) door definities kunnen we weten wat woorden betekenen, (2) aan de hand van definities kunnen we in sommige contexten een speciale betekenis geven aan een woord, (3) we gebruiken definities om vaagheid, ambiguïteit en veralgemenisering te vermijden, en (4) definities kunnen worden gebruikt om mensen te overtuigen.

Vraag 3b

Er zijn drie soorten definities: (1) definities aan de hand van voorbeelden, (2) definities aan de hand van synoniemen, en (3) analytische definities.

Vraag 4

Een essay bestaat uit vier componenten: (1) een verduidelijking van het onderwerp, (2) een uitleg van iemands eigen mening over dat onderwerp, (3) argumenten die de eigen mening ondersteunen, en (4) het ontkrachten van de argumenten van mensen die een andere mening over het onderwerp hebben.

Wanneer is iets geloofwaardig? - Tentamen 4

 

Vragen

Vraag 1

In welke drie gevallen schieten beweringen tekort in geloofwaardigheid?

Vraag 2

Welke factor bepaalt of de bron wel genoeg kennis heeft over het onderwerp?

Vraag 3

Wat is een van de redenen dat de kwaliteit van het nieuws is afgenomen?

Vraag 4

Welke drie dingen zijn belangrijk om te weten aangaande de geloofwaardigheid van de media?

Vraag 5

Welke drie categorieën bestaan van reclamespotjes die geen redenen gebruiken om ons een bepaald product te laten kopen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Beweringen schieten tekort in geloofwaardigheid wanneer zij (1) onze observaties tegenspreken, (2) niet overeenkomen met onze ervaringen of onze achtergrondkennis, of (3) afkomstig zijn van niet-betrouwbare bronnen.

Vraag 2

Of een bron genoeg kennis heeft over een onderwerp, hangt af van iemands expertise en ervaring.

Vraag 3

Een van de redenen waarom de kwaliteit van het nieuws is afgenomen is dat televisiezenders in Amerika tegenwoordig in handen zijn van een klein aantal coöperatie.

Vraag 4

Het is belangrijk om de volgende drie dingen in de gaten te houden aangaande de geloofwaardigheid van de media: (1) mensen in de media maken, net zoals wij, ook fouten; (2) de media kunnen druk ervaren van de overheid en zijn gevoelig voor manipulatie; en (3) de meeste media willen winst maken.

Vraag 5

Reclamespotjes waarin geen redenen worden gegeven om ons een product te laten kopen bestaan uit drie categorieën: (1) spotjes die gevoelens in ons losmaken, (2) spotjes die laten zien dat mensen waar wij bewondering voor hebben het product gebruiken, en (3) spotjes die een product laten zien in een situatie waar we graag zelf in zouden willen verkeren.

Hoe werkt overtuiging? - Tentamen 5

 

Vragen

Vraag 1

Wat is retoriek?

Vraag 2

In welke groepen zijn retorische methoden onder te verdelen?

Vraag 3

Wat is het verschil tussen een eufemisme en een dysfemisme?

Vraag 4a

Wat zijn demagogues?

Vraag 4b

Noem vier technieken die demagogues gebruiken.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Retoriek gaat over het onderzoek naar overtuigend schrijven.

Vraag 2

Retorische methoden zijn onder te verdelen in vier groepen. De eerste groep bestaat gebruikelijk uit enkele woorden of korte frases die positief of negatief zijn; slanters genoemd. De tweede groep methoden zijn afhankelijk van ongewettigde assumpties. De derde groep bestaan uit methoden die te maken hebben met humor. Groep 4 bestaat uit methoden die gebruik maken van definities, verklaringen en analogieën.

Vraag 3

Een eufemisme wordt gebruikt om iets als positief of neutraal uit te drukken in plaats van negatief. Een dysfemisme is het tegenovergestelde van een eufemisme en wordt dus gebruikt om een negatief gevoel bij iemand op te roepen.

Vraag 4a

Demagogues’ gebruiken een extreme vorm van retorica om foutieve ideeën te verspreiden en om macht te krijgen over mensen.

Vraag 4b

Vier technieken die demagogues gebruiken zijn otherizing, demonizing, het versterken van xenofobie en fear and hate mongering.

Hoe werkt relevantie? - Tentamen 6

 

Vragen

Vraag 1a

Wat is een denkfout?

Vraag 1b

Wat is een relevantie denkfout?

Vraag 1c

Wat is een andere naam voor een relevantie denkfout?

Vraag 2

Wat is de meest voorkomende relevantie denkfout?

Vraag 3

Wat is een strawman?

