Bestuursrecht - UU - B2/B3 - Aantekeningen en tentamens
- 2411 reads
Het centrum van Utrecht heeft een grote aantrekkingskracht op mensen die een vrijgezellenfeestje te vieren hebben. Deze feesten gaan vaak gepaard met het gebruik van bierfietsen. Dit gebruik zorgt in de binnenstad voor overlast en verkeersonveilige situaties, hetgeen de gemeenteraad van Utrecht niet ontgaan is. Om deze reden voegt de gemeenteraad aan de APV 2015 een artikel 6b toe. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om zich op een bierfiets te bevinden in de in de bijlage bij de APV 2015 aangewezen gebieden. Bij besluit van 30 november 2016 heeft de gemeenteraad besloten om die bijlage bij de APV 2015 aan te vullen met het gebied rondom de Dom. Enkele ondernemers, die bierfietsen verhuren en gevestigd zijn in dat gebied, zijn het hier niet mee eens. Zij wenden zich tot u.
U stelt vast dat het bovengenoemde besluit van 30 november 2016 een besluit in de zin van de Awb is. De vraag die u evenwel nu nog dient te beantwoorden: is er sprake van een appellabel besluit?
Stel: het besluit van 30 november 2016 is een appellabel besluit. De bovengenoemde ondernemers zijn van mening dat dit besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is. Al eerder waren namelijk in de gemeente stemmen opgegaan om het verbod op het gebruik van bierfietsen in te voeren in het gebied rondom de Dom. In reactie daarop zijn de eerdergenoemde ondernemers op gesprek geweest op het gemeentehuis. Tijdens dat gesprek maakte Li Mue, ambtenaar algemene voorlichting, kenbaar dat er rondom de Dom geen verbod voor bierfietsen zou komen. Er was volgens haar weliswaar in de gemeenteraad over gesproken, maar er was absoluut geen meerderheid voor dat verbod.
Na het aanhoren van dit verhaal, ziet u in elk geval drie redenen waarom het beroep op het vertrouwensbeginsel minder kansrijk is. Bespreek deze drie redenen.
Op grond van artikel 4 van de APV 2010 van de gemeente Tafelberg vervalt een terrasvergunning vijf jaren na verlening van deze vergunning. Restaurant “De Wouters” is sinds jaar en dag gevestigd aan het Lucasplein en heeft in die hoedanigheid op 20 december 2011 een terrasvergunning verleend gekregen. Het college van burgemeester en wethouders stuurt op 1 december 2016 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning per 20 december 2016 zal komen te vervallen.
Is deze brief een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb
In de voorgeschreven uitspraak Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol (ABRvS 17 september 2014) valt te lezen: ‘Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend.’ Uit de woorden ‘in beginsel’ valt af te leiden dat er uitzonderingen op deze hoofdregel mogelijk zijn. Waarom betekent die mogelijkheid een verruiming van de toegang tot de bestuursrechter?
Voor de vraag of planschade vergoed moet worden, acht de Afdeling bestuursrechtspraak het van belang of de planologische ontwikkeling ‘naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gevoerde planologische beleid past.’ Een voorbeeld waarin het voorgaande tot uitdrukking komt, is de voorgeschreven uitspraak Centrumplan Lisse (ABRvS 24 december 2014).
Bespreek op welke manier en waarom het hierboven genoemde belang relevant is voor de beantwoording van de vraag of planschade vergoed moet worden?
Projectontwikkelaar Van Schaik wil op gronden die in eigendom zijn van de gemeente Utrecht 28 woningen inclusief een ondergrondse parkeergarage realiseren. De gronden zijn in het bestemmingsplan thans bestemd voor kantoordoeleinden, maar die kantoren zijn door instorting van de kantorenmarkt nooit gerealiseerd. De gemeente Utrecht, het college van burgemeester en wethouders, wil graag meewerken aan de bouwplannen van Van Schaik, maar het huidige bestemmingsplan staat de bouw niet toe. Beide partijen sluiten een overeenkomst, waarin wordt opgenomen dat:
de gemeente Utrecht de gronden tegen een bepaalde prijs overdraagt aan Van Schaik;
de gemeente Utrecht de gronden bouwrijp maakt;
de gemeente Utrecht zich inspant om het bestemmingsplan zo spoedig mogelijk aan te passen en de benodigde vergunningen zo spoedig mogelijk te verlenen zodat Van Schaik de 28 woningen en parkeergarage kan realiseren;
bij de verkoop van de woningen voorrang wordt gegeven aan kopers die als ingezetene van de gemeente Utrecht in de basisregistratie personen opgenomen zijn;
de woningen 20% energiezuiniger worden uitgevoerd dan het Bouwbesluit voorschrijft.
Moet het college van burgemeester en wethouders, dat voor de gemeente Utrecht deze overeenkomst sluit, artikel 3:2 jo 3:4 van de Awb in acht nemen?
Het bestemmingsplan dat de bouwplannen mogelijk maakt, wordt voortvarend in procedure gebracht. Ook de aanvraag om een vergunning voor het bouwproject wordt in behandeling genomen. Bedrijf ROCM, dat nabij het geplande woningbouwproject is gevestigd, ziet de komst van de woningen en de parkeergarage niet zitten. Het vreest dat het bedrijf hierdoor beperkt wordt in zijn uitbreidingsmogelijkheden.
ROCM stelt met succes beroep in tegen het inmiddels voltooide bestemmingsplan. De gemeenteraad krijgt van de bestuursrechter daarop de gelegenheid om het bestemmingsplan aan te passen. Na enige aanpassingen, waaronder het terugbrengen van het bouwplan naar 23 woningen, kan het bestemmingsplan de toets van de bestuursrechter doorstaan. Het bestemmingsplan wordt onherroepelijk (krijgt formele rechtskracht). Van Schaik is daar niet blij mee, omdat hij minder woningen kan realiseren en het bouwproject daarmee minder winstgevend wordt. Van Schaik stelt dat het bestemmingsplan niet beantwoordt aan de overeenkomst. Afgesproken was dat het bestemmingsplan zou voorzien in de bouw van 28 woningen en een parkeergarage, aldus Van Schaik. Van Schaik vordert bij de civiele rechter vergoeding van de geleden schade. De gemeente verweert zich als volgt: ‘Het bestemmingsplan heeft formele rechtskracht gekregen, oftewel de rechtmatigheid van het bestemmingsplan zoals het nu luidt staat vast. Daarmee is er geen inhoudelijke rol voor de civiele rechter weggelegd. Er is immers geen sprake meer van een onrechtmatigheid.’
Hoe beoordeelt u dit verweer van de gemeente?
Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen:
Nadat een last onder dwangsom is uitgewerkt, dat wil zeggen nadat de laatste dwangsom is verbeurd, kan het bestuursorgaan de overtreder bij voortduring van de overtreding een last onder bestuursdwang opleggen.
De intrekking van een subsidie is niet in alle gevallen een sanctie.
Is de Tabaks- en rookwarenwet een besluit in de zin van de Awb?
Welke bestuursrechter is bevoegd om in eerste aanleg te oordelen over appellabele besluiten genomen op grond van de Tabaks- en rookwarenwet?
Welke bestuursrechter is bevoegd om in hoger beroep te oordelen over appellabele besluiten genomen op grond van de Tabaks- en rookwarenwet?
Een besluit is appellabel als daartegen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Tegen een avv staat geen beroep open bij de bestuursrechter (8:3 lid 1 sub a Awb).
Een nader besluit tot wijziging van een avv is ook een avv. Ook wanneer een gebiedsaanwijzing bij verordening heeft plaatsgevonden, is die aanwijzing, ook al is geen sprake van zelfstandige normstelling, een avv. De aanvulling of wijziging van deze gebiedsaanwijzing is ook een avv. In casu is de APV 2015 een avv. De bijlage bij artikel 6b APV maakt onderdeel uit van deze APV. Bij besluit van 30 november wordt de bijlage bij de APV 2015 aangevuld met het gebied rondom de Dom waarvoor het verbod uit artikel 6b APV geldt. Het besluit van 30 november kan dus gekwalificeerd worden als een nader besluit dat een avv aanvult en is daarmee een avv. Het besluit van 30 november 2016 is dus niet appellabel.
Het vertrouwensbeginsel vereist dat zo mogelijk gerechtvaardigde verwachtingen van een particulier geëerbiedigd worden.
Gelet op de context waarin de mededeling van ambtenaar Li Mue is verricht is er geen concrete, onvoorwaardelijke en ondubbelzinnige toezegging gedaan. Li Mue maakt haar standpunt mondeling kenbaar en staaft haar standpunt opr edenen die bij de ondernemers twijfels moeten opwekken omtrent de onvoorwaardelijkheid van het standpunt. Een bespreking in de gemeenteraad leidt nog niet tot een definitief standpunt van de raad. Een professionele marktpartij als de ondernemers hadden moeten weten dat dit niet definitief is.
Bovendien is de vertrouwenwekkende handeling niet afkomstig van het daartoe bevoegde (bestuurs)orgaan. Het bevoegde orgaan voor het vaststellen van de verordening was in casu de gemeenteraad (meerhoofdig orgaan). Ambtenaar Li Mue kan ook niet de schijn van bevoegdheid hebben gewekt, nu zij (zoals volgt uit de casus) geen bijzondere verantwoordelijk heeft: zij is ambtenaar algemene voorlichting.
Zelfs indien er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt bij de ondernemers, dan kan worden betoogd dat in casu een algemeen belang/belang van derden (verkeersveiligheid/voorkomen overlast) zwaarder weegt dan het financiële belang van de ondernemers.
NB. De hierboven genoemde redenen waren het meest voor de hand liggend. Echter, ook voor het noemen en uitwerken van andere redenen (bijv. dispositievereiste) konden, mits juist, punten worden behaald.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ten aanzien van de eis van een rechtshandeling: het rechtsgevolg, waarop een rechtshandeling (besluit) gericht is, dient van die rechtshandeling afhankelijk te zijn; is het rechtsgevolg daarvan niet afhankelijk, maar vloeit het rechtstreeks voort uit bijvoorbeeld de wet, dan is er geen sprake van een besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De mededeling (aankondiging) dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te vervallen, is niet op rechtsgevolg gericht. Deze brief verwijst enkel naar het verlopen van de termijn van 5 jaren en het vervallen van de vergunning, dat rechtstreeks voortvloeit uit de APV.
De mogelijkheid van uitzondering(en) op de hoofdregel betekent dat ook instanties waaraan niet bij wettelijk voorschrift openbaar gezag is toegekend als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb kunnen worden aangemerkt. Omdat de toegang tot de bestuursrechter gekoppeld is aan het besluitbegrip (artikel 8:1 Awb) en een beslissing alleen een besluit in de zin van de Awb kan zijn indien die door een bestuursorgaan is genomen (artikel 1:3 Awb), is er in meer gevallen toegang tot de bestuursrechter.
De genoemde passage is relevant omdat het een rol speelt in het kader van de beoordeling in hoeverre een bepaalde planologische ontwikkeling tot het ‘normaal maatschappelijk risico’ behoort (r.o. 5.2). Planschade die blijft binnen het normaal maatschappelijke risico hoeft niet vergoed te worden. Het beïnvloedt die beoordeling op de volgende manier: Hoe meer een planologische ontwikkeling binnen de genoemde ruimtelijke structuur en het betreffende beleid past, hoe eerder die ontwikkeling valt aan te merken als behorend tot het normaal maatschappelijk risico.
Ja, hoewel het niet om een besluit gaat maar om een overeenkomst, dus een privaatrechtelijke rechtshandeling, moet het college ook artikel 3:2 en 3:4 van de Awb in acht nemen. Grondslag hiervoor kan zijn: 3:1 lid 2 Awb, 3:14 Bw, Amsterdam Ikon of Rasti Rostelli Het betreft hier (afhankelijk van de gekozen grondslag)
een privaatrechtelijke overeenkomst/privaatrechtelijk handelen (Amsterdam/Ikon, Rasti Rostelli)
Een bevoegdheid krachtens burgerlijk recht (3:14 BW)
Een andere handeling dan het nemen van een besluit (3:2, eerste lid Awb) Artikelen 3:2 en 3:4 Awb (wederom afhankelijk van gekozen grondslag)
codificeren algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Amsterdam/Ikon, Rasti Rostelli)
zijn geschreven regels van publiekrecht (3:14 BW)
vallen onder afdeling 3.2 Awb (3:2, eerste lid Awb)
Het verweer van de gemeente is onjuist en het is dus wel mogelijk om naar de burgerlijk rechter te gaan. ‘Ter zake van een vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie is de burgerlijke rechter evenwel de bevoegde rechter’, aldus r.o. 3.6.4 van Etam/Zoetermeer.Het betreft hier een vordering vanwege niet-nakoming/wanprestatie van de overeenkomst. De overeenkomst was 28 woningen en er kunnen er maar 23 worden gerealiseerd.
N.B. Het kan wel zo zijn dat door de onherroepelijkheid de rechtmatigheid (rechtsgeldigheid) van het besluit vast is komen te staan, maar dat wil nog niet zeggen dat het onmogelijk is om bij de burgerlijke rechter een zaak te starten omtrent de niet-nakoming van de overeenkomst.
Juist. Een bestuursorgaan kan als een last onder dwangsom is uitgewerkt, maar de overtreding voortduurt, een andere passende sanctie opleggen, zoals een last onder bestuursdwang (p. 611, Bestuursrecht 1). Een last onder bestuursdwang kan alleen niet gelijktijdig met een last onder dwangsom worden opgelegd (zie artikel 5:6 Awb en p. 611, Bestuursrecht 1).
Juist. Of het intrekken van een subsidie te beschouwen is als een sanctie, hangt af van de reden van intrekking. Op grond van artikel 5:2 lid 1 sub a Awb is het intrekken van een subsidie - het onthouden van een aanspraak - uitsluitend aan te merken als een sanctie als dat het gevolg is van een overtreding. Een subsidie kan echter ook op andere gronden worden ingetrokken, zie afdeling 4.2.6 Awb’.
De Tabaks- en rookwarenwet is vastgesteld door de wetgever. De wetgever is geen bestuursorgaan, artikel 1:1 lid 2 onder a Awb. Daarom is er geen sprake van een besluit, daar het afkomstig zijn van een bestuursorgaan een van de voorwaarden voor het zijn van een besluit i.d.z.v. de Awb is, artikel 1:3 lid 1 Awb.
De rechtbank is bevoegd, gelet op artikel 8:6 Awb en hoofdstuk 2 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. En wel de rechtbank Rotterdam, gelet op artikel 8:7 lid 3 Awb en hoofdstuk 3, artikel 7 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 Awb).
Het CBb is bevoegd, gelet op artikel 8:105 Awb en hoofdstuk 4, artikel 11 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 Awb).
N.B. m.b.t. 7b en 7c: in de Sdu-wettenbundel staat ten onrechte in de tweede bijlage bij de Awb niet de 'Tabaks- en rookwarenwet' vermeld. Hierdoor zijn sommigen van u begrijpelijkerwijs niet bij artikel 7 en 11 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (en dus bij de rb. R'dam en het Cbb) uitgekomen in de beantwoording van deze vragen. Het is voor ons uiteraard nu niet na te gaan voor wie dit precies geldt. Daarom zijn deze vragen met enige coulance nagekeken, en in het bijzonder zo nagekeken dat met de genoemde onjuistheid in de wettenbundel rekening is gehouden. Het is dus mogelijk dat u alsnog alle of bijna alle punten hebt gekregen, ook al wijkt uw antwoord van onderstaande standaardantwoorden af.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat aantekeningen bij de coleges en oefententamens te gebruiken bij het vak Bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2723 |
Add new contribution