Oefententamens Burgerlijk Recht 3 - RUG
- 2554 reads
Het echtpaar De Graaf, in gemeenschap van goederen gehuwd, koopt voor hun studerende kinderen een pand aan de Oude Beringstraat te Groningen. Op 9 december 2014 heeft de overdracht plaats. Vlak vóór de overdracht informeert de notaris nog bij de kopers of zij ten behoeve van het pand de gebruikelijke verzekeringen, zoals een brandverzekering en een WA-verzekering, hebben afgesloten. Het echtpaar geeft te kennen dat dat inderdaad het geval is. Zij hebben de genoemde verzekeringen bij Brandveilig NV ondergebracht. Meteen ná de overdracht begeeft het echtpaar zich – samen met hun twee kinderen – naar het pand. Vol trots lopen ze door hun nieuwe huis. Via de vlizotrap kan de zolder worden bereikt. Ze besluiten met z’n allen ook de zolder te gaan bekijken. Op het moment dat mevrouw De Graaf, die nogal zwaarlijvig is, de zolder weer wil verlaten en met haar volle gewicht op de vlizotrap gaat staan, begeeft deze het. Vast komt te staan dat de verouderde trapscharnieren onder haar gewicht zijn gebroken. Het gevolg is dat mevrouw De Graaf haar evenwicht verliest en naar beneden valt. Zij breekt haar rug en loopt zeer ernstig letsel op. Zij zal voor de rest van haar leven afhankelijk zijn van de hulp van anderen. Het echtpaar vraagt advies aan een letselschadeadvocaat of er een mogelijkheid bestaat dat mevrouw De Graaf de schade die zij lijdt op ‘derden’ kan verhalen. Bespreek in het licht van de rechtspraak van de Hoge Raad of en zo ja in welke omvang daartoe een mogelijkheid (mogelijkheden) bestaat (bestaan)? (6)
In het dorp Oude Terp in de provincie Drenthe vindt in het winkelcentrum een schietincident plaats. Een man van 35 jaar die met zijn vrouw in een heftige echtscheidingsprocedure is verwikkeld, schiet in een vlaag van verstandsverbijstering een drietal winkelende bezoekers neer, waarna hij zelfmoord pleegt. De man bezat een tweetal Brandwapens. De wapenvergunningen waren hem door de daartoe bevoegde instanties verleend. Achteraf is komen vast te staan dat de betrokken autoriteiten de verleende vergunningen nooit hadden mogen afgeven. Vaststaat dat belastende gegevens van de aanvrager, die in het betreffende dossier aanwezig waren, door de betrokken ambtenaar van de politieregio over het hoofd zijn gezien. De ernstige gewonde slachtoffers spannen een civiele procedure aan tegen de betrokken politieregio (publiekrechtelijke rechtspersoon). Zij stellen dat de politieregio jegens de slachtoffers onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hen geleden schade. De advocaat van de politieregio verweert zich tegen de ingestelde vordering onder meer door te stellen dat de gebrekkige besluitvorming op overheidsniveau met betrekking tot het ten onrechte verlenen van een wapenvergunning niet betekent dat de betrokken burgers daaraan individuele aanspraken kunnen ontlenen. Bespreek dit verweer met onder meer vermelding van relevante rechtspraak. Geef voorts uw eigen oordeel over deze casus (6).