Vraag 4

Welke denkfout past niet bij de besproken categorieën van relevantie denkfouten?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Een denkfout is een redeneerfout; een argument dat niet de inhoud ervan ondersteunt.

Vraag 1b

Bij een relevantie denkfout is de premise niet relevant voor de issue in de vraag.

Vraag 1c

Een andere naam voor een relevantie denkfout is een ‘rode haring’.

Vraag 2

De ‘argumentum ad hominem’ is de meest voorkomende relevantie denkfout.

Vraag 3

De ‘strawman’ is een denkfout waarbij iemand de visie van de tegenpartij verkeerd interpreteert of overdrijft.

Vraag 4

De ‘irrelevante conclusie’.

Wat zijn inductieve denkfouten? - Tentamen 7

 

Vragen

Vraag 1

Wat is de overeenkomst en het verschil tussen generalisaties en analogieën?

Vraag 2

Wat zijn inductieve denkfouten?

Vraag 3

Welke twee denkfouten komen vaak voor bij inductieve generalisaties?

Vraag 4

Wat houdt de denkfout ‘zwakke analogie’ in?

Vraag 5

Noem twee bekende denkfouten waarbij een foutieve oorzaak-gevolg-relatie wordt getrokken.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Bij beide vormen kunnen we een conclusie trekken over een bepaalde groep.

Echter, bij een analogie gebeurt dit doormiddel van vergelijking van de groep met een andere groep. Bijvoorbeeld: als groep A en groep B in dit stadium op elkaar lijken, dan zullen groep A en groep B in het volgende stadium ook op elkaar lijken

Bij generalisatie trek je een conclusie over een groep door middel van het kijken naar een sample. Als een sample uit die groep in grote mate deze trekken vertoont zal de groep hoogstwaarschijnlijk ook wel deze trekken vertonen.

Vraag 2

Inductieve denkfouten zijn bedoeld om de waarschijnlijkheid van hun conclusies te ondersteunen, maar zijn in werkelijkheid te zwak om dit te kunnen doen.

Vraag 3

Twee denkfouten die vaak voorkomen bij inductieve generalisaties zijn: (1) te snel generaliseren (‘hasty generalizing’) en (2) foutief generaliseren (‘biased generalizing’)

Vraag 4

De denkfout ‘zwakke analogie’ (ook wel valse analogie genoemd) is een zwak argument dat is gebaseerd op onbelangrijke overeenkomsten tussen twee of meer dingen.

Vraag 5

Twee bekende denkfouten zijn ‘post hoc, ergo propter hoc’ en ‘cum hoc, ergo propter hoc’.

Welke formele denkfouten zijn er? - Tentamen 8

 

Vragen

Vraag 1

Noem drie formele denkfouten.

Vraag 2

Wat hebben de denkfouten ‘equivocation’ en ‘ambipholy’ gemeen?

Vraag 3

Wat is het verschil tussen de denkfouten ‘compositie’ en ‘ontkenning’?

Vraag 4

Wat houdt de ‘gokker denkfout’ in?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Drie formele denkfouten zijn ‘bevestiging van de consequent’, ‘ontkenning van de antecedent’ en ‘de onverdeelde middelste’.

Vraag 2

Bij deze twee denkfouten wordt een fout gemaakt aangaande de semantische ambiguïteit.

Vraag 3

De denkfout compositie komt voor wanneer een kenmerk van delen van iets op een foutieve manier worden toegewezen aan het geheel. Het tegenovergestelde hiervan is de denkfout verdeling: aannemen dat iets wat waar is voor het geheel ook waar is voor delen van het geheel.

Vraag 4

Hierbij is iemand ervan overtuigd dat de eerdere prestatie van onafhankelijke gebeurtenissen een effect zullen hebben op een volgende onafhankelijke gebeurtenis.

Welke deductieve argumenten zijn er? - Tentamen 9

 

Vragen

Vraag 1

Wat zijn categoriale beweringen? Welke vier hoofdtypen kun je onderscheiden? Geef van elk een voorbeeld.

Vraag 2

Wat is een syllogisme? Wat zijn de belangrijkste begrippen die hierbij voorkomen. Waarom zijn ze belangrijk voor de wetenschap.

Vraag 3

Welke vier claims bestaan er?

Vraag 4

Door middel van welk model kunnen deze claims worden beschreven?

Vraag 5

Wat houdt het ‘vierkant van oppositie’ in?

Vraag 6

Noem drie categorische technieken die kunnen worden gebruikt om een claim om te vormen.

Vraag 7

Wat zijn categorische syllogismen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Categoriale beweringen zijn beweringen die iets zeggen over de groep (categorie) van bepaalde zaken.

