Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16124 reads
De 'segmented assimilation theory' (segmented = opgedeeld; assimilation = samengaan van bijvoorbeeld culturele eigenschappen van verschillende groepen) staat centraal in dit artikel. Het is een theoretisch framewerk voor het proces van integratie van de nieuwe tweede generatie (de kinderen van de huidige immigranten). Drie patronen zijn mogelijk bij de integratie van hedendaagse immigranten:
een groeiende aanpassing van de cultuur en parallelle integratie in de witte middenklasse
direct richting permanente armoede en samengaan met de laagste klasse
snelle economische vooruitgang, gecombineerd met behoud van de culturele waarden en sterke solidariteit
Vanwege deze driedeling ontstaat gesegmenteerde assimilatie. De vraag is, waarom is dit voor elke groep anders? De gesegmenteerde assimilatietheorie is bekritiseerd en omstreden. Dit artikel behandelt die discussie en de relevante empirische resultaten.
Aan het klassieke assimilatieperspectief liggen een aantal aannames ten grondslag:
er is een natuurlijk proces waarmee etnische groepen een gemeenschappelijke cultuur gaan delen en gelijke kansen mogelijk maken
dit proces bestaat uit het geleidelijk vervangen van oude voor nieuwe culturele- en gedragspatronen
wanneer eenmaal begonnen, gaat dit proces onvermijdelijk door tot totale assimilatie
Migratie zou leiden tot de 'marginale mens', uit elkaar getrokken tussen de nieuwe en de oude cultuur. Dit is een bipolair proces waarbij contact tussen rassen, competitie en accommodatie een rol spelen, en biotische (innerlijke) en sociale krachten uiteindelijk leiden tot integratie in de nieuwe omgeving.
Park benadrukt dit natuurlijke proces dat structurele beperkingen reduceert, terwijl Warner en Srole institutionele factoren als sociale klasse, phenotypisch ranken, en raciale en etnische subsystemen benadrukken. Het probleem is dat minderheden ondergeschikt worden gemaakt vanwege toegeschreven eigenschappen, zoals huidskleur, die niet meer verdwijnen. Warner en Srole voegden interactie effecten toe aan de theorieën van Park: interactie tussen de interne groepseigenschappen en de externe institutionele factoren. Gordon voegt hieraan weer een typologie toe om de complexiteit aan te tonen. Volgens hem beginnen immigranten hun aanpassing door culturele assimilatie (acculturatie), maar ontbreken vaak andere vormen van aanpassing, waardoor toch een aparte groep standhoudt. Sociaal contact en acceptatie van de meerderheid is cruciaal. Als dit wel goed gaat is er structurele assimilatie, die weer leidt tot andere fasen van assimilatie. Gordon ziet dus uiteindelijk wel volledige eenwording van de groepen voor zich.
Klassieke assimilatietheorie ziet verschillen in etnische eigenschappen dus als een nadeel, waarvan de negatieve effecten per generatie steeds kleiner worden. De Amerikaanse immigranten uit de jaren '20-'50 bevestigen dit.
De regel wordt echter gefalsificeerd (anomalie) door enkele voorvallen in de VS van de vorige eeuw:
er blijven onder de immigranten grote verschillen met de dominante groep, soms worden die zelfs erger naarmate meer generaties in de VS hebben gewoond. Dit blijkt uit een-ouder gezinnen bij Aziatische en Zuid-Amerikaanse immigranten; en bij blijvend slechtere schoolresultaten. Dit kan komen doordat kinderen in een omgeving opgroeien waar vooral immigranten wonen (ghetto's).
een andere anomalie is de 'neergang van de tweede generatie'. Gans gaf drie mogelijkheden voor een tweede generatie: educatie gedreven mobiliteit; opvolging gedreven mobiliteit; niche verbetering. Hij merkte dat veel immigrantenkinderen met slechtere socio-economische achtergronden het slechter deden op school, en dus geen goede baan zullen vinden. "The second generation revolt" zegt dat niet zozeer exogene factoren zoals racisme, maar ook endogene factoren die horen bij het immigratieproces, zoals de grootte en aard van de migratiestroom negatief kan werken.
Een andere anomalie is de gekke resultaten van hedendaagse immigranten-aanpassing. Veel voorbeelden worden genoemd van positieve ontwikkelingen in de immigrantenbuurten, zoals dure huizen, en successen van immigranten zoals het winnen van Awards. dit gaat samen met een steeds grotere groep immigranten die juist in de criminaliteit komen, street gangs in gaan en school verlaten.
