Werkgroepaantekeningen Goederenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


Goederenrecht werkgroep week 1

 

Voor dit vak is het belangrijk om het verschil tussen goederenrecht en verbintenissenrecht te kennen.

Verbintenissenrecht
Bij verbintenissenrecht gaat het om een recht tussen twee partijen. De partijen mogen zelf vorm geven aan de inhoud van de verbintenis. Er is sprake van een open systeem. Vervolgens regelt het verbintenissenrecht, wat er gebeurd als de prestaties niet worden nagekomen. Belangrijk is dat men alleen een vordering heeft ten opzichte van de andere partij. Het betreft een relatief recht.
Goederenrecht
In het goederenrecht is er sprake van een gesloten systeem. Dit houdt in dat men alleen rechten in het leven kan roepen die in de wet geregeld zijn. Anders dan bij het verbintenissenrecht is het goederenrecht een absoluut recht. Dit betekent dat men dit recht kan inroepen tegenover een ieder.

 

Voor het vak goederenrecht is het van belang om het verbintenissenrecht los te laten. Het gaat nu om de praktisch juridische status en niet om wat eerlijk is of wat niet.
Voorbeeld: mijn buurvrouw koopt bij de fietsenwinkel een nieuwe fietsbel. Zij laat deze in de verpakking op tafel leggen. Ik pak de fietsbel en schroef deze op mijn eigen fiets. Goederenrechtelijk gezien is deze nu bestanddeel van mijn fiets geworden. Ik ben nu eigenaar van de fietsbel.
Verbintenisrechtelijk ligt dit anders, dan is er sprake van een onrechtmatige daad art. 6:162 BW. Maar daar gaat het in dit vak dus niet om.
Eigendom
Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten art. 3:1. Eigendom is het meest omvattende recht dat je op een zaak kunt hebben. Het is niet mogelijk om een eigendom op vermogensrechten te hebben. Daarom is eigendom geregeld in boek 5, dat over zakelijke rechten gaat. In boek 3 staat wel de definitie van een zaak, namelijk een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (art. 2).
Beperkt recht
In boek 5 staat dat eigendom het gebruiken, beschikken en revindiceren van een zaak omvat. Onder beschikken vallen het overdragen of het bezwaren van een beperkt recht. Bij het bezwaren van een recht, wordt het recht minder. Een voorbeeld daarvan is eigendom. Door eigendom te bezwaren met een beperkt recht als vruchtgebruik (art. 3:201), heb je minder recht dan je had. Eerst mocht je zelf de ‘vruchten plukken’, nu geef je die positie aan een ander.
Een ander voorbeeld van een beperkt recht is de erfdienstbaarheid (art. 5:70). In de wet staat dat het een last is waarmee een onroerende zaak, ten behoeve van een andere onroerende zaak is bezwaard. Hierbij worden twee benamingen gegeven aan de onroerende zaken. Het heersende en het dienende erf.
Voorbeeld: Albert heeft een stuk land, naast dat van Bea. Het stuk land van Bea ligt aan de weg, het stuk land van Albert ligt achter dat van Bea. Om bij de weg te komen moet Albert dus via het erf van Bea. Ze komen een erfdienstbaarheid overeen. Bea legt hiervoor een pad aan. Dienend is het stuk land, waar het pad overheen loopt (Bea), heersend is degene die van het pad gebruik mag maken (Albert). Dit beperkte recht geldt op het eigendom, dus als het eigendom over gaat, dan gaat dit ook mee.

 

Goederenrecht werkgroep week 2

 

In deze week gaat het om de verhoudingen tussen de eigenaar, bezitter en houder. Verder komen de overdracht en levering van roerende zaken aan bod.
Eigenaar, bezitter, houder
Iemand is bezitter wanneer diegene een goed houdt voor zichzelf (3:107). Als iemand bezitter is, betekent dit niet, dat diegene het goed altijd moet hebben. Als middellijk bezitter heeft iemand anders het goed. Een houder is iemand die het goed voor een ander heeft. Die houder is middellijk als hij het op zijn beurt weer aan een ander geeft.
Hoe kun je nu weten of iemand houder is? In art. 3:108 staat dat men hiervoor moet kijken naar de uiterlijke feiten en de verkeersopvatting. Het is dus niet belangrijk of je een goed zelf wilt (wilsbesluit), maar hoe het naar buiten toe lijkt. Hoe iemand zich gedraagt naar de buitenwereld.
In art. 3:109 en 3:119 wordt hier meer over verteld. Naar aanleiding van deze artikelen wordt een dief (die naar buiten laat lijken, dat het goed van hem is) dus voor de buitenwereld bezitter en geen houder.
Een ander voorbeeld: Als iemand aankomt met een boek in zijn handen, dan wordt volgens art. 3:109 vermoed dat het boek zijn bezit is. Stel Liza staat met een boek in haar handen en Frank komt binnen en die zegt: “Hé dat boek is van mij.” Dan moet Frank dat zelf maar bewijzen. Er wordt in 3:119 namelijk vermoed dat Liza rechthebbende is.
Geen bezit
Er zijn twee artikelen die dit verhaal ontkrachten. De eerste is art. 3:111 over de interversie van houderschap. Daar staat dat iemand die houder is, zichzelf niet tot bezitter kan kronen.
Ten tweede is er art. 3:110 dat stelt dat wanneer iemand heeft afgesproken iets te lenen, diegene houder wordt in de zin van het goederenrecht. Degene die leent kan niet opeens zeggen dat hij bezitter wordt. Dat mag namelijk niet van art. 3:111.
Verkrijgen van bezit
Bezit verkrijgt men door inbezitneming, overdracht en opvolging onder algemene titel (3:112). De overdracht kan op de manier als in 3:114 en 3:115 vermeld.
Alleen een bezitter, kan dat bezit overdragen. Een houder kan geen bezit overdragen, wel kan een houder bezit verschaffen. Dat betekent dat een houder kan leveren.
Voorbeeld: als houder kan ik mijn boek aan een ander verkopen. Ik kan dat boek immers aan hem geven. Er is daarnaast een geldige titel, namelijk een koopovereenkomst. Het enige wat ontbreekt is beschikkingsbevoegdheid. Ik schets hiermee de situatie dat degene die denkt het boek te kopen, slechts bezitter wordt, maar geen eigenaar.
Voorbeelden art. 3:115
In art. 3:115 worden een aantal manieren gegeven voor de overdracht van bezit, op basis van een tweezijdige verklaring, zonder feitelijke handeling.
Sub a, verwijst naar de Constitutum Possessorium. Een voorbeeld hierbij is dat Allert een bank koop bij een winkel. Allert spreekt met de winkel af dat de leren bank na de koop, nog even in de winkel blijft, zodat deze in de was kan worden gezet. In deze situatie wordt de winkel die eerst bezitter was, na de koop houder voor Allert.
Sub b, verwijst naar de Traditio Brevi Manu. Een voorbeeld hierbij is dat Karel van zijn buurman een emmer leent. Karel is aan het verbouwen en kan de emmer de komende weken goed gebruiken. Hij stelt de buurman voor om de emmer van hem te kopen. Karel was voor de koop houder, na de koop is hij bezitter.
Sub c, verwijst naar de Traditio Longa Manu. In een voorbeeld hierbij spelen drie personen een rol. Aad is de bezitter van een auto. De auto bevindt zich voor reparatie in de garage van Bob. Carolien koopt de auto van Aad. Het bezit gaat over van Aad naar Carolien. Echter de houder blijft hetzelfde. Daarom moeten Aad en Carolien wel mededelen aan Bob dat de bezitter van de auto wisselt. Als Bob zelf al te kennen geeft dat hij hiervan op de hoogte is, dan is het ook goed.

