Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Oefententamen 1 2013/2014: Burgerlijk Recht 3 - Rijksuniversiteit Groningen

Vragen

Vraag 1

B, eigenaar van de ezel Mary, stalt het beest bij manege A, waarvan Teun de directeur is. Vaststaat dat B de gebruikelijke stallingskosten voor zijn ezel betaalt. Na een half jaar vraagt Teun aan B of hij Mary in voorkomende gevallen mag inzetten bij de te geven ezel rijlessen. B vindt dat goed. Vaststaat dat de pensionprijs voor het stallen niet wordt aangepast. Tijdens een van de lessen op de manege gebruikt Teun de ezel voor de 15-jarige Anna. Na afloop van de les loopt ze met Mary aan de hand op weg naar de ezelbox om het beest te stallen. Vlak voordat Anna de box bereikt slaat de koppige Mary met zijn achterbenen achteruit en raakt de 12-jarige Cristien vol in het gezicht. Vaststaat dat Cristien op dat moment met het paardje Bettine, vlak achter Mary liep. Achteraf komt vast te staan dat Cristien te dicht op Mary liep; wellicht is Mary daardoor zenuwachtig geworden met alle gevolgen van dien. De ouders van Cristien, namens hun dochter optredend, spreken de manege A voor de letselschade aan die Cristien zal ondervinden. Zij baseren zich op kwalitatieve grondslag. Teun verweert zich daartegen en meent dat, nu de les ten einde was, niet de manege, maar de eigenaar op kwalitatieve grondslag dient te worden aangesproken. Kan Cristien – door haar ouders vertegenwoordigd – met succes een vordering op kwalitatieve grondslag tegen de manege, tegen eigenaar B of tegen beiden geldend maken? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet? (Alle hier genoemde opties bespreken). (8 punten)

Vraag 2

In Spier-Hartlief c.s. wordt uitvoerig ingegaan op de samenloop die bestaat tussen de regeling van de productenaansprakelijkheid en de regeling van de onrechtmatige daad en op het belang van die samenloop. Noem twee voorbeelden waaruit het belang van die samenloop blijkt (6 punten).

Vraag 3

In het studentenhuis De Vomerende Teckel treedt ernstige lekkage op in de gemeenschappelijke woonkamer. De verhuurder geeft aan Klus en Klaar BV opdracht de lekkage op te sporen en nadien het door de lekkage aangetaste gipsplatenplafond te vervangen. Twee werknemers van Klus en Klaar BV, te weten Jonson en Gerritsen, beiden ervaren bouwvakkers, sporen de lekkage op, repareren het dak en treffen vervolgens voorbereidingen om het plafond te vervangen. Vaststaat dat Jonsen de leiding op de werkplek heeft. Bij het aanbrengen van de tweede gipsplaat gaat het mis. Op het moment dat Jonsen – boven zijn hoofd werkend – een gipsschroef met zijn snel draaiende handboormachine in de gipsplaat wil aanbrengen, schiet de schroef weg en treft Gerritsen in het oog, die op een trap op gelijke hoogte met hem, tegenover hem staat om de gipsplaat vast te houden. Gerritsen raakt daardoor blind aan zijn linkeroog. Vaststaat dat de bouwvakkers hun veiligheidsbril in de bedrijfsauto hadden laten liggen. Jonson had op zich genomen de brillen op te halen, maar uiteindelijk had hij dat vergeten. Gerritsen had er nadien ook niet meer aan gedacht. Vaststaat dat de chef van Bouwbedrijf BV zijn werknemers steeds m.b.t. veiligheid op de werkplek voorafgaand aan elke klus instrueert. Ditmaal was dat vanwege een bij hem plotseling opkomende griep niet gebeurd. Gerritsen spreekt voor de bij hem ontstane en nog te lijden schade Klus en Klaar BV aan, primair op basis van art. 6:170 BW, subsidiair op basis van art. 7:658 BW. Bouwbedrijf BV meent daarentegen dat de ervaren bouwvakker door eigen schuld de schade geheel aan zich zelf te wijten heeft. Bouwbedrijf BV betwist dan ook tot vergoeding gehouden te zijn.

