Slaapstoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Energie die slaap geeft = gelijk aan verbruikte energie overdag - evenwicht dat nauwelijks te beïnvloeden is.

Slaapmechanismen

  • Slaapschuld (homeostase)

    • Hoe langer je wakker bent, hoe groter de slaapschuld (slaapdruk)

    • Door slaap verlaagt de slaapdruk

  • Biologische klok (circadiaan)

    • Overdag is het licht en zijn we wakker

    • O.i.v. licht stuurt de biologische klok het dagelijks ritme van lichaamsfuncties (melatonine, temperatuur) ≈ 24 uur

  • Automaticiteit

Slaapcyclus & functie van slaap

  • Energiebesparing

  • Restauratie: afweer, herstel en groei

    • Onderzoek bij ratten: tijdens slaap: vergrote ruimtes tussen de hersencellen → hersenvocht spoelt afvalstoffen sneller weg → lever → afbraak afvalstoffen = mogelijke verklaring voor herstellende invloed van slaap op de hersenen.

  • Geheugenbeheer

  • Restant van evolutie?

Voorwaarden voor goede slaap zijn een veilige, liefst vertrouwde omgeving, voldaan gevoel (geen honger, dorst, pijn,…), een rustige en donkere omgeving (prikkelarm), een comfortabel bed en horizontale lichaamshouding, niet te warm, niet te koud en voldoende aandacht verliezen voor prikkels (omgeving en gedachten). Bij een aanhoudende verstoring van de slaap is er spraak van een slaapstoornis.

Twee classificatiesystemen

  • Slaapgeneeskunde (neurologie) ICSD-2: International Classification of Sleep Disorders

  • Psychiatrie DSM-IV-TR/DSM-V: Diagnostic and Statistical Manual of Psychiatric Disorders

Gevolg:

  • Slaap onderbelicht in psychiatrie, psychiatrie onderbelicht in slaapgeneeskunde

  • Echter: in DSM-V meer overeenstemming met ICSD, en slaapstoornissen als onafhankelijke stoornis

Slaapstoornissen en slaap-waak stoornissen volgens DSM-V:

Insomnie

Definitie:

  • Subjectieve klacht

  • In slaap problemen

  • Doorslaap problemen

  • Vroeg wakker worden

  • Klachten overdag: vermoeid, stemming, geheugen, concentratie, slaperigheid

Aandacht voor slaap is belangrijk: Onbehandelde slapeloosheid vergroot de kans op het krijgen van een depressie (2-4x zo groot) en behandeling van psychopathologie verloopt vlotter als er ook apart aandacht is voor slaap.

Drie factoren model van insomnie

Slechte slaapgewoontes

  • Regelmatige dutjes overdag (lang, vaak en/of op wisselende tijdstippen)

  • Sterk wisselende tijden van opstaan en/of naar bed gaan

  • Lange bedtijden (meer dan 8 uur op bed)

  • Vlak voor het slapen alcohol, nicotine of cafeïne drinken

  • Vlak voor het slapen gaan werken, sporten of emotioneel belastende activiteiten ondernemen (ruzie maken, spannende film kijken)

  • Vlak voor het slapen gaan computeren/tv kijken (blauw licht beïnvloedt SCN)

  • Het bed gebruiken voor andere activiteiten dan slaap of seks (langer dan half uur tv kijken, lezen, eten, praten, plannen)

  • Oncomfortabele slaapomgeving (te koud of te warm, te licht)

Andere slaapstoornissen

Slaap apneu

  • Snurken, adem in houden

  • Kort wakker schrikken, vaak geen bewustzijn van wakker worden

  • En ondieper verder slapen

Pavor nocturnus of night terror

  • Wakker schrikken, trage oriëntatie, geen herinnering

  • Geen beelden

  • Intens gevoel van paniek / bedreiging

  • Geen herinnering van schreeuwen of om zich een slaan

  • Komt vaak voor bij kinderen

Slaapwandelen

  • Nachtelijke bewegingen, vaak uit het bed

  • Ander bewustzijnsniveau

  • Bij wakker worden: trage oriëntatie en geen herinnering

Nachtmerries

  • Merrie: mare

  • Betekenis van mare is kwelgeest, maar duidt ook op ineenvlechting (zoals in maretak)

  • Nachtmerrie = nachtelijke kwelgeest

  • Negatieve invloed op slaap, welbevinden en dagelijks cognitief en emotioneel functioneren (Zadra & Donderi, 2000; Chivers & Blagrove, 1999; Hublin, 1999)

  • Verband met psychopathologie: angststoornissen, PTSS, psychose, persoonlijkheidspathologie, suïcide risico en middelenmisbruik (Levin & Nielsen, 2007; Spoormaker et al. 2006; van Schagen et al., in review)

  • Nachtmerries blijven bestaan, ook na behandeling van PTSS (Rothbaum & Mellman, 2001; Zayfert & De Viva, 2004)

  • Nachtmerries vergroten de kans op terugval in PTSS (Schreuder e.a., 2001)

  • REM-slaap start later en de functie is verstoord

Nachtmerries vanuit cognitief gedragstherapeutisch perspectief

  • Verhoogde arousal door intense emoties

  • Intense emoties gekoppeld aan beelden tijdens de nachtmerrie

  • Herhalende nachtmerries met nachtmerriescript dat altijd slecht afloopt, herhaalde ervaring van gebrek aan controle

