Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Oefententamen 1 Deeltoets 1
Welke stelling(en) is/zijn juist of onjuist? (H1)
Een psychologisch assessment beschrijft het proces van het verzamelen en integreren van psychologische gegevens.
Een psychologische test beschrijft een gegeven uit het proces van het verzamelen en integreren van psychologische gegevens.
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
Beide stellingen zijn juist.
Beide stellingen zijn onjuist.
Van welke meetschaal wordt gebruik gemaakt tijdens een test waarbij de kracht die iemand met zijn hand kan uitoefenen wordt gemeten? (H3)
Interval meetschaal
Nominale meetschaal
Ordinale meetschaal
Ratio meetschaal
Wanneer de wortel wordt getrokken van de variantie, ontstaat de ….(vul in). (H3)
Voor welk soort steekproef wordt gekozen wanneer de onderzoeker besluit een willekeurige steekproef te nemen waarvan gedacht wordt dat die representatief zal zijn? (H4)
Gemakssteekproef
Aselecte gestratificeerde steekproef
Gestratificeerde steekproef
Doelgerichte steekproef
Noem drie soorten validiteit en leg ze uit. (H6)
Welk effect treedt op wanneer een test te makkelijk is gemaakt? (H8)
Welk effect geeft aan dat het IQ van de gehele populatie ieder jaar een beetje toeneemt? (H9)
Halo-effect
Flynn effect
Barnum effect
Contrast-effect
Uit welke drie componenten bestaat de theorie van Murray? (H13)
Hoe wordt een testbatterij genoemd die bestaat uit een set instrumenten die speciaal geselecteerd zijn voor de cliënt in kwestie? (H15)
Hoe heet het proces waar mensen niet worden aangenomen of verworpen, maar geëvalueerd worden op twee of meer criteria? (H16)
Screening
Selectie
Classificatie
Plaatsing
Antwoorden Oefententamen 1 Deeltoets 1
a) psychologische test: Het meten van een psychologische variabele (vaak een numerieke score) aan de hand van een bepaalde procedure of een apparaat.
d) ratio schaal. Een ratio meetschaal is een interval meetschaal die wel een absoluut nulpunt heeft. Aangezien het mogelijk is om geen kracht uit te oefenen met de hand, is er een absoluut nulpunt.
Wanneer de wortel wordt getrokken van de variantie, ontstaat de standaardafwijking.
d) doelgerichte steekproef.
- Gestratificeerde steekproef = Subgroepen (strata) in een populatie in gelijke proporties voor laten komen in een steekproef.
- Aselecte (willekeurige) gestratificeerde steekproef = Wanneer ieder lid van de populatie een even grote kans heeft om in de steekproef terecht te komen.
- Incidentele/gemakssteekproef = Steekproef die bestaat uit een groep mensen die het gemakkelijkst beschikbaar was.
- Oppervlakte validiteit = beschrijft hoe zinvol een test op het eerste gezicht lijkt om te meten wat het meten moet.
- Inhoud validiteit = beschrijft hoe adequaat een test een steekproef neemt uit gedrag dat representatief is voor het gedrag dat door de test gemeten moet worden.
- Criterium (gerelateerde) validiteit = beoordeelt hoe adequaat een score iemands vaardigheid of een ander criterium kan meten.
- Concurrente validiteit = een index van de mate waarin een testscore gerelateerd is aan een andere meting van het criterium die is afgenomen op hetzelfde tijdstip.
- Voorspellende validiteit = geeft de mate waarin een score de score op een andere meting accuraat voorspelt.
- Incrementele validiteit = de aanvullende waarde, de mate waarin een factor iets zegt dat de aanvankelijke factoren buiten beschouwen hadden gelaten.
Een plafond effect treedt op wanneer een test te makkelij is gemaakt. Doordat de test te makkelijk is, vallen er alleen maar hoge scores. Hierdoor kunnen mensen aan het hoge eind van het construct niet gemeten kunnen worden.
b) Flynn effect.
Halo- effect = Effect waarbij bepaalde individuen door een beoordelaar hoger beoordeeld worden dan ze verdienen, en hoger dan anderen.
Barnum effect = Het feit dat mensen geneigd zijn om erg algemene opmerkingen die zo’n beetje op iedereen van toepassing kunnen zijn, te aanvaarden als een accurate beschrijving van zichzelf.
