Burgerlijk Recht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 17/18
- 1889 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Vragen n.a.v. het arrest van Geest – Nederlof.
Schets de casus die leidde tot dit arrest
Welk van de door art. 6:228 lid 1 genoemde dwalingsgevallen is hier aan de orde?
Welke regel formuleert de Hoge Raad (zie r.o. 3.2)? Bij welk gedeelte van het thans geldende art. 6:228 speelt deze regel een rol?
Rechtvaardigt het “lichtvaardige” handelen van de (ondeskundige) koper – het niet laten keuren van de auto door een deskundige alvorens tot aankoop over te gaan – volgens de HR een uitzondering op deze regel? (zie r.o. 3.4)
Geef aan of de volgende overeenkomsten geldig zijn:
Gino zoekt al enige tijd naar mogelijkheden om zijn markt voor de afzet van cocaïne te vergroten. Steeds stuit hij op ernstige concurrentie van Carlo. Hij besluit dat Carlo moet verdwijnen en sluit een overeenkomst met Joop om voor 100.000 euro Carlo uit de weg te ruimen.
Marieke wil haar echtgenoot uit de weg ruimen. Ze koopt een bijl bij een doe-het-zelfwinkel zonder erbij te vermelden dat ze daarmee haar echtgenoot wil vermoorden.
Variant op vraag b: de verkoper is op de hoogte van de plannen van Marieke en verkoopt toch de bijl.
Ga na of in de onderstaande gevallen een aantastbare rechtshandeling tot stand komt:
De 24-jarige curandus Jaap heeft 10.000 euro van een oom geërfd. Hij koopt buiten medeweten van zijn curator een piano van dit geld.
Piet, een 15-jarige, krijgt 5 euro zakgeld per week. Na een half jaar sparen koopt hij van dit geld een tweedehands I-Phone.
De 15-jarige Freek heeft na het overlijden van zijn opa een erfenis (geld) gekregen. Hij wilt van het geld een brommer kopen en vraagt toestemming aan zijn vader Hans. Hans stelt als voorwaarde dat hij een model mag kopen voor maximaal 2.000 euro. Freek koopt een brommer van 4.500 euro. Bij thuiskomst blijkt de vader niet zo blij te zijn met de aankoop. Kan de vader van Freek in zijn hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordiger de koopovereenkomst vernietigen? Motiveer uw antwoord.
Mevrouw Feenstra is 68 jaar en haar buurman heeft een kennel met honden. Door een motorisch gebrek aan een van de achterpoten van een hond is hij afgekeurd als renhond. Brends weet dat dit zal leiden tot verlamming. Op een dag benadert hij mevrouw met de vraag of zij het gezelschap van de hond tijdens haar wandelingen zou waarderen. Hij benadrukt de raszuiverheid en het trouwe karakter en zegt bewust niks over de ziekte. Na drie maanden kan de hond al niet meer lopen. Mevrouw Feenstra wenst de overeenkomst te vernietigen. U adviseert haar.
Margje is onder curatele gesteld wegens drankmisbruik. Op een dag verkoopt zij haar gouden armband buiten medeweten van haar curator. Wanda wilt de Armband wel kopen. Margje ontvangt de koopsom en Wanda de armband, waarna Margje zich intens tevreden naar de kroeg begeeft. De dag erna ontdekt de curator de verkoop, hij vernietigt de overeenkomst en eist bij Wanda de armband op met een beroep op de over Margje uitgesproken curatele. Wanda weigert omdat zij hier niet van af wist. Beantwoord de vraag of Wanda de armband dient af te geven aan de curator. Ga bij uw antwoord in op het verweer van Wanda.
W wil een kraanwagen kopen om in havens te gebruiken. Hij heeft hiervoor wel een kentekenbewijs nodig, omdat hij ermee de openbare weg op wilt. De handelaar geeft aan dat hij dit kenteken voor dit type kan verkrijgen. Nadat W de kraanwagen heeft gekocht en kraanwagen is geleverd, blijkt dat de wagen geen kentekenbewijs kan krijgen. Kan W de koopovereenkomst vernietigen op grond van dwaling?
Is het verstandig om de koopovereenkomst te vernietigen als B failliet dreigt te gaan?
Op 22 jan. 1985 is tussen van Geest als koopster en Nederlof als verkoper een koopovereenkomst tot stand gekomen, welke betrekking had op een tweedehands auto. Op de koopdatum heeft van Geest ook een keuring aangevraagd bij de ANWB. Deze keuring heeft 7 februari plaatsgevonden. Blijkens een door van Geest overgelegde verklaring is die van Geest van Nederlof heeft gekocht betrokken is geweest bij een ernstige aanrijding. De schade die was geleden is door de verzekeringsmaatschappij van de toenmalige eigenaars geregeld op basis van total loss. Nederlof was ten tijde van de verkoop op de hoogte dat de auto hersteld was na schade rijden. Van Geest stelt dat Nederlof gezien de wetenschap die hij had met betrekking tot het schadevoorval en in aanmerking genomen van zijn deskundigheid enerzijds en haar ondeskundigheid anderzijds een mededelingsplicht had; van Geest doet een beroep op dwaling. Nederlof heeft niet bestreden dat hij bij de verkoop een mededelingsplicht had met betrekking tot de door de auto opgelopen schade, hij heeft echter aangevoerd dat hij wel degelijk voor de verkoop van Van Geest heeft gemeld dat de auto betrokken was geweest bij een ernstig ongeval en vervolgens was hersteld.
Art. 6:228 lid 1 sub b BW.
R.O. 3.2: “Wanneer een partij voor de totstandkoming van een overeenkomst aan de wederpartij bepaalde inlichtingen had behoren te geven ten einde te voorkomen dat de wederpartij zich omtrent het betreffende punt een onjuiste voorstelling zou maken, zal de goede trouw zich in het algemeen ertegen verzetten dat eerstgenoemde partij ter afwering van een beroep op dwaling aanvoert dat de wederpartij het ontstaan van de dwaling aan zichzelf heeft te wijten.”
Deze regel heeft betrekking op art. 6:228 lid 2 BW: er vindt dan op grond van dit lid geen correctie plaats. Mededelingsplicht gaat voor onderzoeksplicht.
Nee; de HR stelt dat het hof heeft miskend dat de regel zoals in R.O. 3.2 gegeven juist ertoe strekt ook aan een onvoorzichtige koper bescherming te bieden tegen de nadelige gevolgen van dwaling veroorzaakt door het verzwijgen van relevante gegevens.
Art. 6:217 BW “ een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan". Een overeenkomst is een (meerzijdige) rechtshandeling. Daarom is op een overeenkomst titel 2 van boek 3 van toepassing. Op grond van artikel 3:33 BW vereist een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Hier is sprake van. Echter is de overeenkomst op grond van artikel 3:40 BW nietig. De inhoud is in strijd met de openbare orde (goede zeden).
Geen sprake van dwaling; hier zou het moeten gaan om (g)een mededeling van de verkoper, hier gaat het om Marieke de koper. Geen sprake van strijd met de goede zeden want de motieven waren voor de wederpartij niet voorzienbaar of kenbaar, waardoor er geen sprake is van nietigheid.
Art. 6:217 BW: “een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan“. Op grond van artikel 3:33 BW vereist een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Echter is de overeenkomst op grond van artikel 3:40 BW nietig. De inhoud is in strijd met de goede zeden, het gaat om de in onze samenleving als fundamenteel ervaren normen en beginselen die de moraliteit betreffen.
Op grond van artikel 1:381 lid 2 BW zijn onder curatele gestelden handelingsonbekwaam, tenzij er sprake is van een uitzondering genoemd in lid 3; bijv. wanneer hij toestemming heeft van de curator: niet het geval. Art. 3:32 lid 1 BW bepaalt dat behoudens wettelijke uitzonderingen ieder mens bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen, dus ook tot het aangaan van overeenkomsten. Volgens lid 2 zijn door handelingsonbekwamen verrichte rechtshandeling als regel vernietigbaar; Jaap is handelingsonbekwaam omdat hij onder curatele is gesteld; hierdoor is er in beginsel een overeenkomst tot stand gekomen, tenzij er een beroep wordt gedaan op de vernietigbaarheid; dus een aantastbare rechtshandeling.
Art. 1:234 lid 3 BW bepaalt dat de toestemming aan een minderjarige wordt verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten; het gaat hier om een jongen van 15 die een half jaar heeft gespaard voor een tweedehands i-phone, dit is in het maatschappelijk verkeer tegenwoordig een gebruikelijke handeling. Dus sprake van een geldige rechtshandeling.
Art. 1:234 lid 3 BW bepaalt dat de toestemming aan een minderjarige wordt verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten; het gaat hier om een jongen van 15 die een brommer koopt van €4.500,-. Dit geen rechtshandeling die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is voor een minderjarige. De toestemming aan een minderjarige wordt dan ook niet verondersteld te zijn verleend.
Sprake van art. 3:32 lid 2 BW; de rechtshandeling is vernietigbaar. Indien de vader van Freek dit doet komt de titel hier te ontvallen; vernietiging heeft terugwerkende kracht art. 3:53 BW; dus er is nooit sprake geweest van een rechtshandeling.
Mevrouw Feenstra kan zich beroep op dwaling art. 6:228 BW;
Is het geval namelijk; Sub b; de wederpartij had in verband met wat zij omtrent de dwalende wist of behoorde te weten, de dwalende behoren in te lichten; Berends heeft bewust niets gezegd over de ziekte waar het hondje aan lijdt terwijl hij wist/behoorde te weten dat hij de dwalend had behoren in te lichten.
Een andere mogelijkheid is bedrog; te vinden in artikel 3:44 lid 3 BW; dit is aanwezig wanneer iemand expres iets verzweeg wat hij verplicht was mede te delen; hier was sprake van een spreekplicht, indien dit ook nog een opzettelijk is gebeurd. Moeilijk om “opzettelijkheid” te bewijzen.
Op grond van artikel 1:381 lid 2 BW zijn onder curatele gestelden handelingsonbekwaam. Art. 3:32 lid 1 BW bepaalt dat behoudens wettelijke uitzonderingen ieder mens bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen, dus ook tot het aangaan van overeenkomsten. Volgens lid 2 zijn door handelingsonbekwamen verrichte rechtshandeling als regel vernietigbaar;
Er is niet voldaan aan de vereisten van art. 3:84 BW; er moet sprake zijn van beschikkingsbevoegdheid; Margje is gewoon beschikkingsbevoegd, sprake van curatele, daardoor beschikkingsbevoegd maar niet handelingsbekwaam, levering bezitsverschaffing, echter de titel vervalt door de vernietiging; De titel komt hier te ontvallen; vernietiging heeft terugwerkende kracht, art. 3:53 BW; dus er is nooit sprake geweest van een rechtshandeling. Conclusie: geen sprake van een overdracht dus Margje is eigenaar gebleven van de armband. De curator kan de armband opeisen; revindicatie recht art. 5:2 BW.
Ja; betreft hier het arrest Booy/Wisman, waarin de lijn van Baris/Riezenkamp wordt voortgezet. In de arrest kocht Wisman van Booy een kraanwagen om in havens te kunnen gebruiken. Booy had tegen Wisman gezegd dat hij een kentekenbewijs hiervoor kon krijgen, maar dat bleek niet te kloppen. Kon Wisman nu de overeenkomst vernietigen vanwege dwaling of had hij onderzoek moeten doen?
Nee; vernietiging heeft terugwerkende kracht, art. 3:53 BW; eigendom van de kraan gaat weer over op B. dan valt W onder concurrente schuldeisers en zeer waarschijnlijk zijn vordering moeten delen met andere schuldeisers. Je kan beter de kraan zelf verkopen dan krijg je meer geld.
Opdrachten bij de werkgroepen van Burgerlijk Recht 1 van de Rijksunversiteit van Groningen, uit 2017/2018.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1882 |
Add new contribution