Categoriale beweringen zijn statements over een bepaalde categorie. De vier hoofdtypen zijn Algemene Wetten Bevestigend (A), Algemene Wetten Ontkennend (E), Observaties Bevestigend (I) en Observaties Ontkennend (O).

Voorbeelden:

A: Alle metalen zijn geleiders. E: Geen plastics zijn geleiders. I: Sommige metalen zijn geleiders. O: Sommige metalen zijn geen geleiders.

Vraag 2

Een syllogisme is een deductief argument dat afgeleid wordt uit twee premissen.

De belangrijkste termen zijn:

  • Major term: de term die dient als de predicatie term voor de conclusie van het syllogisme, deze wordt aangeduid met de letter P.
  • Minor term: de term die dient als subject term van de conclusie van het syllogisme, wordt aangeduid met de letter S.
  • De middelterm: de term die voorkomt in beide premissen maar niet in de conclusie, wordt aangeduid met de letter M.

Syllogismen zijn belangrijk voor de wetenschap omdat je met syllogismen uit twee argumenten die waar zijn een conclusie kan trekken die waar is. Zo kun je dus checken of een argument valide is.

Een voorbeeld:

Alle Nederlanders zijn consumenten

Sommige consumenten zijn geen VVD'ers

Sommige Nederlanders zijn geen VVD'ers (conclusie)

  • Geen VVD'ers = P
  • Nederlanders = S
  • Consumenten = M

Vraag 3

Er bestaan vier soorten claims: A- (‘alle…zijn…’),, I- (‘sommige…zijn…’), E- (‘geen…zijn…’), en O- (‘sommige…zijn niet…’) claims.

Vraag 4

Deze claims kunnen worden beschreven door middel van Venndiagrammen.

Vraag 5

Het vierkant van oppositie laat de relaties zien tussen verschillende soorten claims.

Vraag 6

Drie categorische technieken gebruikt kunnen worden om claims om te vormen zijn: conversie, obversie en contrapositie.

Vraag 7

Categorische syllogismen zijn gestandaardiseerde deductieve argumenten.

Welke overige deductieve argumenten zijn er? - Tentamen 10

 

Vragen

Vraag 1

Wat is een propositie? Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde propositie? Wat is de rol van voegwoorden hierbij?

Vraag 2

De twee deductieregels die met de conditionele propositie “Als … dan…” samenhangen zijn de Modus Ponens (MP) en Modus Tollens (MT). Geef de waarheidstabel voor “Als .. dan...”. Laat zien wat de redeneerschema’s voor MP en MT zijn. Laat met de waarheidstabel voor “Als .. dan...” zien waarom MP en MT geldige redeneerschema’s zijn. Geef ook 2 voorbeelden van ongeldige redeneringen.

Vraag 3

Wat zijn voegwoorden in de propositie logica? Welke voegwoorden zijn er? Geef de waarheidstabel van twee voegwoorden.

Vraag 4

Wat is een drogreden? Waarom wordt verificatie ook wel ‘drogreden van de consequens’ genoemd? Leg dit uit aan de hand van het redeneerschema (syllogisme) van verificatie en de bijbehorende waarheidstabel.

Vraag 5

Welke vier soorten waarheidstabellen bestaan er?

Vraag 6

Wat houdt een ‘truth-functional analysis’ in?

Vraag 7

Door middel van welk hulpmiddel kunnen we onderzoeken of een argument valide is?

Vraag 8

Wat houdt deductie in?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Een propositie is een stelling die waar of onwaar kan zijn, het kan niet verder vereenvoudigd worden (Paul is thuis -> waar of niet waar). Een enkelvoudige propositie is een enkele stelling. Een samengestelde propositie, bestaat uit 2 proposities die op verschillende manieren met elkaar verbonden kunnen worden doormiddel van voegwoorden (bijv A en B).

Vraag 2

Waarheidstabellen helpen je onderzoeken of een formule geldig of vervulbaar is. Ze kunnen ook worden gebruikt om uit te vinden of een gevolgtrekking geldig is en of twee formules logisch equivalent zijn. In waarheidstabellen kan de waarheid of onwaarheid van een propositie op verschillende manieren worden aangeduid. Men kan simpelweg "waar" of "onwaar" te schrijven, maar meestal schrijft men een T (voor true, waar) en F (voor false, onwaar). Men gebruikt ook wel de 1 voor waar en 0 voor onwaar.

P

Q

P → Q

1

1

1

1

0

0

0

1

1

0

0

1

De waarheidstabel voor ‘als .. dan’, is als volgt:

N.B. ‘Als A, dan B’ is altijd 1, behalve als A = 1 en B = 0.