 

Goederenrecht werkgroep week 3

 

Voor de overdracht is vereist een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84). Vorige week is behandeld dat roerende zaken worden geleverd door bezitsverschaffing (art. 3:90). Overdracht kan door een feitelijke handeling of zonder een feitelijke handeling (art. 3:114 jo. 3:115). In week drie ligt de aandacht op de levering van onroerende zaken (art. 3:89).
Onroerende zaken
Over het algemeen worden onroerende zaken geleverd door een notariële akte en een inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers. (art. 3:89 lid 1). In de akte moet de titel van overdracht nauwkeurig worden vermeld (lid 2).
Er zijn een aantal uitzonderingen. De vordering aan toonder of order (art. 3:93) is een van de uitzonderingen die niet uitvoerig wordt behandeld. Het is namelijk bijna gelijk aan de levering van een roerende zaak. Bij toonder is er alleen bezitsverschaffing nodig en bij order bezitsverschaffing en endossement (met handtekening).
De vorderingen op naam (art. 3:94) is er in twee smaken. Als eerste de openbare cessie. De levering hiervan geschied door een akte en een mededeling aan debiteur (lid 1 en 2).
Soms is er ook een stille cessie (lid 3), hiervoor is er een authentieke of geregistreerde onderhandse mededeling nodig. De definitie van akte is te vinden in art. 156 Rechtsvordering. Een authentieke akte wordt door de notaris opgemaakt. Een onderhandse akte mag ook op een kladblaadje, zolang in dit geval maar wel geregistreerd.

Levering toekomstige goederen

Het is mogelijk om een goed te verkopen wat nog niet in je bezit is. In art. 3:97 wordt dit geregeld. De levering van een toekomstig goed is soms mogelijk. De overdracht van een toekomstig goed is nooit mogelijk. Men is namelijk niet beschikkingsbevoegd.

Leveren bij voorbaat kan bijna met alles, er is namelijk een uitzondering die wordt gevormd door registergoederen.
Er bestaan absoluut toekomstige goederen en relatief toekomstige goederen. Absoluut houdt in dat het goed nog niet bestaat. Relatief houdt in dat het goed al wel bestaat, maar nog niet van jou is.

Geanticipeerd CP
Als voorbeeld van geanticipeerd CP is A een winkeleigenaar. Hij verkoopt printers. De nieuwste modellen printers kan hij al bestellen bij Microsoft. Hij bestelt er 50. B is een klant bij de winkel en wil zeker weten dat hij de nieuwe printer in handen krijgt. Daarom koopt hij alvast een exemplaar van A. Dit op grond van geanticipeerd CP (art. 3:115a). Ze spreken af dat zodra A bezitter wordt van de printers, A direct houder wordt van een van die printers voor B. In een ondeelbaar moment wordt A dus bezitter en houder.
Stel nu dat A failliet gaat voordat hij de printer aan B heeft gegeven. Voor het ondeelbare moment gaat A dus failliet. Nu is A niet meer bevoegd om B te leveren. Want A is beschikkingsonbevoegd door art. 23 FW. De fiets valt direct in de boedel van A.

Verkrijging door middel van tussenpersoon
Een voorbeeld is als D een kast wil kopen van F en E inschakelt om dat te regelen. E gaat dan in eigen naam bij F de kast kopen. Art. 3:110 regelt dat E dan houder wordt voor D. En D krijgt het bezit, ook al handelt E. D wordt ook eigenaar, omdat er overdracht is.
Anders is de situatie als E handelt in naam van D, want dan handelt hij in volmacht, en zijn A en F contractpartijen, waardoor E er helemaal tussenuit valt.

 

Goederenrecht werkgroep week 4

Deze week gaat het over derdenbescherming. De overdracht bestaat uit een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84). Derdenbescherming, beschermt de derde verkrijger wanneer er iets mis is met de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Het is belangrijk om altijd na te gaan of aan de vereisten van de levering en geldige titel zijn voldaan. Wanneer er iets mis is met deze twee, kan men geen beroep op derdebescherming als geregeld in art. 3:86 en art. 3:88 doen.
In het wetboek wordt net als bij levering onderscheid gemaakt tussen roerende en onroerende zaken, als het gaat om derdenbescherming.
Roerende zaken
Art. 3:86 regelt de bescherming van de derde verkrijger, tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder.
Voorbeeld: Albert leent een laptop uit aan Bart. Bart zit in een café achter de laptop en Charlotte heeft interesse. Zij vraagt of hij hem aan haar wil verkopen voor 200 euro. Bart kan het geld goed gebruiken en verkoopt de laptop ter plekke aan Charlotte.
In dit geval is er een geldige titel, namelijk koop. Daarnaast is er een levering, want Bart overhandigd de laptop direct aan Charlotte. Het probleem is dat Bart helemaal geen bezitter is. Hij is houder (want hij leent) en daarmee dus niet beschikkingsbevoegd. Wie is nu eigenaar?
Als Charlotte beschermt wil worden als derde op grond van 3:86 moet zij te goeder trouw zijn
en de laptop anders dan om niet hebben verkregen.

Anders dan om niet is een ingewikkelde omschrijving voor de eis dat er een tegenprestatie voor de levering moet zijn. Ofwel Charlotte moet voor de laptop hebben betaald en deze niet hebben gekregen in de vorm van een schenking.
In dit geval heeft Charlotte 200 euro voor de laptop betaald en moet er alleen nog worden gekeken naar of zij ter goeder trouw was.
* Stel dat Bart haar de laptop voor 1 euro had aangeboden. Dan is er een levering anders dan om niet, maar kan er worden getwijfeld aan de goeder trouw.
Een uitzondering op dit artikel vormt diefstal (art. 3:86 lid 3). Een derde verkrijger geniet binnen drie jaar niet de bescherming. De eigenaar (in bovenstaande geval Albert) kan zijn zaak (laptop) dan nog opeisen. Daar weer een uitzondering op vormen de sub regels van art. 3:86 lid 3. Dit betekent dat de derde verkrijger wel bescherming geniet als hij de zaak als natuurlijk persoon heeft gekocht en heeft verkregen van een vervreemder die voor zijn bedrijf handelt in soortgelijke zaken in een bedrijfsruimte.
Hierbij moet je dan niet vergeten ook de vereisten uit lid 1 te toetsen. De derde verkrijger moet dus weer te goeder trouw zijn en anders dan om niet hebben verkregen.
Onroerende zaken

