Een ieder verbindende verdragsbepalingen Bundel: Verzamelde samenvattingen van arresten en artikelen

 

Verzamelde bijdragen over verdrag boven wet (GW artikel 93 en 94)

Bundle items:
Spoorwegstaking - Arrest

Spoorwegstaking - Arrest

Spoorwegstaking (HR 30-05-1986, NJ 1986, 688)

Casus

In deze casus gaat het om spoorwegstakingen die door de bonden van het NS personeel zijn overgenomen. Vraag zou kunnen zijn of deze acties onrechtmatig waren. De eerste vraag is echter of er een beroep kan worden gedaan op artikel 6 lid 4 ESH.

Rechtsvraag

Behoort artikel 6 lid 4 ESH tot de in artikel 93 Grondwet bedoelde bepalingen en is deze bepaling derhalve een ieder verbindend?

Hoge Raad

In dit arrest plaatst de Hoge Raad een kanttekening bij het belang dat toekomt aan de bedoeling van de verdragsluitende staten bij het beslissen of aan een bepaling directe werking moet worden toegekend. Slechts in twee gevallen is deze bedoeling van belang.

  1. De verdragspartijen zijn overeengekomen dat aan de bepaling geen een ieder verbindende kracht mag worden toegekend.

  2. De verdragspartijen zijn overeengekomen dat de betrokken bepaling wel directe werking behoort te krijgen.

Volgens de Hoge Raad is, buiten deze gevallen, naar Nederlands recht enkel de inhoud van de bepaling zelf beslissend. Indien de inhoud van een bepaling van zodanige aard is dat deze zonder meer als objectief recht in de nationale rechtsorde kan worden toegepast, wordt aan deze bepaling, mits bekendgemaakt, directe werking verleend. Dit criterium is ook toegepast in het Harmonisatie-arrest. Artikel 6 lid 4 ESH is een ieder verbindend.

Vraag is of de uitspraak aan art. 6 ESH getoetst kan worden. Dit is enkel zo indien dit een verdragsartikel is wat een ieder kan verbinden zoals bedoeld in art. 93 Grondwet. Uit art. 6 ESH zelf en de bedoeling van partijen blijkt niet dat zij deze directe werking niet hebben gewild. Naar Nederlands recht gaat het enkel om de inhoud van het artikel bij het beantwoorden van de vraag omtrent directe werking.

Kan de

......read more
Het spoorwegstakingsarrest: actueel of achterhaald?

Het spoorwegstakingsarrest: actueel of achterhaald?

Het spoorwegstakingsarrest: actueel of achterhaald? (Philipsen)

Inleiding

De rechtbank en het gerechtshof Den Haag hebben zich in 2012 en 2013 uitgesproken over de rechtmatigheid van de uitzondering op het rookverbod voor kleine cafés. Hierbij ging het om de vraag of het ingeroepen artikel 8 lid 2 van het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging naar zijn inhoud een ieder kan verbinden in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet. Het gerechtshof beantwoordde deze vraag bevestigend, de rechtbank ontkennend. De tegenstrijdige beslissingen zijn opvallend. Het verschil tussen de oordelen zit vooral in de manier waarop het toetsingskader wordt toegepast bij de beantwoording van de vraag of het betreffende artikel een ieder verbindend is. Dit toetsingskader is ontleend aan het Spoorwegstakingsarrest van de Hoge Raad uit 1986. De Hoge Raad zette hierin uiteen hoe naar Nederlands recht moet worden bepaald of een bepaling een ieder verbindend is in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet. Uit de uitspraken over het rookverbod blijkt dat er nog altijd onduidelijkheid bestaat over de manier waarop het toetsingskader moet worden toegepast.

 

De totstandkomingsgeschiedenis van de term ‘een ieder verbindend’ in artikel 94 Grondwet

Sinds 1956 is het begrip ‘een ieder verbindend’ opgenomen in artikel 94 Grondwet. Hierin is bepaald dat de rechter naast de wetgever bevoegd is om alle wetten te toetsen aan verdragen. Indien er onverenigbaarheid bestaat tussen een wettelijke bepaling en een verdragsbepaling kan de eerste buiten toepassing worden gelaten. Deze bevoegdheid heeft de rechter alleen als het gaat om een ieder verbindende verdragsbepaling. De rechter moet beoordelen of er sprake is van een dergelijke verdragsbepaling. De grondwetgever heeft aangegeven dat de term ‘een ieder verbindend’ ruim opgevat mag worden. Hoe en aan de hand van welke criteria de rechter moet beoordelen of een bepaling een

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Rookverbod kleine cafés - Arrest

Rookverbod kleine cafés - Arrest

 

Rookverbod kleine cafés (HR 10-10-2014, NJ 2015/12)

Casus

De Staat heeft in juli 2008 in het 'Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten' horeca-inrichtingen verplicht maatregelen te nemen zodat bezoekers en werknemers geen rookoverlast ondervinden. Per 6 juli 2011 is er een uitzondering op deze verplichting gemaakt voor kleine cafés zonder personeel.

De Nederlandse Nietrokersvereniging CAN was echter van mening dat deze versoepeling in strijd was met de WHO Framework Convention on Tobacco Control (WHO Kaderverdrag). CAN is een procedure gestart en heeft o.a. een verklaring voor recht gevorderd dat de Staat onrechtmatig handelt jegens haar en de personen wiens belangen zij behartigt. De gemaakte uitzondering zou in strijd zijn met art. 8 lid 2 WHO Kaderverdrag dat bepaalt dat staten door middel van nationale wetgeving maatregelen moeten treffen om op bepaalde plaatsen, zoals 'indoor public places', een effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook te bewerkstelligen.

Rechtsvraag

Heeft het WHO Kaderverdrag (specifiek: art. 8) rechtstreekse werking?

Hof

Het hof oordeelt, in tegenstelling tot de rechtbank, dat de uitzondering voor kleine cafés onverbindend is en onrechtmatig jegens CAN, omdat mensen zich daardoor in één ruimte bevinden met mensen die roken; hetgeen in strijd is met art. 8 lid 2 WHO-Kaderverdrag. Aan dit artikel komt rechtstreekse werking toe voor zover het gaat om 'indoor public places', een begrip waar kleine cafés onder vallen. Het hof betrekt in de overweging het gegeven dat het geen tijdelijke uitzondering betreft (bijvoorbeeld omdat het een overgangsmaatregel betreft). Het gaat in casu om het terugdraaien van een beschermingsmaatregel die al van kracht was.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft verklaard dat de uitzondering voor kleine cafés onverbindend is en dat art. 8 lid 2 WHO Kaderverdrag verplicht tot een effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook in onder meer

......read more
Huwelijkstoestemming - Arrest

Huwelijkstoestemming - Arrest

Huwelijkstoestemming (HR 04-06-1982, NJ 1983, 32)

Casus

Het komt zelden voor dat de Hoge Raad een wetsbepaling in een wet in formele zin toetst aan een verdragsbepaling di een ieder verbindt en dat hij dan zo’n bepaling uit een wet in formele zin buiten toepassing laat (conform art. 94 grondwet). Dit is echter wel gebeurd in het onderhavige arrest.

Het ging om een minderjarig meisje aan de kantonrechter een verzoek om vervangende toestemming voor haar voorgenomen huwelijk had gedaan. De vader-voogd weigerde echter zo’n toestemming (destijds gold art. 36 lid 2 BW nog: een minderjarige kon wel om vervangende toestemming vragen, maar op grond van het tweede lid kon een ouder die het gezag over het kind uitoefende, hier een stokje voor steken).

Rechtsvraag

Mag een wet in formele zin getoetst worden aan verdragen?

Hoge Raad

Ja, een wet in formele zin mag aan verdragen getoetst worden. De Hoge Raad past het tweede lid van art. 1:36 BW niet toe omdat die bepaling onverenigbaar is met de een ieder verbindende verdragsbepaling van art. 12 EVRM. Dit is in overeenstemming met de mogelijkheid die art. 94 Gw daarvoor biedt.

‘Wel kan de nationale wet voorschrijven dat een door een minderjarige te sluiten huwelijk de toestemming behoeft van diens ouders, maar de daarin gelegen beperking van de mogelijkheid voor minderjarigen om te huwen kan – zonder dat aan het in art. 12 EVRM erkende recht tekort zou worden gedaan – niet zover gaan dat aan de ouders of aan een van hen een absoluut, aan rechterlijke controle onttrokken, vetorecht zou worden toegekend’, aldus de Hoge Raad in het arrest.

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Grenstractaat Aken - Arrest

Grenstractaat Aken - Arrest

Grenstractaat Aken (HR 03-03-1919, NJ 1919, 317)

Leerstuk

Art. 93 en 94 Gw.

Onderwerp

Doorwerking internationaal recht.

Casus

Een landbouwer wordt ten laste gelegd dat hij rogge heeft vervoerd in Nederland én Duitsland zonder te beschikken over daarvoor vereiste documenten, zoals een paspoort. Hij voert tot zijn verdediging aan dat hij eigendommen heeft die aan de Nederlandse en Duitse kant van de grens liggen en dat hij daar zijn goederen vrij mag vervoeren op grond van het tractaat van Aken van 26 juni 1816.

Rechtsvraag

Past de Nederlandse rechter verdragsrecht in zijn volkenrechtelijke hoedanigheid of als nationaal recht (transformatieleer) toe?

Rechtsgang

Het Hof verwerpt zijn argument omdat, na invoering van de wet van 14 augustus 1914, eigenaren die eigendommen hebben aan beide zijden van de grens geen toestemming hebben gekregen in alle opzichten vrij en onbelemmerd hun goederen uit te voeren.

De Hoge Raad oordeelde dat het tractaat van Aken ervoor zorgde dat de in dat tractaat bedoelde gemengde eigenaar, het door een ieder te eerbiedigen recht had om vrijelijk, behoudens afgifte bij de douaneambtenaren, producten van zijn in Nederland gelegen land te vervoeren naar het in het buitenland geleden deel van zijn land. De strekking van het tractaat was dat voor gemengde eigenaren de nadelen zouden worden weggenomen, die verbonden waren aan het gegeven dat hun eigendommen door een landsgrens werden doorsneden en van elkaar gescheiden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof.

Conclusie

Het tractaat van Aken (wettig tot stand gekomen en bekrachtigd) had dubbele werking. Ten eerste dat Nederland tegenover de vreemde mogendheid was gebonden. Verder dat aan de in dat tractaat bedoelde gemengde eigenaar het door een ieder te eerbiedigen recht toekwam om vrijelijk, behoudens aangifte bij de ambtenaren der douane, de producten van het in Nederland gelegen deel van

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Van Gend & Loos - HvJ EU - 1963 - Arrest

Van Gend & Loos - HvJ EU - 1963 - Arrest

Casus

In 1960 gold in de Europese Gemeenschap de regel dat lidstaten in het onderlinge verkeer geen nieuwe in- of uitvoerrechten mochten invoeren of bestaande rechten mochten verhogen. Dit had als doel om het vrije verkeer van goederen binnen de EG te stimuleren. De regel was neergelegd in art. 12 van het toenmalige EG-verdrag. Vervoersbedrijf Van Gend en Loos importeerde uit Duitsland in september 1960 goederen, waarover door de belastingdienst 8% invoerrechten werd geheven, terwijl dit volgens Van Gend en Loos maximaal 3% had mogen zijn. Van Gend en Loos maakte een zaak aanhangig voor de zgn. Tariefcommissie, die over dit soort zaken oordeelde.

De Tariefcommissie zag zich geplaatst voor de lastige vraag, of aan bepaalde artikelen van het EG-verdrag directe werking kan worden verbonden. Directe werking brengt met zich mee dat personen (dus ook de rechtspersoon Van Gend en Loos) rechtstreeks een beroep kunnen doen op wetsartikelen uit een verdrag.

De Tariefcommissie legde de zaak voor aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg.

Rechtsvraag

Kan aan art. 12 toenmalig EG-verdrag directe werking worden ontleend?

HvJ

Het Hof concludeerde dat het oogmerk van het EG-verdrag, het instelling van een gemeenschappelijke markt, rechtstreeks betrekking heeft op de ingezetenen van de EG. Dat brengt mee dat het EG-verdrag méér is dan een overeenkomst die slechts wederzijdse verplichtingen schept tussen de lidstaten. De ingezetenen werken mee aan de EG en haar werkzaamheden, onder andere door te gaan stemmen voor het Europees Parlement. Bovendien werd door art. 177 van het toenmalige EG-verdrag gestreefd naar zoveel mogelijk eenheid in de interpretatie van het EG-verdrag door de lidstaten. Deze omstandigheden wezen er volgens het Hof op dat de lidstaten ervan uit zijn gegaan dat de gelding van het gemeenschapsrecht door hun ingezetenen voor het Hof van Justitie kan worden ingeroepen. Het Hof redeneerde

......read more
Eigen bijdrage kraamzorg, CRvB 29 mei 1996, AB 1996, 501 - Arrest

Eigen bijdrage kraamzorg, CRvB 29 mei 1996, AB 1996, 501 - Arrest

Casus

Gedaagde heeft aan eiseressen mededeling gedaan omtrent een eigen bijdrage terzake van reeds verleende kraamzorg. Er wordt beroep gedaan op het ILO-verdragen 102 en 103, welke een eigen bijdrage uitsluiten.

Rechtsvraag

De rechtsvraag is ‘of de in dit geding relevante onderdelen van voornoemde bepalingen van ILO-verdrag 102, te weten art. 10 lid 1 aanhef en onder b, alsmede art. 49 lid 2 moeten worden beschouwd als een ieder verbindende verdragsbepalingen in de zin van de art. 93 en 94 Grondwet’. (p. 187 reader 2005-06)

Rechtsregel

De omschrijving van de te verlenen verstrekkingen, alsmede de imperatieve redactie van de bepalingen in relatie tot het minimum-karakter zowel van het verdrag in zijn algemeenheid als van deze bepalingen in het bijzonder, bewerkstelligen dat deze zich ertoe lenen door de beschermde personen te worden ingeroepen ter toetsing van de krachtens het nationale recht verleen aanspraken aan de standaard van het verdrag, zodat in die zin kan worden gesproken van verdragsbepalingen die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden in de zin van art. 93’.

...read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Vzr. Rb. Midden-Nederland 30 december 2014 Brink’s/FNV Bondgenoten - Arrest

Vzr. Rb. Midden-Nederland 30 december 2014 Brink’s/FNV Bondgenoten - Arrest

Casus

Brink’s verzorgt de distributie en dispositie, de opslag en verwerking van chartaal geld. Zij doet dit in opdracht van diverse opdrachtgevers. Eén van de grootste afnemers van Brink’s, Rabobank, heeft besloten de samenwerking te beëindigen. Brink’s zal ongeveer 600 mensen moeten laten afvloeien. Brink’s en de vakbonden zijn in overleg getreden over een sociaal plan, maar hebben geen overeenstemming bereikt. Daarop hebben de bonden Brink’s bericht dat zij zijn uitonderhandeld en dat collectieve acties zullen worden uitgeroepen. Vervolgoverleg heeft plaatsgevonden over het waarborgen van de veiligheid. Op 27 december 2014 zijn de collectieve acties begonnen. Brink’s vordert dat FNV en CNV zullen worden veroordeeld om zich te onthouden van het voeren van collectieve acties.

 

Voorzieningenrechter

Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest (ESH). In artikel 6, aanhef en onder 4 ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

 

De strekking van artikel 6 ESH – het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen – geeft, mede gelet op het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, geen aanleiding het begrip ‘collectief optreden’ beperkt uit te leggen. Dit brengt mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. Of (nog) sprake is van een collectieve actie in de zin van deze bepaling, wordt aldus vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, valt de collectieve

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
ECHR, case 24833/94, Matthews v. United Kingdom - Arrest

ECHR, case 24833/94, Matthews v. United Kingdom - Arrest

Feiten

I.c. ging het om Denise Matthews, woonachtig in Gibraltar, die naar het Europese Hof voor de rechten van de mens was gestapt om het recht om mee te doen aan de verkiezingen van het Europees Parlement af te dwingen.

Gibraltar behoort tot de Britse Kroon en wordt gezien als een kolonie, maar is geen deel van het Verenigd Koninkrijk. Gibraltar valt echter wel onder het Europees Verdrag (art. 299 lid 4 EG).

Het Verenigd Koninkrijk stelde dat Gibraltar kon worden uitgesloten op grond van Akte 92 (dat bepaalt “Het Verenigd Koninkrijk zal de bepalingen van deze akte alleen ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk toepassen”).

 

EHRM

Het EHRM oordeelde dat artikel 3 Eerste Protocol EVRM is geschonden door het feit dat Matthews niet mee kon doen aan de verkiezingen van het EP. Het EHRM oordeelde dat het EP zeker wel wetgever was voor Gibraltar zoals aangegeven in artikel 3 EVRM en dat Matthews dus wel kiesrecht had voor de Europese verkiezingen.

 

Artikel 3 Eerste Protocol behelst: “De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden die de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen”. Hierdoor zou de Britse Akte in strijd zijn met de ‘een ieder verbindende bepaling’ uit het EVRM.

Het EHRM oordeelde dat Matthews ook als niet‐EU‐burger recht had op participatie aan de verkiezingen van het EP

 

Kern: i.c. werd een schending van het EVRM door het Verenigd Koninkrijk vastgesteld, nu dit land had verzuimd de verkiezingen voor het Europees Parlement ook te houden in Gibraltar. Het EHRM oordeelde dat Matthews op grond van artikel 3 Eerste Protocol EVRM wel degelijk recht had om deel te nemen aan de verkiezingen van het EP, omdat het EP als wetgever aangemerkt kon worden voor Gibraltar. Voortaan mochten ingezetenen van Gibraltar dus wel deelnemen aan de EP verkiezingen. Kortom,

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Bouterse - Arrest

Bouterse - Arrest

Bouterse (HR 18 september 2001, LJN AB1471; NJ 2002, 559 m.nt. J.M. Reijntjes)

Kunnen artikel 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag worden toegepast op feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van die wet?          

Artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr bevatten een ongeclausuleerd verbod tot berechting en bestraffing van iemand ter zake van een feit dat ten tijde van het begaan van dat feit niet bij of krachtens de Nederlandse wet strafbaar was gesteld.          

Artikel 94 GW houdt in dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. In deze bepaling is, voorzover hier van belang, tot uitdrukking gebracht dat de rechter het in artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr vervatte verbod tot het verlenen van terugwerkende kracht wel dient te toetsen aan verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, doch dat niet mag doen aan ongeschreven volkenrecht.   

Het ongeclausuleerde verbod van artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr zou buiten toepassing moeten blijven indien deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Noch het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing noch enig ander hier toepasselijk verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie bevat evenwel een bepaling die de verplichting inhoudt om gedragingen als bedoeld in de Uitvoeringswet folteringverdrag met terugwerkende kracht strafbaar te achten.

Heeft Nederland rechtsmacht ten aanzien van feiten, begaan vóór de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet folteringverdrag, voor zover die feiten ten tijde van het begaan daarvan in het Wetboek van Strafrecht strafbaar waren gesteld?          

De rechtsmachtregels van artikel 2 t/m 8 Sr voorzien niet in rechtsmacht in een

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
HR 1 juni 2012, Geert Wilders tegen de Nederlandse Staat (ESM-verdrag) - Arrest

HR 1 juni 2012, Geert Wilders tegen de Nederlandse Staat (ESM-verdrag) - Arrest

Casus

Het gaat i.c. om het kort geding van 1 juni 2012 in de zaak van Geert Wilders tegen de Nederlandse Staat. Wilders legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Nederland staat namelijk op het punt om zich te binden aan het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM-Verdrag) terwijl in dit verdrag volgens Wilders onrechtmatige en ongelukkige bepalingen zijn opgenomen.

Rechtbank

De vorderingen van Wilders strekken tot aanhouding van de Wetsvoorstellen en richten zich tegen de Staat als wetgever. Dit betreft dus een ingrijpen in het wetgevingsproces. Het vaststellen van wetten in formele zin is op grond van art. 81 Gw een taak van de regering en Staten-Generaal samen, waarbij de vraag of, wanneer en hoe een wet tot stand zal komen moet worden beantwoord op grond van politieke besluitvorming en belangenafweging. De verdeling van bevoegdheden van de verschillende staatsorganen zorgt er voor de rechter niet mag ingrijpen in deze procedure van politieke besluitvorming en de rechter mag in de loop van de procedure die tot een wet in formele zin leidt ook niet ingrijpen, omdat procedurevoorschriften niet in acht zouden zijn genomen. De burgerlijke rechter in kort geding kan alleen (onderdelen van) een wet in formele zin buiten toepassing verklaren als en voor zover deze onmiskenbaar onverbindend is wegens strijd met een ieder verbindende verdragsbepaling (artikel 94 Gw) of met het gemeenschapsrecht. Er bestaat dus grote terughoudendheid, met name omdat alleen een voorlopig oordeel kan worden gegeven. Het is de taak van de wetgever om alle in het geding zijnde argumenten en belangen tegen elkaar af te wegen. Het is dus niet de burgerlijke rechter die een eigen afweging maakt.

Dat Wilders stelt dat er onrechtmatigheden/bezwaren zijn m.b.t. het ESM-Verdrag zijn onderwerp van het politiek debat dat binnen

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Maatregelen tegen SGP - Arrest

Maatregelen tegen SGP - Arrest

Maatregelen tegen SGP (HR 09-04-2010, NJ 2010, 388)

Casus

Bij besluit van 20 december 2005 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de aanvraag van de SGP om haar op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen (Wspp) voor het jaar 2006 subsidie te verlenen, afgewezen. Dit wegens strijd met artikel 7 van het Vrouwenverdrag, omdat vrouwen niet op gelijke voet met mannen lid kunnen worden van die partij.

In 2006 had de Minister het bezwaar door de SGP (en vier anderen) doorgezonden aan de rechtbank 's-Gravenhage ter behandeling als beroepschrift. Bij uitspraak van 30 november 2006 verklaarde de rechtbank, het door de SGP ingestelde beroep, ongegrond. Tegen deze uitspraak had de SGP hoger beroep ingesteld.

Raad van State

In hoger beroep is aan de orde of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Minister mocht weigeren de SGP voor het jaar 2006 subsidie ingevolge de Wspp te verlenen.

Volgens de SGP heeft art. 7 van het Vrouwenverdrag geen rechtstreekse werking. En zou dat wel het geval zijn dan zou bij de toepassing van die verdragsbepaling in het onderhavige geval een afweging moeten worden gemaakt tussen het gelijkheidsbeginsel en het kiesrecht enerzijds en de godsdienstvrijheid, de verenigingsvrijheid en de vrijheid van meningsuiting anderzijds, waarbij de laatstgenoemde grondrechten dienen te prevaleren. De SGP stelt verder dat de rechtbank ten onrechte geen ruimte voor de Minister ziet om een ander besluit te nemen dan afwijzing van de subsidieaanvraag.

Enkele organisaties, waaronder Clara Wichmann, hebben gesteld dat art 7 van het Vrouwenverdrag wel rechtstreekse werking toekomt en dat ten aanzien van politieke partijen het gelijkheidsbeginsel en het passief kiesrecht dienen te prevaleren boven het recht op vrijheid van godsdienst, vereniging en meningsuiting.

De Raad van State oordeelde dat de SGP nooit is veroordeeld wegens discriminatie en dat een politieke partij de

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
NS - Arrest

NS - Arrest

NS, HR 30-05-1986, NJ 1986, 688

 

Onderwerp

Rechtmatigheid staking, art. 6 lid 4 ESH.

 

Casus

Werknemers van NS voeren onder leiding van de vakbonden collectieve acties tegen de NS. Ze houden stiptheidsacties, langzaamaanacties en werkonderbrekingen van korte duur.

Met deze collectieve acties willen de vakbonden hun verzet aanduiden tegen het voornemen van de minister van Sociale Zaken om het salaris van de werknemers te korten en de zogenaamde prijscompensatie te laten vervallen. De NS dagvaardt de vakbonden en eist stopzetting van de acties.

 

Rechtsvraag

Hoe dient art. 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest (ESH) te worden uitgelegd?

 

Hoge Raad

Alvorens over te kunnen gaan tot bespreking van het middel stelt de Hoge Raad eerst vast dat art. 6 lid 4 ESH een bepaling is die naar haar inhoud een ieder kan verbinden. Op grond van art. 93 GW heeft het artikel dus rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde.

Art. 6 lid 4 ESH geeft werknemers een recht op collectieve acties in het geval van een belangengeschil met hun werkgever. In casu keert de staking zich tot de werknemer, maar is zij gericht tot de overheid. De vakbonden wilden de overheid onder druk zetten om de geplande veranderingen in de arbeidsvoorwaarden niet door te voeren.

Volgens de Hoge Raad mag een staking zich keren tegen de werkgever en zich richten tot de overheid. Dit mag echter alleen als de overheid iets te zeggen heeft over de arbeidsvoorwaarden. Een politieke staking valt niet onder art. 6 lid 4 ESH. Je mag dus niet staken om te proberen iets te veranderen aan het overheidsbeleid.

Nu is vastgesteld dat er een recht op staking bestaat, moet worden gekeken of de staking rechtmatig is. Hiervoor is het van belang dat er eerst overleg heeft plaatsgevonden, de staking het uiterste

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Collectieve acties bij de NS HR 30-05-1986 - Arrest

Collectieve acties bij de NS HR 30-05-1986 - Arrest

Casus

Werknemers van NS voeren onder verantwoordelijkheid en leiding van de vakbonden collectieve acties, zoals stiptheidsacties, langzaamaanacties en werkonderbrekingen van korte duur. Met de acties willen de vakbonden voorkomen dat de minister van Sociale Zaken gaat ingrijpen in de collectieve onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden voor onder andere het NS personeel.

Het voeren van collectieve onderhandelingen is in die sector gebruikelijk.

Hoewel NS personeel niet in overheidsdienst is, is de minister bevoegd om in te grijpen in de collectieve onderhandelingen. De NS dagvaardt de vakbonden en eist stopzetting van de acties.

 

Rechtsvraag

Toepassing, reikwijdte en uitleg art. 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest (ESH)?

 

Hoge Raad

  1. Art. 6 lid 4 ESH heeft op grond van art. 93 Grondwet rechtstreekse werking. Hierdoor kan de Nederlandse rechter collectieve acties toetsen aan dit artikel.

  2. Art. 6 lid 4 ESH heeft in principe alleen betrekking op de collectieve actie die zich niet alleen keert tegen maar ook richt tot de werkgever. Met "zich richten tot de werkgever" wordt hier bedoeld dat de actie beoogt om de werkgever onder druk te zetten. Met "zich keren tegen de werkgever" wordt hier bedoeld dat de actie de werkgever schade toebrengt.

Voor een uitzondering hierop is onder andere plaats indien de actie zich richt tot de overheid (die niet de werkgever is) die bevoegd is en wil ingrijpen in collectieve onderhandelingen, terwijl collectieve onderhandelingen hier gebruikelijk zijn.

  1. De werkgever tegen wie de actie zich keert maar niet richt, kan worden beschouwd als een derde in de zin van art. 31 ESH.

Zijn rechten op grond van art. 31 (geen schade hoeven te lijden) kunnen de uitoefening van het stakingsrecht ex art. 6 lid 4 beperken.

Toch is de NS hier geen derde in de

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
NS/Vervoersbonden (stakingsarrest) - Arrest

NS/Vervoersbonden (stakingsarrest) - Arrest

NS/Vervoersbonden, HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688

Artikel 6 lid 4 ESH

Onderwerp
Wat is de toepassing, reikwijdte en uitleg van art. 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest (ESH)? Zijn deze collectieve acties rechtmatig tegenover de NS?

Casus
Werknemers van de werkgever voeren onder verantwoordelijkheid en leiding van de vakbonden collectieve acties om proberen te voorkomen dat de minister van Sociale Zaken de salarisvoorwaarden wijzigt. Dit doen ze niet door middel van een klassieke werkstaking (het werk neerleggen), maar door het werk op een ongebruikelijke manier uit te voeren (en op die manier de werkgever dwars te liggen). Ze houden stiptheidsacties, langzaamaan-acties en werkonderbrekingen van korte duur. De werkgever eist stopzetting van de acties.

Hoge Raad:
Art. 6 lid 4 ESH is een bepaling die naar haar inhoud een ieder kan verbinden Het heeft op grond van art. 93 Grondwet rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde. Hiermee is staken dus gelegitimeerd. Art. 6 lid 4 ESH gaat over de collectieve actie die zowel 'keert tegen' als 'richt tot' de werkgever.

De acties van de NS verschillen van het normale type in twee opzichten:

1.     De staking keert zich tot de werkgever: zijn bedrijf wordt ontwricht en hij lijdt schade. Hij richt zich echter niet tot de werkgever maar tot de overheid. Ze wilden de overheid onder druk zetten om de geplande veranderingen in de arbeidsvoorwaarden niet door te voeren.
2.     Het was geen werkstaking: men weigerde immers niet het werk te doen, maar men deed het op een andere manier. Namelijk een manier die het bedrijf ontwrichtte en die kostbaar was voor de werkgever.

Beoordeling: art. 6 lid 4 ESH gaat over collectieve acties. Dit gaat verder dan de enge interpretatie van werkstaking

......read more
Activities abroad, study fields and work areas: 
Access: 
Public
Follow the author: Law Supporter
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Statistics
208