A is hierbij de antecedens en B de consequens. Dus ‘als A dan B’ is alleen onwaar wanneer de antecedens waar is en de consequens onwaar. Als zowel A als B onwaar is, is de bewering nog steeds correct. Bijvoorbeeld: Als Jan harder dan 50 rijdt (A), dan krijgt Jan een boete (B). Als A en B allebei onwaar zijn, dus Jan rijdt niet harder dan 50 en Jan krijgt geen boete, klopt de bewering nog steeds.

Modus ponens

Stel: ‘als P dan Q’ = 1 en P = 1 dan moet Q altijd 1 zijn. Dit heet de modus ponens, ook wel stellende wijs of afkappingsregel.

Modus tollens

Stel: ‘als P dan Q’ = 1 en Q = 0, dan moet P ook 0 zijn. Dit wordt ook wel de opheffende wijs genoemd. De modus tollens wordt gebruikt bij falsificatie.

Voorbeelden van redeneringen:

Geldig: Modus Ponens

  • [1] Als A, dan B [1]
  • Als je konijn wolfskers eet, wordt hij ziek.
  • [2] A [2] Je konijn eet wolfskers .
  • [3] Dus: B [3] Dus: hij wordt ziek.

Geldig: Modus Tollens

  • [1] Als A, dan B [1]
  • Als je konijn wolfskers eet, wordt hij ziek
  • [2] Niet B [2] Je konijn is niet ziek
  • [3] Dus: Niet A [3] Hij heeft dus geen wolfskers gegeten.

Ongeldig: Bevestiging consequens

  • [1] Als A, dan B [1]
  • Als je konijn wolfskers eet, wordt hij ziek.
  • [2] B [2] Je konijn is ziek.
  • [3] Dus: A [3] Dus: hij heeft wolfskers gegeten.

Ongeldig: Ontkenning van het antecedent

  • [1] Als A, dan B [1]
  • Als je konijn wolfskers eet, wordt hij ziek.
  • [2] Niet A [2] Je konijn eet geen wolfkers
  • [3] Dus: Niet B [3] Dus: hij wordt niet ziek.

Bij de twee ongeldige varianten wordt A (het 'als'-gedeelte) gezien als een noodzakelijke voorwaarde, terwijl het hier een voldoende voorwaarde betreft. Kijk bijvoorbeeld naar de ongeldige bevestiging van de consequens: er kunnen allerlei andere redenen zijn waarom je konijn ziek is, hij hoeft niet per se wolfskers te hebben gegeten.

Vraag 3

De proposities in een samengestelde propositie worden met elkaar verbonden door voegwoorden. Deze voegwoorden zijn en, of en als .. dan. Ook de negatie (´niet´) wordt onder de voegwoorden gerekend.

Elk voegwoord of negatie heeft een waarheidstabel, die laat zien hoe de waarheid van een samengestelde propositie afgeleid kan worden uit de deel-proposities. De waarheidstabel laat zien wat het voegwoord doet als de twee proposities worden samengesteld. Hierbij is ‘waar’=1 en ‘niet waar’=0. Bijvoorbeeld: Als ‘A’ waar (1) is en ‘B’ ook (1), is ‘A en B’ waar (1). Als ‘A’ waar (1) is en ‘B’ niet (0), is ‘A en B’ niet waar (0).

Waarheidstabellen

Waarheidstabel van het voegwoord EN

P

Q

P ∧ Q

1

1

1

1

0

0

0

1

0

0

0

0

Waarheidstabel van het voegwoord OF

P

Q

P ∨ Q

1

1

1

1

0

1

0

1

1

0

0

0

Waarheidstabel van het voegwoord NIET

P

¬P

1

0

0

1

Vraag 4

Een drogreden is een stelling die niet geverifieerd kan worden op basis van een argument, omdat dit argument ontbreekt, of omdat het argument niet van toepassing is op de stelling.

Stel: ‘Als P dan Q’ = 1 en Q = 1 dan kan P zowel 1 als 0 zijn. Dit kun je zien in de eerste en een na laatste regel van de waarheidstabel. Verificatie geeft dus geen zekerheid en wordt ook wel de drogreden van de consequens (fallacy of the consequent) genoemd. Verificatie wordt gebruikt bij het testen en accepteren van hypothesen, maar geeft volgens de propositie logica dus geen zekerheid. De hypothese klopt ten aanzien van de observatie, maar kan ook door iets heel anders veroorzaakt worden. 


Vraag 5

Conjunctie, negation, conditional en disjunctie.

Vraag 6

Een dergelijke analyse geeft de waarheidswaarden van een algemene claim weer, gebaseerd op de waarheidswaarden van kleinere delen van de claim.