Vanwege deze anomalieën moeten er dus alternatieve theoretische kaders worden geschept. Een makkelijke afwijzing van de anomalieën wordt gedaan door te zeggen dat Amerikaanse immigranten slechts de laatste nieuwkomers zijn in de VS, omdat iedereen wel afstamt van een immigrant. Volgens Gans construeren deze immigranten hun eigen acculturatie als antwoord op druk van de omgeving, zoals scholen, de media, de jeugdcultuur, en vrijheid die in hun oude land niet bestond. Kinderen krijgen hierdoor hoge verwachtingen die niet waar te maken zijn. Iets langzamere acculturatie zou gunstiger zijn. (Gans)
Alba en Nee zeggen dat de anomalieën de klassieke assimilatietheorie niet onderuit halen. Hiervoor hebben ze 3 redenen:
De hoge hoeveelheid immigranten heeft volgens hen de ´adem´ruimte voor integratie beperkt, waardoor immigranten niet meer geabsorbeerd kunnen worden.
Ten tweede groeit er een zandloper-economie, met aan de ene kant kennis- en hoge-lonen banen, en aan de andere kant arbeidsintensieve laagbetaalde banen. Het is moeilijker om op te klimmen.
Ten derde is de bijzonderheid van huidskleur, de immigranten zien er overduidelijk anders uit, vertragend voor de assimilatie.
Dat de immigranten in de VS die rare resultaten vertonen is dus simpelweg een kwestie van snelheid, uiteindelijk zullen ze volledig integreren. Ze nemen dus aan dat er een eenduidige kern is van de Amerikaanse samenleving, 'non-etnisch' Amerika, waar de immigranten mee moeten assimileren. Andere wetenschappers zijn het hier niet mee eens, en vinden de assimilatietheorie daarom niet toepasbaar op de VS.
Volgens multiculturalisten is de Amerikaanse samenleving opgebouwd uit een verzameling etnische groepen: minderheden en de dominante meerderheid uit Europa. Immigranten zijn volgens hen geen passieve slachtoffers van moderniserende en Amerikaniserende krachten, maar ze construeren actief hun eigen leven. Zij zeggen dat culturele eigenschappen die bij de etniciteit horen niet inferieur zijn, en niet per se hoeven worden geabsorbeerd door de dominante cultuur. Er is juist een interactie tussen de culturen, waardoor de cultuur in het nieuwe land zichzelf hervormt. Etniciteit gaat niet over terugkijken naar de oude wereld, maar Amerikaan zijn, jezelf definiëren binnen de pluralistische cultuur (Greely). Immigrantencultuur is niet gelijk aan de cultuur van hun oude land.
Het multiculturele perspectief biedt dus een nieuwe manier van kijken, door etnische minderheden als deel te zien van de maatschappij. Vragen over de slechte positie van de tweede generatie worden door dit perspectief echter niet beantwoord. Ook de processen die zorgen voor overdracht van culturele patronen tussen generaties kunnen nog steeds niet worden uitgelegd of gemeten.
Ook is er het structurele perspectief, een framewerk dat alles in termen van voordelen en nadelen uitlegt. Zij zeggen dat de Amerikaanse samenleving een gestratificeerd systeem is met sociale ongelijkheid, verschillende sociale categorieën met ongelijke toegang tot rijkdom, macht en privileges. Immigranten staan hierin onderaan en hebben dus minder kans op sociale bronnen zoals goede banen en educatie. Structuralisten zijn dus sceptisch over assimilatie vanwege inherente conflicten tussen de dominante en ondergeschikte groepen. Dit perspectief biedt geen uitleg voor individuele processen en de verschillen tussen groepen, slechts macroprocessen en algemene patronen van sociale mobiliteit worden uitgelegd.
De verschillen tussen perspectieven liggen dus vooral bij hoe immigranten zich aanpassen en wat hun progressie stimuleert of tegenhoudt. Assimilationisten richten zich op veranderingen van culturele patronen door de omgeving; multiculturalisten richten zich op het opnieuw uitvinden van een cultuur als deel van de Amerikaanse samenleving; structuralisten focussen op de voordelen die het biedt voor immigranten om zich aan te passen, afhankelijk van de sociale structuur van de nieuwe samenleving.
Gesegmenteerde assimilatie is een theorie die zich bezig houdt met verschillende patronen van aanpassing en de divergentie of convergentie die daardoor veroorzaakt wordt. Het Amerikaniseren wordt uitgelegd in termen van acculturatie en economische adaptatie, in de context van een gesegmenteerde samenleving. Er zijn 3 mogelijke patronen: opwaartse mobiliteit door integratie in de Amerikaanse middenklasse; neerwaartse mobiliteit door integratie in de laagste klasse; en economische integratie in de middenklasse en gelaagde acculturatie en behoud van de waarden en solidariteit met de immigrantengroep.