Art. 3:88 regelt de derdebescherming als het gaat om register goederen en vordering op naam. De vereisten zijn dat de derde verkrijger te goeder trouw is, dat de onbevoegdheid voortvloeit uit een vroegere overdracht en dat dit niet het gevolg was van onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
Voorbeeld: Abe verkoopt zijn huis aan Brenda. Brenda verkoopt op haar beurt het huis door aan Chris. Tussen Abe en Brenda wordt wel een akte opgemaakt, maar deze wordt niet ingeschreven in het register. Geniet Chris derdenbescherming?
Let op: er is nu dus geen levering. De overdracht ging bij de levering al mis. Tussen Abe en Brenda is er niets. Hierdoor moet er nu getoetst worden aan de overdracht tussen Brenda en Chris. Dit is nu de eerste schakel in de keten. Brenda was gewoon onbevoegd en dus wordt Chris niet beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Brenda.
Voorbeeld II: Abe verkoopt zijn huis aan Brenda. Brenda verkoopt op haar beurt het huis door aan Chris. De overeenkomst tussen Abe en Brenda wordt vernietigd. Er is nu dus wel een levering. Er is alleen een titelgebrek. Bij de invulling van art. 3:88 komt men nu wel uit. De vroegere overdracht is nu de overdracht tussen Abe en Brenda. Het titelgebrek is niet de schuld van de onbevoegdheid van Abe, maar een gevolg van ontbreken van de titel. Als het aannemelijk is dat Chris in goeder trouw was op het moment van de levering, dan geniet hij derdebescherming van 3:88.

 

Goederenrecht werkgroep week 5

 

In deze week wordt er een begin gemaakt met de behandeling van zekerheidsrechten. In eerdere weken is behandeld dat er verschillende soorten beperkten rechten zijn die kunnen worden onderscheiden in twee soorten. De genotsrechten worden gevormd door vier beperkten rechten, namelijk vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal. Het pandrecht en hypotheek vormen samen de zekerheidsrechten.
Zekerheidsrechten geven de crediteur zekerheid over of de debiteur zijn schulden betaald of zijn verplichting nakomt. Maar hoe vestigt men nu een zekerheidsrecht? Art. 3:98 vertelt meer over de vestiging, overdracht en afstand van beperkte rechten. Het stelt dat voor de vestiging overdracht of afstand van een beperkt recht, men precies kan doen wat in de voorgaande artikelen staat. Dit betekent dus een verwijzing naar art. 3:84. 
Voor de overdracht is dus weer nodig; een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid.
Een voorbeeld kan zijn het vestigen van een vruchtgebruik op een auto. Dit kan dus heel makkelijk door bezitsverschaffing.
Uitzondering
Er geldt wel een uitzondering op deze regel over het vestigen van beperkte rechten. Het bovenstaande geldt namelijk alleen voor genotsrechten. De zekerheidsrechten pand en hypotheek hebben eigen vestigingsregels.
Vestiging hypotheek
De vestiging van een hypotheek is geregeld in art. 3:260. Daarin wordt bepaald dat een hypotheek tussen partijen wordt gevestigd door een opgemaakte notariële akte en een inschrijving in de openbare registers. In dit artikel wordt weer gesproken over hypotheekgever en hypotheekhouder. De bewoner van het huis is de hypotheekgever, de houder is de bank die de hypotheek verstrekt.
Vestiging pandrecht
Bij de vestiging van een pandrecht op een roerende zaak zijn er een aantal dingen te onderscheiden, namelijk het vuistpand en het stil pand. In deze verdeling komt de strategie of indeling van de cessie weer terug.

Het vuistpand wordt geregeld in art. 3:236. In het artikel staat dat het pandrecht dan wordt gevestigd door de zaak of het toonder- of orderpapier te brengen in de macht van de pandhouder of derde met wie partijen zijn overeengekomen.
Art. 3:237 gaat over de vestiging van stil pand. Dit betekent een vestiging zonder dat de zaak of het toonderpapier in de macht wordt gebracht van de pandhouder of een derde.
Daarnaast is er nog de vordering op naam. In art. 3:239 staat dat dit zonder mededeling gebeurd. Dit kan men dus betitelen als stil pand. Maar wat nu als er wel een mededeling wordt gedaan? Ofwel hoe wordt de openbare vestiging van een vordering op naam geregeld? Dit is terug te vinden in art. 3:98 jo. 3:94 lid 1.
Stapelen van beperkte rechten
Het is mogelijk om verschillende rechten te vestigen, bijvoorbeeld hypotheek en erfpacht. De ene geeft de bevoegdheid om te beschikken en de andere om te gebruiken. Duidelijk voorbeeld geeft dat van een auto. Ik kan een auto overdragen, omdat in art. 3:83 het eigendom overdraagbaar wordt gesteld. Zodra het recht overdraagbaar is, kan ik er een beperkt recht op stellen. Dus hiermee kan men stapelen, voorbeeld: Pieter heeft een auto in vruchtgebruik geven aan Klara (3:201). De vruchtgebruiker (Klara) kan dan weer een stil pandrecht op het vruchtgebruik vestigen (3:237).

Eigendomsvoorbehoud
Eigendomsvoorbehoud staat in art. 3:92 lid 1. Dit geldt alleen als het eigendom ook echt over gaat. Een voorbeeld daarvan vormt de koop. Men wordt pas echt eigenaar zodra er is betaald. Maar ook bij ruil of een tegenprestatie (bijvoorbeeld huis schilderen) gaat de eigendom over.
Geen voorbeeld waarbij de eigendom overgaat vormt de titel huur. De kamer blijft eigendom van de verhuurder en de eigendom gaat dus niet over naar de huurder.
Voor deze week gaat er twee arresten over eigendomsvoorbehoud, let op, deze hebben een totaal ander onderwerp.HR Love-Love gaat over beschikkingsbevoegdheid en HR Hoogovens-matex over derdenbescherming.
 