  • In standhoudende factoren als gebrek aan slaaphygiëne

Imaginatie en rescripting therapie (IRT)

  • Opschrijven herhalende nachtmerrie

  • Verzin een verandering van het script (rescripting)

  • Schrijf verandering op

  • ± 6 x per dag een paar minuten inbeelden (imaginatie)

  • Ook na nachtmerrie: in de ochtend een nieuw verhaal maken en inbeelden

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Sheetnotes BPOP (Biopsychosociale Perspectieven op Ontwikkelingspsychologie) - Psychologie UU B2 - 2017/2018

Psychotische stoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Psychotische stoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Psychose

  • Toestand waarin men de werkelijkheid niet van fantasie kan onderscheiden en waarin men een nieuwe realiteit creëert (Kaplan en Sadock, 2003)

  • Het betreft meestal wanen (irrationeel geloof) en / of hallucinaties (sensorische ervaring in afwezigheid van een externe gebeurtenis).

  • Er bestaan verschillende soorten wanen en hallucinaties (bijvoorbeeld betrekkingswaan en auditieve hallucinatie)

Schizofrenie is het meest kenmerkende symptoom van psychosen, iedereen met schizofrenie heeft doorgaans een psychose meegemaakt (dit hoeft andersom niet zo te zijn).

Schizoaffectieve stoornis: patiënten die een psychose hebben gehad en daarnaast ook een periode met depressieve of manische stemming.

Post-partum psychose: na de bevalling last krijgen van wanen of hallucinaties

Schizofrenie DSM-IV / DSM V:

  • Subtypes zijn komen te vervallen

  • Ernst van verschillende symptomen wordt door DSM V in kaart gebracht met een 4 puntsschaal.

  • Kernsymptoom moet een van de onderstaande symptomen zijn volgens de DSM V (wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak).

  • Er moet volgens DSM sprake zijn van 2 kernsymptomen (DSM IV vond 1 genoeg)

1% ontwikkelt schizofrenie, mannen hebben 1,5x meer kans dan vrouwen en bij mannen ontstaat het rond 20e, bij vrouwen rond hun 25ste. Chronisch is schizofrenie niet te genezen maar het is wel te behandelen. Wanen en hallucinaties zijn veelal beangstigend en gevaarlijk, 15% van de schizofrene patiënten overlijdt door zelfmoord. Er zijn een aantal predictoren voor het beloop van schizofrenie.

Wat gebeurt er in het brein als iemand stemmen hoort?

Voor je stemmen waarneemt is er hersenactiviteit in de (para)hippocampus. Het geheugen lijkt betrokken te zijn bij het horen van stemmen. Tijdens het horen van stemmen zijn de taalperceptie en de taalproductiegebieden actief, vooral in de rechter hersenhelft. Deze gebieden lijken getriggerd vanuit het geheugen. Bij schizofreniepatiënten liggen de taalgebieden meer links en rechts, bij anderen liggen de taalgebieden vooral links. Indien >50% stemmen negatieve inhoud: >82% kans op psychotische stoornis (met/ zonder affectieve component). Indien alle stemmen negatieve inhoud: >90% kans op psychotische stoornis

Factoren bij de ontwikkeling van schizofrenie:

  • Diathese stress model: Dit model stelt dat er bij een grotere kwetsbaarheid minder stress en bij een kleinere kwetsbaarheid meer stress nodig is om de stoornis zijn aanvang te laten nemen of voor verergering van de symptomen te zorgen.

  • Geboorteplaats: je hebt 2,4x meer kans op schizofrenie als je in een drukke stad opgroeit. De hersenen van mensen die in een grote stad opgroeien reageren heviger op stress dan mensen van het platte land.

  • Bij gebruik van cannabis ontwikkel je vaak jonger schizofrenie dan wanneer je nooit cannabis gebruikt, ook vallen gebruikers vaker terug en hebben ze ernstigere positieve symptomen. Er is een genafwijking gevonden die gevoelig maakt voor schizofrenie én gebruik van cannabis.

  • Bij

.....read more
Access: 
Public
Ethiek - SheetNotes (2017/2018)

Ethiek - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

College met veel interactie.

Ethiek gaat over:

  • Goed handelen: wat te doen in bepaalde situatie? Praktisch gericht – ‘smalle ethiek’

  • Goed leven: hoe leid ik een goed leven? Levenshouding – ‘brede ethiek’

  • Waarden en normen

  • Vanzelfsprekendheid: doorbroken

Waarden zijn algemeen, is antwoord op vraag ‘wat is belangrijk?’, ideaal, motiverende kracht, achtergrond een rol spelen, eindigt vaak op ‘heid’/’eit’.

Normen is specifiek/voorschrijvend, is antwoord op vraag ‘wat moet ik doen?’, richtlijn/regel, bindende kracht, op de voorgrond rol spelen!

  • Het subjectieve – emoties/smaak- beleven/voelen – is het waarachtig?

  • Het objectieve – feiten – kennen/weten – is het waar?

  • Het normatieve – waarden/normen – waarderen – is het goed?