Contrast-effect = Effect waarbij de beoordeling overdreven positief uitvalt omdat de vorige beoordeling erg negatief was, of andersom.
De theorie van Murray gaat uit van behoeften (determinanten van gedrag vanuit de persoon zelf), druk (determinanten van gedrag van buiten de persoon) en thema (een interactie tussen behoeften en druk). Deze theorie is van toepassing op de Thematic Apperception Test.
Een testbatterij die bestaat uit een set instrumenten die speciaal geselecteerd zijn voor de cliënt in kwestie, wordt een flexibele batterij genoemd.
c) classificatie.
- Screening = Vorm van personeelsselectie waarbij mensen grofweg worden getest op een aantal minimale criteria voordat je in aanmerking komt voor verdere assessment.
- Selectie = Het proces waarbij sommige werknemers aangenomen worden en andere verworpen worden op grond van criteria.
- Plaatsing = Het toewijzen aan een groep of categorie, soms op basis van één criterium.
Oefententamen 2 Deeltoets 1
Er zijn twee fundamentele benaderingen tot het begrijpen van scores. Noem deze benaderingen en koppel ze aan de volgende begrippen of zinnen: relatief ; absoluut ; in vergelijking met andere mensen ; in vergelijking met een prestatielevel (H1)
Persoon A heeft een IQ-score van 90, Persoon B heeft een IQ-score van 120 en Persoon C heeft een IQ-score van 140. Van welke meetschaal is hier sprake? (H2)
Bij welk type betrouwbaarheidsschatting neem je een vorm van een test af in een sessie, die je door twee of meer beoordeelaars laat beoordelen? Wat is hierbij de voornaamste bron van errorvariantie? (H4)
Welke stelling(en) is/zijn juist of onjuist? (H5)
1) Bij een predictive study zit er geen tijdsinterval tussen de test en de meting van criteria.
2) Bij een concurrent study zit er een tijdsinterval tussen de test en de meting van criteria.
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
Beide stellingen zijn juist.
Beide stellingen zijn onjuist.
Welke strategieën combineert de multitrait-multimethod matrix? (H4)
a. convergente en divergente strategieën
b. divergente en discriminante strategieën
c. norm en criterion strategieën
d. nomothetische strategieën
Noem drie voordelen van group-administered tests.(H8)
Welke item moeilijkheidsgraad is optimaal voor een maximale variabiliteit? (H7)
a. 75%
b. 100%
c. 50%
d. 65%
De Stanford-Binet Intelligentie Test was de eerste intelligentie test die algemeen geaccepteerd werd in de VS. Een andere intelligentie schaal die wordt gebruikt is die van Wechsler. De Stanford-Binet test heeft echter een aantrekkelijk aspect dat de Wechsler test niet heeft. Welke is dit? (H9)
a. De validiteit van de Stanford-Binet test is hoger.
b. De Stanford-Binet test heeft een uitgebreidere schaal.
c. De Stanfod-Binet test is toegankelijker voor een groter publiek.
Als de distributie van de ruwe score (90) een mean heeft van 70 en een SD van 10, wat is dan de z-score? (H3)
Een willekeurige test bestaat uit 30 vragen. De testmaker voegt hier 5 items bij toe. Wat is een reden dat hij dit doet? Wat is de vergrotingsfactor? (H4)
Antwoorden Oefententamen 2 Deeltoets 1
’Norm-referenced scores’ – relatief en in vergelijking met andere mensen
‘Criterion-referenced scores’ - absoluut en in vergelijking met een prestatielevel.
Er is hier sprake van een intervalschaal. IQ-scores zijn altijd interval-data, aangezien een verschil van bijvoorbeeld 10 punten op elk punt van de schaal hetzelfde betekent.
‘Inter-rater reliability’, de voornaamste bron van errorvariantie ligt bij verschillen tussen de beoordelaars van de testscores.
d. Beide stelling zijn onjuist.
a. convergente en divergente strategieën
c. 50%, dit betekent dat 50% van de deelnemers het item goed hebben beantwoord en 50% van de deelnemers het item fout hebben beantwoord.