In Frankema wordt in café Rumoer een grote hardcore party gehouden Men verwacht 150 jonge cafébezoekers. Om de orde te bewaren huurt De Harde, de exploitant van het café, van beveiligingsbedrijf Lapping BV een drietal personeelsleden in. Vaststaat dat het personeel van Lapping BV bedrijfskleding draagt, dat van een eigen logo is voorzien. Kort ná middernacht ziet Herman, een van de drie employés van Lapping BV dat een cafébezoeker lege bierglazen van de derde verdieping naar beneden probeert te gooien. Herman sommeert de bezoeker daarmee op te houden. De agressieve cafébezoeker gaat onverstoorbaar door. Herman pakt hem vervolgens vast en neemt hem mee naar beneden. Aanvankelijk gaat de cafébezoeker gewillig mee de trap af, maar opeens begint hij vaart te minderen. Herman, een ex-bokser, geeft hem daarop een stevige schouderduw om hem tot doorlopen te bewegen. Net op het moment dat Herman de duw uitdeelt, daalt de cafébezoeker één tree de trap af, terwijl Herman juist op dát moment om kracht te zetten bleef staan. Het gevolg is dat de als schouderduw bedoelde stoot tegen het rechteroor van de cafébezoeker belandt. Blijvende doofheid van de bezoeker is het gevolg. Achteraf komt vast te staan dat de duw buitenproportioneel hard was. De cafébezoeker spreekt vervolgens exploitant De Harde aan op basis van art. 6:170, subsidiair op basis van art. 6:171 voor de schade die hij lijdt en nog zal lijden. De Harde verweert zich onder meer door te stellen dat de cafébezoeker de schade geheel aan zich zelf te wijten heeft en dat er rechtens geen grondslag is voor een vordering noch op basis van art. 6:170 noch op basis van art. 6:171. Achteraf komt vast te staan dat op die bewuste avond onduidelijk was of het personeel van Lapping BV nu wel of niet onder supervisie van De Harde zijn werkzaamheden verrichtte en voorts dat voor de bezoekers het personeel van Lapping BV duidelijk te onderscheiden was van het personeel van De Harde.
Stel – daargelaten het antwoord onder a – dat de cafébezoeker ervoor kiest om uitsluitend Lapping BV aan te spreken voor de door Herman veroorzaakte schade. Lapping BV betaalt de schade en wenst verhaal te nemen op zijn werknemer.
Bij No Dinero Mas BV, het restaurant van warenhuis Vrooman& Failliet , dat zich op de eerste verdieping van een winkel-annex kantorencomplex bevindt, schiet de waterslang van een vaatwasmachine los. Er ontstaat enorme waterschade, onder meer in de kledingwinkel El Pescado BV, die zich vlak onder No Dinero Mas BV op de begane grond bevindt. El Pescado BV heeft haar schade voor brand en andere ongevallen ondergebracht bij haar verzekeringsmaatschappij Bern. Bern. gaat vervolgens tot uitkering over aan haar klant El Pescado BV (€ 30.000). Bern. wenst vervolgens verhaal te nemen op No Dinero Mas BV. Zij stelt dat No Dinero Mas op grond van art. 6:173 jegens El Pescado BV aansprakelijk is. Beantwoord de vraag of Bern. met succes zich kan verhalen op No Dinero Mas BV. Zo ja op grond waarvan? Zo neen, waarom niet? (6)
In het Belgische Chaterau heeft de plaatselijke paardentourclub een tweetal koetsjes met paarden aangeschaft om tegen betaling toeristen door de stad te leiden. Vaststaat dat in Chaterau tussen delen van de stad een aanzienlijk niveauverschil bestaat. Op een van die straten met een scherpe helling zet de koetsier de afdaling te snel in met het gevolg dat de koets met een viertal toeristen omslaat. Vaststaat dat de koetsier verwijtbaar onvoorzichtig heeft gehandeld. De gewonde toeristen spreken de paardentourclub in hoedanigheid aan alsmede de betrokken koetsier pro se. Bespreek of de ingestelde vorderingen naar Belgisch recht met succes kunnen worden ingesteld (6).