Stromingen in de ethiek

  • Plicht

    • Tien geboden

    • Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet

    • Immanuel kant (1724-1804)

    • Beroepscode & wetgeving

  • Gevolgen

    • Handeling is goed als gevolgen goed zijn

    • Grootste geluk blablabla

Deugd-ethiek

Deugd is de morele kwaliteit of eigenschap van iemand, die ervoor zorgt dat hij of zij de juiste keuze maakt. Daarvoor moet je ontwikkelen:

  • inzicht wat juist handelen is

  • vermogen te onderscheiden wat tot welzijn en geluk leidt

  • idee waar het je om begonnen is ‘de bedoeling’

Gaat vooral over houding/karakter – vrij of verkrampt

Deugdethiek: hoe goed te leven? Brede ethiek als mens, als professionals. Het juiste midden = afhankelijk van context

Waarden: wat vind ik belangrijk?

Deugden: verwerfbare eigenschap – waardoor je de juiste keuze maakt. Verschil tussen waarden en deugden: Deugd = persoonlijk; waarde = abstract. Hoe doe je iets: het handelen staat centraal

Norm: wat moet ik dan doen?

Nodig voor ethische afwegingen:

  • Argumenten zoeken/ formuleren

    • Reflecteren

    • ‘Vrije ruimte’ (tijd om na te denken)

    • Redelijkheid

    • Communiceren – onderzoeken – in dialoog gaan

    • Discussiëren

  • Vrijheid = noodzakelijke voorwaarde

  • Je eigen overtuigingen tijdelijk kunnen ‘parkeren’

Access: 
Public
Angststoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Angststoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

In de volksmond is emotie een gevoel, volgens de wetenschap heeft een emotie diverse aspecten: fysiologie, cognitie, ervaring, motoriek.

Verschillende respons-effecten die los van elkaar samenhangen.

  • Emotie-aspecten: ‘loosely coupled systems’.

  • Functie van emotie: faciliteren van adaptatie (overleving van organisme en nakomelingen).

  • Prikkel – ervaring – actie-tendens – functie.

  • Angst: fysiologische, cognitieve, experientieele en motorische aspecten.

  • Selective mutism: zijn in bepaalde situaties bang om te praten.

Angststoornissen

  • De angstrespons zelf is niet ‘gestoord’.

  • Angst is ‘situatief inadekwaat’: intensiteit van de angst staat niet in verhouding tot de ernst van de dreiging.

  • Diverse angststoornissen hebben een diagnostisch specifieke ‘cognitieve kern’.

  • Paniekstoornis: catastrofale misinterpretatie van lichamelijke sensaties

  • Sociale fobie: angst voor afkeuring door anderen omdat anderen tekenen van sociale angst zien (blozen, trillen etc)

OCD: angst voor schuld door onverantwoordelijk gedrag

PTSD: catastrofale misinterpretatie van gevolgen trauma en betekenis van trauma

E.v. fobie: afhankelijk van aard fobie (hond valt me aan, vliegtuig stort neer, bliksem slaat in etc.)

GAD: Wisselend (‘piekeren is vervelend, maar eigenlijk goed)

Hoe komt het dat angststoornissen zicht ontwikkelen en welke causale processen zijn hier verantwoordelijk voor? Deze vragen kunnen deels beantwoordt worden met genetica.

  • Neuroticisme maakt kwetsbaar. Angstpatienten scoren hoog op Neuroticisme, maar van de mensen die hoog scoren op neuroticisme ontwikkelt minderheid een angststoornis.

  • Safety behaviours: je leert niet dat je ergens niet bang voor hoeft te zijn.

Access: 
Public
Burnout - SheetNotes (2017/2018)

Burnout - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Een burnout wordt vergeleken met een lege batterij of een dovend vuur.

Hoe kan het zo ver komen?

  • Intensivering van de arbeid

  • Veranderde werkinhoud

    • Fysieke of emotionele arbeid

    • Verandering zorgt voor onzekerheid = stress

    • Verandering vereist aanpassing = energie

  • Organisatieverandering

  • Verruiming ziektebegrip

  • Individualisering

    • Verantwoordelijkheid ligt steeds meer bij de werknemer

  • Veranderd verwachtingspatroon

  • Psychologisch contract onder druk

‘Ontdekking’ van de burnout

  • Klinische benadering

    • Herbert Freudenberger (1974): observeerde dat idealistisch gemotiveerde mensen na een half jaar op waren  burnout

  • Onderzoeksbenadering

    • Christina Maslach (1976): emotionele werkdruk (ambulance, gevangenis e.d.) te hoog  burnout

Burnoutklachten

  • Vermoeidheid

  • Distantie (demotivatie)

  • Verminderde competentie

  • Spanningsklachten

  • Werk gerelateerd

  • Bij ‘normale’ mensen  gaat niet om mensen met een depressie o.i.d.

Schaufeli & Enzmann (1998): “ Burnout is a persistent, negative, work-related state of mind in ‘normal’ individuals that is primarily characterized by exhaustion, which is accompanied by distress, a sense of reduced competence, decreased motivation, and the development of dysfunctional attitudes at work ”

Verschil burnout en depressie

Burnout vs. Depressie:

  • Woede, wrok - Schuld, suicidale ideatie

  • Werk gerelateerd - Alle levensgebieden

  • Minder werkplezier - Anhedonia

  • Geen ‘vitale’ symptomen - ‘Vitale’ symptomen

    • Dagelijkse stemmingswisselingen

    • Gewichtsverlies of – toename

    • Afname libido

Mensen die een burnout hebben kunnen wel depressieve klachten ontwikkelen (frustratie) maar mensen met een depressie ontwikkelen geen burnout.

