![Image](https://www.worldsupporter.org/sites/default/files/styles/medium/public/bundle/wereldbol_summaries_joho_single_boek_1_150x190px_0.png?itok=PgQm9J5z)
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Hoe kan psychopathologie het best begrepen worden volgens Parritz en Troy (2014)?
Dr. Timmer wil weten hoeveel nieuwe gevallen van ADHD er ieder jaar worden gediagnostiseerd in zijn gemeente. Welke type data heeft hij nodig?
Dr. Jansen doet onderzoek in HAVO/VWO naar het verschil in prestatie tussen meisjes en jongens in bètavakken. Hij komt tot de conclusie dat meisjes gemiddeld lager scoren op bètavakken dan jongens. Volgens dr. Jansen kan dit verklaard worden doordat deze meisjes vaak opmerken dat ze bètavakken nooit goed onder de knie zullen krijgen. Waar is dit een voorbeeld van?
Welke van onderstaande uitspraken over intieme partners die eerst gingen samenwonen (‘cohabitation’) voordat ze gingen trouwen, geeft de uitkomsten van onderzoek, beschreven in Bradbury en Karney (2013), het beste weer?
Een man zit met zijn vrouw in de auto. Hij rijdt hard en wanneer het stoplicht op rood springt, rijdt de man door. Omstanders vinden de man onverantwoord en zelfzuchtig. Zij weten niet dat de vrouw die naast hem zit op het punt staat om te bevallen. Waar is dit een voorbeeld van?
B. Binnen de context van de normale ontwikkeling van kinderen.
D. Prevalence.
D. Opvattingen over je eigen capaciteiten.
D. Deze partners rapporteren een lagere huwelijkstevredenheid dan partners die niet eerst samenwonen en zij lopen tevens een groter risico op echtscheiding.
C. Teveel de nadruk leggen op dispositionele (‘dispositional’) factoren.
Dr. Smit vertelt zijn psychologiestudenten dat de hallucinaties van patiënt K. plotseling kwamen opzetten en dat deze niet voorspeld konden worden door voorafgaand gedrag. Welke van onderstaande modellen van psychopathologie past het beste bij de visie van dr. Smit op de stoornis van patiënt K.?
Ivan Pavlov ontdekte dat honden geconditioneerd kunnen worden om speeksel af te scheiden wanneer ze een stimulus wordt getoond die geen voedsel is, indien voedsel vooraf is gekoppeld aan deze stimulus. Dit werd later klassieke conditionering genoemd. Onder welke stroming valt dit proces?
C. Discontinu.
D. Humanisme.
Dr. Smit wil de ontwikkeling van ADHD op een aantal achtereenvolgende tijdstippen bestuderen en daarbij rekening houden met leeftijd en geslacht. Wat voor een type onderzoek kan hij het beste uitvoeren?
Welke van de volgende uitspraken is waar met betrekking tot risico- en beschermende factoren?
Een kind groeit op tot een competente (gezonde) volwassene, terwijl er tijdens zijn jeugd sprake was van misbruik en zijn ouders verslavingsproblematiek hadden. Dit kind heeft waarschijnlijk de vaardigheid gehad om zich op positieve wijze aan te passen aan zijn omgeving. Welke term kan hieraan verbonden worden?
Ontwikkelingspaden zijn een belangrijk aspect binnen de ontwikkelingspsychopathologie. Welke bewering is niet waar over ontwikkelingspaden?
B. Longitudinaal.
A. Het totale aantal ervaren risicofactoren is belangrijker dan het specifieke type risicofactor.
A. Veerkracht.
A. Ze zijn deterministisch.
De ouders van Bas (8 jaar) hebben een ernstig conflict met elkaar. Dit maakt Bas van streek. Hij probeert te begrijpen waarom zijn ouders ruzie maken. Hij vraagt zich ook af of hij verantwoordelijk is voor het conflict. Waar is dit een voorbeeld van?
Joep wordt gevraagd naar negatieve kenmerken van zichzelf. Hij geeft aan erg onzeker te zijn om nieuwe dingen te ondernemen. Joep denkt dat hij hier in de toekomst minder last van zal hebben. Welke van de uitspraken is correct?
(I) Joep redeneert op basis van globale evaluatieve inschattingen (‘evaluative reasoning’).
(II) Joep redeneert op basis van de gedachte dat kenmerken veranderbaar zijn na voldoende inspanning (‘incremental theorist’).