- Het is een efficiënte manier van testen (een groot aantal proefpersonen kan worden ondervraagd in een minimale tijdsbelasting voor de onderzoekers)
- De testcondities zullen gelijkwaardig zijn, aangezien een grote groep tegelijk wordt ondervraagd.
- Groepstesten bevatten vaak items die objectief kunnen worden gescoord, vaak zelfs d.m.v. een computer. Dit verlaagt of elimineert zelfs de meetfout die voorkomt bij scoringsprocedures bij individuele tests.
B. De Standford-Binet test heeft een uitgebreidere schaal, waardoor het berekenen van een IQ hoger dan 160 mogelijk is.
2.0
Het toevoegen van items aan een test vergroot de betrouwbaarheid. De vergrotingsfactor is 35/30 = 1.17
Oefententamen 3 deeltoets II
1. Een respons set is een (H10)
Negatieve of positieve manier waarop een persoon onopzettelijk reageert
Alle antwoorden op een vragenlijst van een persoon
Alle antwoorden op een vragenlijst van een populatie of sample
Een manier waarop een individu zich opzettelijk anders voordoet met zijn antwoorden.
2. In de Item Response Theory moeten de items ‘sample-free’ of ‘sample-independent’ zijn. Wat wilt dit zeggen? (H7)
I Men zou dezelfde resultaten moeten krijgen bij het gebruiken van dezelfde samples.
II Men zou dezelfde resultaten moeten krijgen bij het gebruiken van verschillende samples.
I is waar, II is niet waar
II is waar, I is niet waar
I en II zijn allebei waar
I en II zijn allebei niet waar
3. Een … meet een brede spreiding van symptomen en gedragingen en een ….. meet een specifiek domein van spreiding van symptomen en gedragingen. (H11)
Single domain rating scale ; syndrome-specific rating scale
Syndrome-specific rating scale ; omnibus rating scale
Omnibus rating scale ; single domain rating scale
Single domain rating scale ; omnibus rating scale
4. Voor het kiezen van een methode om een werknemer te selecteren moet je eerst een volledig beeld hebben van de … die benodigd zijn om juist te presteren op de baan. (H12)
Kennis (knowledge)
Vaardigheden ( Skills)
Capaciteiten ( abilities)
Alle bovenstaande
5. Wat is de grootste theoretische aanname van elk neuropsychologisch testbatterij? (H13)
6. Als goed geconstrueerd en gestandaardiseerde tests biased zijn, wat valt er dan te zeggen over interviews en andere subjectieve evaluatie procedures? (H15)
7. Als een cliënt een beperking heeft die niet relevant is voor het meetconstruct, is het dan gepast om de betreffende standard assesment procedure toch te gebruiken? Geef uitleg (H16)
8. Leg uit wat de ‘content-rational approach to scale development’ is. (H10)
9. Waarvoor kunnen ‘assessment results’ worden gebruikt? (H18)
10. Geef een definitie van dissimulatie. (H10)
Wanneer een participant opzettelijk zichzelf anders laat zien op een test.
Wanneer een participant zichzelf per ongeluk anders laat zien op een test.
Wanneer een testafnemer de participant misleid in de briefing om de ware bedoeling van de test verborgen te houden
Antwoorden Oefententamen 3 deel II
A) Negatieve of positieve manier waarop een persoon onopzettelijk reageert
B) II is waar, I is niet waar
B) Syndrome-specific rating scale ; omnibus rating scale
D) alle bovenstaande
De aanname dat gedrag een organische basis heeft, dus prestaties op een gedragsmeting kunnen worden gebruikt om het functioneren van de hersenen vast te stellen.
Deze zijn in ieder geval net zo biased en waarschijnlijk zelfs meer.
Nee, dit tast de validiteit en accuraatheid van de test aan. De test moet namelijk reflecteren want de cliënt kan en een beperking kan dit in de weg staan.
Dit is de eerste benadering tot het ontwikkelen van objectieve persoonlijkheidsschalen, waarbij items worden ontwikkeld die ogenschijnlijk relevant zijn voor het meten van het construct, maar niet empirisch zijn getest (bijvoorbeeld, vragen over gevoelens van verdriet en hopeloosheid bij depressie).
Alleen voor datgene waar ze voor zijn gevalideerd.
A) Wanneer een participant opzettelijk zichzelf anders laat zien op een test.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1521 |
Add new contribution