Glenn G. blijkt – geheel onverwacht – erfgenaam te zijn van zijn oom Dennis. Van de erfenis maakt ook deel uit het vrijstaande huis Libertas waarin Dennis altijd heeft gewoond. Omdat Glenn G. op het moment waarop hij erfgenaam wordt voor een half jaar naar Azië is vertrokken wegens een daar op te zetten bedrijf, geeft hij aan Vincent – één van zijn vrienden – die wegens een echtscheiding even geen dak boven zijn hoofd heeft, de gelegenheid in die periode zijn intrek te nemen in Libertas. Vincent is hem zeer dankbaar maar gruwt van de zeer verwaarloosde tuin rond Libertas. Aanvankelijk is hij van plan zelf de handen uit de mouwen te steken maar daar komt het niet van. Hij geeft uiteindelijk na een paar maanden tuinbedrijf Mooie Boom BV opdracht om de tuin voor een deel te betegelen en voor het overige met struiken te beplanten. Korte tijd daarna verdwijnt Vincent met de noorderzon, zonder Mooie Boom BV te hebben betaald. Mooie Boom BV spreken daarom zodra zij een week na terugkomst van Glenn G. bemerken dat hij de eigenaar is van Libertas hem aan tot schadevergoeding, omdat naar hun oordeel hun werkzaamheden een waardevermeerdering van de tuin hebben teweeggebracht. Glenn G. had bij terugkomst meteen gezien in welke mate – naar hij aanneemt door Vincent zelf – de tuin onderhanden is genomen. Hij heeft een grote hekel aan zowel tegels als struiken. Daarom heeft hij die de volgende dag laten verwijderen door een ander tuinbedrijf en overal gras gezaaid, waardoor de door Mooie Boom gestelde waardevermeerdering weer is teniet gegaan. Mooie Boom BV stellen u de vraag of deze gang van zaken invloed heeft op de mogelijkheid schadevergoeding te vorderen van Glenn G. Hoe luidt uw antwoord? Noem ook een arrest dat in dit verband van belang is. (7)
Twee bedrijven, Atelier BV en Roomsbeek BV, produceren dezelfde soorten producten en zijn beide gelegen in de noordelijk grensregio van Nederland, zodat zij dezelfde groep afnemers bedienen. Voor het productieproces gelden bepaalde milieuvereisten. Atelier BV houdt zich aan deze voorschriften, wat flinke kosten met zich meebrengt, terwijl Roomsbeek BV daaraan voorbij gaat. Omdat Roomsbeek BV aldus kosten bespaart kan zij haar producten goedkoper op de markt brengen dan Atelier BV. De omzet van Roomsbeek BV is gedurende ruim een jaar groter dan die van Atelier BV en haar winst is, mede omdat zij geen kosten maakt wegens de milieuvereisten, veel hoger dan die van Atelier BV. Wanneer de betreffende inspectie achter de handelwijze van Roomsbeek BV komt en maatregelen neemt, houdt ook Roomsbeek BV zich in het vervolg aan de milieuvoorschriften. Echter Atelier BV stelt zich op het standpunt dat Roomsbeek BV de winst die zij heeft genoten gedurende het jaar dat zij de milieuvoorschriften overtrad (of in ieder geval een deel daarvan) aan haar moet afdragen en wendt zich daarom tot de rechter. Stel dat het bedrijf van Roomsbeek BV veel groter is dan het bedrijf van Atelier BV. Daardoor gaat de winst van Roomsbeek BV waarschijnlijk de vermoedelijke schade van Atelier BV ver te boven. Is dit een factor die in dit kader van belang is? (6)
Doortje van Dissel, weduwe van Jansen van Dissel en moeder van Stefje (14 jaar oud) en Dorian (15 jaar oud) overlijdt na een valpartij bij Klimcentrum Rinjani BV. Vaststaat dat Rinjani BV aansprakelijk is. Stefje en Dorian stellen een schadevergoedingsvordering in omdat hun moeder niet meer voor hun levensonderhoud kan zorgen. Daarover twee korte vragen: Stel dat het contract tussen Doortje van Dissel en Rinjani BV een clausule bevatte waarin was neergelegd dat Rinjani slechts kan worden aangesproken voor de helft van eventueel te lijden schade.
Stel dat Stefje en Dorian een flink bedrag hadden geërfd van hun vader.
Tijdens de Fiets Oldtimers Tour Noord Nederland voor amateurs vindt een ongeval plaats tussen fietser Hilary die meedoet aan dit evenement en de hem tegemoetkomende niet deelnemende fietser Franklin. Hilary raakt gewond. Vaststaat dat Franklin – die een bord met wegomlegging wegens het evenement over het hoofd had gezien – aansprakelijk is. Hij betoogt echter dat hij niet voor de gehele schade aansprakelijk is omdat Hilary ook verwijtbaar heeft gehandeld. Want op het moment dat Hilary zag, dat het parcours niet vrij was omdat er een tegenligger aankwam, is hij toch op met zeer hoge snelheid doorgereden. Kan deze stellingname omtrent wederzijdse verwijtbaarheid een rol spelen bij de vaststelling van de door Franklin aan Hilary te betalen schadevergoeding. Leg nauwkeurig uit. (6)
Op 28 december 2013 ontvangt Afvalverbrandingsbedrijf Brand BV bericht van de Provincie, dat de milieuvergunning voor zijn afvalverbrandingsoven FRI8 (geschikt voor de verbranding van een speciaal soort chemisch afval) niet per 1 januari 2014 wordt verlengd. Brand BV deelt daarom haar vaste contractspartner voor wie zij sinds een aantal jaren in de FRI8 oven bepaalde verfresten verbrandt mee, dat dit per 1 januari 2014 niet langer mogelijk is. Brand BV is zeer verbaasd over het standpunt van de provincie, omdat de technische staf van Brand BV van mening is dat door recente technische aanpassingen de installatie geheel aan de actuele milieuvereisten voldoet. Zes weken later blijkt – na advies van externe deskundigen – het standpunt van Brand BV juist te zijn zodat de milieuvergunning alsnog wordt verleend. In die zes weken heeft Brand BV de voor de verffabrikant gereserveerde opslagcapaciteit, die evenmin gebruikt werd, voor drie weken verhuurd aan haar buurman, die een schrootverwerkingsbedrijf heeft en tijdelijk een tekort had aan opslagcapaciteit. Brand BV vordert schadevergoeding wegens gederfde winst omdat de oven FRI8 zes weken niet gebruikt kon worden. De provincie erkent haar aansprakelijkheid, maar stelt zich op het standpunt dat het voordeel dat voor Brand BV is voortgevloeid uit de verhuur van de opslagruimte, op de schadevergoeding in mindering moet worden gebracht. Welk argument tegen dit standpunt zal de advocaat van Brand BV zeker naar voren brengen en naar welk arrest zal zij verwijzen? (7)
De vlizotrap behoort tot de opstal van het pand. Indien als gevolg van een gebrek in de opstal schade ontstaat, is de bezitter van de opstal aansprakelijk (art. 6:174 lid 1 BW). Op grond van art. 6:180 lid 1 BW zijn medebezitters hoofdelijk aansprakelijk. De HR heeft in het Hangmat-arrest (HR 8 oktober 2010, NJ 2011,465) geoordeeld dat wanneer de schade wordt geleden door een van de medebezitters zelf, de andere medebezitters jegens hem aansprakelijk zijn op grond van art. 6:174 BW. De benadeelde medebezitter draagt evenwel zelf dat gedeelte van de door hem geleden schade dat overeenkomt met zijn aandeel in de opstal, zodat hij op grond van art. 6:174 in zoverre geen aanspraak heeft op schadevergoeding jegens de andere medebezitter(s). In dit geval kan de vrouw haar man en Achmea voor 50% aanspreken.
(zie Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 3 paragraaf 8 en 9 nr. 112 en 118).
