Oefententamens Burgerlijk Recht 3 - RUG
- 2382 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Tech BV is een bedrijf dat via internet elektrische apparatuur aan consumenten verkoopt. Om de verkoop van fotocamera’s te stimuleren adverteert zij op haar website dat bij koop van een camera de consument kans maakt op een reis naar de Seychellen om daar schitterende plaatjes te schieten. Tech BV vermeldt niet in de advertentie dat een klant alleen in aanmerking komt voor deze prijs, indien hij bij de aankoop van de camera € 10 extra betaalt. Mevrouw Luik is op zoek naar een camera. Zij stuit op de website van Tech BV op een mooie camera van het merk SONS. Verder ziet zij ook de advertentie over de Seychellen staan. Het lijkt haar daarom een goed moment om de camera te kopen en bestelt een SONS s520 voor € 700. Tijdens het bestelproces valt haar op dat haar € 10 extra in rekening wordt gebracht voor de reis naar de Seychellen wanneer zij de optie ‘meedoen met de prijstrekking’ aanklikt. Zij twijfelt, een reis naar de Seychellen lijkt haar mooi, maar € 10 kun je maar één keer uitgeven. Zij zet deze optie dan toch maar weer uit. Luik ontvangt vijf dagen later de LITE s520, maar is niet helemaal tevreden met de camera.
Kan Luik de koopovereenkomst met Tech BV met succes vernietigen? (7 punten)
Stel, ongeacht uw antwoord op vraag 4a, dat Luik de overeenkomst kan vernietigen. Zij wacht echter met deze vernietiging en gaat op een wildexcursie op de Veluwe. Tijdens deze excursie valt de camera op de grond en breekt. Luik wil de camera zo snel mogelijk gerepareerd hebben omdat ze een uitje naar dierentuin Beekse Bergen gepland heeft. Zij kiest dan ook voor een spoedreparatie die € 280 kost. Zij vernietigt de overeenkomst na de reparatie en het uitje naar de Beekse Bergen alsnog.
Welk bedrag kan Luik van Tech BV vorderen? (6 punten)
Een vmbo-examenklas speelt tijdens de verplichte gymles het tikspel pionnenroof in de gymzaal. Tijdens dit tikspel, dat al op de basisschool wordt gespeeld, moet de ‘aanvaller’ een pion wegnemen bij de ‘tikker’ voordat hij getikt wordt. Tijdens het spel loopt Gerard met zijn hoofd tegen de muur nadat een andere leerling zijn tik op het laatste moment ontweek. Hij breekt hierbij een nekwervel. De gymleraar hield toezicht in het midden van de lange zijde van de zaal. Het ongeluk heeft hij niet zien gebeuren. Hij heeft van te voren de regels van het spel uitgelegd maar geen specifieke veiligheidsinstructies ge-geven of extra veiligheidsmaatregelen getroffen. De op de muur aangebrachte bekleding bestaat niet uit beschermende valkussens maar uit geluidsisolatie. Dit wist de gymleraar. De gymzaal is een doorsnee sportlokaal van gebruikelijke afmetingen dat voldoet aan de wettelijke eisen. De ouders van de leerling spreken de leraar aan namens hun minderjarige zoon.
Acht u de leraar aansprakelijk? Onderbouw uw antwoord. (7 punten)
Stel, daargelaten uw antwoord op vraag 2a, dat sprake is van een normschending. Komt de ouders van Gerard een beroep toe op de omkeringsregel (vermeld kort een relevant arrest)? (3 punten)
Stel, daargelaten uw antwoord op vraag 5, dat de gymleraar aansprakelijk is. De ouders van Gerard besluiten om hun zoon, na ontslag uit het ziekenhuis, thuis te verzorgen. Vaststaat dat de verpleging ook had kunnen worden uitbesteed aan professionals. Gerard slaapt in de woonkamer in een medisch bed, mag geen traplopen en moet maandenlang bij alle dagelijkse handelingen worden geholpen. De ouders van Gerard vorderen schadevergoeding van de gymleraar voor de uren die zij hebben besteed aan de verpleging van hun zoon. Volgens de gymleraar is hij de ouders van Gerard niets verschuldigd. Hij handelde onrechtmatig jegens Gerard, niet jegens zijn ouders, zo luidt zijn eerste verweer. Bovendien hebben de ouders van Gerard volgens hem geen schade geleden. Zijn tweede verweer luidt dat nu er niet voor de verpleging is betaald en er dus geen kosten zijn gemaakt, omdat de zorg is verleend door de ouders, de ouders geen recht hebben op een vergoeding. De ouders van Gerard hebben gedaan wat van liefhebbende ouders redelijkerwijze mag worden verwacht nu zij daar fysiek toe in staat zijn.