Theo is 10 maanden oud en ontwikkelt zich voorspoedig. Vanuit de literatuur kunnen we stellen dat hij rond zijn eerste verjaardag een aantal ontwikkelingstaken gerelateerd aan emotionele ontwikkeling succesvol heeft doorlopen. Welke van de onderstaande taken hoort daar niet bij?
De Hoofd-Tenen-Knieën-Schouders-Taak (‘Head-Toes-Knees-Shoulders Task’) is een voorbeeld van een taak over:
De ouders van de zesjarige Ilse maken ruzie in de keuken over de verdeling van de huishoudelijke taken, zoals ze wel vaker doen de afgelopen maanden. Ilse zit in de kamer een boek te lezen, maar luistert met één oor mee naar het conflict van haar ouders. Wat kun je zeggen over de invloed van dit conflict op Ilse?
D. Secundaire inschatting (‘Secondary appraisal’)
B. Uitspraak (I) is incorrect, (II) is correct.
D. Ontwikkeling van een empathisch vermogen.
A. Zelfregulatie.
A. Aangezien dit een terugkerend conflict is, heeft het weinig invloed op de ontwikkeling van een kind.
Wat is de juiste combinatie van ouderschap en gedrag van een kind met vermijdende gehechtheid (avoidant attachment)?
Jonge kinderen met een . . . . . gehechtheidsclassificatie lopen het grootste risico op latere psychopathologie.
Welke van onderstaande uitspraken over gehechtheid is correct volgens Sroufe (2005)?
(I) Individuele verschillen in de kwaliteit van ouder-kind gehechtheidsrelaties zijn het product van de interactiegeschiedenis tussen beiden.
(II) Verschillen in gehechtheidskwaliteit leggen een basis voor latere individuele verschillen in de persoonlijkheid.
Hieronder lees je een casus waarbij de vraag luidt: Welk patroon van gehechtheid is het meest waarschijnlijk in het geval van Pascal?
Casus
Pascal (5 jaar) wordt vanwege gedragsproblemen behandeld door een kinderpsycholoog. Zijn ouders vertelden de psycholoog dat wanneer ze Pascal proberen te helpen, hij altijd boos reageert. Vorige week was Pascal erg van streek omdat hij niet werd gevraagd voor een verjaardagsfeestje van een klasgenoot. Toen vader hem benaderde, sloeg Pascal zijn vader met een hockeystick. Vader merkte op dat Pascal zijn gedragsproblemen verergeren als Pascal onder stress staat. Toen Pascal 6 maanden oud was, verliet zijn vader plotseling het gezin. Moeder was gemakkelijk gestrest en schreeuwde vaak tegen Pascal als hij huilde. Na negen maanden afwezigheid keerde vader terug naar het gezin. Ouders maken vaak ruzie in aanwezigheid van Pascal, soms vergezeld van fysieke agressie van vader naar moeder. Pascal vertelde de psycholoog dat hij van zijn ouders houdt, maar dat hij ook bang voor ze is. De kinderpsycholoog veronderstelt dat de gedragsproblemen het gevolg zijn van hechtingsproblemen.
C. Ontoereikende of opdringerige zorg, waarbij kinderen emotioneel beperkt en afstandelijk kunnen lijken.
B. Gedesorganiseerde.
C. Uitspraak (I) en (II) zijn beide correct.
D. Ongeorganiseerde gehechtheid.
Veel psychiatrische stoornissen kunnen verklaard worden met een polygeen model. Welke van de volgende opties beschrijft een polygeen model?
'Theory of mind (TOM)’, vaak gemeten met vals-geloofstaken (‘false-belief tests’), is niet alleen een belangrijk concept bij autismespectrumstoornis (ASS). Welke van de volgende uitspraken over TOM op andere onderzoeksgebieden is niet waar?
Wat is het meest voorkomende ontwikkelingstraject van autismespectrumstoornis (ASS) tussen 3 en 14 jaar?
Tim, een zesjarige jongen met een autismespectrumstoornis (ASS), heeft een fascinatie voor alles wat met treinen te maken heeft. Als hij de kans zou krijgen, zou hij urenlang zijn treinen achter elkaar opstellen in zijn kamer. Onder welk kenmerk van ASD valt dit voorbeeld?
Boas, een jongetje van 16 maanden, richt de aandacht van zijn moeder op zijn knuffel door er herhaaldelijk naar te wijzen. Dit is een voorbeeld van:
Een jong kind faalt op een false-belieftaak. Welke van de volgende uitspraken over dit falen is correct?
