Artikelsamenvatting bij A new Big Five: Fundamental principles for an integrative science of personality van McAdams & Pals - Chapter
Waar gaat dit artikel over?
Persoonlijkheidspsychologie heeft veel vooruitgang geboekt in de laatste tijd met betrekking tot theorie en onderzoek, maar het ontbreekt nog steeds aan een uitgebreide theorie over de gehele persoon. In dit artikel worden er vijf principes besproken die gebruikt kunnen worden voor een integratieve theorie over de gehele persoon. Dit wordt het Big Five model van persoonlijkheidskenmerken genoemd.
In het veld van de psychologie werd er vaak gedacht dat situationele (omgevingsfactoren) belangrijkere voorspellers waren van gedrag dan persoonlijkheidsfactoren. Er is nu echter bewijs voor dat persoonlijkheidsfactoren een grote invloed hebben op mensen hun keuzes. Volgens de Big Five zijn er vijf persoonlijkheidsfactoren die individueel verschillen, namelijk extraversie (introversie), neuroticisme (negatief affect), zorgvuldigheid (laksheid), vriendelijkheid (onvriendelijkheid), en openheid voor ervaringen (geslotenheid). Deze Big Five, geïntroduceerd door persoonlijkheidspsychologie, is een belangrijke stap geweest voor het veld van de persoonlijkheidspsychologie. Echter ontbreekt er dus nog steeds een uitgebreide theorie over de gehele persoon. Zo’n theorie beschrijft de eigenschappen die alle mensen hebben, hoe sommige mensen verschillen op bepaalde eigenschappen en de patronen van het leven van een individu. De vijf principes die in dit artikel worden beschreven kunnen gebruikt worden door onderzoekers, beoefenaars, en andere geleerden om het individuele menselijke leven te begrijpen.
Principe 1: Evolutie en menselijke natuur
Dit principe houdt in dat de levens van mensen allemaal variaties zijn op een algemeen evolutionair ontwerp. Om de individualiteit van mensen te begrijpen is het daarom van belang om te weten wat mensen ‘mens’ maakt, dus wat zijn de overeenkomsten tussen alle mensen? Volgens Freud en de psychoanalytische theorieën leven alle mensen in conflict en worden zij gestuurd door krachten die zij niet kunnen controleren. Volgens Roger, Maslow en andere humanisten hebben alle mensen een behoefte tot zelfontwikkeling en ontplooiing. Volgens behavioristen zoals Skinner en Bandura zijn alle mensen vervormbaar en bepalen de ervaringen in hun leven wie zij uiteindelijk worden. Volgens het huidige principe is de mens het beste te begrijpen vanuit menselijke evolutie omdat veel mensen overeenkomsten hebben. Daarom is het belangrijk dat evolutionaire persoonlijkheidspsychologie niet als een alternatief wordt genoemd voor bovengenoemde theorieën, maar dat het in plaats daarvan een uitgangspunt is voor alle theorieën over persoonlijkheid. Het moet dus het eerste principe zijn voor theorieën die persoonlijkheid willen beschrijven.
Volgens de evolutietheorie zijn mensen ontworpen door natuurlijke selectie. Gedragingen die hen hielpen om te overleven zijn gebleven. Elk mens dat nu leeft heeft een unieke variatie op dit algemene ontwerp. De vraag is echter: wat is dit algemene ontwerp precies? Persoonlijkheidspsychologen die de evolutietheorie hebben gebruikt als uitgangspunt benoemen vaak de ‘de omgeving van het evolutionair aangepast zijn (EEA)’. Dit beschrijft specifieke aanpassingen die zijn geëvolueerd op basis van de benodigdheden van mensen, zoals het kunnen jagen en samen kunnen wonen. Dit wordt ook wel ‘modaliteit’ genoemd. Mensen bestaan uit een heleboel modules, die elk zijn ontworpen door natuurlijke selectie als reactie op een probleem zodat mensen konden blijven overleven. Zo zijn er modules voor het vinden van een seksuele partner, het beschermen van kinderen, bedriegers kunnen herkennen en sociaal kunnen zijn. De dingen die mensen onderscheiden van andere wezens is dat mensen dingen kunnen plannen, bondgenoten kunnen vormen, conflicten kunnen beoordelen, taal kunnen ontwikkelen en een cultuur kunnen ontwikkelen.
Persoonlijkheid moet worden geanalyseerd op het niveau van basisbehoeften (voeding, water, zuurstof en slaap), aangeboren sociaal-cognitieve mechanismen (gevoeligheid voor bedriegers, de neiging om mensen te classificeren in groepen, gezichtsuitdrukkingen herkennen), psychologische behoeften (autonomie, competentie en verbondenheid) en socio-culturele gedragingen (het maken van kleding, huisdieren houden, religie). Vooral de psychologische behoeften zijn interessant voor persoonlijkheidsonderzoekers en volgens, omdat menselijk gedrag vaak wordt bepaald door mensen hun behoefte aan autonomie, competentie, en verbondenheid met anderen. Evolutietheorie is dus een belangrijke context voor het begrijpen van individueel gedrag, doordat zij een algemeen ontwerp voor menselijk gedrag beschrijven waarop individuen kunnen verschillen. Dit algemeen ontwerp bevat mensen hun neiging om te leren, te praten, sociaal te kunnen zijn en gedragsuitdrukkingen die agressief en/of altruïstisch zijn. Daarnaast bevat het algemene ontwerp ook andere sociale neigingen, zoals religie en traditie, die mensen hebben geholpen om in groepsverband te kunnen leven.
Principe 2: Dispositionele eigenschappen
Er zijn variaties tussen mensen op een aantal brede, dispositionele eigenschappen die belangrijk zijn voor een sociaal leven, zoals extraversie, dominantie, vriendelijkheid, nauwkeurigheid, depressiviteit, kwetsbaarheid enzovoorts. Verschillen in deze eigenschappen van mensen zijn verklarend voor individuele verschillen in gedrag, gedachten, en keuzes. Dispositionele eigenschappen zijn eigenschappen die beschrijven hoe een persoon zich aanpast aan de sociale wereld: hoe een mens dingen doet, denkt, of voelt. Deze persoonlijkheidskenmerken zijn een schets van menselijke individualiteit die beschrijven hoe mensen zich (meestal) gedragen voor een langere periode (maar niet voor altijd). Als iemand extravert is bijvoorbeeld, dan zal deze persoon eerder naar een feest gaan dan iemand die introvert is. Deze eigenschappen zijn belangrijk geweest voor persoonlijkheidspsychologie. Er zijn wel een aantal onderzoekers geweest die persoonlijkheid hebben proberen te beschrijven zonder het gebruik van deze eigenschappen, wat bekend staat als het persoon-omgevingsdebat. Volgens deze onderzoekers is menselijk gedrag gebaseerd op de omgeving en zijn eigenschappen niet zo bepalend voor gedrag. De uitkomst van dit debat was dat persoonlijkheidspsychologie niet zonder de eigenschappen kan. De eigenschappen wonnen dus van de omgeving en dit debat heeft geleid tot vijf ontwikkelingen die het gebruik van de eigenschappen in persoonlijkheidspsychologie ondersteunen.
- Onderzoek heeft aangetoond dat persoonlijkheidseigenschappen voorspellend zijn voor gedrag en dit is statistisch significant. Iemand zijn of haar persoonlijkheidseigenschappen bepalen niet altijd wat een persoon doet in één situatie, maar zijn wel belangrijk voor de keuzes die mensen maken over hun gehele leven. Daarnaast voorspellen persoonlijkheidseigenschappen belangrijke levensuitkomsten, zoals werkprestatie, de kwaliteit van sociale relaties, psychologisch welbevinden en levensduur.
- Uit onderzoek blijkt dat individuele verschillen in de eigenschappen stabiel zijn over de lange termijn. Dit geeft aan dat persoonlijkheidseigenschappen niet snel veranderen, soms zijn de eigenschappen hetzelfde voor 30 jaar lang.
- Het blijkt dat eigenschappen erfelijk zijn.
- Er zijn verbanden ontdekt tussen eigenschappen en mensen hun brein. Zo hebben onderzoekers aangetoond dat extraversie gekoppeld is aan het gedragsbenaderingssysteem (BAS) in het brein, een systeem die positieve gedragsbenadering reguleert, zoals het najagen van beloningen en positief affect.
- De Big Five persoonlijkheidskenmerken zijn aangetoond valide. Veel verschillende onderzoeken erkennen de vijf categorieën van eigenschappen. De Big Five beschrijft de vijf kenmerken die mensen in veel verschillende categorieën hebben en die belangrijk zijn voor het sociaal leven van mensen.
Principe 3: Karakteristieke aanpassingen
Naast dispositionele eigenschappen variëren mensen ook op motivationele, sociaal-cognitieve en ontwikkelingseigenschappen, die gebaseerd zijn op tijd, plaats en/of hun sociale rol. Karakteristieke aanpassingen van mensen zijn motieven, doelen, plannen, strategieën, normen en waarden, zelfbeeld, belangrijke anderen, en andere factoren die te maken hebben met mensen hun motivationele, sociaal-cognitieve en ontwikkelingsbehoeften. Er is geen duidelijke definitie van deze constructen en soms is het ook niet helemaal duidelijk wat het verschil is tussen dispositionele eigenschappen en karakteristieke aanpassingen. Onderzoek in de persoonlijkheidspsychologie richt zich nu veel op deze eigenschappen en onderzoekt ook de relatie tussen dispositionele eigenschappen en karakteristieke aanpassingen. Volgens sommige onderzoekers zijn karakteristieke aanpassingen specifieke patronen van gedrag die worden beïnvloed door dispositionele eigenschappen en situationele variabelen. Ze worden karakteristiek genoemd, omdat zij gebaseerd zijn op de eigenschappen van elk individu en het zijn aanpassingen omdat zij mensen helpen om in hun sociale omgeving te passen. Karakteristieke aanpassingen verschillen over culturen, families, en over de levensduur. Daarnaast zijn karakteristieke aanpassingen meer specifiek en vervormbaar dan dispositionele eigenschappen. Andere onderzoekers zijn het niet eens met het idee dat karakteristieke eigenschappen worden beïnvloed door dispositionele eigenschappen. Volgens hen zijn ontwikkelen sommige karakteristieke eigenschappen, zoals een behoefte om de wereld te redden, zonder dat iemand zijn of haar Big Five eigenschappen hier invloed op hebben. Een verschil tussen karakteristieke eigenschappen en dispositionele eigenschappen is dat karakteristieke eigenschappen worden geactiveerd als reactie op gebeurtenissen in iemand zijn of haar sociale leven. Volgens dit principe zijn karakteristieke eigenschappen belangrijk bij het analyseren van persoonlijkheid. Dispositionele eigenschappen zijn een schets van iemand zijn of haar persoonlijkheid en karakteristieke aanpassingen vullen de details. Dispositionele eigenschappen kunnen dus gebruikt worden om te begrijpen wat voor persoon iemand is en karakteristieke aanpassingen kunnen worden gebruikt om te begrijpen wie de persoon is.
Principe 4: Levensverhalen en de uitdagingen van moderne identiteit
Naast dat mensen verschillen in hun dispositionele eigenschappen en karakteristieke aanpassingen, verschillen mensenlevens in de levensverhalen. Levensverhalen zijn verhalen die mensen creëren om de moderne wereld te begrijpen en hun identiteit te kunnen bepalen. Volgens dit verhalenperspectief zijn construeren mensen hun leven als een verhaal. Deze verhalen helpen hen om hun leven te begrijpen, hun identiteit vast te stellen en om te gaan met het moderne leven. Volgens een socioloog is een persoon zijn of haar identiteit niet vast te stellen door hun gedrag, maar door het verhaal dat zij proberen te creëren. Verhalende identiteit betekent dat iemand de gebeurtenissen uit zijn of haar verleden samenvoegt met dromen over de toekomst om zo betekenis, doelen en eenheid te ervaren in hun leven. Verhalende identiteiten kunnen ook gebruikt worden om persoonlijkheid te analyseren. Zo wordt er geprobeerd om structurele karakteristieken en thema’s in levensverhalen te ontdekken en de relatie tussen deze verhalen en eigenschappen, motieven, en mentale gezondheid te onderzoeken. Uit onderzoek blijkt dat het creëren van een levensverhaal invloed heeft op psychologische ontwikkeling, coping en welbevinden. Elk levensverhaal is natuurlijk uniek, maar tegelijkertijd zijn er ook patronen te ontdekken tussen de levensverhalen van mensen, vooral binnen dezelfde culturen. Naast dispositionele eigenschappen en karakteristieke aanpassingen zijn verhalende identiteiten dus ook belangrijk wanneer men persoonlijkheid wil onderzoeken.
Principe 5: De differentiërende rol van cultuur
Cultuur kan persoonlijkheidskenmerken beïnvloeden. Zo beïnvloedt cultuur de uiting van iemand zijn of haar dispositionele eigenschappen (als iemand bijvoorbeeld heel onaardig is dan kan iemand leren om dit niet te uiten doordat zij in hun cultuur leren dat het niet goed is om onaardig te zijn) en het heeft ook invloed op de karakteristieke aanpassingen. Echter heeft cultuur de grootste invloed op verhalende identiteiten. Cultuur is een onderdeel van de omgeving, dat menselijk gedrag beïnvloedt. Cultuur wordt gedefinieerd als een mix van betekenissen, praktijken en gesprekken over het sociale leven dat vooral plaatsvindt binnen een groep of maatschappij. De reden dat cultuur de meeste invloed heeft op verhalende identiteiten is dat een cultuur beschrijft hoe mensen zouden moeten leven. Dit verschilt voor de mensen binnen culturen, zo heeft de één andere mogelijkheden dan de ander. Wanneer mensen hun identiteit dus beschrijven in de vorm van een verhaal, dan kiezen zij ervoor om dingen te beschrijven die voor hen belangrijk zijn en die passen bij hun unieke leven. De invloed van cultuur en de omgeving op gedrag is complex en het hangt af van welke aspecten van de persoonlijkheid worden onderzocht. Met betrekking tot dispositionele eigenschappen biedt cultuurweergaveregels (stop met onaardig zijn), maar het heeft minder invloed op de eigenschappen zelf. Met betrekking tot karakteristieke aanpassingen biedt cultuur doelen, dus men leert welke doelen hij of zij na hoort te streven. Ten slotte heeft het de grootste invloed op verhalende identiteiten, omdat men in een bepaalde cultuur kiest uit wat het beste verhaal zou zijn voor hem of haar en sommige dingen weglaat. Als voorbeeld: wanneer iemand bijvoorbeeld homoseksueel is en in een streng land leeft, dan zal hij of zij dit stuk waarschijnlijk weglaten uit zijn of haar verhaal.
Wat is de conclusie?
Evolutie bepaalt het algemene ontwerp voor psychologische individualiteit. Persoonlijkheid ontstaat als een unieke variatie op dit algemene ontwerp, dat zich uit in dispositionele eigenschappen, karakteristieke aanpassingen, en integratieve levensverhalen die gecompliceerd en differentieel zijn op basis van iemands cultuur. Studenten die geïnteresseerd zijn in persoonlijkheid kunnen dus het beste starten met het onderzoeken van hoe evolutie de mens heeft gevormd en daarna te kijken naar verschillen in eigenschappen, aanpassingen en verhalende identiteiten in culturen. Onderzoekers kunnen de vijf principes ook gebruiken voor hun onderzoek, door bijvoorbeeld verhalende identiteiten te onderzoeken. Daarnaast kunnen onderzoekers de vijf principes gebruiken om te bepalen welke aspecten worden aangepakt in psychotherapie. De vijf principes die zijn beschreven zijn een eerste stap om een integratieve en centrale positie te krijgen van persoonlijkheidspsychologie binnen de psychologie en in de sociale wetenschappen.
- 1452 reads
Add new contribution