Hebben de ouders van Gerard recht op schadevergoeding (vermeld het relevante wetsartikel)? Ga in op beide verweren en de wijze van schadebegroting. (10 punten)
Willem is eigenaar van een praktijk voor fysiotherapie en heeft 5 werknemers in dienst. Jaarlijks organiseert hij een bedrijfsuitje voor zijn fysiotherapeuten. Dit jaar heeft hij gekozen voor een workshop ‘kickboksen’ bij de plaatselijke sportschool. Onder leiding van een instructeur mogen de werknemers onderling ‘sparren’ en doen zij gezamenlijk een aantal oefeningen. De cursus is bedoeld om de saamhorigheid tussen de werknemers te vergroten en ook een stukje weerbaarheid bij te brengen. Patiënten worden immers steeds mondiger, aldus Willem. Wanneer de werknemers met hun bokshandschoenen aan in een cirkel om de instructeur heen staan om de eerste instructies te ontvangen, meent één van de werknemers, Stan, lollig te zijn. Plotseling deelt hij een klap uit aan zijn collega, Sanne, die naast hem staat. Sanne was hierop niet bedacht, komt ten val en loopt een lelijke armbreuk op. Sanne wil haar werkgever tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende letselschade aanspreken. Zij meent dat haar werkgever jegens haar zijn zorgplicht heeft geschonden.
Heeft het beroep van Sanne op de schending van de zorgplicht door de werkgever kans van slagen? (6 punten)
Sanne doet daarnaast ook een beroep op art. 6:170 BW. Heeft dit beroep kans van slagen? Bespreek de drie belangrijkste vereisten van deze aansprakelijkheid. (7 punten)
Ludo en Minke zijn kennissen en beiden woonachtig in een woonwagenkamp. Ludo heeft sinds 2010 een verbrijzelde voet, waarvoor hij een speciale schoen draagt. Op 25 augustus 2011 is hij naar de woonwagen van Minke gegaan. Hij heeft op haar verzoek bij binnenkomst zijn schoenen uitgedaan. Zij heeft hem een kop koffie aangeboden en gezegd dat hij in de woonkamer plaats kon nemen. Ludo verkiest de zachte, diepe bank boven de houten stoel met houten armleuningen. Op enig moment is hij opgestaan van de bank, wat door zijn voet zeer moeizaam ging. Hij heeft steun gezocht en daarbij een kristallen schaal die op de salontafel stond, omgestoten. De schaal breekt in duizend stukjes. Minke stelt Ludo aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Volgens de advocaat van Ludo is dit een typisch huis-, tuin- en keukenongeluk en is geen sprake van een onrechtmatige daad.
Heeft de advocaat van Ludo gelijk? Onderbouw uw antwoord (6 punten)
Stel, daargelaten uw antwoord op vraag 5a, dat de woonwagen van Minke in de nacht na het be-zoek van Ludo door kortsluiting in brand vliegt. Minke had te veel elektrische apparaten op eenzelfde groep aangesloten en de elektrische installatie was sterk verouderd. Het was daarom al langere tijd wachten op een ongeluk. Minke lukt het zichzelf in veiligheid te brengen maar het hele interieur van de woonwagen gaat in vlammen op. Volgens de advocaat van Ludo geldt dat als de kristallen schaal niet al door Ludo was gebroken, deze nu toch, door toedoen van Minke, verloren was gegaan. Ludo zou na de brand niet langer aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de zaakschade van Marcella.
Heeft de advocaat van Ludo gelijk? Onderbouw uw antwoord (6 punten)
De 18 jarige neef van Ludo, Kars, wil wraak nemen voor het feit dat Minke Ludo aansprake-lijk heeft gesteld. Kars wil Minke flink laten schrikken en bedreigt haar in haar tijdelijke woning met een vuurwapen. Minke doet aangifte waarna Kars op de vlucht slaat. Op zoek naar Kars en het vuurwapen verricht de politie onder meer huiszoeking in de woonwagen van Kars. Deze woonwagen huurt hij van Tim. Omdat niemand thuis is, forceert de politie de deur, die beschadigd raakt. Tim stelt als eigenaar van de woonwagen de Staat aansprakelijk op grond van het ‘égalité devant les charges publiques’-beginsel. Met succes: de aansprakelijkheid van de Staat staat vast. De Staat voert echter het verweer dat sprake is van omstandigheden die toegerekend kunnen worden aan Tim en dat een deel van de schade voor zijn rekening moet blijven. Vaststaat dat Tim niets te maken heeft met deze wraakactie en hier niet van op de hoogte is.
Zal het verweer van de Staat slagen? (6 punten)
Kars wordt uiteindelijk gevonden en veroordeeld. Ook de civielrechtelijke aansprakelijkheid van Kars jegens Minke staat vast. Minke vordert schadevergoeding van Kars voor de door haar geleden immateriële schade. Sinds het moment waarop zij het vuurwapen op haar gezicht gericht kreeg slaapt Minke slecht en is zij bang om alleen thuis te zijn. Van een erkend ziektebeeld is echter geen sprake volgens haar psycholoog.
Kan Minke smartengeld van Kars vorderen? Zo nee, waarom niet en zo ja, op welke grond of gronden (als het er volgens u meer zijn, noem dan de verschillende gronden)? (6 punten)
Oneerlijke handelspraktijken, vernietiging en causaliteit (7 punten)
De vraag is of mevrouw Luik de overeenkomst kan vernietigen op grond van art. 6:193j lid 3 BW. De handelswijze van TDH BV is te kwalificeren als een agressieve handelspraktijk in de zin van art. 6:193i sub h BW. Dit is een oneerlijke handelspraktijk (art. 6:193b lid 3 sub b BW). Twijfelachtig is of de advertentie voor mevrouw de reden was om de overeenkomst met betrekking tot de camera met Tech BV te sluiten. De advertentie heeft haar wel over de streep getrokken om het bestelproces in te gaan, maar vervolgens heeft ze de mogelijkheid om kans te maken op de prijs niet aangevinkt. Het causaal verband ontbreekt. Een beroep op art. 6:193j lid 3 BW slaagt dan ook niet.
Onverschuldigde betaling (5 punten)
Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 BW). Een rechtsgrond voor terugbetaling is daarom onverschuldigde betaling ex art. 6:203 BW. Mevrouw kan niet alleen € 700 terugvorderen op grond van art. 6:203 lid 1 BW. Zij kan ook proberen de kosten van de reparatie terug te vorderen op basis van art. 6:207 BW. De vraag is alleen in hoeverre de kosten voor de reparatie redelijk zijn.
Gevaarzetting. Kelderluik. Art. 6:162 BW (7 punten) Rechtbank Noord-Holland 14 maart 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:2184
De leraar is niet aansprakelijk o.g.v. art. 6:162 BW bij toetsing aan Kelderluik-criteria (omdat de leraar niet meespeelt geldt de hoge drempel voor aansprakelijkheid bij sport- en spelsituaties niet). Of sprake is van gevaarzetting hangt af van de aard van deze gymnastiekoefening, de kans op ongeval en letsel/schade, de ernst van de mogelijke gevolgen en de bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregelen. Het niet treffen van voorzorgsmaatregelen (veiligheidsinstructies, matten tegen de muur) is slechts onrechtmatig is, indien de kans op een ongeval en/of letsel bij het tikspel zo groot was, dat de gymleraar ter voorkoming of beperking van het ongeval en/of letsel naar maatstaven van zorgvuldigheid extra veiligheidsmaatregelen had moeten treffen of dit tikspel niet had moeten laten plaatsvinden (zie het Zwiepende tak-arrest). Bovendien wordt het tikspel wordt al gespeeld op de basisschool zodat de kinderen zijn bekend met de regels en risico’s en voldeed de zaal anders dan in de casus van het arrest gevangenis Curaçao aan de wettelijke eisen.
Omkeringsregel, causaliteit HC 8 (3 punten)
De omkeringsregel, gebaseerd op art. 150 Rv, is van toepassing indien een norm wordt geschonden die strekt tot bescherming tegen een specifiek gevaar en dat gevaar moet zich hebben verwezenlijkt. Bij toepassing neemt de rechter het csqn-verband voors-hands aan (Verheij, nr. 19, p. 75). De vraag is hier of de geschonden norm tegen een specifiek gevaar beschermde. Verdedigbaar is dat sprake is van een veiligheidsnorm zie beoogt te voorkomen dat kinderen ernstig letsel lijden door botsing met de muur. In dat ge-val kunnen de ouders zich op de omkeringsregel beroepen. Eveneens verdedigbaar is dat een algemene veiligheidsnorm die beschermt tegen letsel te weinig specifiek is. In dat ge-val kunnen de ouders zich er niet op beroepen. Relevante arresten zijn Hoge Raad 23 no-vember 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7264, NJ 2012, 669 (Erven A./B. en C.); Hoge Raad 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4042, NJ 2007/141 m.nt. C.J. H. Brunner (Skeelerongeval) of Hoge Raad 7 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6934, NJ 2006/ 244 (Der Bildtpollen Aanwas BV-Miedema).
Abstracte begroting personenschade. Verplaatste schade, relativiteit HC 3 en 6-7 (10 punten)
Het eerste verweer slaagt niet. Het gaat om verplaatste schade. Art. 6:107 verschaft de basis voor aanspraken van derden. De ouders van Gerard hebben als derden recht op schadevergoeding en wel omdat jegens Gerard onrechtmatig is gehandeld. Het is irrelevant of ook jegens de ouders onrechtmatig is gehandeld (Verheij, nr. 44). De relativiteit speelt geen rol. Het primair slachtoffer – Gerard – heeft letsel geleden en ouders vorderen verzorgings-kosten, die, zou Gerard die hebben gemaakt, van de leraar had kunnen vorderen. Het tweede verweer slaagt immers evenmin. Omdat de verpleging en verzorging konden worden uitbesteed aan professionals dan heeft Gerard recht op een vergoeding. Dat de verzorging werd uitgevoerd door zijn ouders, en dat hiervoor dus niet is betaald, doet niets af aan het recht op vergoeding. In een vergelijkbare zaak oordeelde de Hoge Raad dat ouders op grond van artikel 6:107 BW aanspraak konden maken op een vergoeding voor de geleden vermogensschade (6:96 BW) wegens de verzorging en verpleging. De Hoge Raad heeft om tot dit oordeel te komen het volgende overwogen: als iemand door een ongeval langdurige verpleging en verzorging nodig heeft, is de aansprakelijke partij verplicht deze zorg mogelijk te maken. Wanneer een bekende de zorg en verpleging van het slachtoffer op zich neemt zonder hiervoor een vergoeding te vragen, voldoet de bekende aan de verplichting van de aansprakelijke. De redelijkheid brengt mee dat er voor de begroting van de vermogensschade buiten beschouwing wordt gelaten dat er niet betaald is voor de zorg en ver-pleging. De rechter mag geen hogere vergoeding toewijzen dan het geschatte bedrag van de bespaarde kosten van de professionele zorg en verpleging. Het gaat hierbij om een abstracte schadebegroting (normatief schadebegrip). Verheij, nr. 48, 51. Johanna Kruidhof-arrest (niet verplicht)
Zorgplicht werkgever (6 punten)
De zorgplicht van de werkgever is te vinden in art. 7:658 BW en art. 7:611 BW. De aansprakelijkheid kan niet gefundeerd worden op art. 7:658 BW, omdat er geen schade is in de uitoefening van het werk. Zie het Rollerskate-arrest, Reclasserings-arrest of het arrest KLM/De Kuijer (geen van alle verplicht). Het functioneel verband tussen de fout en het (eigenlijke) werk ontbreekt. Dit betekent dat art. 7:658 BW niet van toepassing is en een beroep daarop dus geen kans van slagen heeft. Wel zou art. 7:611 BW als grondslag kunnen dienen. Aangetoond moet dan worden dat Bert zich niet als een goed werkgever heeft gedragen.
Aansprakelijkheid voor ondergeschikten (7 punten)
Ja, er is sprake van
Ingezoomd moet worden op dit functioneel verband. Ondanks dat de aard van de fout, het tijdstip, de locatie en betrokkenheid van hulpmiddelen niet in de richting van de werkgever wijzen, lijkt het functioneel verband toch aangenomen te kunnen worden. Zie verplicht arrest Groot Kievitsdal (of Blomaard/Gemeente Utrecht): de activiteit was bedoeld de saamhorigheid te bevorderen, de werknemers traden als een eenheid op en het uitje was (moreel) verplicht.
Toerekening. 6:165 BW. ECLI:NL:GHSHE:2015:4169, r.o. 4.5.2, HC 3 (6 punten)
Nee de advocaat heeft geen gelijk. Nu de als een doen te beschouwen gedraging van verweerder – het omstoten van de kristallen schaal – onder invloed van zijn lichamelijke te-kortkoming is verricht – hij moest door zijn zere voet steun zoeken bij het opstaan, kan deze gedraging op grond van art. 6:165 lid 1 BW als een onrechtmatige daad aan verweerder worden toegerekend. Deze bepaling heeft niet alleen betrekking op de toerekening doch ook op onrechtmatigheid van de gedraging. Vgl. de op het college besproken casus van de struikelende gast met een achillespeesblessure: ECLI:NL:RBNNE:2017:240. Juist niet abstraheren maar hoge eisen stellen aan verband (“onder invloed”).
Causaliteit, HC 8 (6 punten)
Nee de advocaat heeft wederom geen gelijk. Het gaat om een geval van hypothetische causaliteit. De tweede oorzaak veroorzaakt slechts hypothetische schade, namelijk slechts in de hypothetische situatie dat de eerste gebeurtenis niet had plaatsgevonden. In geval van zaakschade (momentschade) geldt dat de eerste dader aansprakelijk is en blijft: het csqn-verband wordt niet verbroken. De schade was al geleden en Ludo was al aansprakelijk hiervoor. ‘De schaal kan niet twee keer stuk.’
Eigen schuld (ECLI:NL:HR:2017:2789), HC 9 (6 punten)
Nee gelet op HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2789 is de Staat aansprakelijk voor alle schade die valt buiten het normale maatschappelijke risico. Art. 6:101 lid 2 BW bepaalt dat indien de vergoedingsplicht schade betreft die is toegebracht aan een zaak die een an-der (bijvoorbeeld een huurder) voor de benadeelde in zijn macht had, het handelen van die ander bij het vaststellen van de eigen schuld wordt toegerekend aan de benadeelde. Art. 6:101 lid 2 BW blijft als toerekeningsregel echter buiten toepassing. Het gaat namelijk om schade die buiten het normale maatschappelijk risico van de benadeelde valt en op grond van het égalité-beginsel wordt vergoed. Dat betekent dat indien de beschadigde zaak werd gehouden door de verdachte (Kars), omstandigheden aan de zijde van Kars die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade, niet aan die ander – de eigenaar Tim – kunnen worden toegerekend (dus ook niet via de billijkheidscorrectie van 6:101 lid 1).
nr. 50 (huiszoeking bij tante) i.c. niet van toepassing.
Immateriële schade (6 punten).
Art. 6:106 BW geeft Minke recht op schadevergoeding. Kars had het oogmerk om nadeel dat niet in vermogensschade bestaat toe te brengen, lid 1 sub a is dus van toepassing.
Daarnaast is er ook sprake van een aantasting in haar persoon anderszins: lid 1 sub b. Niet zozeer omdat sprake is van geestelijk/psychisch letsel (dat staat immers niet vast) maar omdat er net als in de Oosterparkrellen-casus inbreuk is gemaakt op persoonlijkheidsrechten als het recht op lichamelijke integriteit/veiligheid woning (art. 2 EVRM) en
respect voor de persoonlijke levensfeer (art. 8 EVRM). Antwoord is ja, Minke heeft recht op smartengeld.
Oefententamens te gebruiken bij het vak Burgerlijk Recht 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2408 |
Add new contribution