Week 6 goederenrecht

In week 6 en week 7 staan het pand en hypotheekrecht centraal. Waarom wordt aan de zekerheidsrechten nu veel aandacht besteedt en aan de genotsrechten niet? Dit heeft te maken met de voordelen van een pand en hypotheek houder. Een zekerheidsrecht geeft zekerheid, dat is duidelijk. Maar wat houdt dat nu precies in? Er zijn drie voordelen, namelijk voorrang, recht van parate executie en het zijn van separatist.
Als pand of hypotheekhouder heeft men voorrang op andere schuldeisers op een vordering. Dit is een doorbreking op de regel dat alle schuldeisers onder elkaar gelijk zijn. Een voorbeeld van voorrang is; Er zijn schuldeisers voor een totaal bedrag van 20.000 euro en degene die moet betalen heeft maar 10.000 euro op de bank. Dan krijgt dus niet iedereen al zijn geld terug. Maar de pand of hypotheekhouder krijgt in ieder geval eerst zijn deel terug.
Het recht van parate executie is in het wetboek terug te vinden onder 3:248 voor pand en 3:268 voor hypotheek. Het recht van parate executie houdt in dat men zonder naar de rechter te stappen het goed kan veilen. Normaal moet men als pand of hypotheekhouder naar de rechter om een executoriale titel aan te vragen. Met het recht van parate executie mag men direct executeren. Dit is natuurlijk wel onder bepaalde voorwaarden.
Als derde is pand of hypotheekhouder separatist (art. 57 FW). Dit betekent dat men als separatist recht mag uitoefenen alsof er geen faillissement is. Normaal valt bij een faillissement alles in de boedel en moet men, de vordering aanmelden bij de curator. Men moet dan afwachten tot het faillissement helemaal is afgewikkeld, voordat men het geld krijgt. Dit kan maanden tot jaren duren. Als separatist heb je hier dus niets mee te maken.
Toekomstige vordering
Het is mogelijk om op een toekomstige vordering een pandrecht te vestigen. Hierbij moet er dan wel een onderscheid worden gemaakt tussen een absoluut toekomstige en een relatief toekomstige vordering. Bij een absoluut toekomstige vordering is het vestigen van een pandrecht namelijk niet mogelijk. Maar bij een relatief toekomstige vordering wel.
Verschil vordering op naam en roerende zaak
Bij een vordering op naam, moet men zich voorstellen dat dit een vordering is op geld. Het voordeel van een vordering op naam is dus, dat het makkelijk te innen is. Bij een vordering op een roerende zaak is dit moeilijker. Dit komt doordat je dan eerst moet zorgen dat het goed in jou macht komt. Je moet het goed ophalen, net als wat een deurwaarder doet als je geen executoriale titel hebt. Wanneer het goed in je macht is, moet je eerst nog een aantal waarschuwingen geven. Dit slaat terug op contractenrecht. Daarna ben je pas gerechtigd om het goed te verkopen. Met het innen van geld ben je dus veel sneller klaar dan het verkopen van een goed.
 

Vuistpand vestigen

We hebben het nu gehad over een vestiging op een toekomstige vordering.
Een vuistpand kan ook worden gevestigd, namelijk door middel van Longu Manu. Het goed bestaat dan al wel, maar het is nog niet van jou. Dus je zegt tegen degene van wie het is, dat je het vanaf dat moment voor hem zal houden.

 

Week 7 goederenrecht

Deze week gaat het over beslag leggen en voorrang bij faillissement.
Beslag bij faillissement
Als er beslag is gelegd en daarna gaat degene bij wie er beslag is gelegd failliet, dan vervalt dit eerder gelegde beslag op grond van art. 33 Faillissementswet. Dit geldt ook voor de fiscus als deze beslag heeft gelegd.
Er is een uitzondering: de bovenstaande regel geldt niet, ten aanzien van dingen die zich op de bodem bevinden en waar nog niet voor is betaald. We spreken dan over iets wat helemaal geen eigendom is van degene de failliet is. Het staat alleen op zijn bodem.
Maar het bodembeslag van de fiscus blijft bestaan. Hoe lost men dit nu op, want eigenlijk gaat art. 33 FW dus alleen over het eigendom van degene die failliet is.
Er kan een splitsing worden gemaakt tussen niet reële en wel reële eigendom. Daarbij kun je, je afvragen of het ooit de bedoeling is geweest, dat alles wat op de bodem ligt, ooit echt van degene die nu failliet is, zou worden? Zo ja, dan niet reëel, Zo nee, dan wel reëel.
Onder niet reëel bevindt zich bijvoorbeeld: onder eigendomsvoorbehoud, in huurkoop en op grond van financial lease.
Onder wel reëel vallen: huur en bruikleen
Dat eigendomsvoorbehoud onder niet reëel valt is logisch. Het enige wat ontbreekt is de betaling. Verder is de overdracht erop gericht geweest om degene die failliet is tot eigenaar te maken. Daarom kan de fiscus zich hier wel op verhalen.
Bij huur is het nooit de bedoeling geweest dat degene die failliet is ook eigenaar van het pand zou worden. Dit valt dus terecht onder reële huur en de fiscus doet hier niets mee.
Eigendomsvoorbehoud
Even een korte herhaling van het eigendomsvoorbehoud. Stel er zijn planken geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Van dee planken wordt een stoel gemaakt. Nu is er sprake van zaaksvorming. Er wordt van de planken een nieuw object, namelijk een stoel gemaakt. Hierdoor gaat het eigendomsvoorbehoud teniet, want er wordt een nieuw eigendomsrecht gevormd, namelijk dat van de stoel. Er bestaat originair en derivatief. Zaaksvorming is originair.
Voorrechten en voorrang
Voorrecht is een vorm van voorrang. Want voorrang staat in 3:278 en er zijn vier vormen van voorrang namelijk: pand, hypotheek, voorrecht en andere vormen.
3:279 Pand en Hypotheek gaan voor voorrecht
3:280 Bijzondere voorrechten gaan voor algemene
3:281 Verschillende bijzondere voorrechten, gelijke rang
3:281 lid 2: Bij Algemene voorrechten, op volgorde van de wet.
* deze algemene staat in 3:288
* de wet zegt bepaalde goederen, hiermee wordt bedoeld bijzondere voorrechten. De bijzondere rechten staat in 3:284-3:287.
Andere vormen van voorrang zijn: het retentierecht (3:292 jo. 3:210), art. 21 IW 1990 en art. 3:282 voorrang beperkt gerechtigden

 

 

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Goederenrecht UvA

Boeksamenvatting bij de 5e druk van SBR 2: Goederenrecht van Snijders en Rank-Berenschot

Boeksamenvatting bij de 5e druk van SBR 2: Goederenrecht van Snijders en Rank-Berenschot

Het eerste hoofdstuk van de samenvatting bij 'SBR 2: Goederenrecht' is hieronder te lezen. De overige hoofdstukken staan verder op de pagina gekoppeld

I. INLEIDING

A. Het begin

Bij het verbintenissenrecht draait het om de verhouding van persoon tot persoon en bij het goederenrecht om de verhouding van persoon tot goed, toch zijn de beide rechtsgebieden sterk met elkaar verbonden. Denk bijvoorbeeld aan het geval van een amateur die een Stradivariusviool koopt voor een klein bedrag. Hoewel deze amateur zich eigenaar (goederenrecht) mag beschouwen, kan de verkoper de koop vernietigen met een beroep op dwaling (verbintenissenrecht).

Het privaatrecht bestaat uit vermogensrecht, personen- en familierecht en rechtspersonenrecht. Dit vermogensrecht wordt weer onderverdeeld in goederenrecht en verbintenissenrecht.

'Recht' kan in twee betekenissen voorkomen:

  • het objectieve recht: geheel van regelen en beginselen gelijk het Engelse ‘law’. Goederenrecht is recht in objectieve zin.
  • het subjectieve recht: het recht dat betrekking heeft tot een persoon, te denken valt aan het Engelse ‘right’.

Andere soorten rechten die objectief zijn, maar die hier niet behandeld worden, zijn het personen- en familierecht (BW 1) en erfrecht (BW 4). Ook handelsrecht heeft verwantschappen met goederenrecht.

Privaatrechtelijke vermogensrechten kunnen worden onderverdeeld in:

  • relatieve (persoonlijke) vermogensrechten: rechtsbetrekking tussen de gerechtigde en één of meerdere personen; het recht kan worden gehandhaafd tegenover degene jegens wie het recht ontstond;
  • absolute vermogensrechten: rechtsbetrekking tussen gerechtigde en iedereen; het recht kan worden gehandhaafd tegenover iedereen. Absolute vermogensrechten kunnen weer worden onderverdeeld in:
    • eigendomsrecht (art. 5:1 BW);
    • beperkte rechten, bijvoorbeeld hypotheek, pand of vruchtgebruik;
    • rechten op voortbrengselen van de geest.

 

B. Bronnen uit het burgerlijk wetboek

Vroeger heette het goederenrecht 'zakenrecht' het erfrecht behoorde daar ook toe.

Nu is het Burgerlijk Wetboek anders ingedeeld:

  • Boek 1 en 2 betreft aangaande personen;
  • Boek 3 e.v. gaan over algemene vermogensrechten;
  • Boek 4 betreft goederen algemeen in erfrecht situaties;
  • Boek 5: betreft de zaken;
  • Boeken 6 t/m 8: betreft de vermogensrechten.

Boek 5 wordt geheel besteed aan het goederenrecht. Goederenrechtelijke rechten kunnen slechts betrekking hebben op stoffelijke vermogensobjecten (zaken). In het BW is ook sprake van een gelaagde structuur, waarbij de regel geldt: lex specialis derogat legi generali, d.w.z. de bijzondere rechtsregel prevaleert boven de algemenere regels. Het BW kent schakelbepalingen, die bepaalde regel(s) van overeenkomstige toepassing verklaren op een terrein waarop zij primair geen betrekking hebben. Voorbeelden hiervan zijn art. 3:98 BW, 6:216 BW, 3:226 BW, 5:104/105 BW, 3:15 BW, 3:326 BW en 6:26 BW. Er zijn ook uitschakelbepalingen die de toepassing uitsluiten van bepaalde regels op het terrein waarop zij primair betrekking op hebben, zie bijvoorbeeld art. 3:199 BW. Overige bronnen zijn verdragen, overige wetgeving, jurisprudentie, en literatuur.

 

C. Terminologie

Wat in het oude BW een zaak, zakelijk recht of zakenrecht heette, is nu een goed, goederenrechtelijk recht of recht op een goed respectievelijk goederenrecht geworden. Hiermee heeft het huidige BW een einde gemaakt aan de inconsequentie in terminologie van het oude recht. Lichamelijke zaken zijn zaken, onlichamelijke zaken zijn vermogensrechten. Goederen in de zin van.....read more

Access: 
Public
Samenvatting: Goederenrecht Deel 3

Samenvatting: Goederenrecht Deel 3

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


 

Hoofdstuk F: Andere eisen voor overdracht    

 

§F.a: Levering

§F.a.a: Levering algemeen  
Om een overdracht te bewerkstelligen, dient eerst door levering uitvoering te worden gegeven aan de titel (zie artikel 3:84 lid 1 BW). Levering is uitsluitend mogelijk op de door de wet voorgeschreven wijze(n) voor het betrokken goed; er is sprake van een gesloten systeem.
In afdeling 3.4.2 BW worden de volgende wijzen van levering genoemd:

·         onroerende zaken en andere registergoederen: een tussen partijen opgemaakte notariële akte, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers (zie artikel 3:89 lid 1 en 4 BW);

·         roerende zaken, niet-registergoederen die

a)    in de macht van de vervreemder zijn: bezitsverschaffing (zie artikel 3:90 BW);

b)    in de macht van de vervreemder zijn, ter uitvoering van een verbintenis tot overdracht onder opschortende voorwaarde: machtsverschaffing (zie artikel 3:91 BW);

c)    niet in de macht van de vervreemder zijn: een daartoe bestemde akte (zie artikel 3:95 BW; bezits- en machtsverschaffing zijn uitgesloten);

·         rechten aan toonder of order: levering van het papier waarin de vordering is ‘belichaamd’ (zie artikel 3:93 BW; voor een ordervordering is tevens endossement (een verklaring op de achterzijde van een eigendomsbewijs waarbij de vervreemder de eigendom overdracht aan een met name genoemde verkrijger) vereist);

·         andere tegen een of meer uit te oefenen rechten, waaronder vorderingen op naam: een akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar van de vordering (zie artikel 3:94 lid 1) of een daartoe bestemde authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de schuldenaar (zie artikel 3:94 lid 3 BW);

·         goederen waarvoor de wet noch in titel 3.4 BW, noch elders een eigen leveringsvorm voorschrijft: een akte (artikel 3:95 BW);      

·         aandelen in goederen: op dezelfde manier als is bepaald met betrekking tot de levering van de betreffende goederen (zie artikel 3:96 BW);

·         toekomstige goederen: bij voorbaat (zie artikel 3:97 BW) en

·         beperkte rechten op goederen: op overeenkomstige wijze als is bepaald met betrekking tot de levering van het goed waarop het rust (zie artikel 3:98 BW).

Buiten afdeling 3.4.2 BW worden ook bijzondere leveringsvoorschriften voorgeschreven. Genoemd kunnen onder meer worden de levering van           

 

·         aandelen op naam (zie artikel 2:86, 86c en 196 BW);

·         rechten uit sommenverzekering (zie artikel 7:970 BW);

·         auteursrechten (zie artikel 2 Auteurswet);

·         octrooien (zie artikel 65 Rijksoctrooiwet 1995);

·         handelsnamen (zie artikel 2 Handelsnamenwet) en

·         emissierechten (zie artikel 16.41 en 16.57.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht

Oefententamen voor het vak goederenrecht

Kernvak Privaatrecht I Oefenvragen voor toets B

Vraag 1

Lees onderstaande uitspraak en beantwoord vervolgens de vragen.

NJF 2007/151

Partijen
Matech B.V., te Mierlo, appellante, proc. mr. L. Paulus,
tegen
1. UTO & UMH sneltransport B.V.,
2. UTO containers Ulft B.V.,
3. B.V. Ulftse transportonderneming UTO,
alle te Ulft, geïntimeerden, proc. mr. J.R.O. Dantuma.

Uitspraak
Hof:
(...)
3. De vaststaande feiten
3.1
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel
niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud
van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
3.2
Matech heeft op 6 september 2004 een koopovereenkomst gesloten ter zake van een
tweetal hydraulische alligatorscharen, type McIntyre LD 407 en 640, inclusief
toebehoren (hierna ook te noemen: de scharen) met R.A. Bron, h.o.d.n. Bron Project en
Evenementbouw (hierna ook te noemen: Bron), tegen een bedrag van € 56.000 (excl.
btw). Op 1 november 2004 heeft Matech de scharen geleverd aan Bron.
3.3
Bron heeft de aan Matech verschuldigde koopsom grotendeels onbetaald gelaten.
3.4
Bij brief van 2 november 2004 heeft Bron bevestigd dat hij de scharen aan UTO
transportonderneming voor een bedrag van € 62.500 (excl. btw) verkoopt. UTO
transportonderneming heeft het bedrag omstreeks november 2004 in termijnen aan Bron
voldaan. In november 2004 heeft Bron de scharen geleverd aan UTO
transportonderneming.
3.5
De raadsman van Matech heeft bij brief van 10 januari 2005 aan Bron ter zake van de
scharen een beroep gedaan op het bepaalde in art. 7:39 BW (recht van reclame).
3.6
Matech heeft bij dagvaarding van 26 januari 2005 Bron gedagvaard voor de rechtbank
te Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Bron te veroordelen tot
1. betaling van onder meer (het onbetaald gebleven gedeelte van) de koopsom
2. het verschaffen van inlichtingen over de feitelijke verblijfplaats van de scharen en het
    verlenen van medewerking aan teruglevering van deze machines op straffe van een
    dwangsom.
3.7
De rechtbank te Arnhem heeft bij vonnis van 30 maart 2005 de vordering tot betaling
van het restant van de koopsom ten laste van Bron toegewezen en de vordering tot het
verschaffen van inlichtingen afgewezen omdat voor teruglevering van de scharen, naast
de toegewezen vordering tot betaling van de koopsom, geen plaats is.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het geschil tussen partijen betreft de vraag wie eigenaar is van de scharen: Matech of
UTO transportonderneming. Matech heeft in eerste aanleg haar vordering tot afgifte van
de scharen gebaseerd op een tweetal grondslagen. Ten eerste heeft zij gesteld dat de
scharen door de Engelse fabrikant onder eigendomsvoorbehoud aan haar zijn geleverd.
Ten tweede heeft Matech zich beroepen op het recht van reclame (art. 7:39 BW).
.....read more

Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen Goederenrecht

Werkgroepaantekeningen Goederenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


Goederenrecht werkgroep week 1

 

Voor dit vak is het belangrijk om het verschil tussen goederenrecht en verbintenissenrecht te kennen.

Verbintenissenrecht
Bij verbintenissenrecht gaat het om een recht tussen twee partijen. De partijen mogen zelf vorm geven aan de inhoud van de verbintenis. Er is sprake van een open systeem. Vervolgens regelt het verbintenissenrecht, wat er gebeurd als de prestaties niet worden nagekomen. Belangrijk is dat men alleen een vordering heeft ten opzichte van de andere partij. Het betreft een relatief recht.
Goederenrecht
In het goederenrecht is er sprake van een gesloten systeem. Dit houdt in dat men alleen rechten in het leven kan roepen die in de wet geregeld zijn. Anders dan bij het verbintenissenrecht is het goederenrecht een absoluut recht. Dit betekent dat men dit recht kan inroepen tegenover een ieder.

 

Voor het vak goederenrecht is het van belang om het verbintenissenrecht los te laten. Het gaat nu om de praktisch juridische status en niet om wat eerlijk is of wat niet.
Voorbeeld: mijn buurvrouw koopt bij de fietsenwinkel een nieuwe fietsbel. Zij laat deze in de verpakking op tafel leggen. Ik pak de fietsbel en schroef deze op mijn eigen fiets. Goederenrechtelijk gezien is deze nu bestanddeel van mijn fiets geworden. Ik ben nu eigenaar van de fietsbel.
Verbintenisrechtelijk ligt dit anders, dan is er sprake van een onrechtmatige daad art. 6:162 BW. Maar daar gaat het in dit vak dus niet om.
Eigendom
Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten art. 3:1. Eigendom is het meest omvattende recht dat je op een zaak kunt hebben. Het is niet mogelijk om een eigendom op vermogensrechten te hebben. Daarom is eigendom geregeld in boek 5, dat over zakelijke rechten gaat. In boek 3 staat wel de definitie van een zaak, namelijk een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (art. 2).
Beperkt recht
In boek 5 staat dat eigendom het gebruiken, beschikken en revindiceren van een zaak omvat. Onder beschikken vallen het overdragen of het bezwaren van een beperkt recht. Bij het bezwaren van een recht, wordt het recht minder. Een voorbeeld daarvan is eigendom. Door eigendom te bezwaren met een beperkt recht als vruchtgebruik (art. 3:201), heb je minder recht dan je had. Eerst mocht je zelf de ‘vruchten plukken’, nu geef je die positie aan een ander.
Een ander voorbeeld van een beperkt recht is de erfdienstbaarheid (art. 5:70). In de wet staat dat het een last is waarmee een onroerende zaak, ten behoeve van.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Goederenrecht

Oefenpakket Goederenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Tentamen goederenrecht 8 Maart 2013

 

Autoverkoper ‘Blikken Bazen’ BV (verder: Blikken Bazen) verzorgt autoshows om auto's aan de man te brengen. Op 10 februari 2013 krijgt het een auto – een prachtige Ferrari – in bruikleen van een jongeman, Mark Makke, die recentelijk de loterij heeft gewonnen en direct zijn goede smaak heeft laten gelden. Blikken Bazen verkoopt en levert de auto op 12 februari 2013 voor €100.000 aan Jan Jansen, die meteen in de auto naar huis rijdt. Jan had geen reden om aan de bevoegdheid van Blikken Bazen te twijfelen. In de loop van 2013 raakt Jan Jansen in financiële moeilijkheden en is door zijn situatie gedwongen om het schilderij te verkopen. Op 7 april 2013 verkoopt en levert hij de auto aan Hans Handig. Handig weet dat Jansen de auto van Blikken Bazen heeft gekocht en weet ook dat Blikken Bazen niet vies is van bijverdienen via heling. Mark Makke komt te weten dat Handig de auto onder zich heeft.

 

Vraag 1

Kan Mark Makke de auto op 8 april 2013 met succes revindiceren?

Arnold verkoopt op 1 februari 1992 een stuk grond aan een goede vriend, Berend. Berend gaat het betreffende grondstuk inrichten als kermisterrein, en zal hiertoe onder andere een pand laten bouwen waar kaartjes worden verkocht en eet- en drinkgelegendheden zullen worden gehuisvest. In de koopovereenkomst is opgenomen dat Berend het recht heeft de grond in gebruik te nemen zodra hij dit nodig heeft voor de uitvoering van zijn plan. Zij spreken af dat de transportakte zal worden opgemaakt zodra Berend dat verkiest. Daags na het sluiten van de koopovereenkomst neemt Berend het terrein in gebruik door het te omheinen, in te richten als kermisterrein, en het pand te realiseren. Berend betaalt de koopsom, de levering van het terrein vindt evenwel niet plaats. Op 1 maart 2012 verkoopt en levert Arnold het betreffende stuk grond aan Connie. Er ontstaat vervolgens een dispuut tussen Berend en Connie. Berend is van mening dat hij sinds februari 1992 het onafgebroken bezit van het betreffende perceel heeft gehad, en dat dit bezit heeft geleid tot verjaring. Connie daarentegen stelt zich op het standpunt dat Berend de grond slechts als houder heeft gebruikt; Berend kan daarom niet door verjaring de eigendom hebben verkregen.

 

Vraag 2

Wiens standpunt is juist? Betrek in uw antwoord de jurisprudentie van de Hoge Raad.