Vraag 7

We kunnen bepalen of een argument valide is aan de hand van een waarheidstabel.

Vraag 8

Deductie is een handig middel om vooral te bewijzen dat een argument valide is in plaats van dat een argument niet valide is.

Wat houdt inductief redeneren in? - Tentamen 11

 

Vragen

Vraag 1

Wat zijn physical causal explanations? Wat zijn behavioral causal explanations? Deze vraag is gebaseerd op de 10e druk van het boek

Vraag 2

Wat wordt bedoeld met de Best Diagnosis Method? Waarvoor wordt deze methode gebruikt? Wat is de rol van background knowledge daarbij? Deze vraag is gebaseerd op de 10e druk van het boek

Vraag 3a

Wat is een argument gebaseerd op analogie?

Vraag 3b

Uit welke delen bestaat een dergelijk argument?

Vraag 4

Wanneer is sprake van generalisatie?

Vraag 5

Welke drie principes gelden bij een causale statement?

Vraag 6

Welke methoden bestaan er die kunnen worden uitgevoerd om een causale statement te bevestigen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Verklaringen en argumenten zijn verschillende dingen, maar ze kunnen wel wat met elkaar gemeen hebben. Verklaringen kunnen namelijk als argument gebruikt worden, namelijk als premisse en als conclusie. Er bestaan veel soorten verklaringen. Twee daarvan zijn: (1) fysieke causale verklaringen en (2) gedragsmatige causale verklaringen.

    1. Fysieke causale verklaringen

Bij een fysieke causale verklaring wordt een causale verklaring gevraagd voor een gebeurtenis in termen van de fysieke achtergrond. De fysieke achtergrond gaat over de algemene condities waarin een gebeurtenis is voorgekomen. Voorbeelden van deze algemene condities zijn temperatuur of vochtigheid. Vaak worden deze condities niet specifiek belicht, omdat we ze al kennen. Wanneer de condities niet verwacht worden, is het vaak wel nodig om ze specifiek te belichten. Ook gaat het bij de fysieke achtergrond van een gebeurtenis over de directe oorzaak van een gebeurtenis. In werkelijkheid is het echter zo dat meerdere oorzaken bijdragen aan een gebeurtenis. Onze interesses en kennis bepalen welke link in een causale ketting we identificeren als de oorzaak van de gebeurtenis. Voorbeelden van vragen waarbij het gaat over fysieke causale verklaringen zijn: ‘Hoe komt het dat mijn band leeg is?’, ‘Hoe komt het dat ik een hoge bloeddruk heb?’, ‘Waarom zijn sommige diersoorten uitgestorven?’ en ‘Hoe ontstaat de opwarming van de aarde?’

    1. Gedragsmatige causale verklaringen

Wanneer we ons afvragen wat de oorzaak van een gedraging is, dan wordt een gedragsmatige causale verklaring gezocht. Dit gebeurt in termen van redenen en motieven. Net zoals bij fysieke causale verklaringen, bevatten gedragsmatige causale verklaringen vaak ook relevante achtergrondinformatie en een poging om de oorzaak van het gedrag vast te stellen. De causale achtergrond gaat vaak over politieke, sociale, economische en psychologische factoren. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen een reden om iets te doen en een specifieke reden van een persoon om iets te doen. Er kan een specifieke reden zijn waarom iemand een dakloze helpt, maar dezelfde reden hoeft niet ten grondslag te liggen aan het hulpgedrag van andere mensen. Bij een ‘reden’ om iets te doen geven we een argument waarom iemand iets doet en bij een ‘specifieke reden van een persoon’ om iets te doen verklaren we waarom iemand iets doet. Voorbeelden waarbij het gaat om gedragsmatige causale verklaringen zijn: ‘Waarom heeft het bestuur het contract niet goedgekeurd?’, ‘Waarom was Piet tegen het idee?’, ‘Waarom vechten mensen?’ en ‘Waarom worden butlers meer betaald wanneer ze een Engels accent hebben?’

Vraag 2

De ‘Beste Diagnose Methode’ is iets anders dan de Methode van Verschil of de Methode van Overeenstemming. Het gaat over de beste verklaring van verschillende symptomen bij het vaststellen van een ziekte. Deze methode kan echter ook gebruikt worden in andere, niet-medische situaties. Wanneer een moord gepleegd wordt, dan kunnen de aanwijzingen als ‘symptomen’ dienen, terwijl de moord de ‘ziekte’ genoemd kan worden. De best mogelijke verklaring van de moord, wordt in dit geval de ‘Beste Diagnose Methode’ genoemd.

Vraag 3a

Een argument gebaseerd op analogie is een argument dat iets een bepaalde eigenschap heeft, omdat een gelijk ding dezelfde eigenschap heeft.