Assessmentmethoden

1. Diagnostische richtlijnen (huisarts)

  • Spanning (werken nog wel): Overspanning (werken minder, bij goede behandeling 4-6 werken), burnout (werken niet, kan heel lang duren).

2. Zelfbeoordelingsvragenlijst (psycholoog)

  • Maslach Burnout Inventory (MBI)

  • Utrechtse Burn Out Schaal: 3 versies; contactueel, leerkrachten, algemeen.

Klinische burnout en sociobiografie

(N=10.064)

  • Meer mannen (4,5%) dan vrouwen (3,6%)

  • Toename met leeftijd: van 2,0% < 25 jr. tot 6,3% > 55 jr.

  • Meer bij full-timers (5,8%) dan bij parttimers (3,1%)

  • Gemiddeld duren de klachten 2,5 jaar.

Oorzaken: Hoge taakeisen

  • Kwantitatieve belasting (werkdruk, tijdsdruk, deadlines)

  • Kwalitatieve belasting (geestelijk, emotioneel)

  • Rol problemen (rol conflict, rol ambiguïteit)

  • Interpersoonlijke conflicten

  • Pesten, sexual harassment

  • Werk-thuis conflict

  • Baanonzekerheid

Oorzaken: gebrek aan energiebronnen

  • Regelmogelijkheden

  • Participatie en besluitvorming

  • Sociale steun van collega’s en leidinggevenden

  • Feedback

  • Leer- en ontwikkelingsmogelijkheden

  • Waardencongruentie

  • Wederkerigheid

.....read more
Access: 
Public
Stemmingsstoornissen - SheetNotes (2017/2018)
Neurocognitieve Stoornissen - SheetNotes (2017/2018)
Werkverslaving - SheetNotes (2017/2018)
Ontwikkelingsstoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Ontwikkelingsstoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Ontwikkeling is op diverse manieren belangrijk:

  • Problemen ontstaan vaak in de kindertijd

  • Kenmerken van stoornissen veranderen met leeftijd

  • Problematiek is een ontwikkeling die ergens misloopt. Waar, hoe (afwijkend of vertraagd), waarom?

  • Verloop en prognose van problematiek

  • Voorkomen is beter dan genezen?

    • Nieuwe Jeugdwet

Stoornissen die vroeg ontstaan: Neurodevelopmental Disorders

Autisme spectrum stoornis (DSM-V):

1. Persistente beperkingen in sociale communicatie, zoals:

  • Beperkingen in sociale emotionele wederkerigheid

  • Beperkingen in nonverbale gedragingen

  • Beperkingen in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.

2. Beperkte, zich herhalende patronen van gedrag, belangstelling of activiteit.

  • Abnormaal sterke focus op bepaalde interesse of op bepaalde voorwerpen

  • Vasthouden aan vaste (soms nutteloze) routines, moeite met veranderen

  • Stereotype en herhaalde motorische gedragingen

  • Hypo- of hypersensitiviteit voor sensore stimuli; overgevoeligheid geluid, likken etc.

Problemen in de spraak: (25% van de autistische kinderen zal nooit spreken)

  • Syntax (grammatica): vrij normaal

  • Prosody (intonatie): monotoon, formeel/pedant, vragerig

  • Semantiek (begrip):

    • Nemen alles letterlijk

    • Moeite met grappen, sarcasme, overdrachtelijk taalgebruik, jij-ik

  • Pragmatiek (sociaal);

    • Praten tegen iemand i.p.v. met iemand

Beperkte interesses en herhaald gedrag:

  • Herhaalde bewegingen (wiegen, flapperen, steeds hetzelfde doen met objecten etc.)

  • Ook vaak weerstand tegen verandering (vaste routines, soort eten, inrichting kamer etc.)

  • Hoge interesse in 1 ding (landkaarten, treinen etc.).

    • Sommigen (10%) daardoor ‘autistic savant’.

Ongeveer 1% totale populatie heeft autisme.

Jongens/meisjes 4:1 USA: 1 op 54 jongens

Jongens zijn oververtegenwoordigd in stoornissen die vroeg in de ontwikkeling ontstaan en een neurale basis hebben. Meisjes zijn oververtegenwoordigd in stoornissen die later ontstaan.

Oorzaken (biologisch)

Genetische factoren (veel verschillende en veel variatie!):

  • Genetische syndromen die intellectuele beperkingen geven (38% ook matig-ernstige intellectuele beperking)

  • Mutaties (extra kopie of verdwijnen van duplicatie gen), o.a. in sperma (oude vaders)

  • Veel genen bij ASS zijn betrokken bij synaptische functies (ook hoge co-morbiditeit met epilepsie), o.a. oxytocine receptor gen

Abnormale ontwikkeling amygdala (emotionele verwerking)?

Amygdala aanvankelijk groter bij jonge kinderen, geeft angst en stress, stress hormoon cortisol beschadigt vervolgens neuronen in amygdala? Hoe groter amygdala hoe groter problemen in joint attention en emotieherkenning

Ander verloop van hersengroei (zie DiCicco-Bloom et al 2006):

  • Bij geboorte kleinere hersenomvang (vooral cerebellum), dan in eerste jaar veel

Snellere groei waardoor juist grotere hersenomvang (vooral cerebrum).