Hakken BV (verder: Hakken) is producent van Dubbelsap (bestaande uit sinaasappel en citroen), die bestemd is voor de verkoop. Sinaasappelteler Beter Eten BV (verder: Beter Eten) verkoopt en levert op 15 augustus 2012 onder eigendomsvoorbehoud duizend kratten ‘Orange Glory’ sinaasappels aan Hakken. De sinaasappels van vierhonderd van de duizend kratten gaan direct het productieproces van Hakken in. Met behulp van een geautomatiseerd productiesysteem worden de sinaasappels geperst en van hun schillen ontdaan, waarna citroensap op eenzelfde wijze wordt toegevoegd. Het productiesysteem vult tienduizend kartonnen pakken met Dubbelsap en pasteuriseert deze. De pakken worden van etiketten voorzien en in het.....read more

Access: 
Public
Stamplijst Goederenrecht

Stamplijst Goederenrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Stamplijst goederenrecht per hoofdstuk

Te gebruiken bij: Goederenrecht - H.J. Snijders, & E.B. Rank-Berenschot, Deventer: Kluwer 2011, 5e druk.

 

Hoofdstuk 1: Inleiding

 

A

Absoluut toekomstig goed: goederen die in het geheel nog niet bestaan.

 

Afhankelijke rechten: een recht dat zodanig aan een ander recht is verbonden dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan (art. 3:7 BW).

 

Authentieke akte: Een akte opgemaakt in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door een daartoe aangestelde ambtenaar of een daarmee gelijk te stellen persoon. Voorbeeld is bijvoorbeeld een notariële akte, dagvaarding of beslagexploot.

 

B

Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (art. 3:8 BW).

 

Bestanddeel: onzelfstandige onderdelen van een zaak op grond van een ideële band of hechte materiele band (art. 3:4 BW).

 

Bloot eigenaar: de eigenaar die zijn zaak met een goederenrechtelijk recht bezwaard ziet.

 

Burgerlijke vruchten: opbrengsten die goederen met behoud van hun substantie genereren, waarbij de vrucht een vermogensrecht is (art. 3:9 lid 2 BW).

 

C

Conservatoir: rechten bewarend.

 

D

Dubbel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al evenmin bestaande rechtsverhouding.

 

E

Eenheidsbeginsel: zakelijke rechten kunnen slechts een zaak als geheel betreffen, niet slechts een of meer onderdelen ervan.

 

Eigendom: het meest volledige recht op een goed.

 

Enkel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al wel bestaande rechtsverhouding.

 

Exclusiviteit van goederenrechtelijke rechten: iedere derde is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de rechthebbende op een goed in zijn gebruik, beheer of beschikking storen.

 

Executoriaal: rechten effectuerend.

 

G

Gesloten systeem: men kan geen nieuwe goederenrechtelijke rechten in het leven roepen. Daarnaast is goederenrecht, behoudens uitzonderingen, dwingend recht en er kan dus niet van afgeweken worden.

 

Goed: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).

 

Goede trouw (negatief): een kennen noch behoren te kennen (art. 3:11 BW). Dit is de omschrijving die men wettelijk gezien aanhoudt.

 

Goede trouw (positief): een niet weten en niet behoren te weten.

 

Goodwill: de surplus waarde van de onderneming boven de optelsom van de waarden der afzonderlijke goederen.

 

H

Heerschappijleer: Verdedigd door Von Savigny. Een goederenrechtelijk recht geeft heerschappij over een goed, een persoonlijk recht geeft heerschappij over een persoon.

 

I

Ideëel bestanddeel: een bestanddeel dat zonder een bepaalde hoofdzaak als onvoltooid moet worden aangemerkt. Men kijkt bij het vaststellen hiervan naar de verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1 BW).

 .....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst goederenrecht 2012 2013

Begrippenlijst goederenrecht 2012 2013

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.

Hoofdstuk 1

 

.....read more

Vermogen

Het vermogen bestaat uit alle rechten en plichten die op geld waardeerbaar zijn. In economische termen wordt gesproken over de activa en passiva.

Goederen

Goederen kunnen worden opgedeeld in zaken (art. 3:2) en vermogensrechten (art. 3:6 )

Zaken

Een zaak is een stoffelijk object dat voor de menselijke beheersing vatbaar is (art. 3:2).

Roerende zaken

Alle zaken die niet onroerend zijn (art. 3:3 lid 2), waarbij kan worden gedacht aan een tafel, een boek etc.

Onroerende zaken

Zaken en beplantingen die duurzaam met de grond verenigd zijn en de nog niet gewonnen delfstoffen (art. 3:3 lid 1)

Vermogensrechten

Rechten die gezamenlijk of individueel overdraagbaar zijn óf stoffelijk voordeel kunnen verschaffen aan de rechthebbende óf zijn geruild voor stoffelijk voordeel (art. 3:6). Dit zijn alternatieve voorwaarden.

Res nullius

Een aan niemand toebehorende (roerende) zaak.

Eigendom

Eigendom is het meest omvattende recht wat men op een zaak kan hebben (art. 5:1).

Registergoed

Een goed waarvoor vereist is dat het in een openbaar register kan worden ingeschreven en waarvoor inschrijving een constitutief vereiste is alvorens vestiging of overdracht kan plaatsvinden(art. 3:10).

Bestanddeel

Alles wat op grond van verkeersopvattingen tot een zaak behoort. Als een bepaald deel van de zaak niet schadeloos van de zaak kan worden verwijderd is er tevens sprake van een bestanddeel (art. 3:4).

Natrekking

Een object kan zijn individualiteit verliezen door, door middel van natrekking deel uit te gaan maken van de hoofdzaak. De eigendom van een zaak en al haar bestanddelen komt toe aan de rechthebbende (art. 5:3).

Zaaksvorming

Uit verschillende voorwerpen/objecten ontstaat een nieuwe zaak met een eigen identiteit.

Natuurlijke vruchten

De vruchten van een zaak, bijvoorbeeld de appels van een appelboom (art. 3:9 lid 1).

Burgerlijke vruchten

Rechten die op grond van de verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt, bijvoorbeeld rente (art. 3:9 lid 3).

Tegenwoordige goederen

Goederen waarover men heden ten dage kan beschikken.

Toekomstige goederen

Goederen die heden ten dage nog niet bestaan.

Absoluut toekomstige goederen

Goederen die heden ten dage in het geheel nog niet bestaan.

Relatief toekomstige goederen

Goederen die heden ten dage wél bestaan, maar waarover men nog niet kan beschikken.

Absoluut recht

Rechten die tegenover een ieder werking hebben/iedereen dient

Access: 
Public
Arresten Goederenrecht

Arresten Goederenrecht

Deze samenvatting van Arresten Goederenrecht is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

Inhoudsopgave

HR 29-06-1979, NJ 1980, 133                      Hoogovens/Matex     

HR 25-09-1981, NJ 1982, 315                      Breda/Nijs                 

HR 30-01-1987, NJ 1987, 530                      WUH-Emmerig q.q.                         

HR 01-05-1987, NJ 1888, 852                      Lease Plan Nederland/IBM  

HR 18-01-1991, NJ 1992, 667                      Centraal Beheer/Gritter                    

HR 14-02-1992, NJ 1993, 623                      Love-Love                                        

HR 15-11-1991, NJ 1993, 316                      Dépex/Curatoren van Bergel e.a.

HR 17-06-1994, NJ 1994, 671                      Giel­kens-Giel­kens                             

HR 17-01-1995, NJ 1996, 471                      Mulder q.q./CLBN                           

HR 19-05-1995, NJ 1996, 119                      Sogelease                                          

HR 24-03-1995, NJ 1996, 158                      Kuikenbroederij

HR 31-10-1997, NJ 1998, 97                        Ontvanger/Rabobank (Portacabin)   

HR 14-11-1997, NJ 1998, 147                      Gestolen caravan                              

HR 20-09-2002, NJ 2004, 182                      Mulder q.q./Rabobank                      

HR 20-09-2002, NJ 2004, 171                      Van der Wal/Duinstra                                        

HR 19-11-2004, NJ 2006, 215                      Bannenberg/Mr.J.C.R.Polak q.q.            

HR 14-01-2011, NJ 2012, 88                        De Mesdag

HR 09-09-2011, RvdW 2011/1065                 Zuidplaspolder

HR 21-10-2011, NJ 2011, 494                      Autopapieren II

 

 

HR 29-06-1979, NJ 1980, 133, Hoogovens/Matex

 

 

Bezitsverschaffing van roerende zaken door aannemer aan aanbesteder als in de gegeven omstandigheden vereist voor een voltooide levering dier zaken, zulks ondanks eigendomsvoorbehoud door leverancier dier zaken als door dezen geörentendeerd.

Een combinatie van eigendomsverklaringen van de aannemer aan de aanbesteder en het stellen van materiaal door de aanbesteder onder eigen supervisie (daden van toe-eigening) kan ertoe leiden, dat ondanks een eigendomsvoorbehoud als door de leverancier gepretendeerd, aan de aanbesteder het bezit te verschaffen, met als gevolg een voltooide levering aan de aanbesteder.

Het enkele feit dat de aanbesteder rekening had moeten houden met een eigendomsvoorbehoud door de leverancier van de aannemer brengt niet mee dat de aanbesteder een onderzoek had moeten doen naar de beschikkingsbevoegdheid van de aannemer.

 

 

HR 25-09-1981, NJ 1982, 315, Breda/Nijs 

 

Casus

In casu gaat het om Nijs, eigenaar van een pand in Breda dat in1979 is gekraakt. Nijs eist van de Gemeente Breda dat er gestopt wordt met het leveren van water, gas en elektriciteit. Nijs stelt namelijk dat door dat wel te leveren, de Gemeente inbreuk pleegt op zijn eigendomsrecht op de leidingen in het pand. Het energie- en waterbedrijf had aangegeven dat zij de levering niet konden weigeren omdat alle dienstleidingen en meters aanwezig waren. De levering werd daarom voortgezet door de gemeente.

 

Hoge Raad

De Hoge Raad geeft aan: ‘Niet elk gebruik (..) dat een ander tegen de wil van de eigenaar van diens zaak maakt, kan als een inbreuk op diens eigendomsrecht worden beschouwd. Of het onderhavige gebruik van de voormelde leidingen door de gemeente een zodanige inbreuk opleverde, kan niet worden beoordeeld los van de vraag of de gemeente door de voortzetting van de voormelde levering jegens Nijs onzorgvuldig handelde.’

 

De Hoge Raad stelt dus dat het enkel gebruikmaken van de leidingen van Nijs niet zonder meer.....read more

Access: 
Public
Goederenrecht - UvA - Rechten jaar 2 - Oefenmateriaal

Goederenrecht - UvA - Rechten jaar 2 - Oefenmateriaal


Tentamen oktober 2011

Casusvragen

Casus: Pasta van Enzio

Enzio is fabrikant van een verfijnde pastasaus. Het basisingrediënt zijn de tomaten die hij

aanschaft van tomatenboer Luigi; laatstgenoemde levert hem iedere maand honderd kratten tomaten onder eigendomsvoorbehoud. Verder voegt Enzio volgens een eeuwenoud familierecept in een ingewikkeld en tijdrovend productieproces enkele geheime ingrediënten toe, resulterend in de bij kenners gerenommeerde Enzio pastasaus,te koop in de betere speciaalzaak. Wanneer Enzio op zeker moment in betalingsproblemen komt, wil Luigi een partij zojuist gefabriceerde Enzio pastasaus opvorderen, stellend dat Enzio al drie leveranties onbetaald heeft gelaten en dat de saus vanwege zijn eigendomsvoorbehoud ten aanzien van het basisingrediënt aan hem toekomt. Enzio daarentegen beweert zelf eigenaar te zijn geworden van de saus.

1. Wat is er gebeurd met het eigendomsvoorbehoud van Luigi?

Maria steelt op 4 augustus 2006 vijf dozen gevuld met potten pastasaus uit het magazijn van Enzio. Zorgvuldig vervangt zij de etiketten op de potten door nieuwe stickers waarop staat ‘Maria’s pastasaus, homemade’. De sauzen verkoopt zij op het Festival van de Smaak, een driedaags culinair festival dat elk jaar georganiseerd wordt in het centrum van Lochem. Vanuit haar marktstal verkoopt en levert Maria op 14 augustus 2006 de hele voorraad pastasaus aan Helga, uitbaatster van Pension Bosvreugd. De pastasauzen wil Helga gebruiken voor de bereiding van pastagerechten voor haar pensiongasten.

2. Noem de twee redenen waarom Helga niet beschermd wordt door art. 3:86 BW.

De sauzen van Enzio zijn door goede conserveertechniek zeer lang houdbaar. In augustus

2011 staan er in de voorraadkast van Helga nog 20 potten. Ze leest in de buurtkrant dat Maria jarenlang onder eigen naam pastasauzen van Enzio heeft verkocht. Helga realiseert zich dat ze nog een aantal potten saus van Enzio op de plank heeft staan en vraagt zich af of zij verplicht is deze aan Enzio terug te geven.

3. Is Enzio inderdaad eigenaar van de potten die bij Helga staan?

Buonissimo, een groothandel in Italiaanse delicatessen, verpandt op 1 oktober 2005 al zijn bestaande en toekomstige handelsvoorraden aan de X-bank. Enzio verkoopt en levert op 1 september 2006 een eenmalige productie van 400 potten exclusieve truffelsaus aan Buonissimo, onder de ontbindende voorwaarde dat Buonissimo voor 1 november 2006 geen vergunning krijgt voor het openen van een filiaal in Lochem. Op 1 november 2006 staat vast dat de vergunning niet wordt verstrekt.

4. Beschrijf de positie van de X-bank ten aanzien van de potten truffelsaus na het intreden van de voorwaarde.

Omdat Enzio vanwege financiële zorgen gedwongen is het productieproces tijdelijk stil te leggen, blijft een vijftal reeds door Luigi op 1 december onder eigendomsvoorbehoud afgeleverde kratten tomaat ongebruikt staan in de gekoelde voorraadhal van Enzio. Gelukkig slaagt Enzio er al snel in een koper voor deze tomaten te.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2687
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.