Geef kort en bondig uw oordeel over de kans van slagen van zowel van de primaire als de subsidiaire vordering. Betrek daarbij het door Bouwbedrijf gevoerde verweer. (8 punten)

Vraag 4

Geef met eigen woorden weer wat moet worden verstaan onder de reflexwerking van art. 185 WVW. (6 punten)

Vraag 5

Klokkenluiders lijden wel eens aan het zgn. klokkenluiderssyndroom, d.w.z. dat zij geobsedeerd raken door de misstand die zij hebben ontdekt en ten gevolge daarvan niet meer openstaan voor een andere zienswijze. Het gevolg daarvan kan zijn dat derden daardoor schade lijden en een vordering instellen, hetzij tegen de klokkenluider, hetzij tegen de organisatie waarvan de klokkenluider onderdeel uitmaakt. In de rechtspraakklapper 2013-2014 komt u daarvan een voorbeeld tegen. Noem de naam van het arrest; formuleer de rechtsregel en maak voorts het belang van het arrest duidelijk (6 punten).

Vraag 6

  1. Geef kort en bondig de casus en de rechtsregel uit het Blieckarrest. Noem daarbij ook het centrale wetsartikel in deze zaak. Van Dam gaat in zijn Tort Law ook uitvoerig in op dit arrest. Hoe breed dient z.i. de uitspraak te worden opgevat? (6 punten)
  2. Kent de PETL een buiten-contractuele aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor ondergeschikte en niet-ondergeschikte hulppersonen? Leg uit. (4 punten)

Vraag 7

Het echtpaar Van M.-G. is eigenaar van de Siri – een mooie kleine platbodem die sinds ongeveer 150 jaar in de familie Van M. van vader op zoon is gegaan. Wegens lichamelijke klachten van mevrouw Van M.-G. maakt het echtpaar echter sinds ongeveer 1995 geen gebruik meer van de zeiljacht. Daarom hebben zij die in bruikleen gegeven aan Nina, een nicht van mevrouw. Nina heeft in de ongeveer 30 jaar dat zij de boot gebruikt haar enorm opgeknapt. In januari 2014 blijkt Oklan, de zoon van het echtpaar, belangstelling te hebben voor de jacht. Zijn ouders – die reuze blij zijn dat hun zoon alsnog belangstelling krijgt voor de zeilsport – verkopen hem die voor de helft van de waarde die de boot nu heeft na alle reparatiewerkzaamheden van Nina. Nina legt u de vraag voor of zij wellicht een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking kan instellen jegens Oklan omdat ze veel geld en tijd heeft geïnvesteerd in het opknappen van de zeiljacht. Geef precies aan welke punten in dit geval voor beantwoording van die vraag van belang zijn. (6 punten)

Vraag 8

Tot de jaren 70 van de vorige eeuw was in het kader van de causaliteitstoets de adaequatieleer doorslaggevend. Deze norm wordt in de bewoordingen van Spier/Hartlief nr. 216 als volgt omschreven: ‘In die leer wordt het causaal verband aangenomen wanneer de schade het redelijkerwijs te verwachten gevolg is van de gebeurtenis.’

Geef nauwkeurig aan of ook thans de voorzienbaarheid van de schade een rol speelt bij de causaliteitstoets. (6 punten)

Vraag 9

Charles en Claire, allebei met een riant inkomen werkzaam in de vastgoed industrie, wonen met hun drie kinderen in een mooie bungalow, die ze gekocht hebben voor een bedrag dat wordt mogelijk gemaakt door hun zeer riante gezamenlijke inkomen. Wanneer ze op een zondagmiddag op het Drentse Land een fietstochtje maken, worden ze op onvoorzichtige wijze ingehaald door Harm, die geniet van een eerste tochtje met zijn nieuwe motorscooter. Claire overlijdt door de gevolgen van het ongeluk.