Vraag 3b

Een dergelijk argument bestaat uit twee analogen: een premisse-analoog en een conclusie-analoog.

Vraag 4

Je generaliseert van een steekproef wanneer je een bepaalde eigenschap toeschrijft aan leden van een bepaalde populatie, omdat dit bij een kleine groep is bewezen.

Vraag 5

Hierbij gelden drie principes: het ‘paired unusual events principle’, het ‘common variable principle’ en het covariaat principe.

Vraag 6

Deze methoden zijn (1) een gerandomiseerd experiment, (2) prospectieve observationele studie, en (3) retrospectieve observationele studie.

Hoe wordt er moreel, wettelijk en esthetisch geredeneerd? - Tentamen 12

 

Vragen

Vraag 1

Wat is het verschil tussen een waardeoordeel en moreel redeneren?

Vraag 2

Noem twee principes van moraal redeneren.

Vraag 3a

Wat houdt consequentialisme in?

Vraag 3b

Noem drie voorbeelden van consequentialisme.

Vraag 4

Wat houdt de plichttheorie in?

Vraag 5

Welke vorm van ethiek richt zich niet op wat gedaan moet worden, maar op hoe iemand moet zijn.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Een waardeoordeel is een bewering die waarden uitdrukt, terwijl moraal redeneren gaat over beoordelingen die berusten op morele waarden (bijvoorbeeld in termen van goed of slecht).

Vraag 2

Twee principes van moraal redeneren zijn het consistentieprincipe en morele principes.

Vraag 3a

Consequentialisme heeft als uitgangspunt dat de gevolgen van een beslissing of handeling de morele waarde bepalen.

Vraag 3b

Drie voorbeelden zijn het utilitarisme, egoïsme en altruïsme.

Vraag 4

Bij de plichttheorie wordt er waarde gehecht aan de morele plichten. We zouden dingen wel of niet moeten doen niet om iets te bereiken, maar simpelweg omdat het goed of fout is.

Vraag 5

Deugdethiek.

 

Access: 
Public
This content is related to:
Boeksamenvatting bij Critical Thinking - Moore & Parker - 12e druk
Samenvatting Critical Thinking For Psychology: A Student Guide (Forshaw)
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefenmateriaal Psychologie en Wetenschap - UL - Psychologie, jaar 1

TentamenTests van Critical Thinking - Moore & Parker - 12e druk

TentamenTests van Critical Thinking - Moore & Parker - 12e druk

Voorbeeld tentamenvragen bij Critical Thinking van Moore & Parker


Wat is kritisch denken? - Tentamen 1

Vragen

Vraag 1

Wanneer doen we aan kritisch denken?

Vraag 2

Wat zijn de drie kernelementen van kritisch denken?

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met ‘cognitieve bias’?

Vraag 4

Wat zijn heuristieken?

Vraag 5

Wanneer zeggen we dat een claim ‘waar’ is?

Antwoordindicatie

Vraag 1

We doen aan kritisch denken wanneer we onze gebruik maken van onze redeneringen om op conclusies te komen.

Vraag 2

De drie kernelementen van kritisch denken zijn (1) beweringen, (2) kwesties, en (3) argumenten.

Vraag 3

‘Cognitieve bias’ is een overtuiging die wordt beïnvloed door onbewuste kenmerken van de menselijke psychologie.

Vraag 4

Heuristieken zijn algemene regels die we onbewust gebruiken bij het schatten van waarschijnlijkheden.

Vraag 5

Een claim is ‘waar’ wanneer deze vrij is van error.

Welke twee manieren van redeneren zijn er? - Tentamen 2

 

Vragen

Vraag 1

Wat is een deductief argument? Wat is precies de relatie tussen de conclusie en premissen? Wanneer kan de conclusie onjuist zijn?

Vraag 2

Wat is het verschil tussen een deductief en een inductief argument?

Vraag 3

Beschouw de volgende redenering: 'Tot nu toe heeft inductie altijd goed gewerkt, dus is het een methode die altijd goed zal werken'.

Wat voor soort redenering is dit? Is het een overtuigende redenering?

Vraag 4

Wat is het probleem met inductie? Wat zou het kunnen betekenen voor de rechtvaardiging van wetenschappelijke kennis?

Vraag 5

Uit welke twee delen is een argument standaard opgebouwd?

Vraag 6

Wat is het verschil tussen een deductief argument en een inductief argument?

Vraag 7

Wanneer is een argument valide?