(I) Het falen op deze test kan te maken hebben met een gebrek aan inhibitie en het hoeft niets over de Theory of Mind te zeggen.
(II) Het kind kan zich niet goed verplaatsen in een ander, dus zijn Theory of Mind is nog niet ontwikkeld.
D. Een breed scala aan zowel zeldzame als veel voorkomende genetische varianten verhoogt het risico op een aandoening.
A. Tijdens de adolescentie is er een tijdelijke daling van TOM.
C. Verbetering in het communicatiedomein
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen.
B. Gedeelde aandacht (‘joint attention’).
A. Uitspraak (I) is correct, (II) is incorrect.
Welke van de volgende hersengebieden wordt niet geassocieerd met stressreacties?
C. Occipitaal kwab.
Welk percentage kinderen met ADHD heeft een comorbide stoornis?
Een van de meest invloedrijke en uitgebreide onderzoeken naar de behandeling van ADHD is de multimodale behandelingsstudie bij kinderen met ADHD (MTA). Welke van de volgende antwoorden vat de belangrijkste bevindingen samen?
Welke van de onderstaande uitspraken met betrekking tot aandachtsdeficiëntie-/ hyperactiviteitsstoornis (ADHD) is correct?
(I) Psychosociale interventies (zoals behavioral parent training en behavior contingency management in de klas) hebben een positief effect op hoe kinderen met ADHD sociaal functioneren.
(II) De meeste kinderen die ADHD-medicatie (methylfenidaat) krijgen, hebben daar baat bij.
De moeder van Nick heeft koekjes gebakken voor zijn tante. De koekjes liggen op een schaal en ruiken erg lekker. De moeder van Nick zegt dat hij niet van de koekjes mag eten; ze zijn immers voor tante. Zijn moeder loopt weg en ze laat Nick alleen achter met de schaal koekjes. Tomme kan de verleiding nog net weerstaan om geen koekje van de schaal te pakken. Dit is een voorbeeld van:
Rommelse en de Zeeuw (2014) concluderen in hun artikel dat:
Lee en collega’s (in press) beschrijven in het boekhoofdstuk ‘Neurocognitive development during adolescence’ dat het meten van executieve functies (EF) voorheen voornamelijk in ‘cold situations’ gebeurde, maar tegenwoordig ook steeds meer in ‘hot situations’. Wat is het verschil tussen metingen gedaan in ‘cold situations’ en ‘hot situations’?
D. Ongeveer 70%.
B. Bij de 8-jaar follow-up waren vroege symptoomtrajecten en demografische gegevens voorspellend voor de beste prognose, ongeacht de behandeling.
C. Uitspraak (I) en (II) zijn beide correct.
B. ‘Effortful control’.
A. Neuropsychologie of neuroimaging niet gebruikt kunnen worden om vast te kunnen stellen of iemand ADHD heeft.
D. ‘Cold situations’ zijn situaties waarin emoties niet of nauwelijks een rol spelen tijdens EF metingen. In ‘hot situations’ spelen emoties een grote rol tijdens EF-metingen.
Samek en Hicks (2014) noemen 'trapsgewijze beperkingen (cascading constraints)' bij de ontwikkeling van antisociaal gedrag en slechte uitkomsten. Wat betekent dit?
Welke van de volgende klinische presentaties van normoverschrijdend-gedragsstoornis (‘conduct disorder [CD]’) wordt geassocieerd met een gunstiger verloop later in het leven?
D. Het accumulerende samenspel van risico's op omgevings- en persoonsniveau, wat vervolgens de beschikbare contexten voor antisociale jongeren beperkt.
B. Adolescentie-aanvang CD (‘adolescent-onset CD’).
Hoe vaak komt de comorbiditeit van twee of meer angststoornissen voor?
Welke van de volgende modellen over comorbide angst- en depressiesymptomen stelt dat kinderen en adolescenten met een diagnose angststoornis, depressies ontwikkelen "... als ze ook de neiging hebben om te rumineren of zelfkritisch te zijn"?
Lees de casus hieronder en beantwoord vervolgens de vraag.