De processen kunnen zijn gedetermineerd door individuele factoren (educatie, Engelse vaardigheid, geboorteplaats, enz.) en structurele factoren (raciale status, socio-economische achtergrond, locatie). Sommige variabelen dragen bij aan succesvolle aanpassing, maar hebben maar een klein effect op zichzelf. Het belang ligt bij de interactie tussen de variabelen. Dit laatste onderscheidt de 'segmented assimilation theory' van de 'classical assimilation theory'.
De Amerikaanse context is geheel veranderd:
rijk en arm zijn verder van elkaar verwijderd, economische mobiliteit is verkleind
er zijn veel minder en lager betaalde banen voor laagopgeleiden
economische 'hardships' (moeilijkheden van de allerarmsten, zoals uithongering) zijn minder erg geworden door de sociale zekerheid: er zijn meer armen maar die krijgen wel een klein beetje geld om te eten en te wonen.
Armoede is veel sterker geconcentreerd in de steden en bepaalde buurten, waardoor sociale isolatie en een demotiverende omgeving ontstaat
er is meer frustratie en pessimisme onder arme jongeren, door de sociale immobiliteit. Dit zorgt voor een laag zelfvertrouwen en weinig motivatie op school.
Klassenstatus is dus een belangrijke factor, de omgeving kan kansen en motivatie voor opwaartse mobiliteit weghalen. Dit zorgt voor een sterke scheiding tussen immigranten en Europeaanse Amerikanen. Fysieke eigenschappen als huidskleur worden een handicap, armoede blijkt veel lager bij blanken dan bij Amerikanen met een Afrikaans, Aziatisch of Latino uiterlijk. De armoede was wel lager bij de tweede generatie, maar de verschillen tussen de rassen werden groter.
Wilson benadrukt de impact van economische herstructurering. De gesegmenteerde assimilatietheorie benadrukt juist het effect van rassendiscriminatie. Uit empirisch onderzoek blijkt dat residentiële segregatie (verschil op basis van waar men woont) gebaseerd is op klasse en ras. De fysieke en sociale isolatie van zwarten komt door bewuste discriminerende acties en beleid, dat nog steeds plaatsvindt. Ook in het educatiesysteem vindt nog steeds rassenongelijkheid plaats, vooral op scholen in de grote stad. Er is ook een 'adversarial subculture': wie geboren is in een arme wijk zal daar blijven en wordt gediscrimineerd, maar verzet zich zelf vaak ook tegen de mainstream normen en waarden. De tweede generatie heeft een dilemma: voldoen aan de academische verwachtingen van de ouders en als nerd gezien worden, of aanpassen aan de Amerikaanse ghetto-cultuur.
Hoe komt het dat immigrantenkinderen het vaak beter doen dan hun Amerikaanse klasgenoten op dezelfde publieke scholen? Ogbu maakt onderscheid tussen vrijwillige minderheden en onvrijwillige kaste-achtige minderheden. Een gevoel van ondergeschiktheid kan iedereen zelf aannemen, maar iedereen kan er ook juist voor kiezen zijn afkomst positief te zien en trots te zijn. Sommige immigrantengroepen zien educatie en respect voor leraren als heel belangrijk, waardoor hun kinderen het erg goed doen op school. Ook hiervoor is empirische onderbouwing, bijvoorbeeld voor de hoge schoolprestaties van Aziatische kinderen.
Echter, de voordelen die etniciteit kan hebben zijn beperkt voor de kaste-achtige onvrijwillige minderheden. Wanneer het voor groepen onmogelijk blijkt om te assimileren (door racisme) kunnen ze andere strategieën inzetten om hier psychologisch mee om te gaan. Goede prestaties worden dan neergezet als 'acting white', en ze gaan zich afzetten tegen de dominante cultuur.
Het sociaal kapitaal van de familie en etnische gemeenschap is ook belangrijk voor de psychologische condities, academische resultaten en ambities. Etnische groepen vertonen vaak sterke groepssolidariteit om om te gaan met structurele nadelen. In het framewerk van gesegmenteerde assimilatie worden etnische netwerken gezien als een vorm van sociaal kapitaal: individuele en structurele factoren vallen samen met de immigrantencultuur en bepalen het lot van de leden. Omdat culturen veranderen wanneer ze in de Amerikaanse samenleving terecht komen, hangen de eigenschappen van een culturele groep niet alleen af van het land van herkomst, maar ook van de Amerikaanse samenleving. Bijvoorbeeld van de Aziatische culturen blijft wel de werkethos over, maar niet de familieverplichtingen.
De cultuur verandert vaak ook sterk van generatie op generatie, waardoor conflicten ontstaan tussen ouders en jongeren. Jongeren vinden het vaak moeilijk om hun ouders tevreden te houden én zich aan te passen aan de Amerikaanse cultuur (met bijvoorbeeld minder respect voor autoriteit). Dit wordt de generatie-consonantie (ouders en kinderen blijven slecht aangepast) versus dissonantie (kinderen passen zich meer of anders aan dan hun ouders) genoemd.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat immigranten hun culturele waarden en werkgewoontes behouden en toch ook de vaardigheden voor socio-economische vooruitgang leren? Hiervoor moeten we de netwerken van sociale relaties begrijpen, tussen families en tussen generaties immigranten. Sociale support: bijvoorbeeld leningen voor lage rente tussen Koreaanse Amerikanen. Sociale controle: bijvoorbeeld afkeuring van landgenoten omdat je er niet in slaagt een goede baan te krijgen.
Zhou en Bankston hebben een model gemaakt voor etnische sociale relaties, en deze toegepast op Vietnamese adolescenten in New Orleans. Hier waren waarden zoals respect voor ouderen heel belangrijk, en was de controle sterk. Hoge familie-integratie in de gemeenschap van immigranten zorgde ervoor dat de jongeren zich conformeerden. De resultaten van integratie hangen dus af van de mate waarin jongeren deel zijn van een gemeenschap en hoezeer die gemeenschap weer in de Amerikaanse samenleving past. Coleman zegt dat sociaal kapitaal binnen de familie, maar ook binnen de gemeenschap plaatsvindt.
Normen, netwerken en relaties tussen volwassenen en kinderen hebben een absolute waarde: ze zouden gelijk zijn aan alle kinderen in wat voor omgeving dan ook. Bijvoorbeeld respect voor ouderen is iets dat iedereen zou helpen. Afwezigheid van de waarde van je best doen op school zou iedereen terughouden.
De gemeenschap biedt een context waarin sociaal kapitaal wordt gevormd, doordat ervaringen gedeeld worden. Conflicten tussen kinderen en hun ouders komen op dezelfde manier voor bij andere gezinnen, waardoor ze sneller geaccepteerd worden. Lidmaatschap van een groep is wel altijd gradueel, je kan meer of minder verwikkeld zijn in een sociaal netwerk en daar dus meer of minder aan aangepast zijn.
De etnische context dient ook als een mechanisme voor sociale controle. Daarom past het bij oude theoretische theorien zoals die van Durkheim (social integration). Die zegt dat individueel gedrag een product is van de mate van integratie in een sociale groep.
Netwerken van etnische sociale relaties zijn dus een bron van support en controle, maar dit blijkt minder te worden naarmate immigranten langer in de VS verblijven. Ook zijn ze vaak niet sterk genoeg om de effecten van ras en klasse te compenseren.
Voor de nieuwe tweede generatie kan opgroeien in Amerika acceptatie of verschrikkelijke confrontatie betekenen. Veel jongeren willen graag de Amerikaanse cultuur overnemen, maar soms worden ze toch tegengehouden. Dit kan komen door een gebrek aan financieel kapitaal, sociale omstandigheden en hun culturele patronen. Ook de Amerikaanse samenleving biedt ongelijke kansen.
Gesegmenteerde assimilatietheorie erkent het feit dat in verschillende segmenten van de Amerikaanse samenleving immigranten worden opgenomen, van middenklasse tot de armste ghetto's, met verschillende resultaten. Hierin zijn enkele determinanten van belang, zoals raciale stratificatie, economische kansen (extern), of financieel en menselijk kapitaal, familiestructuur of culturele patronen (intern). De interne en externe factoren hebben een wisselwerking met elkaar en beïnvloeden de kansen van immigrantenkinderen. Ook de interactie tussen structurele factoren en socio-culturele factoren maakt het proces van assimilatie complex.
Er is een groot gat tussen het strategische belang van de nieuwe tweede generatie en de kennis die er over hen bestaat. Er ontbreken veel data. Onder andere de volgende vragen zijn relevant:
zullen leden van een generatie die geboren is in de VS steeds minder hun cultureel erfgoed loslaten?
Leidt rebellie tegen dat erfgoed tot meer sociale en economische integratie?
Zal het culturele verschil tussen immigranten en de Amerikanen verdwijnen?
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1218 | 1 |
Add new contribution