Vraag 8

Welke drie niveaus van overtuigingen bestaan?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Een deductief argument bestaat uit premissen. Premissen zijn voor waar aangenomen uitspraken, uitgangspunten, en een conclusie die daar logisch uit volgt. Als de premissen juist zijn, is de conclusie dat ook, wanneer je het met de premissen eens bent, ben je dat ook met de conclusie.

Bijvoorbeeld:

.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij de 4e druk van What is this thing called science? van Chalmers

TentamenTests bij de 4e druk van What is this thing called science? van Chalmers


Oefenvragen bij hoofdstuk 1 van het boek What is this thing called science? van Chalmers

Vragen bij het eerstejaarsvak Psychologie en Wetenschap aan de UL

Let op: vragen bij dit vak zijn gedeeltelijk gebaseerd op de literatuur en aanvullend op de colleges.

Vraag 1

Wat is de gezondverstand-visie op wetenschap (common sense view of science) waar chamlers naar refereert?

Vraag 2

Geef aan waarom waarnemingen niet alleen bepaald worden door het waargenomen object en geef hierbij een voorbeeld.

Vraag 3

Wat betekent het dat een theorie ondergedetermineerd kan zijn door de data?

Vraag 4

Wat is operationaliseren?

Vraag 5

Wat bedoelt Hanson met de opvatting dat observaties theoriegeladen zijn?

Vraag 6

Waarom ondergraaft Hanson’s opvatting over "theory-ladenness" het Logisch Positivisme?

Overige oefenvragen

Vraag 1

Wat zijn feiten en waarin verschillen ze van waarnemingen?

Vraag 2

Door o.a. welke belangrijke persoon ging men in de 17e eeuw observaties zien als basis van de wetenschap?

Vraag 3

Welke overeenstemmende overtuiging hebben empiristen en positivisten ten aanzien van feiten?

Vraag 4

Sommige wetenschappers vinden dat feiten ten grondslag liggen aan de wetenschap. Noem drie van hun aannames.

Vraag 5

Verklaar waarom twee mensen die hetzelfde waarnemen, onder dezelfde omstandigheden, toch iets anders zien.

Vraag 6

Wat maakt het mogelijk om waarnemingsfouten te verbeteren?

Antwoorden vragen bij het eerstejaarsvak Psychologie en Wetenschap aan de UL

Vraag 1

Wetenschap zou zijn "afgeleid van feiten". Dit is volgens Chalmers niet volledig juist, maar er zit wel een kern van waarheid in.

Vraag 2

Waarnemen via het oog is meer dan dat wat we zien. Door de perceptie en ervaring van de waarnemer kunnen twee mensen die hetzelfde waarnemen (hetzelfde beeld op hun netvlies krijgen), onder dezelfde omstandigheden, toch iets anders zien. Het eindresultaat wordt bepaald door onze verwerking. Bovendien kan training ons vermogen om details te onderscheiden in complexe beelden verhogen. Wanneer tandarts de Vries een foto maakt van mijn gebit, zal hij hier makkelijker dieperliggende systemen en details in kunnen onderscheiden en beschrijven. Hoewel mijnheer de Vries en ik naar dezelfde foto kijken, zien we allebei wat anders.

Vraag 3

.....read more
Access: 
JoHo members
Psychologie en Wetenschap - UL - TentamenTests (2015-2016)

Psychologie en Wetenschap - UL - TentamenTests (2015-2016)


Logisch positivisme & Categoriale logica

Open Vragen

Vraag 1

Wat is de common sense view of science die Chalmers beschrijft?

Vraag 2

Waarom worden waarnemingen niet alleen bepaald door een waargenomen object? En geef een voorbeeld.

Vraag 3

Wat bedoelt Chalmers als hij zegt dat observeerbare feiten objectief maar ook feilbaar zijn?

Vraag 4

Beschrijf het proces van inductie. Waarom geeft dit geen zekerheid? Wat is het inductieprobleem dat Chalmers beschrijft?

Vraag 5

Wat is het verschil tussen een deductieve en een inductieve redenering? Geef van beide een voorbeeld.

Vraag 6

Bekijk de volgende redenering: tot nu toe heeft inductie altijd goed gewerkt, dus is het een methode die altijd goed zal werken. Wat voor soort redenering is dit? Is het overtuigend?

Vraag 7

Wat is een deductief nomologische verklaring? Beschrijf de begrippen die hierbij gebruikt worden. Voor welke wetenschapstheorie zijn deductief nomologische verklaringen belangrijk?

Vraag 8

Wat zijn categoriale beweringen? Welke vier hoofdtypen kun je onderscheiden? Geef van elk een voorbeeld.

Vraag 9

Wat is een syllogisme? Wat zijn de belangrijkste begrippen die hierbij voorkomen? Waarom zijn ze belangrijk voor de wetenschap?

Vraag 10

Wat zijn de twee belangrijkste bronnen van kennis volgens het logisch positivisme? Geef een korte beschrijving van beide. Waarom zijn deze zo belangrijk?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Dat wetenschap gebasseerd is op feiten. Op wat we kunnen horen, zien, voelen etc.

Vraag 2

Wat er precies op je netvlies valt is anders dan dat wat je "ziet" twee mensen kunnen op precies dezelfde tijd, onder dezelfde omstandigheden en vanuit hetzelfde punt iets observeren, maar toch iets anders zien. Dit komt omdat mensen niet alleen zien wat op hun netvlies valt, maar ook kennis, wetenschap en ervaring toepassen om te kunnen verklaren wat ze echt "zien".

  • Voorbeeld: een dokter die een röntgenfoto maakt. Waar ik alleen een zwartwit foto van en paar botten ziet kan hij bijvoorbeeld allerlei dieperliggende systemen onderscheiden en beschrijven. Terwijl dezelfde foto op ons netvlies valt, zien we allebei wat anders.

Vraag 3

Observaties van verschillende personen kunnen tot dezelfde conclusie leiden (5 verschillende mensen kunnen bijvoorbeeld meten dat een potlood 10 cm is en allemaal dezelfde conclusie trekken) hier zie je dus dat een observeerbaar feit objectief is. Er zijn als het ware allerlei tests die een observatie kan ondergaan om te kijken of het als waar aangenomen kan worden en als het al deze tests doorstaat wordt het gezien als een feit. Maar misschien kan een observatie nu alle tests doorstaan hebben maar in de toekomst kan misschien wel een test komen die zegt dat de observatie geen feit is. Op deze manier is een observeerbaar feit feilbaar.

Vraag.....read more

Access: 
JoHo members
TentamenTests bij Psychologie en Wetenschap aan de Universiteit Leiden - 2012/2013

TentamenTests bij Psychologie en Wetenschap aan de Universiteit Leiden - 2012/2013

Deze TentamenTests zijn gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


Critical Thinking van Moore & Parker - Vragen

 

  1. Wat is volgens de logica een bewering?

  2. Bedenk drie beweringen die voldoen aan de regels van de logica.

  3. Ga na of de volgende bewering subjectief is: "Marijke heeft de ziekte kanker". Gebruik de contradictie test.

  4. Wat is het verschil tussen een deductief en een inductief argument?

  5. Wat is volgens de logica een goede manier om een argument te identificeren? En waarom is dit nodig?

  6. Noem twee dingen waardoor een bewering onduidelijk kan zijn. Leg ze uit.

  7. Noem drie typen definities, leg ze uit en geef een voorbeeld.

  8. Waar hangt de geloofwaardigheid van een bewering vanaf?

  9. Wat is aanvankelijke aannemelijkheid?

  10. Waarom moet je oppassen als je bij het beoordelen van een bewering uit gaat van je eigen waarneming?

  11. Wat is retorica?

  12. Geef vier voorbeelden van retorische middelen en leg ze uit.

  13. Onder welke categorie van retorische middelen vallen de volgende uitspraken:

    1. Je was weer eens je verstand verloren.

    2. Surinamers zijn luie mensen.

    3. Ik zeg niet dat jij het gedaan hebt, maar die papieren zijn niet goed gerangschikt.

    4. Door huidartsen aanbevolen.

    5. Neem hem niet serieus, hij is nog maar een kind.

    6. Heb jij een acht gehaald voor het tentamen? Nou, dan ben ik Einstein. (haha)

    7. Dat heb ik nu al tig keer gezegd.

    8. Wat een afgrijselijk belachelijke trui heb jij aan zeg.

    9. Met dat kapsel lijk je op een bloemkool.

  1. Waarom moet je oppassen als je foto- of filmmateriaal bekijkt?

  2. Wat is een surrogaatbewijs?

  3. Wat is een drogredenering?

  4. Noem drie instrumenten waarmee een drogredenering tot stand komt. Leg ze uit.

  5. Welke denkfout is dit?

  1. Als jij mij slaat, mag ik jou slaan.

  2. Ik ben tegen stierenvechten. In Spanje mag het, dus als het daar gebeurd is het niet erg.

  3. Is dit bureau goed beveiligd vraag je? Dit is de veiligste provincie van het land?

  1. Wanneer ben je bezig met ‘apple polishing’?

  2. Herschrijf de volgende bewering zo dat het een ‘schuldgevoel argument’ wordt: Autorijden is

  3. .....read more
Access: 
Public
Psychologie en Wetenschap: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2228 1