Lisa is een 8-jarig meisje dat bij haar beide ouders en jongere zus Noa (6 jaar) woont. Sinds zes maanden heeft Lisa moeite om in slaap te vallen. Ze vertelde haar ouders dat ze doodsbang is dat dieven bij hen thuis komen om haar ouders pijn te doen of te vermoorden. Voordat Lisa naar bed gaat, controleert ze altijd of alle ramen in huis dicht zijn. Als een van de ramen openstaat, begint ze luid te schreeuwen en het is voor ouders bijna onmogelijk om haar te kalmeren. Lisa heeft een van haar ouders nodig om bij haar in bed te liggen als ze gaat slapen, anders valt ze niet in slaap. Hierdoor zijn ouders ongeveer vijf maanden niet samen uit geweest. Vier keer per week wordt Lisa midden in de nacht wakker omdat ze een nachtmerrie had over een dief die haar ouders pijn doet. Lisa klaagt vaak over buikpijn en wil niet naar school. Ouders brengen Lisa vervolgens naar school en verzekeren haar dat het leuk zal zijn. Lisa heeft terugkerende paniekaanvallen gehad toen ouders weggingen. Tijdens de schooldag heeft ze moeite met concentreren en loopt ze achter met haar schoolwerk.
Welke angststoornis is het meest waarschijnlijk bij Lisa?
Kim is bang voor katten. Ze weet precies waar de katten in haar buurt wonen en loopt om, opdat ze de katten niet hoeft tegen te komen. Ze vermijdt het kijken naar plaatjes van katten in boeken. Welke van onderstaande stoornissen past het beste bij haar gedrag?
Welk symptomatisch gedrag is niet kenmerkend voor een obsessieve-compulsieve stoornis (OCD)?
C. Tussen 40-60%.
B. Causaal model.
C. Scheiding angststoornis.
D. Specifieke fobie.
B. Agressie (‘agression’).
Welke van de volgende uitspraken over geslachtsverschillen gedurende de levensduur is waar?
Waarom is de ziektelast voor depressie, gemeten met ‘Disability Adjusted Life Years (DALY's)’, het grootst voor mensen in de leeftijdsgroep van 15-44 jaar?
Ouder- en gezinsfactoren kunnen een rol spelen bij depressie bij kinderen. Welk van de volgende beweringen is correct?
Over een paar maanden start de UU een screeningsprogramma om studenten met klinische niveaus van depressiesymptomen te vinden, die vervolgens worden aangemoedigd om een gratis e-health programma te volgen. Hoe zou dit screeningprogramma volgens Mrazek & Haggerty (1994) worden gecategoriseerd?
Jonge kinderen kunnen hun gevoelens nog niet voldoende beschrijven. Welke gedragingen zijn op deze jonge leeftijd een indicatie dat er wellicht depressieve symptomen bestaan?
Dr. De Vries geeft een lezing over bipolaire stoornissen. Welke van onderstaande punten zaten waarschijnlijk in haar lezing?
C. Tussen 40-60%.
B. Causaal model.
B. De relatie van een kind met de niet-depressieve ouder is een beschermende factor.
C. Als een gevalidentificatiebehandeling (‘case identification treatment’).
D. Alle drie bovenstaande antwoorden.
A. Het is relatief moeilijk om een bipolaire stoornis vast te stellen bij kinderen.
Welke van de volgende eetstoornissen wordt niet geassocieerd met zorgen over het lichaamsbeeld?
Welke van de volgende comorbide stoornissen komt niet regelmatig voor bij eetstoornissen?
Lees de casus hieronder en beantwoord vervolgens de vraag.
Casus
Lisa is een 14-jarig meisje met weinig zelfvertrouwen. Op 11-jarige leeftijd begon ze te menstrueren en borsten te ontwikkelen. Vergeleken met haar klasgenoten voelde ze zich mollig en te groot. Ze wilde zo klein en mager zijn als haar jongere zusje. Een jaar geleden besloot ze te gaan diëten, maar dit hielp niet om af te vallen. Lisa voelde zich een loser en begon snoeprepen en andere snacks in haar slaapkamer te verzamelen en te verbergen. Sinds zes maanden, wanneer ze zich slecht voelt over zichzelf en haar lichaam, eet ze gemiddeld drie chocoladerepen en twee zakken chips in één uur. Op deze momenten, die twee tot drie keer per week plaatsvinden, heeft ze het gevoel de controle te verliezen. Direct daarna voelt Lisa zich erg schuldig en dwingt zichzelf over te geven of laxeermiddelen te gebruiken. Lisa heeft een normale/gezonde BMI.
Welke eetstoornis is het meest waarschijnlijk in het geval van Lisa?
D. Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis.
B. Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD).
B. Boulimia nervosa.
Welke van de volgende symptoomcategorieën worden niet gevonden in de DSM-V-criteria voor middelengebruiksstoornissen (SUD)?
Welke van de volgende uitspraken over schizofrenie is waar?
Welk van de volgende cognitieve modellen wordt niet geassocieerd met schizofrenie?
Lees onderstaande casus en beantwoord vervolgens de vraag.
Kas, een 21-jarige man die net zijn eerste jaar op de universiteit had afgerond, kwam met zijn moeder op kantoor als gevolg van een psychotische episode die 5 weken eerder begon. De symptomen van Kas waren onder meer grootse ideeën, hallucinaties, meer energie en zelfvertrouwen, slechte eetlust en verminderde behoefte aan slaap (hij zou slechts 2-4 uur per nacht kunnen krijgen). Hij werd behoorlijk spraakzaam met dringende en onder druk staande spraak en hij leed vaak aan stemmingswisselingen - waarvan prikkelbaarheid en woede de belangrijkste spelers waren. Kas bracht uiteindelijk 9 dagen door in een lokaal ziekenhuis en vervolgens 2 weken in een lokaal psychiatrisch ziekenhuis. Hij is sindsdien teruggekeerd om bij zijn ouders te wonen en herstelt langzaam met antipsychotica.
Welke psychotische stoornis is het meest waarschijnlijk in het geval van Kas?
Uit longitudinaal onderzoek naar gedesorganiseerde gehechtheid (Sroufe, 2005), blijkt dat kinderen met deze gehechtheidsrelatie:
(I) Een grotere kans hebben op het ontwikkelen van een borderline persoonlijkheidsstoornis.
(II) Een grotere kans hebben op het genetisch doorgeven van deze problemen, wat kan leiden tot het krijgen van kinderen met een autisme spectrumstoornis.
Lees onderstaande casus en beantwoord vervolgens de vraag.
Noa (30 jaar) gaat op bezoek bij een psycholoog. Tijdens de intake bloost Noa en vertelt de psycholoog dat ze zich sociaal geïsoleerd voelt en normaal zou willen zijn. Noa werkt in een laboratorium waar ze bloedmonsters analyseert. Ze heeft weinig contact met anderen en na het werk gaat ze liever naar huis om voor haar moeder te koken dan met haar collega's uit te gaan. Ze kent haar collega’s al 10 jaar, maar vermijdt altijd lunchpauzes en sociale activiteiten. De reden? Noa denkt dat haar collega's haar raar vinden en dat niemand haar mag. Ze is ervan overtuigd dat ze niet met anderen kan werken en ze weigerde een promotie omdat ze niet in een team wilde werken. Bovendien denkt ze dat haar baas haar capaciteiten overschat. De psycholoog vraagt Noa om te beschrijven hoe ze denkt dat anderen haar zien: 'Verlegen, eenzaam, geïsoleerd, onzichtbaar, stil, onvriendelijk, gespannen, terughoudend, ingetogen, geremd en hysterisch'. Noa zou graag een vriendje willen hebben, maar ze weet zeker dat niemand haar mag en dat ze afgewezen zal worden. Noa heeft een goede relatie met haar moeder, maar is vaak bang om haar gevoelens te delen, want als haar moeder haar zorgen bekritiseert, veroorzaakt dat veel schaamte. Tijdens haar kinderjaren en pubertijd was Noa altijd een muurbloempje, angstig in sociale situaties en met een laag zelfbeeld. Ze had ook terugkerende periodes van depressie. Noa heeft geen vrienden en is volledig afhankelijk van haar moeder, met wie ze in een huis woont.
Welk type persoonlijkheidsstoornis is het meest waarschijnlijk in het geval van Noa?
D. Legale problemen.
A. Schizofrenie heeft in ontwikkelingslanden de neiging een gunstiger koers te volgen.
B. Patiënten worstelen met afkeer van uitstel (‘delay aversion’) en kiezen voor onmiddellijke beloningen boven uitgestelde beloningen.
D. Schizofreniforme stoornis.
A. Uitspraak (I) is correct, (II) is incorrect.
C. Vermijdende persoonlijkheidsstoornis.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Samenvattingen en studiehulp bij Disorders of Childhood: Development and Psychopathology van Parritz en Troy
Inhoudsopgave
- Samenvatting bij het boek: Disorders of Childhood: Development and Psychopathology van Parritz en Troy - 3e druk
- Samenvatting bij het boek: Disorders of Childhood: Development and Psychopathology van Parritz en Troy - 2e druk
- Bullets bij het boek: Disorders of Childhood: Development and Psychopathology van Parritz en Troy
- TentamenTests bij het boek: Disorders of Childhood: Development and Psychopathology van Parritz en Troy - 3e druk
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution