Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9884 keer gelezen
Kunnen artikel 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag worden toegepast op feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van die wet?
Artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr bevatten een ongeclausuleerd verbod tot berechting en bestraffing van iemand ter zake van een feit dat ten tijde van het begaan van dat feit niet bij of krachtens de Nederlandse wet strafbaar was gesteld.
Artikel 94 GW houdt in dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. In deze bepaling is, voorzover hier van belang, tot uitdrukking gebracht dat de rechter het in artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr vervatte verbod tot het verlenen van terugwerkende kracht wel dient te toetsen aan verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, doch dat niet mag doen aan ongeschreven volkenrecht.
Het ongeclausuleerde verbod van artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr zou buiten toepassing moeten blijven indien deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Noch het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing noch enig ander hier toepasselijk verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie bevat evenwel een bepaling die de verplichting inhoudt om gedragingen als bedoeld in de Uitvoeringswet folteringverdrag met terugwerkende kracht strafbaar te achten.
Heeft Nederland rechtsmacht ten aanzien van feiten, begaan vóór de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet folteringverdrag, voor zover die feiten ten tijde van het begaan daarvan in het Wetboek van Strafrecht strafbaar waren gesteld?
De rechtsmachtregels van artikel 2 t/m 8 Sr voorzien niet in rechtsmacht in een geval waarin sprake is van door een niet-Nederlander buiten Nederland begane feiten.
Noch in de Uitvoeringswet folteringverdrag noch elders is terugwerkende kracht toegekend aan de uitbreiding die in artikel 5 Uitvoeringswet folteringverdrag aan die rechtsmachtregels is gegeven voor wat betreft de in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten die tevens voldoen aan de thans in de Uitvoeringswet folteringverdrag voorziene begrips-omschrijving van foltering. Ook de wetsgeschiedenis behelst geen aanknopingspunten voor de toelaatbaarheid van het verlenen van terugwerkende kracht aan genoemd artikel 5, terwijl uit de wetsgeschiedenis veeleer een aanwijzing voor het tegendeel kan worden geput.
In het midden kan blijven of er een regel van ongeschreven volkenrecht bestaat op grond waarvan Nederland met terugwerkende kracht rechtsmacht heeft ten aanzien van de bedoelde feiten, omdat het de rechter niet vrijstaat de nationale rechtsmachtvoorschriften buiten toepassing te laten wegens strijd met ongeschreven volkenrecht.
Kan de vermoedelijke dader van een feit in de zin van artikel 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag dat in het buitenland is begaan, in Nederland worden vervolgd en berecht indien hij zich niet in Nederland bevindt?
(Deze vraag is toegespitst op het geval dat noch de vermoedelijke dader noch het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit bezit.)
Weliswaar is ingevolge artikel 5 Uitvoeringswet folteringverdrag de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de in de artikel 1 en 2 van deze wet omschreven misdrijven en staat op zichzelf de tekst van deze bepaling dus niet in de weg aan de vervolging en berechting in Nederland van een niet-Nederlander die ervan wordt verdacht dat hij een dergelijk misdrijf buiten Nederland heeft begaan tegen een niet-Nederlander, toch zijn de vervolging en berechting in Nederland van de vermoedelijke dader van een feit in de zin van artikel 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag dat in het buitenland is begaan, alleen mogelijk indien daartoe een in dat verdrag genoemd aanknopingspunt voor de vestiging van rechtsmacht aanwezig is, bijvoorbeeld omdat de vermoedelijke dader dan wel het slachtoffer Nederlander is of daarmee gelijkgesteld moet worden, of omdat de vermoedelijke dader zich ten tijde van zijn aanhouding in Nederland bevindt.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
802 |
Add new contribution