  • Op 4/5 jaar maximum (zelfde maximum als normaal, maar zo’n 8 jaar eerder!),

Daarna neemt groei weer af en in adolescentie en volwassenheid grootte niet meer

.....read more
Access: 
Public
Verslaving - SheetNotes (2017/2018)

Verslaving - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Drugsgebruik onder de 21 jaar komt het meeste voor in Nederland.

Verslaving is de meest voorkomende psychiatrische diagnose (nog afgezien van nicotineverslaving).

Verslaving: prevalenties

  • Probleemgebruikers van harddrugs in Nederland rond de 34.000 (2% van de bevolking)

  • Aantal cannabis verslaafden is in afgelopen 10 jaar egstegen van 3500 in 2000 naar bijna 11000 in 2010.

  • 85% van de Nederlanders van 16 jaar en ouder drinkt regelmatig een glas alcohol

  • 8.3% v.s. 3% van 19jarige mannen t.o.v. vrouwen; 2% van 20-24 jarigen is alcoholafhankelijk

Man – vrouw verschillen in middelengebruik

Mannen

vs. Vrouwen

Lifetime: 30%

vs. 7%

Sneller verslaving, sneller bij

< Gebruik medische complicaties

Vaker gebruik om de kick Vaker gebruik tegen negatieve emoties

Vaker angst en depressief

Man – vrouw verschillen in behavioral addiction

Mannen

vs. Vrouwen

Gokken buying

Stealing

Seks

Binge eating

Pyromanie

Kleptomanie

Overlap met compulsief gedrag:

…..

 

 

DSM-V: verslaving en afhankelijkheid

Waarom? Middel zelf zit niet in de definitie.

DSM-V: afhankelijkheid

  • Aan een middel gebonden stoornissen

  • Stoornissen in het gebruik van een middel

    • Afhankelijkheid van een middel

    • Misbruik van een middel

  • Stoornissen door het gebruik van een middel

    • Intoxxicatie

    • Onthouding

    • Delirium

Afhankelijkheid van een middel: >3 kenmerken in 12 maanden.

  • Tolerantie (steeds meer nodig)

  • Onthoudingsverschijnselen (slapeloosheid, kater, koorts… bij stoppen; vergelijkbaar middel gebruiken om onthouding tegen te gaan).

  • Meer nemen dan de bedoeling was

  • Willen stoppen, (mislukte) poging

  • Het verkrijgen en/of gebruiken kost veel tijd

  • Ten koste van sociale activiteiten, werk en/of vrijetijdsbesting

  • Doorgaan ook al kent men de psychologische en lichamelijke risico’s

Volgens DSM-5 specificeren

  • Wel/geen lichamelijke afhankelijkheid (1,2)

  • Beloop:

    • Early full (1-11 mnd) remission

    • Early partial remission (1-11 mnd)

    • Sustained full remission (>11 mnd)

    • Sustained partial remission (>11 mnd)

Remissie: tijdelijke vermindering of verdwijning van ziekteverschijnselen.

Behavioral addictions:

  • Gokverslaving

  • Chatverslaving

  • Internetverslaving

  • Gameverslaving

  • Seksverslaving

  • Workaholisme

  • Eetverslaving

  • Nagelbijten

  • Koopverslaving

  • Relatie verslaving

.....read more
Access: 
Public
Eetstoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Eetstoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Als je geboren wordt voor 36 weken is je slikmechanisme nog niet ontwikkeld. Voorwaarde om te kunnen eten: gezonde kaak en neurologisch gezond. Als kinderen niet eten of niet spelen is er wat aan de hand, kinderen onder de 5 jaar eten eigenlijk nooit te veel. Niet eten bij kinderen is vaak een gevolg van de interactie tussen de opvoeder en het kind.

  • Anorexia: verminderde eetlust.

  • Anorexia nervosa: verminderde eetlust op grond van nerveuse redenen.

Psychisch minder eetlust: verliefdheid, verdriet, angst, rouw e.d.

Iemand die in de war is e.d. is vermagerd.

Soma & psyche kan je eigenlijk niet los van elkaar behandelen.

Niet eten bij adolescentie: Ernstige complexe ziektebeelden met hoge morbiditeits- en mortaliteitscijfers, gekenmerkt door zowel psychische als lichamelijke kenmerken.

DSM-V

  • Voedingsstoornissen erbij: pica, ruminatie, ARFID

  • AN: geen amenorroe, ernstcriteria

  • BN: wijziging in freq. eetbuien

  • BED nieuw

  • OSFED (purging disorder, night eating syndr)

  • USFED

DSM-V: Pica A

  • Aanhoudend eten van niet voor consumptie bestemde substanties > maand

  • Niet passend bij ontwikkelingsniveau

  • Niet passend bij de cultuur

  • Indien in de context van een andere mentale stoornis/ med. conditie, voldoende ernstig om apart aandacht te behoeven

DSM-V: Ruminatie stoornis

  • Herhaald regurgiteren van voedsel >1 maand. Wordt herkauwd, opnieuw ingeslikt of uitgespuugd

  • Geassocieerde gastrointestinale of andere medische conditie is niet voldoende verklarend.

  • Niet exclusief tijdens AN, BN, BED of ARFID.

  • Indien in de context van een andere mentale aandoening (Mentale Retardatie of Pervasieve Ontw. Stoornis), voldoende ernstig om apart aandacht aan te besteden.