Deze vraag heeft betrekking op het relativiteitsvereiste. Uit de casus blijkt dat achteraf gezien de bevoegde ambtenaar van de regiopolitie de verleende vergunning nooit had mogen afgeven aan de aanvrager. Bovendien is gegeven dat de betrokken ambtenaar belastende gegevens van de aanvrager die in het dossier waren opgenomen, over het hoofd heeft gezien. Er is dus sprake van een gebrekkige besluitvorming. Of de betrokken burgers individuele aanspraken kunnen ontlenen aan deze gebrekkige besluitvorming, is een kwestie van uitleg van de strekking van de geschonden norm (Zie bijv. HR 13 april 2007, NJ 2008, 576 (Iraanse vluchteling). Zie ook Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, nr. 63 (Van Maanen)). De Rechtbank Den Haag heeft in een uitspraak van 4-22015 (schietincident Alphen aan den Rijn) geoordeeld dat “de in de Wet Wapens en Munitie (..) vormgegeven algemene verantwoordelijkheid van de overheid voor de veiligheid in de samenleving niet de strekking heeft een in beginsel onbeperkte groep van derden te beschermen tegen schade die op veelal niet te voorziene wijze kan ontstaan indien in strijd met de wet is gehandeld bij verlening van een wapenverlof” (Rb Den Haag 4-2-2015, ECLI:NL:RBDHA: 2015:061, r.o. 5.6). Studenten hoeven deze uitspraak niet te kennen, maar moeten wel hebben verwezen naar de hiervoor genoemde relativiteitseis: wie kan bescherming ontlenen aan de geschonden norm? En welk soort schade beoogt de norm te beschermen? Bovendien dienen ze hun eigen oordeel te geven.
(zie Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 2 paragraaf 4.2 nr. 54).
Op grond van art. 6:170 lid 1 BW is de ‘werkgever’ aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de fout van een ondergeschikte. De bepaling spreekt van ‘degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult’. Doorslaggevend is of de werkgever zeggenschap had over de gedraging (had de werkgever met betrekking tot deze gedraging instructies kunnen geven?). Aangezien partijen twisten over de vraag of De Harde aan het personeel wel of niet instructies heeft gegeven, zal het lastig zijn De Harde aan te spreken op grond van art. 6:170 lid 1 BW. Een vordering op grond van art. 6:171 BW (aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikte) is wel kansrijk. Art. 6:171 BW ziet op fouten van een niet-ondergeschikt begaan bij werkzaamheden in opdracht van een ander ter uitoefening van diens bedrijf. Er moet daarbij sprake zijn van een zekere eenheid. Het relevante criterium is of sprake is van een zodanige verwevenheid van handelen van opdrachtgever en niet-ondergeschikte dat zij, voor de benadeelde, als een eenheid zijn te beschouwen. Volgens de HR maakt het niet uit dat de benadeelde weet dat de opdrachtgever en niet-ondergeschikte twee verschillende rechtspersonen zijn: “Weliswaar berust art. 6:171 onder meer op de gedachte dat een buitenstaander veelal niet kan onderkennen of de schade te wijten is aan een fout van een ondergeschikte of van een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht, maar dat brengt niet mee dat de bepaling toepassing zou missen in een geval waarin het de benadeelde duidelijk is dat de schade is veroorzaakt door een fout van een nietondergeschikte” (HR 18 juni 2010, NJ 2010/389 (Koeman/Sijm Argo). Verdedigbaar is dat hier een verwevenheid van activiteiten heeft bestaan.
(Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 3 paragraaf 5).
Neen, ook al heeft Herman een bewuste daad verricht, die daad valt binnen zijn taakuitoefening, dus is er geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid (art. 6:170 lid 3). Dat de duw buitenproportioneel is maakt dat niet anders. Ernstig verwijtbaar gedrag is onvoldoende,
De tijdelijke regeling verhaalsrechten staat verhaal in dit geval niet toe. Van belang is de essentie van art. 6:197 te bespreken. No Dinero Mas is alleen aansprakelijk op basis van art. 6:173 jegens El Pescado en juist in dát geval wordt het nemen van verhaal door een verzekeraar geblokkeerd. Uitsluitend indien het defect raken van de waterslang tevens als een onrechtmatige daad is aan te merken, zou verhaal mogelijk zijn. Sommigen trokken die conclusie, maar dat is niet erg waarschijnlijk. Het leverde niettemin punten op.
(Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 7 paragraaf 1 nr. 96 t/m 99).
Zie uitvoerig daarover de reader, p. 135 e.v. In de verhandeling over het Belgische recht wordt daarop uitvoerig ingegaan. De vordering tegen de VVV is zeker toewijsbaar. Men kent in België eenzelfde beginsel als bij ons ten aanzien van art. 6:170 lid 1. Er bestaat voor de werkgever geen disculpatie ten aanzien van ondergeschikten! De vordering tegen de koetsier zal stranden vanwege art. 18 Arbeidsovereenkomstenwet.
Art. 6:212 lid 2 en 3 BW; het arrest dat men moet bespreken is: Vermobo/Van Rijswijk sub 3.6. Wanneer Mooie Boom BV een vordering kunnen instellen op grond van ongerechtvaardigde verrijking, zal op het te vorderen bedrag in mindering komen een afname van de verrijking in de periode waarin Glenn G. met een dergelijke schadevergoedingsverplichting geen rekening hoefde te houden. Van groot belang is hierop uitvoerig in te gaan, mede in perspectief met het zojuist genoemde arrest. Die vermindering lijkt in dit geval aannemelijk, maar wie goed gemotiveerd aangeeft dat Glenn G. wel met de werkelijke gang van zaken rekening moest houden krijgt natuurlijk ook punten.
(Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 13 paragraaf 2 nr. 321).
De vordering van Atelier BV is gebaseerd op art. 6:104 BW. Het is van belang grondig in te gaan op de reikwijdte van art.6:104. Zie daarover SpierHartlief/nr 210. Velen verzuimden dat. De rechter moet bij toepassing van dit artikel in zoverre terughoudend – op die terughoudendheid wordt door Spier-Hartlief uitvoerig ingegaan!- zijn dat bij een waarschijnlijke discrepantie tussen ‘winst’ en ‘schade’ in die zin, dat het financiële voordeel van schuldenaar de schade van de wederpartij vermoedelijk aanmerkelijk ver te boven gaat, de schade in beginsel wordt begroot op een deel van de winst.
(Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 9 paragraaf 5 nr. 210).
Krachtens art. 6:108 lid 3 BW kan het klimcentrum de exoneratie tegenwerpen aan Steven en Demi Wellicht staat art. 6:248 lid 2 aan een beroep op de clausule in de weg, maar er is in de casus onvoldoend vermeld om dat te kunnen beoordelen.
(Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 3 paragraaf 3.1 nr. 85).
Nu het onderhoud door hun moeder is weggevallen is de behoefte van Stefje en Dorian aan schadevergoeding beslissend. In het kader van deze behoeftigheidseis tellen alle financiële factoren mee. Ook de erfenis telt dus mee.
De uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en daarmee van de wederzijdse verwijtbaarheid speelt (pas) een rol n het kader van de in art. 6:101 BW vervatte billijkheidscorrectie.
(Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Hfdst. 9 paragraaf 7 nr. 229).
In het verlengde van het arrest VOS/TSN zal de advocaat naar voren brengen dat het voordeel van de door Brand BV ontvangen huursom niet voortvloeit uit dezelfde gebeurtenis als het nadeel van de gederfde winst wegens het niet kunnen benutten van de verbrandingsoven. Dit is voor toepassing van art. 6:100 BW een vereiste. Het nadeel vloeit voort uit het op het op onterechte gronden weigeren van de milieuvergunning, terwijl het voordeel voortvloeit uit de als gevolg van de eigen inspanning van Vuur gesloten overeenkomst met haar buurman (arrest HR Vos/TSN, sub 3.7; Spier c.s nr. 225).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefententamens te gebruiken bij het vak Burgerlijk Recht 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2386 |
Add new contribution