  1. Wanneer Charles de WAM-verzekeraar van Harm aanspreekt tot schadevergoeding omdat het gezin de inkomsten van Clair moet missen, brengt deze naar voren dat het niet nodig is dat het gezin in de bungalow met de daaraan verbonden hoge kosten blijft wonen, maar prima kan rond komen van het hoge salaris van Charles wanneer ze verhuizen naar een wat gewoner huis. Stel dat Charles u om juridisch advies vraagt op dit punt, hoe moet dan uw antwoord luiden? (6 punten)
  2. Charles raakt door het ongeluk gewond aan zijn rechterbeen. Tot overmaat van ramp wordt op dit punt aanvankelijk een verkeerde diagnose gesteld in ziekenhuis ‘De Kromme Rug’ in Friesland. zodat Charles altijd enigermate invalide zal blijven. Charles overweegt daarom het ziekenhuis aan te spreken tot schadevergoeding. Echter vast staat dat ook bij een tijdige diagnose en daarmee een tijdige aanvang van de passende behandeling volledig herstel niet zeker zou zijn geweest. De dochter van Charles, die juist is begonnen met haar rechtenstudie, geeft haar vader niet veel kans ‘omdat de rechter een terughoudende benadering heeft’ ten opzichte van schadevorderingen in situaties zoals deze. Heeft zij gelijk? (8 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

De manege heeft tijdens de les uitsluitend het profijt van het paard Mary. De manege heeft dan ook als bedrijfsmatige gebruiker in de zin van art. 6:181 van de ezel te gelden. Uit HR 1 april 2011, LJN:BP1475, NJ 2012, 405, JA 2011, 56 (Loretta) kan worden afgeleid dat het profijtbeginsel, dat aan art. 6:181 ten grondslag ligt, ruim dient te worden uitgelegd. Dat het ongeval na afloop van de les plaatsvond, laat de toepassing van art. 6:181 onverlet. Het brengen van de ezel naar de ezelbox, valt derhalve onder de (uitloop van) de les. De manege en B kunnen niet beiden op kwalitatieve grondslag aansprakelijk zijn. Art. 6:181 brengt een verlegging - de term wordt in Loretta gehanteerd - van aansprakelijkheid te weeg. Er is derhalve geen ruimte voor cumulatieve aansprakelijkheid.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 93, 130. (7e druk), alsmede expliciet ook: Loretta-arrest.

Vraag 2

Spier-Hartlief merkt op dat de regels van de onrechtmatige daad, ondanks de implementatie van de richtlijn nog steeds een belangrijke bron voor productenaansprakelijkheid vormen. Gewezen wordt op die gevallen waarin de regeling van art.6:185 geen uitkomst biedt. *Zo geldt de regeling van art 6:185 alleen voor gevallen ná de inwerkintreding op 1 nov. 1990; *De regeling van art.6:185 bevat een korte verjaringstermijn van 3 resp. 10 jaar in. Soms staat derhalve een vordering op basis van art.6:162 nog open; *Producten die niet onder de omschrijving van art. 6:187 vallen; *Art.6:190 beperkt de soorten van schade aanzienlijk; in andere gevallen is men aangewezen op art. 6:162. Het arrest Koolhaas/Rockwool vormt daarvan een voorbeeld. Maar dat hoeft niet te worden genoemd.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 149,150, (7e druk)

Vraag 3

Kernvraag is of de handelwijze van Jonson, waarbij hij nalaat de veiligheidsbrillen op te halen met het gevolg dat tijdens het boren schade aan het oog van zijn collega die dicht bij hem staat ontstaat, als een onrechtmatige daad jegens zijn collega dient te worden beschouwd.Een dergelijke osvo-achtige situatie wordt in een werkpleksetting al snel als een fout gezien van de werknemer en vervolgens leidt tot toepassing van art. 6:170. Een tegengesteld oordeel mits goed gemotiveerd levert uiteraard ook het vereiste aantal punten op. Daarnaast dient het zeggenschapscriterium en het vereiste functioneel verband besproken te worden. Het eigen schuld verweer gaat niet op en is door de Hoge Raad verworpen in Van Doesburg/Tan (4 pnt).

Vervolgens dient een oordeel te worden gegeven over de toepassing van art.7:658. In een reeks arresten heeft de Hoge Raad strenge eisen gesteld aan de zorgplicht van de werkgever. Gelet op de wijze waarop zowel de chef van Klus en Klaar BV, alsook Jonson, de collega van Gerritsen, die de feitelijke leiding, onvoldoende de veiligheidsvoorschriften in acht hebben genomen, brengt mee dat sprake is van een schending van de zorgplicht ex art. 7:658 lid 1/ 2. Wie hier niet verder kwam dan het aanvoeren dat alledaagse ongelukken voor risico komen van de werknemer zelf, ontving weliswaar punten, maar dat betoog is in deze context ontoereikend. Voorts dient te worden ingegaan op het verweer van de werkgever. Tegen de achtergrond van art.7:658 lid 2 (slot) is dat verweer volstrekt ondeugdelijk. Een foutief antwoord wordt de student zwaar aangerekend. 4 pnt

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 92,186,187,191, 233 (7e druk)

Vraag 4

Bij een botsing tussen een niet-gemotoriseerde en een gemotoriseerde verkeersdeelnemer waardoor de laatst genoemde schade lijdt terwijl het gaat om een toerekenbare gedraging van de niet-gemotoriseerde, blijft toch een deel van de schade voor rekening van de gemotoriseerde, behoudens in geval van overmacht. Deze reflexwerking vindt haar basis in het aan een motorvoertuig verbonden Betriebsgefahr en art. 6:101 BW. Zie het arrest Chan a Hung/Maalste sub 3.6. (dit arrest moet worden genoemd).

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 162,163 (7e druk).

Vraag 5

HvJ 17 april 2007, C-470/03, NJ 2007, 404 (Finland-Lethinen), inclusief annotatie m.nt. M.R. Mok, Rechtspraakklapper,p. 35, alsmede wat betreft de annotatie van Mok, Literatuurklapper,p.52 e.v. De uitspraak komt dan ook in beide readers aan de orde. Toch hadden velen die uitspraak niet gezien. Een ambtenaar van de Finse staat belast met het onderzoek naar de veiligheid van te importeren producten, had bij bepaalde type hefbruggen gebreken ontdekt. Binnen de Finse autoriteiten rees verschil van inzicht over de te volgen aanpak. De betrokken ambtenaar bracht de negatieve informatie naar buiten en week daarmee af van de lijn van het ministerie. De importeur startte daarop een procedure tegen de Finse Staat. Immers langs deze weg ondervond de ‘tussenstaatse’ handel onnodige belemmeringen. De vraag die de verwijzende instantie voorlegde aan het Europese Hof was of het gedrag van de betreffende ambtenaar kon op een lijn kon worden gesteld met een rechtens relevante beperking van het vrije handelsverkeer in de zin van het Verdrag (r.o. 38). Het Europese Hof rekende de ongunstige publiciteit van de ambtenaar toe aan de Finse staat. Nieuw in deze zaak is dat toerekening aan de staat plaatsvond van gedrag van een ambtenaar die geheel tegen de aanwijzingen van zijn hierarchieke meerdere in, had gehandeld. Zie daarover in kort bestek de annotatie van Mok, onder nr. 3. Voor een iets uitvoeriger aanduiding zie de door Mok aangehaalde conclusie van A-G Kokott (nr. 78) eveneens onder nr. 3.

Vraag 6

  1. Assemblee plenaire 29 maart 1991 D1991.324 (Blieck) TL* 517/519, Rechtspraakklapper; zie ook Van Dam, European Tort Law, Literatuurklapper. De zwak begaafde volwassene, die in een inrichting wordt verpleegd en op het moment dat hij in een bos werkt brand sticht en daardoor aan derden schade veroorzaakt. De inrichting werd op kwalitatieve grondslag aansprakelijk gehouden op basis van art. 1384 lid 1 CC. Het is van essentieel belang dat men hier lid 1 noemt! Die uitspraak werd nadien zeer breed opgevat en veralgemeend tot een aansprakelijkheid van rechtspersonen (natuurlijke personen vallen er buiten met uitzondering van de voogd) voor de bij haar aangesloten leden die ‘in functie’ schade aan derden deden ontstaan (denk aan voetbalclubs voor voetballers). Zie daarover in instemmende zin: Van Dam, Literatuurklapper.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 16,91-94 (7e druk).

  1. De PETL kent een kwalitatieve aansprakelijkheid voor fouten van ‘auxiliaries’, d.w.z. hulppersonen. (6:102). Uit de strekking van dat artikel blijkt dat die kwalitatieve aansprakelijkheid niet geldt voor zelfstandige hulppersonen (6:102 lid 2). Dus wel voor ondergeschikte hulppersonen. Begrenzing wordt evenwel nog via het functioneel verband aangebracht. Dat laat onverlet dat er wel op grond van het algemene artikel (4:101) aansprakelijkheid voor zelfstandige hulppersonen kan bestaan.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 92-93 (7e druk).

Vraag 7

De casus is afgeleid van het arrest Koker/Cornelius dat aan de orde komt op pag. 376 en 379, maar dat niet bij naam hoeft te worden genoemd om de punten te krijgen. De voorwaarden voor de toepassing van art. 6:212 BW moeten wel worden behandeld. Men kan uitgaan van een verarming bij Nina (die haar investeringen kwijt is) en een verrijking bij Oklan (die voor een lage prijs een boor kan kopen). De verrijking van Oklan wordt echter in beginsel gerechtvaardigd door het contract tussen hem en zijn ouders . Bovendien is er waarschijnlijk niet voldoende causaal verband tussen de verrijking van Oklan en de verarming van Nina. Een indirect causaal verband is in beginsel wel denkbaar, maar hier speelt als omstandigheid onder meer mee dat de bevoordeling in de familiaire sfeer plaatsvindt, wat normaal is. Een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking is hoogstwaarschijnlijk niet toewijsbaar.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 313,315 en p. 376 en 379 (7e druk).

Vraag 8

Spier-Hartlief, nr. 216 e.v. De voorzienbaarheid is thans één van de deelregels die van belang is bij de toepassing van art. 6:98 BW, en speelt dus naast de andere aspecten een (belangrijke) rol. In het antwoord moet expliciet worden gewezen op de multifactor benadering op het terrein van de causaliteit. Dit aspect kan ook worden aangeduid als de ‘deelregels van Brunner’ al is het niet noodzakelijk dat deze naam wordt genoemd om de punten te krijgen.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 216 e.v. (7e druk)

Vraag 9

  1. Het behoeftigheidsaspect van art. 6:108 BW is gerelateerd aan de specifieke huishouding. Nabestaanden moeten hun leven op dezelfde voet voort kunnen zetten. Arrest Pruisken/Organice BV sub 3.3.1 (dit arrest moet worden genoemd). Verhuizen is dus niet aan de orde.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 10 (7e druk).

  1. Zie het arrest B. en Deloitte Belastingadviseurs/H. sub 3.6 en 3.7 (dit arrest moet worden genoemd). Het gaat hier om kansschade. Daarbij is volgens de Hoge Raad geen reden tot een terughoudende benadering. Dit ligt anders bij proportionele aansprakelijkheid (zie het genoemde arrest sub 3.5.2), maar daarop hoeven de studenten niet in te gaan.

Zie Verbintenissen in de wet en schadevergoeding J.Spier nr. 210 (7e druk)

Image

Access: 
Public

Image

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2162