ARFID: vermijdende/restrictieve voedsel innamestoornis

  • Eet of voedingsstoornis (inclusief maar niet beperkt tot gebrek aan interesse in voedsel; vermijding gebaseerd op de sensorische karakteristieken van het voedsel; of zorg mbt de aversieve consequenties van eten) zoals tot uitdrukking komt in het aanhoudend tekort komen van de voedselopname met een van de volgende:

1. Significant gewichtsverlies (of niet groeien bij kinderen);

2. Significant voedingstekort;

3. Afhankelijkheid van enterale voeding;

4. Opvallende interferentie met psychosociaal functioneren

  • Geen evidentie voor gebrek aan voeding of cultuurgebonden oorzaak

  • De eetstoornis komt niet uitsluitend voor ttv AN, BN en er geen aanwijzing voor een verstoord lichaamsbeeld.

  • Indien de eetstoornis optreedt in de context van een medische conditie of andere mentale stoornis, is hij ernstig genoeg om apart aandacht aan te besteden

DSM-V Anorexia Nervosa

  • Beperking van de energie-inname leidt tot een aanzienlijk laag lichaamsgewicht. Aanzienlijk laag gewicht is gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan minimaal normaal, of, voor kinderen en adolescenten, minder dan dat minimaal verwacht voor leeftijd en lengte.

.....read more
Access: 
Public
Seksuele stoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Seksuele stoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18 

Welke sekse en leeftijd vertoont welk seksueel gedrag? Iets kan bij een kind normaal zijn maar bij een volwassene abnormaal. Wie, wat, wanneer, waar en waarom (waarom wel of geen stoornis?).

Het gaat om samenspel tussen het individu en de samenleving, gewenst en ongewenst gedrag.

In de DSM-5 worden seksuele stoornissen gedefinieerd als een verstoring in het vermogen om seksueel te responderen of seksueel plezier te ervaren. In vergelijking met 4 is de seksuele responscyclus verlaten en zijn seksuele gevoelens weer terug.

Seksuele disfunctie vrouwen volgens DSM-V

  • Stoornis in het seksueel verlangen en seksuele opwindingsstoornis zijn samengevoegd

  • Seksuele aversie verdwenen uit DSM 5

  • Problemen met orgasme

  • Vaginisme en Dyspareunie zijn samengevoegd

Seksuele interesse/ opwindingsstoornis bij vrouwen

  • Duurt tenminste 6 maanden

  • Zorgen voor significant lijden door individu

  • Niet verklaard door psychische stoornis, ernstige relatieproblematiek, andere stressoren of medicatie, alcohol of drugs

  • Levenslang of verworven - Gegeneraliseerd of situatief

  • Mild, matig ernstig, ernstig

Incentive motivation model

Theoretisch kader om seksueel verlangen en seksuele opwinding te begrijpen (Toates 2009). Beide constructen zijn het gevolg van seksuele prikkels, waarbij het gevoel van verlangen en de neiging tot toenadering wordt opgevat als seksueel verlangen. Opwinding wordt gezien als het lichamelijk geactiveerd zijn (Laan & Both, 2008).

Seksuele disfunctie mannen

  • Verminderd seksueel verlangen van mannen is ongewijzigd gebleven, bij vrouwen verlangen en opwinding samengevoegd. Waarom dan niet voor mannen?

  • Beschrijving van seksuele disfuncties bij mannen in DSM5 relatief weinig veranderd, alleen de seksuele aversiestoornis is verdwenen. Er is in de literatuur geen argumentatie te vinden voor deze beslissing

Erectiestoornis

  • Tenminste een van de volgende drie symptomen moet worden ervaren tijdens bijna alle (75- 100%) seksuele contacten met een partner:

    1. Aanzienlijke moeilijkheid om een erectie te krijgen tijdens seksuele activiteit

    2. Aanzienlijke moeilijkheid om erectie te behouden

    3. Aanzienlijke vermindering van stijfheid

  • 90% van deze stoornissen is psychisch.

Bij mensen zonder partner die tijdens solo seks seksuele problemen ervaren, kan geen diagnose worden gesteld volgens DSM-V.

Genderdysfolie

  • Gender identiteit stoornis heet in de DSM 5 Genderdysforie. Sterke overtuiging in het verkeerde lichaam geboren te zijn.

  • Maxim Februari: ”De reden waarom ik u moet lastigvallen met mijn intieme bekentenissen, ligt uiteraard in het feit dat u bepalend bent voor mijn geslachtsidentiteit. Als ik alleen in de wildernis zou wonen, zou de noodzaak tot deze operatie misschien niet eens bestaan”.

  • Voor de diagnose GD wordt een incongruentie tussen ervaren en toegewezen gender als essentie gezien. GD is nu een apart hoofdstuk, voorheen samen met seksuele disfunctie en parafilie.

Parafilia: al het gedrag

.....read more
Access: 
Public
Persoonlijkheidsstoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Persoonlijkheidsstoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Kenmerken

  • Chronisch disfunctioneren (minstens 5 jaar, beginnend in de kindertijd of adolescentie)

  • Disfunctionele patronen (denken, voelen en handelen) op vrijwel alle levensgebieden. Als het bijv. alleen op het werk is kan het iets met werk te maken hebben en niet per se met de persoon.

  • Patronen hebben uitwerking op interpersoonlijk functioneren.

