Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Uitwerking collegeverslagen Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

 

Hoorcollege 1  23 april 2013.

Het hoorcollege van deze week gaat over staatsleer en staatsgeschiedenis. Het recht hoeft niet uitdrukkelijk betrekking te hebben op staten, maar kan ook betrekking hebben op andere entiteiten. Het staatsrecht heeft echter wel betrekking op een staat. Het staatsrecht heeft verschillende functies. Deze zijn de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie.  In dit college zal er worden gekeken naar de relatie tussen de staatsleer en de staatsgeschiedenis. Verder zal het onderscheid tussen de ontwikkelingen in Europa en in Nederland worden bekeken.

Europa.

Respublica Christiana

De betekenis van Respublica Christiana is een publieke zaak die zich kenmerkt door zijn christelijkheid. Er kan kortom worden gezegd dat er een maatschappij was die zich kenmerkte door christelijk te zijn. Deze Respublica Christiana stond formeel onder leiding van de keizer en de paus, het werd het Heilige Roomse Rijk genoemd. Het Romeinse Rijk brokkelde in het Westen af en het enige wat overbleef in de donkere Middeleeuwen was de kerk. Deze kerk had echter geen leger. In 800 creëert Karel de Grote in samenwerking van de Paus opnieuw een keizerrijk, zijn imperium. Tijdens de Respublica Christiana waren er twee juridische visies op de maatschappij:

1.      De theocratische visie: de keizer en de koning zijn heerser over hun eigen rijk, zij hoeven met niemand anders rekening te houden en hebben de hoogste en enige macht. Zij zijn door God benoemd (het droit divin).

2.      Het feodale stelsel/ het natuurrecht: de koningen geven privileges aan steden, zodat zij militair worden geholpen, zij geven hiervoor in ruil land te leen, maar worden hierdoor wel in hun recht en macht beperkt. Ook koningen zijn aan het dwingend recht gebonden en het droit divin is dus beperkt.

Reformatie.

Tijdens de Reformatie hield de christenheid in zijn oorspronkelijke vorm op te bestaan. Met het uitkomen van Il principe van Machiavelli in 1515 betekende het einde van de middeleeuwen. Machiavelli stelde dat de enige legitimatie van een goede vorst is dat hij slagvaardig is. De uitspraak: ‘Het doel heiligt de middelen’ is een bekende uitspraak van hem. De hervorming binnen de Rooms Katholieke Kerk begon in 1517. Luther spijkerde in dit jaar zijn stellingen aan de slotkerk van Wittenberg, hij was boos over de handel in aflaten binnen de kerk. Er kwam een scheur binnen de RKK, de Reformatie genaamd. Aan de ene kant stonden de katholieken, aan de andere kant de protestanten.

Luther was van mening dat er sprake was van de leer van twee rijken: hij stelde dat er naast het goddelijk rijk, op aarde ook een wereldlijk rijk bestond. Dit was het rijk van de vorst. De onderdanen van de vorst moesten luisteren naar de vorst en hoefde niet te kijken wat God hiervan vond.

Calvijn was van mening dat ook het aardse gezag onderworpen was aan wat door God geboden is. Het aardse volk had recht op verzet tegen de vorst als hij zich hier niet aan hield. Dit kan worden herkend in het Plakkaat van Verlatinge.

De conceptuele uitweg uit de godsdiensttwisten was de soevereiniteit van de vorst. Bodin zei in 1576: ‘La souverainité est la puissance perpétuelle et absolue d’une république.’ Hij was van mening dat de vorst bepaalde opvattingen voor de staat moest opschrijven en dat het volk zich hier aan moeten houden, geen God of Paus mag zich hier nog mee bemoeien. De soeverein vorst heeft dus niet bepaalde soevereine rechten, hij heeft dé soevereiniteit. In 1648, met het tekenen van de Vrede van Westfalen, werd de soevereiniteit in de praktijk gebracht, doordat er soevereine staten ontstonden die gelijkwaardig waren en verdragen met elkaar konden sluiten.

Soevereine vorstenstaat en Verlichting

Soevereiniteit is bij Bodin een scheppend beginsel. De soevereiniteit leidt tot een nieuwe dynamiek. Er wordt werk gemaakt van de centralisering van het overheidsgezag. De soevereiniteit ligt echter volgens Bodin wel bij één persoon, de vorst. Dit leidt echter wel tot absolutisme. De rechtvaardiging van de soevereiniteit was voor de vorst het droit divin, hij was door God aangesteld. Voor de onderdanen was dit droit divin echter steeds minder vanzelfsprekend. De grond voor de soevereine vorstenstaat was namelijk ook de grond voor de ontkerkelijking, de secularisatie. De mens komt centraal te staan in deze tijd. Waar vroeger de kerk voor de mens dacht, kwam nu het verstand van de individu centraal te staan, er werd een beroep op de rede gedaan. Filosofen hadden hierover vier verschillende visies:

1.      Thomas Hobbes:

Hobbes was de eerste die staat ondubbelzinnig vanuit de individuele mens verklaart. De wil en de rede van de mens staan centraal, niet langer het goddelijke natuurrecht. Hobbes heeft een negatief mensbeeld, hij is van mening dat de mens van nature slecht is. In een natuurtoestand zou er ook sprake zijn van een state of war. De oplossing voor deze state of war is een maatschappelijk verdrag waarbij een overheid wordt opgericht. De ratio hiervoor is de orde en veiligheid. Dit alles is te vinden in zijn ‘Leviathan’.

Behalve voorvechter van een sterke staat, was Hobbes ook geestelijk vader van de moderne rechtsstaat.

2.      John Locke

Net als bij Hobbes staat bij Locke de mens centraal. Locke heeft daarentegen een veel positiever mensbeeld. De staat is er echt voor de mens, hij is de bestrijder van het goddelijk recht van de koning. Locke is van mening dat de mens in natuurtoestand niet in een state of war leeft. De overheid die bij een maatschappelijk verdrag wordt opgericht is er alleen om het strikt noodzakelijke te doen, als nachtwaker. De samenleving is verder vrij. Men heeft het recht om zich te verzetten tegen een overheid die zich niet aan de regels van het dwingende natuurrecht houdt.

3.      Montesquieu.

Net als bij Locke is vrijheid het levensbeginsel van een staat. Montesquieu is minder normatief over het ideaaltype regeringsvorm. De republiek en monarchie moeten samen strijden tegen tyrannie, in plaats van tegen elkaar. Montesquieu was van mening dat men zich moest focussen op de inrichting van de staat zelf, door middel van een trias politica, de machtenscheiding. Ook moest er sprake zijn van een systeem van checks and balances.

4.      Rousseau.

Rousseau was een dromer over democratie. Volgens hem was de natuurtoestand geen probleem, maar was de maatschappij zelf het probleem. Hij keert de vooronderstelling dat mensen in natuurtoestand een bedreiging voor elkaar vormen om: ‘De mens wordt vrij geboren maar is overal in ketenen.’ De centrale vraag in zijn ‘Contrat Social was: Hoe vinden we een samenlevingsvorm die lijf en goed van iedere deelgenoot beschermt, en waardoor iedereen, in de vereniging met allen, toch even vrij blijft als tevoren?   Het antwoord op deze vraag was volgens Rousseau dat de mens zich volledig moet toevertrouwen aan een maatschappelijk verdrag, waardoor hij voortaan niet meer leeft naar eigen wil, maar naar gemeenschappelijke wil, de volonté générale,van het geheel. De soevereiniteit moet bij het collectief van burgers moeten komen te liggen, niet langer, zoals bij voorgaande filosofen, bij de individu.

Uiteindelijk verdwijnt de soevereine vorstenstaat overal in Europa. Dit kan echter op verschillende manieren zijn gegaan, zowel een evolutionaire als revolutionaire manier.

Drie Revoluties

  1. Glorious Revolution,1688

Na decennia lang van oorlog gaan de partijen samenwerken in plaats van elkaar bestrijden met oorlog. William en Mary kwamen op de troon en hiermee werd de constitutionele monarchie in Engeland gevestigd.  Het leidend beginsel van deze Glorious Revolution was de sovereignty of parliament, het parlement krijgt van William rechten. De inspiratiebron voor deze revolutie waren de gedachtes van Montesquieu, met zijn gedachtes over vrijheid.

  1. Amerikaanse Revolutie, 1776-1789.

De Amerikaanse Revolutie was Locke in de praktijk uitgevoerd. Men maakte gebruik van het recht op verzet en nam grondrechten op in de nieuwe grondwet. In deze grondwet kwamen de ideeen van Montesquie naar voren, er kwam een scheiding van de machten. De Amerikaanse Revolutie kan worden gezien als een democratische revolutie. Niet alleen kwamen de strijders op tegen de absolute overheid, maar de burgers gingen zelf de overheid vormen. De Amerikaanse vrijheid is dus niet alleen de ‘safeguard against government’, maar ook een ‘share in government’.

  1. Franse Revolutie, 1789

Tijdens de Franse Revolutie kwam er een radicale overgang van vorstensoevereiniteit naar volkssoevereiniteit. Deze revolutie kan worden gezien als Rousseau in de praktijk. Er moest worden gedacht als collectief. De Franse Revolutie zette de ‘democratie’ door zijn bloedige karakter lange tijd in een kwaad daglicht.

 

Nederland

Opstand en onafhankelijkheid

De 17 Nederlanden zijn tijdens de middeleeuwen onderdeel van het Heilige Roomse Rijk. Door een combinatie van huwelijkspolitiek en veroveringen in Europa worden de Lage Landen verenigd onder eerst Bourgondiërs en daarna Habsburgers. In 1549 verordonneert Karel V dat de 17 gewesten voortaan steeds als een en ondeelbaar worden overgeërfd, dit word ook wel de Pragmatieke Sanctie genoemd. Dit centraliseringproces stuit op steeds meer verzet onder lokale edelen en besturen, vooral was er veel verzet onder de ‘Spaanse Koning’ Philips II. Na verloop van tijd wordt dit verzet ook religieus van aard.

De Opstand, ook wel bekend als de Tachtigjarige Oorlog is een conservatieve revolutie. Belangrijke jaartallen in deze opstand zijn:

·         1568: Begin oorlog onder leiding van stadhouder Willem van Oranje.

·         1579: Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en Groningse Ommelanden sluiten de Unie van Utrecht.

·         1581: Philips II wordt afgezworen in het Plakkaat van Verlatinge

·         1588: Staten-Generaal staken zoektocht naar nieuwe landsheer en dopen 7 Provincies tot Republiek

·         1648: Vrede van Münster (onderdeel Vrede van Westfalen). De onafhankelijkheid van de Republiek wordt formeel door Spanje erkend.

 

Franse tijd en vestiging Koninkrijk

 Na decennia van verval houdt in 1795 de Republiek op te bestaan. De stadhouder, Willem V, vlucht naar Engeland. De Bataafse Republiek wordt dat jaar, met militaire steun van voorbeeld de Franse Republiek gesticht. In 1798 komt er een staatsregeling voor het Bataafse volk. In deze staatsregeling zijn invloeden van Locke, Montesquieu en Rousseau terug te vinden. In 1806 werd de Bataafse Republiek het Koninkrijk Holland en werd het een vazalstaat van Frankrijk. Koning van het Koninkrijk Holland werd Lodewijk Napoleon, de broer van Napoleon. Napoleon was niet tevreden over de werkzaamheden van zijn broer en besloot in 1810 het koninkrijk in te lijven bij zijn Franse keizerrijk. In 1813/1814 werd het Koninkrijk der Nederlanden soeverein onder leiding van de eerste koning, Willem I.

 

Van constitutionele monarchie naar parlementaire democratie

Voor deze sheet was tijdens dit hoorcollege geen tijd meer.

 

 

 

Hoorcollege 2  26 april 2013.

Deze week zal het hoorcollege gaan over politieke instituties. De regering bestaat uit de koning en de ministers. De Staten-Generaal bestaat uit de Eerste en de Tweede Kamer. De regering en de Staten-Generaal tezamen zijn de wetgever. In dit college staan de drie functies van het staatsrecht centraal. Allereerst zal de constituerende functie worden besproken, hierna de attribuerende functie en als laatst de regulerende functie.

Constituerende functie.

Bij de constituerende functie komt een aantal vragen naar boven.

1.      Welke politieke ambten constitueert/erkent de Grondwet?

2.      Hoe zijn deze ambten samengesteld?

3.      Wat is de wijze waarop de dragers van deze ambten worden aangewezen?

 

Regering

De Grondwet constitueert en erkent de regering. De term regering is nog een tamelijk recent begrip. Dit is historisch te verklaren. Waar nu wordt gesteld dat er sprake is van een besluit van de regering, werd vroeger gesteld dat er sprake was van een koninklijk besluit. Koning Willem I had ministers die nog geen ministeriele verantwoordelijkheid droegen. Vanaf het moment dat de ministeriele verantwoordelijkheid is ingevoerd, kan de koning niet meer zonder weten van de ministers besluiten nemen en wordt de term regering gebruikt. De regering is echter geen college, de koning en de ministers vergaderen niet met elkaar.

 

De samenstelling van de regering is te vinden in artikel 42 lid 1 van de Grondwet:

‘De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers’.

 

De wijze waarop de dragers van dit ambt worden aangewezen verschilt.

Het ambt van koning wordt krachtens artikel 24 van de Grondwet erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau. De overgang van het koningschap vindt plaats bij overlijden(art 25 Grondwet) of bij afstand(artikel 27 en 28 Grondwet). Het doen van afstand is een beslissing van de koning zelf en hieraan zit geen ministeriele verantwoordelijkheid verbonden. Na de overdracht wordt de koning beëdigd en ingehuldigd(art 32 Grondwet.)

Het ambt van minister wordt krachtens artikel 43 juncto 48 Grondwet benoemd. De benoeming van een minister is bij koninklijk besluit en voor dit koninklijk besluit geldt de ministeriele verantwoordelijkheid. De minister-president tekent zijn eigen benoemingsbesluit (art. 48 Grondwet).

Staten-Generaal.

Ook de Staten-Generaal wordt door de Grondwet geconstitueerd en erkend. In artikel 50 van de Grondwet staat: De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.’

 

De samenstelling van de Staten-Generaal bestaan uit de Eerste en de Tweede Kamer (artikel 51 van de Grondwet). De Tweede Kamer bestaat uit 150 leden, de Eerste kamer uit 75 leden.

Artikel 53 lid 1 stelt dat de leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen. De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt(artikel 54 Grondwet.). De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten.

Men stelt vaak dat het politieke primaat bij de Tweede Kamer ligt. Dit komt omdat de Tweede kamer in artikel 51 Grondwet als eerst wordt genoemd en rechtstreeks door het volk gekozen wordt.

 

Attribuerende functie

Bij de attribuerende functie gaat het om de vraag welke bevoegdheden de Grondwet toekent aan deze ambten.

 

Regering

Allereerst heeft de regering regeringsbevoegdheden. Dit zijn bevoegdheden die gezamenlijk aan Koning en aan de ministers toekomen. Een voorbeeld hiervan is dat de  Koning een besluit signeert en dat de minister dit besluit contrasigneert.

Ook kan de regering legio bevoegdheden hebben. Een voorbeeld hiervan is art. 42 lid 1 Grondwet. Naast de wetgevende macht heeft de regering ook deels uitvoerende macht. Ook in artikel 90 e.v. heeft de regering legio bevoegdheden met betrekking tot buitenlandse betrekkingen en in artikel 104 e.v. over financiën.

De Koning en ministers beschikken afzonderlijk over weinig grondwettelijke bevoegdheden. De Koning heeft alleen afzonderlijke bevoegdheden als staatshoofd. Ministers krijgen normaal gesproken bevoegdheden door delegatie door algemene maatregelen van bestuur. De Grondwet zelf kent de ministers weinig bevoegdheden toe.

Staten-Generaal.

De Staten-Generaal kent een tweetal bevoegdheden:

1.      Samenwerkingsbevoegdheden.

Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen bevoegdheden die alleen de Tweede Kamer heeft en die beide kamers hebben. Samenwerkingsbevoegdheden die alleen de Tweede Kamer heeft zijn bijvoorbeeld terug te vinden in artikelen 82, 84 en 188 Grondwet. Samenwerkingsbevoegdheden die Beide Kamers bezitten in de artikelen 81, 91 van de Grondwet.

 

2.      Zelfstandige bevoegdheden. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen bevoegdheden die alleen de Tweede Kamer heeft en die beide kamers hebben.

Zelfstandige bevoegdheden van de Tweede Kamer zijn terug te vinden in artikel 78 a Grondwet. Zelfstandige bevoegdheden van Beide Kamers in artikelen 60, 70 Grondwet.

 

Regulerende functie

Bij de regulerende functie zijn twee vragen van belang:

1.      Op welke wijze begrenst de Grondwet deze ambten?

2.      Hoe verhouden deze ambten zich tot elkaar?

 

Machtenscheiding en machtsevenwicht.

De machtenscheiding staat nergens in de Grondwet expliciet genoemd. Men kan deze wel herkennen in de hoofdstukindeling van de Grondwet. Om een goed machtsevenwicht te waarborgen is er een systeem van checks and balances. De ambten controleren elkaar en houden elkaar in evenwicht. Dit kan worden gezien als een moderne invulling van de trias.

 

Parlementair stelsel

Er heeft in Nederland een evolutie van de regeringsvorm plaatsgevonden. De uitkomst van deze evolutie is de constitutionele monarchie met een parlementair stelsel.

In de periode 1814-1840 was Nederland aanvankelijk vooral een constitutionele monarchie. De ideeën van Montesquieu waren in deze periode erg van belang. Met de invoering van de strafrechtelijke ministeriele verantwoordelijkheid begon het proces van demonarchalisering. 1848 was het revolutiejaar. In dat jaar ontwerpt Thorbecke een dualistisch politiek bestel. Het ontbindingsrecht wordt ingevoerd en ook de politieke ministeriele verantwoordelijkheid. Er is voortdurend politieke strijd. In de periode 1866-1868 trekt het parlement aan het langste eind. De vertrouwensregel wordt gevestigd. In 1917 verandert met invoering evenredige vertegenwoordiging het bestel weer van karakter, het ontbindingsrecht is niet langer een politiek wapen van de regering.

 

De vertrouwensregel is de regel dat één of meer ministers of staatssecretarissen, behoudens Kamerontbinding, ontslag aan de Koning aanbieden als de Tweede Kamer in meerderheid blijk geeft van onvoldoende vertrouwen in hem/kabinet.

 

De ministeriële verantwoordelijkheid is te vinden in artikel 42 lid 2 van de Grondwet.

De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. Hij is verantwoordelijk voor de Koning, leden van het Koninklijk Huis en voor ondergeschikten.

 

 

Hoorcollege 3  7 mei 2013.

Het legaliteitsbeginsel

Het legaliteitsbeginsel heeft als functie dat het de burgers beschermd tegen willekeurig overheidsoptreden. Maar wat houdt dit nu eigenlijk in? In het boek wordt gezegd dat de burger beschermd wordt tegen ieder overheidsoptreden. Maar dit is niet helemaal juist. Het moet wel gaan over belastend ingrijpen van de overheid. Wat is nu belastend? De klassieke opvatting is dat dit inhoudt dat de overheid ingrijpt en in vrijheid en in eigendom van burgers. Dit kan worden vergeleken met het Fluoridering II arrest.

Fluoridering II-arrest

Er was sprake van een wet in formele zin, de Waterleidingswet. Die Waterleidingswet regelde dat bij AMvB eisen konden worden gesteld aan drinkwater en dat men stoffen aan water mochten worden toegevoegd. De minister kreeg het goedkeuringsrecht voor dit toevoegen van bepaalde stoffen aan het drinkwater. De gemeente Amsterdam besloot fluor toe te voegen aan water. De minister heeft dit goedgekeurd. Uiteindelijk komt deze zaak bij de Hoge Raad. De Hoge Raad zoekt uit of er wel een goedkeuringsrecht aan de minister mocht worden gegeven. De Hoge Raad oordeelt dat dit goedkeuringsrecht niet bij de minister had mogen komen. De wetgever had bij de wetshistorie namelijk niet zo’n vergaande maatregel op het oog om fluor aan het water toe te voegen. De wetgever moet er bij ieder ingrijpende maatregel aan te pas komen. Dit is om de burger te beschermen, wat de rechtsstaat gedachte is.

 

Begunstigend optreden

Naast voor belastend optreden is ook voor begunstigend optreden een wettelijke basis nodig. Met een gunst van de overheid komt namelijk vaak een last mee. De Algemene wet bestuursrecht eist dat er voor subsidies van de overheid ook een wettelijke basis nodig is. Dit is te vinden in titel 4.2 subsidies, in het bijzonder artikel 4:23, eerste lid Awb

 

Bevoegdheid tot vaststelling van AVV.

De vraag is wie regels mag opstellen die voor alle burgers bindend zijn. Deze regels worden ook wel avv’s genoemd. Dit zijn algemene, naar buiten werkende, burgers bindende regels. Deze regels kunnen gelijk worden gesteld aan de wet in materiële zin. Het primaat van het opstellen van regels die voor de burgers bindend zijn ligt op grond van de rechtsstaatgedachte bij de wetgever. In een aantal gevallen hoeft de wetgever dit niet zelf te doen maar kan hij bevoegdheden delegeren.

 

De zelfstandige bevoegdheid tot vaststelling avv’s

De grondwetgever, de Wet in Formele zin en de kroon(de regering) kunnen zelfstandig avv’s opstellen. De kroon kan dit alleen waar het gaat om zelfstandige algemene maatregels van bestuur. De regering stelt dit AMvB dan op zonder wettelijke grondslag. Het vaststellen van AMvB’s is te lezen in artikel 89 van de Grondwet. Lid 2 van dit artikel moet a contrario worden geredeneerd. Voorschriften die je niet door straffen wenst te handhaven, hebben geen wettelijke basis nodig. Zo kan de regering dus zonder wettelijke grondslag zelfstandig AMvB’s opstellen. Ook art 5.4 Awb eist dat er voor art. 5.4 Awb eist dat er voor iedere bestuurlijke sancties ook een wet in formele zin moet zijn.

 

 

Meerenberg-arrest, HR 13.1.1879.

Het Meerenberg arrest geeft aan dat ook de Kroon alleen is bevoegd als daar een specifieke wettelijke basis voor is. Eigenlijk was de Hoge Raad in de 19e eeuw dus rechtsstatelijker en democratischer. De erkenning van de ZAMvB is eigenlijk dus een stap terug. Deze is ingevoerd bij de Grondwetsherziening van 1887.

 

Bevoegdheid tot vaststelling avv’s op grond van delegatie

De Grondwet maakt delegatie mogelijk. Hiervoor zijn een aantal termen van belang die dit mogelijk maken. Er mag worden gedelegeerd als er in het wetsartikel de term: ‘regelen’, ‘regels’ en ‘regeling’ of  ‘bij of krachtens’ staat.

 

Het onderscheid tussen delegatie en uitvoering.

Om te kijken of er sprake is van delegatie of uitvoering moet worden gekeken naar de discretionaire vrijheid. Indien er sprak van discretionaire vrijheid, dus de vrijheid om zelf eisen te stellen aan voorschriften, kan worden gesproken van delegatie. Indien men strikt gebonden is aan de wet, en dus geen discretionaire vrijheid heeft, wordt dit uitvoering genoemd. Het gevolg van de Grondwetsherziening is dat er ook delegatie mogelijk is buiten een overheidsverband.

 

HR 25.01.1926 Jaminarrest.

Er was een Arbeidswet. Artikel 10 stelt dat er voorschriften omtrent vrouwenarbeid mogen worden gesteld bij AMvB. Dit was er, namelijk het Arbeidsbesluit. In dit AMvB werd weer gedelegeerd naar inspecteurs. Een inspecteur stelde in een voorschrift dat er verwarmingen moesten komen waar vrouwen werkten. Hoge Raad: Bij AMvB delegeren, dus door de inspecteur’s voorschriften, mocht niet. Ook kon niet aan uitvoering worden gedacht, omdat door de wet niet bepalingen werden gesteld over verwarming, maar over het vrouwenarbeid. Er was dus sprake van verboden delegatie en niet van uitvoering.

 

HR 11.01.1977 Bromfietsvalhelmarrest NJ 1977, 467

Er is een Wegenverkeerswet. Daarin stond toen dat bij AMvB regels konden worden gesteld ten aanzien van het verkeer op wegen. De minister kreeg een goedkeuringsrecht. De minister moest alle helmen voor bromfietsen goedkeuren. Er was een verbod om zonder goedgekeurde helm de weg op te gaan. De vraag is of dit soort nadere regels over wanneer je een helm goedkeurt regelgeving is of uitvoering. De Hoge Raad stelt dat er sprake is van uitvoering van het verbod zoals het in het AMvB was opgenomen.

 

De kamers als wetgever

In Nederland hebben we te maken met kaderwetten. Dit zijn wetten die binnen een bepaald kader een algemene wet bieden. Voorbeelden hiervan zijn de Kaderwet Zbo’s, adviescolleges, AWB, Awb Awgb en WOM. Deze regels zijn in algemene wetten weggelegd, maar er is geen hiërarchie van formele wetten. Wel gelden de derogatieregels: Bijzonder wetten gaan voor algemeen wetten en jonge wetten gaan  voor oude wetten.

Er komen echter steeds minder regels in formele wetten te staan. Dit komt door deregulering, privatisering en het moderne wetgeven. Bij het moderne wetgeven wil met meer flexibiliteit hebben. Er staat slechts kernpunten in wet, de rest van de regels wordt gedelegeerd aan andere organen.

 

 

Rol Tweede Kamer

De Tweede Kamer is medewetgever en controleur. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de wetten die op tafel komen en moeten ook andermans verantwoordelijkheden controleren. Hiervoor hebben ze een aantal instrumenten. Voor de wetgeving hebben ze het amendementsrecht(artikel 84 Grondwet) en het recht van initiatief(artikel 82 lid 1 Grondwet). Om de controlerende functie uit te oefenen heeft de Tweede Kamer controle-instrumenten. Zo hebben zij de mogelijkheid om schriftelijk vragen te stellen(artikel 68 Grondwet) en kunnen zij moties indienen(artikel 67 lid 2 Grondwet). Ook heeft de Tweede Kamer een waarborgrol. Echter laten zij wel een aantal steken vallen en kan men ernstige bedenkingen bij de rol van de Kamer als beschermer hebben. Dit kan komen door minder kamerervaring, minder juristen in de Kamer, de rol van de media.

 

Rol Eerste Kamer

De Eerste kamer heeft geen amendementsrecht of recht op initiatief. Zij kunnen wel novelles indienen. Dit is een wijzigingswet terwijl het oorspronkelijke wetsvoorstel nog geen kracht van wet heeft. De Eerste Kamer is er voor rechtsbescherming, rechtszekerheid, en het waarborgen van grondrechten in wetten die worden opgesteld. Als zij het niet eens zijn met de wet kunnen zij deze wet terugsturen naar de Tweede Kamer.

 

Hoorcollege 4 14 mei 2013.

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over de rol van de rechter. Dit college wordt in gedeeld in drie vragen: Wie, Wat en Hoe? Allereerst zullen we kijken welke rechterlijke organen er zijn. Hierna kijken we wat de bevoegdheden zijn van rechterlijke ambten en als laatst Hoe het constitutionele recht de rechter reguleert? De rol van de rechter is echter minder gemakkelijk in kaart te brengen dan politieke instituties

 

Rechtspraak.

Rechtspraak is een overheidsfunctie die toeziet op een concrete beslissing van een geschil of berechting van een strafbaar feit, door een overheidsambt dat in een met bijzondere waarborgen omklede rechtsgang en op grond van rechtmatigheidscriteria een bindend oordeel uitspreekt. Dit is de definitie die in Kortmann te vinden is.

 

Allereerst moet het dus gaan over ‘een concrete beslissing van een geschil’. Er is dus geen sprake van wetgeving. Echter is er de laatste tijd is er een discussie gaande over rechtsvorming door rechterlijke organen. Het tweede element is het ‘door een overheidsambt (…) in een met bijzondere waarborgen omklede rechtsgang’ . Dit houdt in dat rechtspraak kan worden uitgeoefend door de rechterlijke macht en andere gerechten. Het onafhankelijkheidscriterium, te vinden in artikel 6 van het EVRM, is hierbij een doorslaggevend criterium. Ten derde moet de rechtspraak toetsen op grond van het rechtmatigheidcriteria. Zij mogen dus niet toetsen op grond van het doelmatigheidscriteria. Als de rechter dit zou doen zou hij toetsen of iets politiek wenselijk is. De rechter is echter juist onafhankelijk omdat hij geen politieke rol speelt. De rechter toets ook niet alleen meer op de wetmatigheidcriteria. Dit is lange tijd wel zo geweest in de klassieke opvattingen. De rechter zou de mond van de wet zijn. Nu heeft het woord rechtmatig het woord wet vervangen. De rechter is zelf ook recht gaan vormen, zoals bijvoorbeeld de algemene rechtsbeginselen. Deze staan niet in de wet maar hier toetst de rechter wel aan.

 

Wie oefenen de functie rechtspraak uit?

We hebben in Nederland een rechterlijke macht. Dit is de een institutie die rechtspraak uitoefent. Dit is te vinden in artikel 112 lid 1 en 113 lid 1 van de Grondwet. In artikel 116 Grondwet juncto artikel 2 van de RO is te vinden dat de rechterlijke macht bestaat uit de Hoge Raad, het Hof en de rechtbank. Alleen de Hoge Raad wordt in de Grondwet genoemd in artikel 118.

In artikel 112 lid 2 Grondwet staat dat er ook gerechten bestaan die niet tot de rechterlijke macht behoren. Dit zijn de bijzonde bestuursrechters. Dit zijn de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

In artikel 115 van de Grondwet staat dat men voor bepaalde bestuursrechterlijke geschillen in plaats van naar de rechter te stappen, naar het bestuur zelf kan gaan. Dit administratief beroep, ook wel Kroonberoep, was echter alleen mogelijk voor zover daarna beroep op onafhankelijke rechter openstaat. Belangrijk arrest hierbij is het arrest Benthem. Hierin werd een einde gemaakt aan het beroepen bij het bestuur zelf. Dit bestuur zou namelijk een ‘partijdige rechter zijn, omdat de Kroon, de regering, niet onpartijdig is. Dit is in strijd met artikel 6 van het EVRM.

Begin twintigste eeuw maakt men het toch mogelijk om onpartijdige bestuursrechter in te stellen, zoals te vinden in artikel 112 lid 2 van de Grondwet.

 

 

Schema rechterlijke macht en bijzondere bestuursrechters

 

Regeerakkoord Rutte II

In het regeerakkoord van Rutte II staat een belangrijke zin met betrekking tot de bijzondere bestuursrechters: ‘De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekend gedeelte wordt samengevoegd met de CRvB en het CBb.

 

Deze splitsing is materieel echter al een feit. Het rechtssprekende bestuurlijke deel moet krachtens dit regeerakkoord dus worden samengevoegd. De vraag die speelt is of er nu integratie in rechterlijke macht moet plaatsvinden of dat er een concentratie bij één bestuursrechtelijk hof moet komen. Hierover zijn de meningen verdeeld. Het zou belangrijk zijn voor de rechtseenheid om maar een hoogste rechter te hebben, in plaats van drie verschillende bestuursrechters. Ook is het van belang voor de onafhankelijkheid, omdat de CRvB en de CBb zich niet aan deze in de Grondwet geformuleerde onafhankelijkheid hoeven te houden.

 

Wie stelt rechters aan?

De gewone leden van de rechterlijke macht worden aangesteld bij koninklijk besluit, dus door de regering(artikel 117 lid 1 van de Grondwet). In artikel 5c van de Wrra staat echter dat de gewone leden worden aangesteld op aanbeveling van de rechterlijke macht zelf bij de regering. De leden van de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit, door de regering, aangesteld uit voordracht van de Tweede Kamer(artikel 118 lid 1 van de Grondwet). In artikel 5c lid 6 van de Wrra staat dat de Hoge Raad zelf aanbevelingen mag doen wie er wordt aangesteld.

De vraag is of dit de facto coöptatiestelsel, het feitelijk zichzelf aanstellen,vanuit staatsrechtelijk oogpunt wel wenselijk is.

 

Rechterlijke onafhankelijkheid

In essentie is de rechterlijke onafhankelijkheid te vinden in de machtenscheiding. Er moet een onafhankelijke en onpartijdige derde zijn. Echter is deze onafhankelijke en onpartijdige derde, de rechter, niet zelfstandig, hij is gebonden aan de wet en het recht.

Er moet dus sprake zijn bij een rechter van persoonlijke onafhankelijkheid (artikel 117 Grondwet). Een rechter wordt benoemd voor het leven. Het ontslag van de rechter vindt plaats op eigen verzoek of door de Hoge Raad. Verder regelt krachtens dit artikel de wet de overige rechtspositie.

Ook moet er dus rechterlijke onpartijdigheid zijn. Een rechter moet schijnen onpartijdig te zijn en niet zijn voorkeuren te uiten.

 

Naast de personele onafhankelijkheid en rechterlijke onpartijdigheid bestaat er ook nog de zakelijke/institutionele onafhankelijkheid. Als politiek moet men niet te veel het werk gaan doen van de rechter. Belangrijke rol hierin speelt het sub iudice-beginsel. Op het moment dat iets onder de rechter is en de rechter nog een uitspraak moet doen, moet de politiek hier over zwijgen. Ook de bestuursstructuur van de rechter is van belang. De rechtbanken zijn afhankelijk van het ministerie van veiligheid en justitie, omdat er anders geen geld zou zijn. Toch mag de minister geen invloed hebben op de uitspraken van de rechters.

 

 

Wat zijn de bevoegdheden van de rechterlijke ambten?

Allereerst hebben de rechterlijke ambten de bevoegdheid om van een geschil kennis te nemen. In de burgerlijke rechtspraak moet er sprake zijn van een onrechtmatige daad. Als dit er is kan de burgerlijke rechter zich ontvankelijk verklaren. Dit wordt de objectum litis-leer genoemd. De grondslag om kennis te nemen in strafrechtelijke geschillen is te vinden in artikel 113 Grondwet. Voor de bestuursrechtspraak is dit te vinden in artikel 112 lid 2.

Daarnaast hebben rechterlijke ambten ook toetsingsbevoegdheden. Ze mogen wetten toetsen, niet aan de grondwet maar wel aan internationale wetten. Ook kunnen zij vragen voorleggen aan het Europees Hof van Justitie(artikel 267 VWEU). Ook hebben ze uitspraakbevoegdheden.

De Hoge Raad heeft de bevoegdheid om uitspraken van lagere rechters te vernietigen. De Hoge Raad spreekt cassatierechtspraak. De oorspronkelijke functie hiervan was waarborging van de heerschappij van de wet. In artikel 79 wet RO staan de cassatiegronden. In artikel 81 Wet RO staan de cassatiedoelstellingen.

 

Hoe reguleert het constitutioneel recht de rechter?

Het uitgangspunt voor het reguleren is de binding aan de wet en het recht. Van belang hiervoor zijn de legaliteit en de machtenscheiding. Dit is terug te vinden in artikel 107 van de Grondwet:

‘De wet regelt het burgerlijk recht, het strafrecht en het burgerlijk en strafprocesrecht in algemene wetboeken, behoudens de bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten.’

In artikel 11 Wet AB staat hiernaast ook : ‘De regter moet volgens de wet regtspreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen.’

Echter is niet alle recht in de wet te vinden. Er is een verschil tussen rechtsvinding in de wet en rechtsvorming. In artikel 81 Wet RO staat dat de Hoge Raad in het belang van rechtseenheid en rechtsontwikkeling oordeelt. Dit kan worden gezien als een standpunt vóór rechtsvorming.

Image

Access: 
Public

Image

This content is used in:

Staats- en Bestuursrecht bundel

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1676