Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Artikelsamenvatting bij Persoonlijke Documenten en de Constructie van de Levensloop 16/17

Extra, aanvullende samenvattingen naast de voorgeschreven stof voor Persoonlijke Documenten en de Constructie van de Levensloop voor de Rijksuniversiteit Groningen leerjaar 3 2016/2017

Tevens zijn de samenvattingen van de volgende boeken van toepassing:

- Hoofdstuk 1 bij 'Emerging Adulthood: the winding road from the late teens through the twenties' van Arnett

Deze boeksamenvatting kan je vinden onder 'Supporting content'.

Image

Check summaries and supporting content in full:
Daniel Levinson and his theory of adult development van Newton - Artikel

Daniel Levinson and his theory of adult development van Newton - Artikel

Daniel Levinson and his theory of adult development: A reminiscence and some clarifications (Newton)

Daniel Levinson schreef verschillende boeken over de ontwikkeling van volwassenen. Zo schreef hij een boek specifiek over mannen, over het midden van de volwassenheid als minst onderzochte levensfase en ten slotte specifiek over vrouwen. Levinson was een eigenaardige man, gepassioneerd voor zijn werk die op velen een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten door middel van zijn werk en persoonlijkheid. Zijn uitgebreide theorie over de ontwikkeling van volwassenen is zeer bekend.

Levinson was van mening dat mensen onder de 30 jaar oud weinig te bieden had in discussies over de ontwikkeling van volwassenen. Nadat hij voor lange tijd een eenduidige, sociaal psychologische aanpak had gehanteerd om problemen te benaderen en daarmee vele academische successen had geboekt, stapte hij voor zijn 40e over op zoals hij het zelfs zei: ‘een soort halve persoonlijkheids-, sociaal en organisatorisch psychologische aanpak’. Het halve weet hij aan de onderliggende onsamenhangendheid van zijn visie. In de tweede helft van zijn leven lukte het hem om bijna alle aspecten van het leven te integreren.

Levinson’s droom was zowel individueel als sociaal. Individueel gezien wilde hij zichzelf en zijn eigen leven graag beter begrijpen. Sociaal gezien hoopte hij dat de ontwikkelingsbehoeften van volwassenen beter begrepen zouden worden, wat het nodig zou maken om organisatorische structuren te veranderen om aan deze behoeften te voldoen. Volwassenen die aan werken voor- en aan het hoofd staan van van grote sociale instituties zoals de overheid en het onderwijs zouden beter ondersteund moeten worden in hun behoeften.

Kritiek en misverstanden rondom Levinson’s theorie

De theorie van Levinson is een levenslooptheorie, en gaat over de evolutie van de individuele levensstructuur gedurende de levensloop. Hij ontwikkelde samenhangende perspectieven en onderling gerelateerde concepten om de levensloop mee te kunnen bestuderen. Hij deed exploratief onderzoek naar verschillende biografieën. Hier kwam hij soms mee in de problemen, omdat hij niet op voorhand hypotheses of variabelen had vastgesteld. Het National Institute of Mental Health (NIMH) zette hier haar vraagtekens bij en snapte niet dat een gerespecteerd wetenschapper zo te werk kon gaan. Levinson was echter niet geïnteresseerd in het doen van voorspellingen, maar wilde dingen begrijpen. Hij geloofde dat experimentele procedures belangrijk zijn in het testen van theorieën over het leven, maar dan moest er wel eerst een theorie zijn. Voor Levinson gingen observaties vooraf aan de theorie. Door op deze manier een theorie op te stellen wil niet zeggen dat je daarna niet meer kan zeggen dat de theorie niet klopt, aldus Levinson.

Universaliteit

De theorie van Levinson wordt ook wel een ‘Grand Theory’ genoemd, ondanks dat het voortkomt uit case studies. Het is een grote, allesomvattende theorie met een empirische basis. Het concept van de levensstructuur omvat alle aspecten van persoonlijkheid, familie, huwelijk en werk samen. Dit zorgt voor een samenhangend beeld van imperfect geïntegreerde levens, in een herkenbare vorm. Levinson kreeg veel kritiek op de ‘grootte’ van zijn theorie. Deze zou niet specifiek genoeg zijn.

Ondanks dat de steekproeven die Levinson gebruikte in zijn onderzoeken verschillend waren in termen van ras en klasse, was er veel kritiek op het feit dat men vond dat zijn ontwikkelingsprototype teveel gericht was op de ‘witte man’. Critici hebben het onderscheid dat Levinson maakte tussen persoonlijkheid, de levensloop en de levenscyclus genegeerd. Levinson erkende juist dat er vele individuele verschillen in persoonlijkheid zijn.

In Levinson’s theorie staat de individuele levensstructuur centraal. Deze levensstructuur heeft zowel interne als externe concepten. De externe concepten zijn de sociale rollen: zoals binnen familie en op het werk, waarop onze beslissingen in het leven gebaseerd zijn. De interne concepten zijn de gedeeltes van de ‘zelf’ die geïnvesteerd zijn in deze rollen, en die ze betekenis geven en hier betekenis aan ontlenen.

Levinson zag de individuele levensstructuur als een grens die het persoonlijke systeem en het sociale systeem verbindt. Iemands persoonlijke leven is volgens hem dus gevormd door zowel de samenleving als door ‘de zelf’. Door noch de samenleving, noch de persoonlijkheid centraal te stellen maar ze te laten overlappen, vond Levinson dat hij een betere balans had bereikt. Deze balans maakt beweging mogelijk, naar buiten toe via de samenleving en de geschiedenis, en naar binnen door middel van de psyche (waaronder de biologische aspecten). De theorie van Levinson is psychosociaal, vooral bio-psychosociaal, en probeert psychologische en sociologische vormen van reductionisme te vermijden.

Maar hoe kon Levinson een theorie over de levensloop schrijven, met een invariante leeftijdsstructuur, terwijl mensen (in ontwikkelde landen) pas sinds kort zou oud kunnen worden? Hier is sprake van de fallacy of the lenghtening life span. Het enige wat eigenlijk veranderd is volgens de schrijver van het artikel, is het kindersterftecijfer, en daarmee de gemiddelde levensduur. Al duizenden jaren lang is de levensverwachting niet heel anders dan die van nu, zolang kinderen de vroege kindertijd maar overleefden en vrouwen de bevalling.

Levinson wees ons op het feit dat wanneer we maar naar een klein stukje van een levenstraject kijken, zoals de biologie, de persoonlijkheidsaspecten de ontwikkeling van familiebanden of carrières, er maar weinig orde te vinden is in de levenscyclus.

De rol van belangrijke levensgebeurtenissen in de ontwikkeling

De levensloop is een opeenvolging van belangrijke en concrete gebeurtenissen in iemands leven. De timing, de volgorde en het voorkomen van deze gebeurtenis kan sterk verschillen per persoon. Zowel levensloop als persoonlijkheid kan beïnvloed worden door beperkende sociale of historische omstandigheden voor mensen van een verschillend(e) ras, klasse, geslacht of religie. De levenscyclus is een onderliggende leeftijd gerelateerde diepe structuur die iedereen doormaakt op een verschillende manier. De levensstructuur gebruiken we om deze levenscyclus door te komen. Ondanks dat belangrijke gebeurtenissen onze levensloop en persoonlijkheid beïnvloeden, zijn ze niet in staat om een ontwikkelingsperiode te beginnen of te beëindigen, tenzij ze voorkomen binnen de variantie van een wisseling. De leeftijdsspecificiteit van de theorie van Levinson heeft veel kritiek gekregen. Deze zou wellicht te rigide zijn. Het is belangrijk om op te merken dat Levinson wel uitging van een variantie van twee jaar binnen individuele gevallen (dus bv. wanneer de ‘standaardleeftijd’ voor het begin van een periode 40 jaar was, kon deze beginnen tussen de 38-42 jaar oud).

Relaties binnen de levensstructuur

Misschien wel de bekendste misvatting over de theorie van Levinson betreft de rol van relaties binnen de ontwikkeling van een volwassene. Zo kreeg hij kritiek dat zijn theorie uit zou gaan van een mannelijke opeenvolging van ontwikkeling. Levinson merkte op dat bepaalde polariteiten binnen een persoon, zoals afstand en hechting, vragen om aandacht in het midden van de ontwikkeling (mid-life). Dit zou nodig zijn om persoonlijke individualisatie te bereiken, en dit werd gezien als basis voor de mannelijke bias van deze theorie. Echter, Levinson stelt relaties met anderen juist centraal voor de ontwikkeling in zijn theorie. Hij schreef zelfs dat de belangrijkste componenten van de levensstructuur bestaan uit persoonlijke relaties met anderen in de externe wereld. Volgens de schrijver van het artikel zijn er verschillende aspecten van Levinson’s theorie waar kritiek op geleverd kan worden, maar valt het achterwege laten van het belang van relaties met anderen daar niet onder.

Levinson’s boek over de ontwikkeling van vrouwen

Het boek van Levinson over de ontwikkeling van vrouwen is gebaseerd op urenlange interviews met zo’n 45 vrouwen. In zijn boek citeert hij de vrouwen regelmatig en uitgebreid, waardoor ze eigenlijk zelf aan het woord komen en je de interpretatie van Levinson als lezer kan beoordelen. De eerste belangrijke bevinding die Levinson deed was dat de leeftijd gerelateerde periodes voor mannen hetzelfde zijn als die voor vrouwen. Hij gaf de periodes wel nieuwe namen, aangezien de namen die hij voor mannen had gebruikt eigenlijk voor beide geslachten niet van toepassing bleken. Verder vond Levinson dat vrouwen twee verschillende soorten voorstellingen van het leven kunnen hebben: die van de traditionele huisvrouw en de niet-traditionele (huis)vrouw. De strijd tussen deze twee types blijkt nog steeds erg lastig voor vrouwen. Ten slotte concludeerde Levinson dat vrouwen nog steeds veel last hebben van discriminatie. Hij schatte in dat het nog zo’n 100 jaar zou duren voordat dit helemaal verdwenen is. Levinson was van mening dat het splitsen van de geslachten een irrationele en vaak kwetsend maatschappelijk en intrapsychisch proces is.

Access: 
Public
De gevaarlijkste van alle bronnen - Baggerman & Dekker - 2004 - Artikel

De gevaarlijkste van alle bronnen - Baggerman & Dekker - 2004 - Artikel

Egodocumenten

De laatste jaren is er sprake van een herwaardering op het gebied van het gebruik van egodocumenten. Dit komt onder andere door recente ontwikkelingen zoals het postmodernisme en de ‘linguistic turn’, die in meerdere stromingen (waaronder cultuur, sociaaleconomisch en politiek) zichtbaar zijn. Door nieuwe inventarisaties zijn er ook steeds meer egodocumenten beschikbaar, waaronder door familiepapieren die op het internet worden geplaatst door achtergebleven familieleden.

Het woord egodocument kan worden gedefinieerd als een verzamelterm voor memoires, dagboeken, autobiografieën en persoonlijke brieven. Het zijn historische bronnen waarbij je leest vanuit de ‘ik-persoon’, en waarin een persoon zich al dan niet bewust onthult of verbergt. De bronnen geven vaak een uniek en persoonlijk tijdsbeeld, juist van hele ‘gewone’ mensen. Ze geven een overzicht van personen en gebeurtenissen, maar ook van de ideeën en gevoelens van de persoon in kwestie.

Toch is er ook kritiek op het gebruiken van egodocumenten, waaronder door Jan Romein. Hij stelde dat persoonlijke documenten de meest gevaarlijke bronnen zijn, en lange tijd was er voor het gebruik van egodocumenten dan ook geen plaats. Alleen als onderbouwing voor het onderzoek naar de veronderstelde individualisering sinds de Middeleeuwen werden nog veel egodocumenten gebruikt.

In Nederland werd er vroeger over geklaagd dat zo weinig mensen over zichzelf schrijven, met name in de politiek. Dit werd onder andere gewijd aan het Poldermodel, de overlegcultuur in onze politiek, waardoor schrijven over de politieke carrière werd gezien als ‘uit de school klappen’. De laatste tijd gebeurt het steeds meer dat Nederlanders, waaronder politici, autobiografieën schrijven. Ook historici zelf schrijven steeds vaker over hun eigen levensverhaal.

Micro-storia

De terugkerende belangstelling voor egodocumenten komt vooral doordat onderzoekers en historici steeds meer geïnteresseerd zijn in het actor-perspectief en in hoe mensen dingen vroeger daadwerkelijk beleefden. Ook de toename van het postmodernistische, kritische denken ten opzichte van bronnen draagt bij. Zo zien historici ook steeds meer het belang van wat een tekst verbergt, in plaats van alleen wat een tekst onthult. De belevingswereld van de schrijver wordt opnieuw geconstrueerd, en wat daar in mist wordt ook gezien als informatie. Er is steeds meer de neiging dingen juist vanuit een subjectief perspectief te bekijken in plaats van altijd maar objectiviteit na te streven.

Sinds de jaren ’80 is dan ook een toename te zien in interesse naar kleine verhalen, ook wel micro-storia genoemd. Dit is de tegenhanger van de macro-storia, waarbij een verhaal zo groots en compleet mogelijk verteld wordt. Ook zijn er historici die meerdere egodocumenten samenbrengen om zo een totaalbeeld van een situatie of tijdsperiode te krijgen. Egodocumenten bieden voor zowel micro- als macro storia vaak gegevens die in andere bronnen missen. Het maakt dan niet altijd uit of de bron representatief is voor een grotere groep of als er geen andere getuigenissen zijn. Deze unieke informatie kan juist een unieke bijdrage vormen.

Egodocumenten kunnen ook unieke informatiebronnen vormen m.b.t. bevolkingsgroepen die in de meer traditionele bronnen weinig aandacht krijgen, zoals vrouwen, slaven, kinderen en arbeiders. Het analyseren van een egodocument kan leiden tot het onderzoeken van nieuwe onderzoeksgebieden en het opstellen van nieuwe vraagstellingen. Opvallend aan het werken met egodocumenten is dat er niet altijd een hypothese voorafgaat aan het onderzoek, maar dat deze kan ontstaan tijdens het bestuderen van de bronnen.

Onderzoek naar de inhoud en vorm van egodocumenten

Controlling time and shaping the Self is een onderzoeksproject dat de inhoud en vorm van egodocumenten bekijkt. Er wordt met name naar de ontwikkeling van en veranderingen binnen egodocumenten zelf gekeken in plaats van deze te gebruiken als bron.

Sinds de negentiende eeuw is er een grote toename zichtbaar in het aantal egodocumenten van Nederlandse auteurs. Dit zou onder andere een uiting zijn van de groeiende neiging tot introspectie. Echter, uit onderzoek blijkt dat de toename ook vooral bestaat uit onpersoonlijke memoires en feitelijke dagboeken zoals agenda’s in plaats van introspectieve en intieme documenten.

Rond de jaren 1750-1850 werden mensen door de versnellende ontwikkelingen op politiek, sociaal, economisch en technisch gebied zich steeds meer bewust van de maakbaarheid van de wereld. Ze realiseerden zich in toenemende mate dat ze hun leven zelf actief vorm konden geven en dat er ook zoiets bestond als hun eigen beleveniswereld en referentiekader. Hiermee groeide ook de neiging hun eigen leven op papier te zetten, deels om de eigen ervaringen te kunnen controleren daar deze niet altijd verklaarbaar waren door eerdere ervaringen.

De antropoloog Maurice Halbwachs stelde dat het menselijk geheugen het best functioneert wanneer hun omgeving stabiel is en de sociale kringen waarin ze zich begeven niet veranderen. De toename in egodocumenten die zichtbaar is vanaf de negentiende eeuw zou daarmee ook een weerspiegeling kunnen zijn van de toegenomen mobiliteit van de mens, de verstedelijking, politieke hervormingen, infrastructurele veranderingen en technologische innovaties. Men zou dus kunnen zeggen dat er een groeiend besef van individualiteit ontstond. De onderzoeksgroep Controlling time and shaping the Self trekt de hypothese dat de toename van egodocumenten kwam door een toenemende individualisering dan ook in twijfel.

Access: 
Public
Adolescent Storm and Stress, Reconsidered - Arnett - 1999 - Artikel

Adolescent Storm and Stress, Reconsidered - Arnett - 1999 - Artikel

Historisch overzicht

Ongeveer 100 jaar geleden was G. Stanley Hall de eerste onderzoeker die wetenschappelijke studies naar adolescentie initieerde. Zijn visie dat de adolescentie met name een periode is van ‘storm en stress’ wordt, enigszins genuanceerd, nog steeds aangehouden door veel hedendaagse psychologen. De kern van storm en stress als begrip is het idee dat de adolescentie een hele lastige levensperiode is, ingewikkelder dan andere levensperiodes en zowel lastig voor de adolescent zelf als wel voor zijn/haar omgeving. Inmiddels is duidelijk dat storm en stress niet per se voor elke adolescent (in dezelfde mate) geldt, en dat de oorzaak niet puur biologisch is. Er is echter wel bewijs voor enige mate van storm en stress, met name in de Amerikaanse/westerse cultuur. Dit uit zich vooral op de gebieden van conflicten met ouders, stemmingswisselingen en risico- en antisociaal gedrag. Niet elke adolescent ervaart storm en stress, maar er is wel een grotere kans op het voorkomen van storm en stress tijdens de adolescentie dan gedurende andere leeftijdsfases.

Hall was aanhanger van de Lamarckiaanse evolutionaire ideeën. Lamarck stelde dat evolutie plaatsvindt als gevolg van een optelling van ervaringen. Het zou dan gaan om herinneringen en verkregen karakteristieken. Hall erkende wel individuele verschillen. Hij geloofde dat een neiging tot storm en stress universeel en biologisch is, maar erkende dat culturele invloed de manier van uiting en ervaring hiervan beïnvloeden. Hall zag storm en stress als iets Amerikaans, iets wat minder zou voorkomen bij oudere landen en conservatievere tradities. Hij wees de toenemende urbanisatie dan ook aan als één van de oorzaken van de storm en stress periode. Ook het gebrek van instituties zoals school en de kerk om de problemen rondom adolescentie te herkennen zou volgens hem leiden tot de storm en stress periode.

De grootste tegenhanger van de storm en stress visie van Hall zijn de psychoanalytische theoretici zoals Anna Freud. Zij vond net als Hall dat de storm en stress periode voortkomt uit eerdere ervaringen, maar schreef dit toe aan ontogenetische Oedipus-conflicten in plaats van aan ervaringen van voorouders en een bepaald tijdspunt in de ontwikkeling. Ook bekeek Freud adolescenten die geen periode van stress en storm ervoeren met grote argwaan. Zij zag storm en stress als universeel en onvermijdelijk, en het ontbreken van deze periode daarmee als een teken van psychopathologie.

Soorten onderzoek

Er zijn twee soorten onderzoeken naar de storm en stress periode gerelateerd aan de adolescentie. Het eerste soort onderzoek is naar de publieke percepties over adolescentie als een periode van storm en stress. Het grootste deel van de Amerikaanse bevolking ziet de adolescentie als periode van storm en stress. Het tweede soort onderzoek is naar de daadwerkelijke prevalentie van storm en stress. Deze studies stellen dat storm en stress niet universeel is, en dat er maar weinig ondersteuning is voor een biologische basis. Wel komt steeds opnieuw naar voren dat het in de adolescentie meer waarschijnlijk is om tegen dit type probleem aan te lopen.

Hoofdelementen

Conflict met de ouders

Naarmate de adolescentie vordert willen kinderen steeds meer onafhankelijkheid. Omdat ouders hun kind vaak nog als afhankelijk zien kan dit de nodige conflicten opleveren. De conflicten kunnen over dagelijkse dingen gaan (bv. uiterlijk, opruimen) maar ook over serieuzere zaken zoals seksualiteit. Conflicten met de ouders komen vooral voor in de vroege adolescentie. Uit onderzoek blijkt dat de conflicten tussen ouders en kind gedurende de adolescentie geen serieuze gevolgen hebben voor de ouder-kind relatie gedurende de rest van hun leven. Sommige onderzoekers hebben gesuggereerd dat conflicten met de ouders zelfs goed zou zijn voor de ontwikkeling van adolescenten, omdat dit individualiteit en zelfstandigheid bevordert in de context van een warme relatie. Hoewel dit misschien wel klopt is de adolescentie een moeilijke tijd voor zowel de adolescenten als de ouders, ondanks de voordelen.

Stemmingswisselingen

Misschien wel de oudste en meest aanhoudende visie op de periode van storm en stress, is de claim dat er een link is tussen adolescentie en stemmingswisselingen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de adolescentie inderdaad een periode is waarin stemmingswisselingen meer voorkomen dan tijdens de kindertijd en volwassenheid. Net als bij alle andere hoofdelementen zijn er uiteraard wel individuele verschillen en persoonlijke omstandigheden die de stemmingswisselingen verminderen of juist doen toenemen. Stemmingswisselingen komen vooral voor in de mid-adolescentie.

Risicogedrag

Een verhoogde mate van antisociaal, regel-overtredend en crimineel gedrag wordt al lange tijd (vooral bij jongens) geassocieerd met de adolescentie. Onderzoek bevestigd dat in Westerse landen inderdaad hogere prevalentiecijfers voor verschillende vormen van risicogedrag voorkomen tijdens de jaren van de adolescentie. Dit risicogedrag speelt vooral een rol aan het einde van de adolescentie en tijdens de emerging adulthood. Ondanks dat adolescenten het participeren in risicogedrag zelf vaak als prettig ervaren, zijn de consequenties die ze hiervan voelen vaak heel vervelend. Ook voor ouders is het moeilijk om hun kind dit risicogedrag te zien vertonen.

Oorzaken en hedendaagse onderzoekers

Uit recent onderzoek komt naar voren dat biologische veranderingen een kleine bijdrage kunnen leveren aan de periode van storm en stress. Dit kan voortkomen uit hormoonveranderingen die de stemming beïnvloeden, maar ook door genetische factoren doorgegeven door de ouders. De biologische bijdrage is echter zeer klein en bestaat alleen in interactie met andere factoren.

Gezien het feit dat niet in alle culturen periodes van storm en stress worden ervaren, kunnen we stellen dat biologische veranderingen geen universele en onvermijdelijke periode van storm en stress veroorzaken. Vooral in de meer traditionele culturen waarbij onafhankelijkheid voor adolescenten een veel kleinere rol speelt is de kans op een periode van storm en stress veel kleiner. Gezien de toenemende globalisering is het interessant meer onderzoek te doen naar de periode van storm en stress in traditionele culturen waarin Westerse invloeden een steeds grotere rol spelen.

Sommige onderzoekers maken zich zorgen om de stereotypering en mythes rondom storm en stress. Zo zijn ze bang dat ouders een te autoritaire opvoedstijl aan gaan nemen en dat serieuzere problemen tijdens de adolescentie onopgemerkt blijven omdat ze worden toegewezen aan de periode van storm en stress. Aan de andere kant kunnen de verwachtingen dat de adolescentie een lastige periode is ook voordelen opleveren. Zo zijn ouders en docenten wellicht eerder geneigd vooruit te denken over hoe ze met eventuele problemen zouden moeten omgaan.

Access: 
Public
The construction of identity on the internet - Moinian - 2006 - Artikel

The construction of identity on the internet - Moinian - 2006 - Artikel

Identiteitsvorming op het internet

Kinderen worden vaak gedwongen tot een ongewenste kwetsbaarheid en hulpeloosheid, en worden soms zelf gestraft als ze zich hier tegen verzetten. Jens Qvortrup stelt dat er te veel over kinderen wordt gepraat in plaats van met kinderen, waardoor ze te weinig zelf aan het woord komen. Hij vraagt zich af of kinderen als groep wel gehoord worden, of dat ze eerst moeten opgroeien voor ze echt hun stem kunnen laten horen. Onderzoekers gebruiken vaak door henzelf ontwikkelde onderzoeksinstrumenten wanneer ze iets willen onderzoeken over attitudes van kinderen en adolescenten. Qvortrup stelt daarom dat alle kennis die we hebben over kinderen gebaseerd is op de ervaringen van de mensen die de onderzoeksmethoden ontwikkelen. Hij stelt dat het internet gebruikt kan worden als bron om te zien hoe kinderen zelf actief zijn in het ontwikkelen en bepalen van hun sociale levens.

Onderzoek naar kinderen op het internet

Veel onderzoekers hebben geprobeerd om de simplistische, morele paniek rondom de negatieve invloed die het internet zou hebben op kinderen tegen te gaan, maar tegelijkertijd zetten ze vraagtegens bij de optimistische en naïeve lofspraak over de nieuwe technologieën. Volgens Sonja Livingstone moeten de onderzoeken naar gedrag van kinderen op het internet gebaseerd zijn op empirische gegevens in plaats van aannames en speculaties. Ze stelde de volgende drie assumpties op waar men volgens haar vanuit moet gaan bij onderzoek formats:

  • Morele paniek en normatieve oordelen moeten vermeden worden wanneer het onderzoek de aard en context van internetgebruik beschrijft.

  • Er moet geen onderscheid gemaakt worden tussen de online- en offline levens van kinderen. Virtuele communicatie wordt door kinderen gebruikt om relaties te vormen en komt vaak voort uit dagelijkse routines.

  • Benadruk dat kinderen zelfstandigen zijn in hun internet-gerelateerde handelingen, geen slachtoffers. Kinderen gebruiken zowel online als offline communicatie om hun sociale netwerken te onderhouden. Online- en offline relaties lopen door elkaar en zijn niet onlosmakelijk.

De terugkeer van het dagboek

Het bijhouden van een dagboek, zowel offline als online, is weer erg populair geworden. De nieuwe, moderne manier van leven lijkt een beroep te doen op te toenemende mate van verlangen naar en de mogelijkheden tot het bijhouden van een dagboek. In Zweden is er bijvoorbeeld een populaire online gemeenschap, Youngsters, waar veel kinderen een dagboek bijhouden op een interactieve webpagina.

Het dagboek op zich is altijd gezien als een waardevolle historische, pedagogische en biografische bron. Een dagboek kan goed gebruikt worden om de mentale ontwikkeling van een kind in kaart te brengen. Een online dagboek is geen statische bron, maar een dynamische en continue dialoog tussen de schrijver van het dagboek en hem- of haarzelf, maar ook tussen de schrijver en de sociale en culturele context. Het is een goede manier om te onderzoeken hoe verschillende culturele bronnen en sociale conventies invloed hebben op de dagelijkse ervaringen van kinderen.

Het verschil tussen de pre-moderne en moderne samenleving is volgens Gullestad dat binnen de moderne samenleving de private self publiekelijk wordt erkend en uitgewerkt. De onderwerpen waar kinderen over schrijven zijn echter nog voornamelijk hetzelfde. De twee aanwijsbare verschillen tussen traditionele en digitale dagboeken zijn (1) de publieke openlijkheid en (2) het onmiddellijke dialogische karakter. Dagboeken zijn altijd geschreven voor een ingebeelde lezer, maar bij een digitaal dagboek kan er direct gesproken worden over wat er is geschreven. Onderzoekers benadrukken dat er meer aandacht moet zijn voor de situationele omstandigheden in plaats van de individuele relaties, aangezien kinderen vaak schrijven over dingen waarvan ze denken dat het hoort in een dagboek (diepe emotionele gevoelens) in plaats van over wat hen nu echt bezig houdt.

Het huidige onderzoek

De schrijver van dit artikel heeft een etnografische onderzoeksmethode aangenomen, wat inhoudt dat hij de bestudeerde groep beschrijft vanuit hun standpunten. Het doel van de onderzoeker is om een begrip te ontwikkelen over wat kinderen schrijven over hun dagelijks leven in hun dagboek op het internet.

De onderzoeker heeft tien kinderen (vijf meisjes, vijf jongens) in de leeftijdscategorie van 12-18 jaar oud een week lang gevolgd. De willekeurig gekozen kinderen zijn op de hoogte gesteld en hebben toestemming gegeven. Namen, persoonlijke informatie en andere informatie die kan leiden tot identificatie zijn buiten beschouwing gelaten. De data is anoniem gemaakt door de participanten nieuwe pseudoniemen te geven en data, nummers en plaatsnamen te veranderen. Ook al zijn de dagboeken op het internet en dus publiekelijk geschreven, hun uitlatingen zijn niet bedoeld om te verspreiden of te gebruiken voor onderzoeksdoeleinden. Daarom is het belangrijk toestemming aan de participanten te vragen. Dit onderzoek is niet bedoeld als statistisch overzicht waarin demografische variabelen onderscheiden kunnen worden. Daardoor zal het onderzoek voorzichtige generalisaties bevatten die alleen van toepassing zijn op deze kleine steekproef. De focus van het onderzoek ligt op wat kinderen schrijven over wat ze op school doen en de relatie met hun vrienden en familie.

Nicknames

De nicknames die kinderen kiezen bevatten vaak informatie over hun leeftijd, geslacht of etniciteit. Deze informatie wordt soms weergegeven op een manier die wordt gezien als onacceptabel voor kinderen omdat ze grof, agressief of politiek incorrect zijn vanuit een volwassen perspectief. De manier waarop kinderen zich willen positioneren op het internet begint met de nickname die ze kiezen. De beschrijvingen in een nickname hoeven niet per se overeen te komen met hun daadwerkelijke voorkomen of voorkeuren. Ze zeggen wel iets over hoe het kind zich positioneert binnen verschillende sociale kringen. Het is vaak zo dat de nickname informatie bevat waardoor vrienden kunnen herkennen wie het is, terwijl het kind anoniem kan blijven voor onbekenden. Door het gebruik van termen als queen, bitch en babe wordt weergegeven dat geslacht nog steeds de meest fundamentele manier van sociale differentiatie is. Ook gebruiken kinderen met een andere nationaliteit of achtergrond dan het land waar ze in wonen vaak hun etnische identiteit in hun nickname, onder andere om vrienden met dezelfde nationaliteit te kunnen bereiken. Kinderen hebben dus niet heel erg de neiging volkomen anoniem te blijven ondanks dat deze optie er wel is.

Waar, wat en hoe schrijven kinderen hun dagboek?

Kinderen schrijven in hun digitale dagboek op school, thuis en soms bij vrienden. Wanneer op school in een dagboek wordt geschreven gebeurt dit wellicht op momenten dat de docent weg of druk is, aangezien het onderhouden van sociale contacten op internet vaak niet wordt aangemoedigd tijdens schooltijd. De helft van de dagboekstukken die gelezen zijn voor dit onderzoek waren geschreven op school. Het gaat vaak om korte stukjes. Men kan zich afvragen of volwassenen wel genoeg tijd aan kinderen geven om te communiceren met hun leeftijdsgenoten. Kinderen gaan vaak in tegen de normen en regels op school door in hun dagboek te schrijven over hun problemen met een vorm van taalgebruik die als grof en ongepast wordt gezien door autoritaire volwassenen.

De online gemeenschap die voor dit onderzoek is bekeken moedigt kinderen aan om zo vaak mogelijk online te zijn. Youngsters maakt gebruik van een systeem dat een waarde en status bijhoudt van elke gebruiker op basis van populariteit en vriendelijkheid. Een manier om je waarde te verhogen is door vaak in te loggen en vaak in je dagboek te schrijven. Kinderen verzinnen dan ook verschillende manieren om op een makkelijke manier een hogere status te verkrijgen door zoveel mogelijk ‘youngster points’ te verzamelen. Sommige kinderen schrijven over hun verschillende activiteiten, emoties en relaties. De verslagen lijken soms op korte rapporten voor niemand in het bijzonder of juist gericht aan de hele wereld. Andere kinderen schrijven juist lange verhalen die hun gevoelens en stemming weergeven.

De dagboekstukken worden in verschillende stijlen geschreven. Soms zijn ze reflectief, andere keren serieus, grappig of juist verbitterd. De ene keer is er sprake van een gedetailleerd verslag van een belangrijke gebeurtenis, de andere keer worden er parodieën en sarcastische stukken geschreven over wat volwassenen denken dat kinderen doen en vinden. Vaak bevatten de dagboekstukken twee soorten tekstvormen: (1) persoonlijke gevoelens en reflecties van de schrijver, en (2) informatie over sociale discussies of gesprekken van kinderen die naar dezelfde school gaan of uit dezelfde buurt komen. Soms refereren kinderen naar geweld en criminaliteit wanneer ze zich machteloos voelen in bepaalde situaties. De schrijver van het artikel stelt dat veel kinderen hun digitale dagboek zien als een plek waar ze onbespreekbare onderwerpen kunnen bespreken en onpopulaire onderwerpen aan het licht kunnen brengen die in de normale schoolsetting vermeden worden. Soms zijn dit stille protesten tegen de politiek correcte manier waar lesgeven op scholen, waar alles altijd goed of slecht is, zonder middenweg of situationele factoren. Het is kortzichtig deze uitingen van kinderen niet serieus te nemen, en gevaarlijk om het risico op het versterken van bestaande ongelijkheid te negeren. Het is daarom heel belangrijk om kinderen op school te leren hoe ze kritisch moeten denken. Verder wordt er vaak gebruik gemaakt van parodieën, omdat het een vrijheid creëert waarin in niemand aansprakelijk gesteld kan worden voor wat ze zeggen.

Name dropping

Veel kinderen plaatsen bestaande songteksten, stukken uit beroemde gedichten, citeren slogans of vertellen bekende verhalen in plaats van persoonlijke stukken in hun dagboek te schrijven. Ze maken gebruik van andermans stem om zichzelf te profileren. Ook het noemen van namen van vrienden en hun e-mailadres wordt gezien als een manier om zichzelf te representeren. Vrienden, stijl en consumptiekeuze worden gezien als goede markers om je als persoon te profileren. Het vormen van een identiteit is veel diverser en beweeglijker geworden dan het vroeger was. Verschillende stukken identiteit worden gevormd door verschillende dagelijkse situaties. Ook is er een duidelijk verschil te zien in geslacht qua consumentengedrag. Jongens hebben het vaak over de technische gadgets die ze gebruiken, waar meisjes hier maar zelden enthousiaste berichten over plaatsen.

Anonimiteit

De activiteiten op het internet zouden niet onderscheiden moeten worden van andere dagelijkse activiteiten van een kind. Veel kinderen gebruiken internetgemeenschappen in plaats van elkaar te bellen of te bezoeken. Ook communiceren ze op internet vooral met klasgenoten en andere vrienden, en maar heel zelden met vreemden. Het is vooral een communicatievorm die wordt gebruikt om populair te blijven bij vrienden en soms om nieuwe vrienden te vinden. Kinderen zijn op internet dus zelden volkomen anoniem, en hun online leven is sterk verweven met hun ‘echte’ leven. Een mogelijke hypothese is dat een gebrek aan vrijheid om buiten te spelen het soort en de inhoud van de activiteiten van kinderen op het internet beïnvloedt. Internetgemeenschappen hebben als grootste invloed de snelle, frequente en makkelijke manier om te communiceren met vrienden. Ethische vraagstukken over interpretatie en reactie spelen op zo gauw als kinderen hun standpunten op het internet plaatsen. Het is belangrijk goed na te denken hoe hier het best mee kan worden omgegaan.

Het respect voor de visies en gevoelens van kinderen kan het best worden versterkt door het publiekelijk en professioneel denken rondom de intenties, ambities en mogelijkheden van kinderen op een realistischere manier te waarderen. Standpunten van kinderen zijn nodig om verschillen en fouten in concepten van dominante instituties waar volwassenen verantwoordelijk voor zijn aan te pakken. De grote interesse voor kinderen om het internet te gebruiken kan voortkomen uit het feit dat volwassenen de tijd van een kind indelen wat spontane communicatie lastig maakt.

Access: 
Public
Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Social Science Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1277 1