  • Gedrag is voor de persoon egosyntoon: heeft niet heel veel ziekte in zich, ‘ik weet niet beter, zo ben ik’. (i.p.v. egodystoon: dit is niet hoe ik was, ervaren symptomen als last. Bijv. depressie)

  • Aanmelding GGZ vaak niet vanwege PS, maar door crisis of andere mentale stoornis (bv. depressie, paniekstoornis)

  • Problemen behorend bij PS-en worden niet (alleen) veroorzaakt door andere mentale stoornissen (bv. depressie, angststoornis), medische toestand of middelengebruik

  • Andere mentale stoornis maakt uiting van PS sterker, maar PS problemen waren er ook al voordat er sprake was van deze andere mentale stoornis (zoals depressie)

  • Er is doorgaans veel co-morbiditeit - meerdere persoonlijkheidsstoornissen of minder permanente stoornissen (verslaving)

  • Met name borderline PS, maar ook antisociale PS: hoog suicide risico (veel pogingen en helaas ook veel geslaagde pogingen)

Persoonlijkheidsstoornis heeft ook uitwerking op de diagnost - beïnvloeden.

Epidemiologische gegevens

  • Prevalentie:

    • in de gewone bevolking: 13.5%

    • in de GGZ: 60.4%

  • Voor sommige PS-en geldt (bv. antisociaal en borderline): symptomen nemen af in ernst als men ouder wordt

  • Men is vaker gescheiden of leeft alleen

  • Meer PS-en te vinden in steden (m.n. centrum)

  • Men heeft meer en heftiger life-events meegemaakt

  • Bij sommige PS-en speelt gender een rol

Pas in de DSM sinds 1980

Tien persoonlijkheidsstoornissen in drie clusters:

  • Cluster A: vreemd of excentriek gedrag

    • Paranoid; Schizoïd; Schizotypisch

  • Cluster B: dramatisch, emotioneel of grillig / impulsief gedrag

    • Antisociaal; Borderline; Histrionisch; Narcistisch

  • Cluster C: angstig of vreesachtig gedrag

    • Vermijdend; Afhankelijk; Dwangmatig

Zijn as-II stoornissen wezenlijk te onderscheiden van as-I stoornissen?, bijvoorbeeld gezien het volgende:

  • Stabiliteit

  • Leeftijd van ontstaan

    • As-II stoornissen ontstaan in kindertijd/adolescentie.

  • Inzicht

  • Hoge co-morbiditeit en symptoom-specificiteit

Continuümgedachte/ dimensioneel model: onderliggende traits kenmerken zowel as I als as II

Originele voorstel DSM-5: dimensioneel model van PS-en

PS-en bestaan uit constellaties van extreme posities op trek-dimensies (traits)

Voorstel: zes traits:

  • Negatieve emotionaliteit

  • Introversie

  • Antagonisme

  • Disinhibitie

  • Compulsiviteit

  • Schizotypie: magisch denken

Originele voorstel DSM-5: persoonlijkheidsstoornis typen

  • Antisociaal/psychopathisch type (antagonisme & disinhibitie)

  • Vermijdende type (neg. emot.

.....read more
Access: 
Public
Somatoforme en dissociatieve stoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Somatoforme en dissociatieve stoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Traumagerelateerde stoornissen hebben een traumatische ervaring als (mede)oorzaak, hierna ontstaat soms 1, soms meerdere traumagerelateerde stoornissen.

  • Soms meteen, soms pas jaren later

  • Niet iedereen krijgt dezelfde stoornis na dezelfde trauma

  • Sommige stoornissen ontstaan na 1 trauma, sommige pas na herhaaldelijke traumatisering

  • Aard van de stoornis hangt af van type, duur, ernst trauma en wanneer het trauma in je leven plaatsvindt.

  • Betreffen as I en as II stoornissen

Soorten angststoornissen

  • Angststoornissen

  • ASS, PTSS, gegeneraliseerde angststoornis, agorafobie

  • Aanpassingsstoornissen

  • CPTSS (complexe PTSS)

  • Dissociatieve stoornissen

  • Nagebootste stoornissen

  • As II: Persoonlijkheidstoornissen (BPS)

  • Stemmingsstoornissen

  • Depressieve stoornis

  • Somatoforme stoornissen

  • Somatisatiestoornis, conversiestoornis, pijnstoornis

  • Diverse verslaving stoornissen

  • Eetstoornissen

  • Psychose NAO

Er zijn verschillende soorten hechtingsstoornissen, soms met diepgewortelde angst om zich emotioneel te binden/hechten en anderen te vertrouwen, de oorzaak van een hechtingsstoornis kan geestelijke of emotionele verwaarlozing of mishandeling zijn en een hechtingsstoornis geeft een stoornis op as II.

Somatoforme en dissociatieve stoornissen zijn verwant en hebben gemeenschappelijke kenmerken, het gaat om een soort onbewuste conflicten. Voorheen werden deze stoornissen gezien als hysterische neurosen. Deze stoornissen worden niet goed begrepen maar zijn intrigerend.

Somatoforme stoornissen

Overheersende bezorgdheid met gezondheid of uiterlijk waarvoor geen medische verklaring

  • Somatisch-symptoomstoornis:

    • Overlap met ziekteangststoornis, maar meer bezorgdheid met symptomen dan angst voor hebben van ernstige ziekte

    • Meerdere jaren meerdere somatisch onverklaarde lichamelijke klachten

    • Continu zwak en ziek zijn, vermijden lichamelijke activiteit

    • Komt 2x zo vaak voor bij ongetrouwde vrouwen met een lage SES.

    • Link antisociale persoonlijkheidstoornis ASP bij mannen, somatisatiestoornis bij vrouwen: Gedragspatronen geleerd in familie, de stoornis is neurobiologisch: inhibitie syndroom, gekenmerkt door impulsief gedrag (aandacht) en sociale en culturele factoren bepalen gedrag (agressie man, afhankelijkheid vrouw).

  • Ziekteangststoornis:

    • Grote vrees en overtuiging om een ernstige ziekte te hebben

    • Preoccupatie van lichamelijke symptomen

    • Misinterpretatie van lichamelijk symptomen of sensaties die niet somatisch verklaard kunnen worden

    • Gemeenschappelijke symptomen met angst en stemmingsstoornissen (vooral paniekstoornis): beginleeftijd, persoonlijkheidskenmerken, voorkomen in families

    • Snel en veel naar huisarts gaan en geruststelling helpt niet

    • SSRI’s kunnen soms helpen bij de behandeling.

  • Conversiestoornis (functioneelneurologisch-symptoomstoornis):

    • Lichamelijk disfunctioneren: verlammingen, blindheid, slecht/niet praten, gevoelsverlies, slikproblemen zonder lichamelijke oorzaak (allemaal neurologische problemen)

    • Epileptische verschijnselen zonder EEG afwijkingen (PNEA)

    • Wanneer je ziektebesef hebt is de prognose beter

    • Lichaamsgerichte mentalisatie: bij ernstige onverklaarbare lichamelijke klachten (OLK) is er gebrekkige mentalisatie. Er is moeite met het herkennen en ervaren van de verbinding tussen lichamelijke verschijnselen

.....read more
Access: 
Public
Slaapstoornissen - SheetNotes (2017/2018)

Slaapstoornissen - SheetNotes (2017/2018)


Hoorcollegeaantekeningen 17/18

Energie die slaap geeft = gelijk aan verbruikte energie overdag - evenwicht dat nauwelijks te beïnvloeden is.

Slaapmechanismen

  • Slaapschuld (homeostase)

    • Hoe langer je wakker bent, hoe groter de slaapschuld (slaapdruk)

    • Door slaap verlaagt de slaapdruk

  • Biologische klok (circadiaan)

    • Overdag is het licht en zijn we wakker

    • O.i.v. licht stuurt de biologische klok het dagelijks ritme van lichaamsfuncties (melatonine, temperatuur) ≈ 24 uur

  • Automaticiteit

Slaapcyclus & functie van slaap

  • Energiebesparing

  • Restauratie: afweer, herstel en groei

    • Onderzoek bij ratten: tijdens slaap: vergrote ruimtes tussen de hersencellen → hersenvocht spoelt afvalstoffen sneller weg → lever → afbraak afvalstoffen = mogelijke verklaring voor herstellende invloed van slaap op de hersenen.

  • Geheugenbeheer

  • Restant van evolutie?

Voorwaarden voor goede slaap zijn een veilige, liefst vertrouwde omgeving, voldaan gevoel (geen honger, dorst, pijn,…), een rustige en donkere omgeving (prikkelarm), een comfortabel bed en horizontale lichaamshouding, niet te warm, niet te koud en voldoende aandacht verliezen voor prikkels (omgeving en gedachten). Bij een aanhoudende verstoring van de slaap is er spraak van een slaapstoornis.

Twee classificatiesystemen

  • Slaapgeneeskunde (neurologie) ICSD-2: International Classification of Sleep Disorders

  • Psychiatrie DSM-IV-TR/DSM-V: Diagnostic and Statistical Manual of Psychiatric Disorders

Gevolg:

  • Slaap onderbelicht in psychiatrie, psychiatrie onderbelicht in slaapgeneeskunde

  • Echter: in DSM-V meer overeenstemming met ICSD, en slaapstoornissen als onafhankelijke stoornis

Slaapstoornissen en slaap-waak stoornissen volgens DSM-V:

Insomnie

Definitie:

  • Subjectieve klacht

  • In slaap problemen

  • Doorslaap problemen

  • Vroeg wakker worden

  • Klachten overdag: vermoeid, stemming, geheugen, concentratie, slaperigheid

Aandacht voor slaap is belangrijk: Onbehandelde slapeloosheid vergroot de kans op het krijgen van een depressie (2-4x zo groot) en behandeling van psychopathologie verloopt vlotter als er ook apart aandacht is voor slaap.

Drie factoren model van insomnie

Slechte slaapgewoontes

  • Regelmatige dutjes overdag (lang, vaak en/of op wisselende tijdstippen)

  • Sterk wisselende tijden van opstaan en/of naar bed gaan

  • Lange bedtijden (meer dan 8 uur op bed)

  • Vlak voor het slapen alcohol, nicotine of cafeïne drinken

  • Vlak voor het slapen gaan werken, sporten of emotioneel belastende activiteiten ondernemen (ruzie maken, spannende film kijken)

  • Vlak voor het slapen gaan computeren/tv kijken (blauw licht beïnvloedt SCN)

  • Het bed gebruiken voor andere activiteiten dan slaap of seks (langer dan half uur tv kijken, lezen, eten, praten, plannen)

  • Oncomfortabele slaapomgeving (te koud of te warm, te licht)

Andere slaapstoornissen

Slaap apneu

  • Snurken, adem in houden

  • Kort wakker schrikken, vaak geen bewustzijn van wakker worden

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1352
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer