Oefententamen bij Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht

Vragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande beweringen over de ontwikkeling in de puberteit is waar?

  1. bij meisjes vindt de eerste menstruatie altijd voor de piek in de lengtegroei plaats.
  2. bij meisjes wordt de puberteitsontwikkeling geheel gestuurd door oestrogenen (‘estrogens’) en bij jongens door androgenen (androgens)
  3. de secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich na de primaire geslachtskenmerken.
  4. Meisjes bereiken hun volwassen lengte eerder dan jongens.

Vraag 2

Een ontwikkelingspsychologe doet onderzoek naar de ontwikkeling van agressie bij kinderen. Zij registreert dezelfde groep kinderen op meerdere momenten en heeft een onderzoeksdesign gekozen waarin zij mogelijke cohort effecten zowel kan signaleren als er in haar analyses voor corrigeren. Wat is het design van deze onderzoekster?

  1. cross-sectioneel design
  2. cross-cultureel design
  3. longitudinaal-sequentieel design
  4. microgenetisch design

Vraag 3

Berk typeert ontwikkelingspsychologische theorieën als theorieën die de ontwikkeling zien als discontinu of als continu. In welke onderstaande combinatie van twee ontwikkelingspsychologische theorieën wordt eerst een discontinue ontwikkelingstheorie genoemd en vervolgens een continue ontwikkelingstheorie?

  1. Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie – Selman’s theorie van perspectief nemen
  2. Kohlberg’s morele ontwikkelingstheorie – Bandura’s sociale leertheorie
  3. Selman’s theorie van perspectief nemen – Erikon’s theorie van de identiteitsontwikkeling
  4. Siegler’s model van strategie keuze - Kohlberg’s theorie van de morele ontwikkeling

Vraag 4

Jorrin is 3 jaar en wordt gevraagd een groep van 7 blokken te rangschikken van klein naar groot. Het volbrengen van deze taak vergt __________ en Jorrin zal waarschijnlijk _________ in staat zijn de taak te volbrengen.

  1. seriatie; niet
  2. transitieve inferentie; wel
  3. klassificatie; niet
  4. compensatie; wel

Vraag 5

In de ontwikkelingspsychologie verwijst een “sensitieve periode” naar:

  1. een tijdelijke situatie waarin het kind biologisch rijp is om, met de steun van een stimulerende omgeving, bepaald adaptief gedrag te verwerven
  2. de periode waarin kinderen de strategieën van emotionele zelf-regulatie beginnen toe te passen
  3. de periode waarin kinderen gevoelig worden voor het ontstaan van attachment omdat ze onderscheid beginnen te maken tussen de primaire verzorger(s) en relatieve vreemden
  4. een periode die optimaal is voor het ontstaan van bepaalde capaciteiten omdat in die periode het individu extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden op dat gebied

Vraag 6

De neo-Piagetaanse benadering combineert:

  1. uitgangspunten van Piaget’s theorie met die van het “core knowledge” perspectief
  2. uitgangspunten van Piaget’s theorie met die van de informatieverwerkingsbenadering
  3. uitgangspunten van Piaget’s theorie met die van Galperin’s systeem theoretische instructie
  4. uitgangspunten van Piaget’s theorie met die van de evolutionaire ontwikkelingspsychologie

Vraag 7

Camille zegt tegen haar vader die aan de andere kant van de kamer zit: “Kijk papa, een olifant!” Camille houdt het boek omhoog zonder het om te draaien zodat ook haar vader het plaatje kan zien. Het gedrag van Camille is karakteristiek voor _________ denken.

  1. sensorimotorisch
  2. presymbolisch
  3. transductief
  4. egocentrisch

Vraag 8

Siegler’s strategie keuze model lijkt op het denken in stadiamodellen omdat:

  1. zowel strategieën als stadia elkaar opvolgen in de ontwikkeling
  2. kinderen zowel strategieën als stadia van denken redelijk consistent gebruiken
  3. elke strategie of elk stadium een kwalitatief verschillende manier van denken is
  4. zowel a), b) als c)

Vraag 9

Transities in gedrag en cognities zijn vaak gekoppeld aan veranderingen in het zenuwstelsel. De meeste van die ontwikkelingen na het tweede levensjaar hangen samen met:

  1. groei van het aantal neuronen
  2. groei van het aantal axonen
  3. groei van het aantal synapsen
  4. myelinisatie van axonen

Vraag 10

Welk van de onderstaande ontwikkelingen zijn een voorbeeld van een zogenaamde proximodistale trend?

  1. Het verschijnsel dat baby’s een relatief groter hoofd hebben dan volwassenen.
  2. Het verschijnsel dat de motorische controle van de romp eerder ontwikkelt dan die van de armen en handen.
  3. Het verschijnsel dat de groei van de ledematen en handen en voeten in de puberteit voorafgaat aan de ontwikkeling van het lijf.
  4. Het verschijnsel dat kinderen tegenwoordig groter worden dan 100 jaar geleden.

Vraag 11

Bij welke stroming passen de volgende aannames het best:

  • Een continu ontwikkelingsverloop
  • Diverse mogelijke ontwikkelingstrajecten
  • Vooral ervarings (i.e., omgevings)-gestuurd

 

  1. psycho-analytische benadering
  2. sociale leertheorie
  3. informatieverwerkingsbenadering
  4. ethologische benadering

Vraag 12

De benadering waarbij ontwikkeling typisch wordt gezien als een web van mogelijke vertakkingen in verschillende richtingen is de

  1. behavioristische benadering
  2. evolutionaire benadering
  3. socioculturele benadering
  4. dynamische systeem benadering

Vraag 13

De ‘false-belief’ taak is een test voor

  1. Theory of Mind
  2. Morele ontwikkeling
  3. Empathie
  4. Sociaal probleemoplossen

Vraag 14

Bij de ontwikkeling van agressief gedrag zijn twee trajecten te onderscheiden: vroege starters en late starters (“early onset” en “late onset”). Belangrijke verschillen tussen deze twee groepen zijn dat:

  1. kinderen in de eerste groep als volwassenen meer problemen hebben.
  2. kinderen in de laatste groep als volwassenen meer problemen hebben.
  3. agressie in de eerste groep volledig biologisch bepaald is en in de tweede groep niet.
  4. agressie in de tweede groep volledig biologisch bepaald is en in de eerste groep niet.

Vraag 15

In de neo-Piagetiaanse theorie van Robbie Case is cognitieve ontwikkeling vooral te danken aan

  1. toenemende capaciteit van het werkgeheugen
  2. connectionistische netwerken
  3. sociale interactie en sociale kennis
  4. rijping van de hersenen

Vraag 16

Op het consultatiebureau vertelt een moeder dat ze zich zorgen maakt over de éénkennigheid van haar dochter van 16 maanden. Haar dochtertje wil zich uitsluitend door haar laten troosten. Als moeder erbij is, speelt het kind fijn en is ze vrij tegenover anderen. Maar zodra moeder weggaat is er geen land meer met het kind te bezeilen. Hoe zou jij het gedrag van dit kind uitleggen?

  1. Als gedrag dat voortkomt uit een onveilige hechting aan de vader.
  2. Als gedrag dat voortkomt uit veilige hechting aan de moeder.
  3. Als gedrag dat voortkomt uit een vertraagde hechtingsontwikkeling aan de moeder.
  4. Als gedrag dat voortkomt uit een moeilijk temperament van het kind.

Vraag 17

Vanuit een ontwikkelingspsychologisch perspectief moeten conflicten tussen kinderen worden beschouwd als:

  1. een vroege aanwijzing van antisociaal gedrag;
  2. een aanwijzing van ontwikkelingsproblemen van een van de betrokken kinderen;
  3. een teken dat de kinderen de hulp van een volwassene behoeven bij het oplossen van hun conflict;
  4. als voorwaarde voor de ontwikkeling van vaardigheden om handelingen en intenties te coördineren.

Vraag 18

Een 4-jarige valt met haar knieën op het grintpad. Ze kijkt naar haar moeder, trekt even met haar mondje, staat op en gaat door met rennen. Dit gedrag duidt op:

  1. angstige gehechtheid aan de moeder
  2. social referencing
  3. internalisering van moeders normen
  4. emotionele geremdheid

Vraag 19

In verschillende culturen leren kinderen hoe en in welke situaties ze hun emoties wel/niet horen te uiten. Volgens de functionele emotietheorie leren ze:

  1. emotional display rules
  2. social referencing
  3. rolgedrag
  4. alle bovengenoemde alternatieven zijn waar

Vraag 20

Welke van de volgende factoren is geen bron van gezonde zelfwaardering?

  1. sociale vergelijking
  2. feitelijke prestaties
  3. onvoorwaardelijke steun
  4. onvoorwaardelijke goedkeuring

Vraag 21

Wat blijkt geen goede methode voor leerkrachten om te zorgen dat kinderen een uitdaging aangaan?

  1. de boodschap uitdragen dat iedereen kan leren
  2. prijzen uitloven voor de beste prestatie
  3. individuele vorderingen benadrukken
  4. kinderen samen laten werken en elkaar laten helpen

Vraag 22

Cognitieve zelf-regulatie

  1. is al aanwezig vanaf de geboorte
  2. wordt bereikt tijdens de peuterjaren
  3. is nog steeds moeilijk voor kinderen op de basisschool
  4. is niet aanwezig voor de adolescentie

Vraag 23

Lisanne van 10 geeft haar schoolwerk snel op omdat zij het toch niet kan. Het is waarschijnlijk dat Lisannes taak-orientatie op

  1. prestatie gericht is (“performance orientation”)
  2. investering gericht is (“investment orientation”)
  3. leren gericht is (“learning orientation”)
  4. zelf-bescherming gericht is (“self-protective orientation”)

Vraag 24

Jaap van 18 heeft gebroken met zijn ouders en is lid geworden van een extremistische groepering. Hij is een van de meest dogmatische, inflexibele, en intolerante leden van zijn groep. Bij een classificering naar identiteitsstatus zou Jaap waarschijnlijk worden ingedeeld bij de jongeren met/in een

  1. “diffused identity”
  2. “foreclosed identity”
  3. “moratorium”
  4. “achieved identity”

Vraag 25

In de ecologische systeem theorie van Bronfenbrenner bestaat de omgevingsinvloed die hij situeert in de buitenste ring, en die alle andere omgevingsniveaus beïnvloedt, uit:

  1. waarden, wetten en gewoonten van de cultuur
  2. de directe sociale omgeving, zoals ouders, school en speelplaatsen
  3. sociale omgevingen waartoe het kind niet direct behoort maar die wel indirect invloed op het kind uitoefenen, zoals het werk van de ouders, vrienden en buren
  4. de sociale omgevingen waarin het kind niet frequent participeert, zoals het consultatiebureau

Vraag 26

Amina van 6 jaar heeft ‘Infantile amnesia.’ Dit betekent dat zij

  1. lijdt aan een zeldzame geheugenaandoening die vooral voorkomt in Aziatische landen
  2. lijdt aan een geheugenaandoening die met het intreden van de puberteit meestal vanzelf verdwijnt
  3. zich weinig tot niets herinnert van voor haar derde levensjaar
  4. weinig impliciete herinneringen in haar lange termijn geheugen kan opslaan

Vraag 27

Welke reeks theoretische begrippen past geheel in de cultuur-historische benadering van Vygotsky?

  1. mediatie, constructivisme, intersubjectiviteit, zone van de naaste ontwikkeling,
  2. scaffolding, zone van de naaste ontwikkeling, schemata, cognitief conflict
  3. mediatie, cognitief gereedschap, scaffolding, internalisatie
  4. zone van de naaste ontwikkeling, internalisatie, reflectieve abstractie, coöperatief leren

Vraag 28

Het ‘language acquisition device’ (LAD) van Chomsky heeft betrekking op

  1. Een biologisch programma voor de taalverwerving dat zich onafhankelijk van taalaanbod van de omgeving ontwikkelt
  2. De aangeboren informatie over de universele grammatica van talen
  3. De universele mechanismen voor communicatie tussen volwassene en kind
  4. De cognitieve vaardigheden om patronen en systematiek van de taal te ontdekken

Vraag 29

Tanisha ziet dat haar 5-jarige zoon en zijn vriendje in zichzelf praten terwijl zij aan het spelen zijn. Volgens Vygotsky is dit taalgebruik

  1. functioneel omdat het richting geeft aan het handelen
  2. functioneel voor het oefenen en versterken van representatieve schema’s
  3. een manifestatie van het onvermogen van jonge kinderen te denken over het perspectief van de ander
  4. een onvermijdelijke stap op weg naar sociaal taalgebruik

Vraag 30

Lotte zegt dat zij kroketten ‘romantisch’ vindt en trekt daarbij een verzaligd gezicht. Dit gebruik van ‘romantisch’ is een voorbeeld van

  1. overextensie
  2. onderextensie
  3. overregularisatie
  4. fast mapping

Antwoordindicatie

1 D

2 C

3 B

4 A

5 D

6 B

7 D

8 D

9 D

10 B

11 B

12 D

13 A

14 A

15 A

16 B

17 D

18 B

19 A

20 D

21 B

22 C

23 A

24 B

25 A

26 C

27 C

28 B

29 A

30 A

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht

Oefen- en voorbeeldtentamens bij Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht

Inhoudsopgave

  • Oefententamen met 30+ vragen bij Ontwikkelingspsychologie
  • Oefententamen met 30+ vragen bij Ontwikkelingspsychologie 2012
  • Oefententamen met 20+ vragen bij Ontwikkelingspsychologie 2008
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3646