Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Oefenpakket Bedrijfseconomie

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Oefententamen januari 2011 inclusief antwoorden met verwijzing naar de verplichte stof

Tom en Piet Klapper hebben in de strenge winter van 2009-2010 niet stilgezeten. Al vroeg in het seizoen stonden zij op de schaats. Daarnaast zijn zij al enkele jaren bezig een nieuwe soort klapschaats commercieel uit te baten. Tom en Piet Klapper hebben op 1 april 2010 te Sneek de BV Klappeschaats opgericht. Het maatschappelijk kapitaal bedraagt 1.000.000 aandelen met een nominale waarde van € 1. Op dat tijdstip hebben zij zelf ieder € 20.000 aan contanten (door een storting op de bankrekening van de BV) ingebracht. Tevens hebben zij een octrooi ingebracht van een nieuwe vinding voor de klapschaats.

 

Door een ingenieus veersysteem gecombineerd met een juiste schaatshouding kan een nog betere afzet op het ijs worden bewerkstelligd. De waarde van het octrooi is door een extern accountant en een specialist geschat op € 100.000. Voor de waarde van hun inbreng (het octrooi en de girale storting) krijgen zij aandelen. Het octrooi moet nog nader worden ontwikkeld. Tom en Piet hebben echter zelf geen financiële middelen om dit te financieren. Zij hebben een private equityfonds (participatiefonds) bereid gevonden in hun BV te investeren voor € 200.000. Het participatiefonds stelt wel belangrijke eisen ten aanzien van de besluitvorming en informatieverstrekking, de liquiditeit en de solvabiliteit en de hoogte van de dividenduitkeringen.

 

Zij willen starten voor het winterseizoen 2010-2011. De eerste maanden dient men de schaats verder te ontwikkelen. De daarop volgende maanden wordt de voorraad langzaam opgebouwd, om vanaf december te worden verkocht. Hierbij zijn zij afhankelijk van de strengheid van de winter en de mate waarin hun idee aanslaat bij de tussenhandel en het publiek. De tussenhandel zal vanaf medio het jaar 2010 door Tom en Piet worden bezocht. Op 1 april 2010 hebben zij een pand aangeschaft voor € 350.000, hypothecair gefinancierd met € 320.000; het restant hebben zij giraal voldaan. Dit pand dient als ruimte om de ontwikkelactiviteiten plaats te laten vinden. Het biedt ook mogelijkheden om de productie en de opslag te huisvesten. Het pand is op de openingsdatum dan ook aan de grote kant. Aan apparatuur hebben zij op rekening per 1 april 2010 voor € 50.000 gekocht. Kasgeld houdt de BV niet aan. De BV heeft alleen de beschikking over een bankrekening waarop de BV maximaal € 200.000 rood (negatief) mag staan.

 

  1. Stel de openingsbalans op per 1 april 2010; rubriceer de posten zoals voorgeschreven in BW 2 Titel 9 (8 punten).

Antwoord, zie paragraaf 3.2 en hoofdstuk 4 en de bijlagen:

Balans BV Klappeschaats per 1 – 4 - 2010

IMVA:

- octrooi

MVA:

- pand

- apparatuur

- bank 40 + 200 - 30

 

100.000

 

350.000

50.000

210.000

710.000

EV:

- aandelenkapitaal

VVlt:

- hypothecaire lening

VVkt:

- crediteuren

 

 

340.000

 

320.000

 

50.000

710.000

 

 

Tom en Piet zijn zich bewust van het feit dat de BV in de aanloopperiode weinig ontvangsten genereert en veel uitgaven met zich meebrengt. Zij hebben de volgende kostprijsberekening opgesteld, op basis van een verwachte productie en verkoop van 10.000 paar schaatsen (tegen een verkoopprijs van € 365) in het eerste boekjaar:

 

Materiaal

Loonkosten personeel

Afschrijvingen (pand en apparatuur)

 

150

100

5

255

 

 

Deze kostprijsberekening is gebaseerd op de geschatte materiaalkosten, de loonkosten als gevolg van het vaste aangestelde personeel vanaf mei 2010 en de afschrijvingen over het pand en de apparatuur.

 

 

2. Bereken op basis van deze gegevens het break even punt (6 punten).

 

Antwoord, zie hoofdstuk 5 (5.2, 5.3, 5.4, 5.5):

Constante kosten 10.000 * 105 = 1.050.000

Variabele kosten per paar 150

Verkoopprijs 365

Break even punt:

1.050.000/(365 – 150) = 4.884 paar

 

 

 

Zij overwegen om geen vast personeel in dienst te nemen, maar de productie geheel via uitzendkrachten te laten verlopen. Hierdoor stijgen de loonkosten naar € 130 per paar.

 

3. Bereken op basis van deze gegevens het break even punt (6 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 2.2 en hoofdstuk 5 (5.4, 5.5):

Constante kosten 10.000 * 5 = 50.000

Variabele kosten per paar 280

Verkoopprijs 365

Break even punt:

50.000/(365 – 280) = 589 paar

 

 

4. Noem een voordeel en een nadeel van vast personeel ten opzichte van uitzendkrachten in termen van winst afgezien van de hierboven berekende break even punten (6 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 2.2 en 5.3:

Het voordeel is dat bij een verwacht verkoopniveau de loonkosten (1.000.000) lager

Zullen zijn dan in geval van uitzendkrachten (10.000 * 130 = 1.300.000). Het nadeel is de grotere fluctuatie in de winst als de omzetverwachting niet wordt gerealiseerd.

 

 

Tom en Piet hebben gekozen voor vast personeel. Door de seizoenproductie loopt het eerste boekjaar van 1 april 2010 tot 31 maart 2011.

 

Gedurende het eerste boekjaar (van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2011) doen zich de volgende feiten voor:

  • Uitgekeerd directiesalaris aan Tom en Piet € 75.000 per persoon

  • Tom en Piet hebben twee directie auto’s aangeschaft voor in totaal € 80.000

  • Betaalde autokosten (benzine en verzekering) kosten van energie, internet en telefonie bedragen € 37.000, de verwachte kosten over het eerste boekjaar zijn € 40.000.

  • Tom en Piet hebben te kampen gehad met liquiditeitsproblemen; zij hebben het octrooi verkocht voor € 40.000 met het recht om het terug te huren. Zij dienen per verkocht paar schaatsen € 5 te betalen.

  • Inkoop materiaal (leer en metaal) € 1.700.000; hiervan is aan het eind van het boekjaar nog € 200.000 in voorraad

  • Geproduceerd zijn 10.000 paar schaatsen, verkocht zijn 5.000 paar schaatsen voor
    € 365 per paar. Hiervan hebben debiteuren 80% betaald. De hieruit voorvloeiende octrooirechten zijn betaald

  • Aan crediteuren is in totaal betaald € 700.000

  • Afschrijving op auto’s € 10.000, pand € 30.000 en apparatuur € 20.000. Op het octrooi is niet afgeschreven

  • Betaalde lonen werknemers € 1.000.000

  • De BV is niet in staat geweest de aflossing (€ 20.000) en rente (€ 21.000) te betalen over de hypothecaire lening; de interest (€ 15.000) over de rekening courantlening is bijgeschreven (toegevoegd aan de rekening courantschuld aan de bank). De onderneming staat aan het eind van het jaar debet € 297.000 bij de bank.

 

Voor de bepaling van de winst en de waardering van de schaatsen wordt gebruik gemaakt van de eerder bepaalde kostprijs (€ 255).

 

5. Stel de balans op aan het eind van het eerste boekjaar (31 maart 2011) (14 punten).

 

Antwoord, zie hoofdstuk 3 en bijlage:

Balans BV Klappeschaats per 31 - 03- 2011

IMVA:

- octrooi

MVA:

- pand

- apparatuur

- auto

VLA:

- debiteuren

- schaatsen

- materiaal

 

--

 

320.000

30.000

70.000

 

365.000

1.275.000

200.000

2.260.000

 

 

 

EV:

- aandelenkapitaal

- winst

VVlt:

- hypothecaire lening

VVkt:

- te betalen interest

- te betalen overige kosten

- crediteuren

- bank

 

340.000

229.000

 

320.000

 

21.000

3.000

1.050.000

297.000

2.260.000

 

 

6. Stel de winst- en verliesrekening op. Maak hierbij gebruik van de eerder bepaalde kostprijs (€ 255) (16 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 3.3, 3.4, 5.2 en 5.3:

Opbrengst (5.000 * 365)

Kostprijs verkopen (5.000 * 255)

Brutowinst (5.000 * 110)

 

Directiesalaris Piet en Tom

Overige kosten

Kosten octrooirecht

Boekverlies octrooi

Interest

Afschrijving auto’s

 

Winst

 

 

 

 

150.000

40.000

25.000

60.000

36.000

10.000

 

 

 

1.825.000

1.275.000

550.000

 

 

 

 

 

 

 

- 321.000

229.000

 

 

7. Geef de belangrijkste reden aan waarom BV Klappeschaats ondanks het behaalde positieve resultaat in liquiditeitsproblemen is gekomen (8 punten).

 

Antwoord, zie hoofdstuk 5 en paragraaf 7.3:

De belangrijkste reden is de toename van de vlottende activa en dan vooral de schaatsen. Zij hebben voor het drukken van de loonkosten per product een hoge voorraad gecreëerd die ook moet worden gefinancierd.

 

 

8. Hoeveel dividend mag (in juridisch opzicht) en kan (in economisch opzicht) BV Klappeschaats uitkeren (6 punten)?

 

Antwoord, zie paragraaf 6.3:

Klappeschaats BV mag uitkeren 229.000. Dit is niet gebonden eigen vermogen. BV Klappeschaats kan op dit moment niets uitkeren, de BV heeft geen liquide middelen tot zijn beschikking.

 

 

 

Tijdens het jaar is er voortdurend overleg geweest met de bank en de hypotheekverstrekker omdat BV Klappeschaats niet voldeed aan de overeengekomen voorwaarden. De solvabiliteit dient minimaal 30% te zijn en de liquiditeitsratio minimaal 2 anders wordt de hypothecaire lening opeisbaar en is het rekening courant krediet opzegbaar.

 

Voor het bepalen van de liquiditeit kan gebruik worden gemaakt van de current en de quick ratio.

 

9. Welk van deze liquiditeitsratio’s acht u voor deze onderneming het meest geschikt? Motiveer uw antwoord (6 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 7.2:

De quick ratio. BV Klappeschaats is een seizoensbedrijf; de schaatsen zullen naar verwachting niet op korte termijn kunnen worden verkocht.

 

10. Voldoet BV Klappeschaats op 31-03-2011 aan de eisen van de bank en de hypotheekverstrekker? Ondersteun uw antwoord met berekeningen (6 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 7.2:

De solvabiliteit bedraagt (340 + 229)/2.260 = 25,17%

De quick ratio bedraagt (365 + 200)/ (21 + 3 + 1.050 + 297) = 0,41

De current ratio is (365 + 1.275 + 200)/ (21 + 3 + 1.050 + 297) = 1,34

 

BV Klappeschaats voldoet niet aan de voorwaarden

 

 

De bank is met BV Klappeschaats in onderhandeling over herziening van de leningsvoorwaarden. Op dat moment blijkt uit boekenonderzoek dat BV Klappeschaats de verkopen kunstmatig heeft opgeschroefd. Voor 1.000 paar schaatsen is een voornemen tot koop door een afnemer al als een daadwerkelijke verkoop aangemerkt.

 

 

11. Tegen welk (accounting) principe druist dit in? Leg dit principe uit (6 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 4.4 en 8.3:

Tegen het realisatiebeginsel. Dit beginsel ziet toe op het moment waarop de opbrengst wordt verantwoord. In het algemeen is dit het moment waarop is gepresteerd en geleverd.

 

 

 

12. Beschrijf de gevolgen voor de balans indien dit principe op een juiste wijze wordt toegepast (6 punten).

 

Antwoord, zie hoofdstuk 3 en paragraaf 4.4 en 8.3:

De voorraad neemt met 1000 * 255 (255.000) toe, de debiteuren met 1000 * 365 (365.000) af. De winst (en het eigen vermogen) daalt met 1000 * 110 = 110.000

 

 

 

 

13. De bank heeft als gevolg hiervan het vertrouwen opgezegd; de onderneming wordt uiteindelijk failliet verklaard. Geef aan welke gevolgen dit kan hebben voor de balans. Geef tevens aan welk principe hierbij een rol speelt (6 punten).

 

Antwoord, zie paragraaf 1.2, 3.2 en 4.2 en hoofdstuk 8 (8.3):

De balans wordt dan niet meer opgesteld op basis van het going concern beginsel. De bezittingen worden dan gewaardeerd volgens liquidatiewaarde; veelal leidt dit tot een afwaardering van de bezittingen en daardoor een lager eigen vermogen.

 

 

Normering

1 - 8

2 -6

3 -6

4 -6

5 -14

6 -16

7 -8

8 -6

9 -6

10 - 6

11 -6

12 -6

13 -6

10-0

 

Oefententamen oktober 2010

Tom en Petra van Veen hebben beiden een drukke baan. Om aan de sleur van hun werk te ontsnappen hebben zij besloten om een internetwinkel te beginnen in fietsartikelen op 1 januari 2010. Tom is goed in ICT; hij is al maanden bezig een website op te bouwen waarin de artikelen en de prijzen zijn opgenomen. Hij heeft onderhandeld met verschillende leveranciers. Deze zijn alleen bereid te leveren indien hij een winkelschap heeft waarin (een deel van) de artikelen kunnen worden uitgestald. Tom heeft een vriend die een ijzerwinkel exploiteert; deze is bereid hem een gedeelte van de winkel te verhuren voor € 6.000 per jaar, maandelijks bij vooruitbetaling (€ 500) te voldoen op de eerste van elke maand. Hij kan deze ruimte tevens gebruiken als opslagplaats. Het liefst bestelt hij nadat hij een order heeft ontvangen zodat hij geen voorraad hoeft aan te houden. Sommige leveranciers leveren echter in vooraf bepaalde minimum aantallen. Vanuit de winkel vindt naast de ontvangst van de leverancier ook de verzending plaats naar de klant. Hiervoor is een contract afgesloten met TNT. Zij brengt per pakket – afhankelijk van het gewicht - een prijs in rekening. Klanten betalen via Ideal; dit bedrag wordt op de bankrekening van de onderneming gestort. De kosten hiervan bedragen ½% van de omzet. Kasgeld houdt de onderneming niet aan; alle uitgaven en ontvangsten lopen via de bank.

 

Op 1 januari storten Tom en Petra € 20.000 op de rekening van de Bank. Tevens brengen zij de computer ter waarde van € 5.000 in die geleidelijk wordt afgeschreven.

Het benodigde bedrag voor de verbouwing in de winkel (€ 15.000) hebben zij geheel geleend van de bank; af te lossen in 10 jaarlijkse termijnen, rente 5%. Eerste aflossing- en rentebetaling vinden plaats op 31 december 2010. Ook de verbouwing wordt geleidelijk afgeschreven. De huur van het winkelpand wordt bij oprichting vooruitbetaald uit het door Tom en Petra gestorte bedrag. Zij willen hun risico beperken en kiezen een BV als ondernemingsvorm. Het maatschappelijk kapitaal wordt bepaald op 100.000 aandelen van nominaal € 1.

 

1. Stel de beginbalans op (per 1 januari 2010). (12 punten)

 

Gedurende het eerste jaar doen zich naast de gevolgen van de hierboven genoemde gegevens alleen de volgende financiële feiten voor:

  • de telefoon- en internetkosten over 2010 bedragen € 2.200

  • omzet € 74.000, de daarover bepaalde incassokosten zijn geheel betaald

  • ingekocht voor € 40.000, hiervan is voor € 12.000 nog op voorraad; nog niet betaald is

€ 6.000

  • kosten van juridisch advies bij oprichting van de vennootschap € 2.000. Deze kosten worden niet geactiveerd.

  • verzendkosten € 3.500, deze zijn geheel betaald en begrepen in de omzet.

Aan het eind van het jaar is de volgende gedeeltelijke eindbalans (per 31 december 2010) opgesteld:

 

Computer

Verbouwing

 

4.000

12.500

 

Aandelenkapitaal

Nog te betalen telefoonkosten

 

25.000

 

200

 

 

 

2. Vul de bovenstaande balans aan met de naar uw mening ontbrekende posten. Maak in uw antwoord tevens gebruik van de winst- en verliesrekening bij vraag 3 en het kasstroomoverzicht in vraag 4. (10 punten)

 

3. Stel de winst- en verliesrekening op over 2010 (9 punten).

 

4. Stel het kasstroomoverzicht op over 2010 (waarin alleen de kasstromen na oprichting zijn opgenomen). (9 punten)

 

5. Volgens artikel 2: 365.1a BW mogen oprichtingskosten worden geactiveerd. Waarom komt deze post veelal niet op de balans voor? Maak in uw antwoord melding van de criteria waaronder activering mogelijk is. (8 punten)

 

In het artikel “Kabelstrijd” staat centraal de wijze waarop de kostprijs voor de toetreders moet worden bepaald.

 

6. Noem drie subjectieve elementen (of problemen) die een rol spelen bij de bepaling van de kostprijs. (6 punten)

 

7. Geef aan of in het artikel sprak is van opportunity costs. (8 punten)

 

Het volgende artikel over toetreding op de Kabel komt uit het Financieele Dagblad van 26 augustus 2009.

Kabelstrijd

Toezichthouder Opta heeft les geleerd

Het klaarstomen van een markt voor concurrentie is geen gemakkelijke klus, zo merkt telecomwaakhond Opta opnieuw. Voordat de liberalisering van de telefoniemarkt helemaal was uitgekristalliseerd bleek er tien jaar verstreken. Ook ditmaal dreigt het opbreken van een monopolie, dat van de kabelbedrijven Ziggo en UPC, een tijdrovende en slopende zaak te worden. De twee hebben al publiekelijk aangegeven zich op alle mogelijke manieren te zullen verzetten tegen liberalisering.

Gezien die opstelling pakt Opta beide bedrijven wel erg voorzichtig aan. Het is de toezichthouder die het recht heeft om de tarieven vast te stellen die de kabelaars aan nieuwe toetreders mogen vragen voor toegang tot hun netwerken. Het moet voor Opta een aanlokkelijke gedachte zijn om gewoon hard met de vuist op tafel te slaan, maar het laat Ziggo en UPC zelf, met een aangereikte formule, het groothandelstarief berekenen.

Dat de kabelaars nu met bijna beledigend hoge voorstellen komen is geen verrassing. De uitkomsten van een berekening zijn afhankelijk van de ingevoerde variabelen, niet van de methodiek. Potentiële nieuwe toetreders eisen echter ingrijpen van de politiek. Zij willen dat Opta de gebruikte methodiek alsnog omgooit. Niet meer terugrekenen van een retailtarief dat in de ogen van velen überhaupt al veel te hoog is. Maar rekenen vanaf een kostprijs waarmee de kabelaars de investeringen in hun netwerk kunnen terugverdienen. Dat is een aanpak waar het CDA wel voor voelt. Ook de VVD volgt de zaak met interesse.

Hoe verleidelijk die optie ook mag zijn, de jarenlange strijd met KPN heeft de Opta wijzer gemaakt. Het uiteindelijke tarief moet straks toch nog langs Brussel. Dat is een plaats waar de kabellobby zich meer dan thuis voelt. Ze vond er lange tijd een gewillig oor voor zijn belangen. Brussel heeft weliswaar geen vetorecht over de tariefstelling, maar kan Opta wel weer terug naar de tekentafel sturen. Beter is het dus om de partijen eerst een robbertje te laten vechten. Als de kabelaars dan alle kruit hebben verschoten, kan Opta alsnog daadkrachtig ingrijpen. Het is de enige manier om de kabellobby alle wind uit de zeilen te nemen.

LOAD-DATE: August 26, 2009

Copyright 2009 Het Financieele Dagblad B.V.

All Rights Reserved

 

 

In de Volkskrant van 20 augustus 2009 stond het artikel: “Golden Tours vraagt Faillissement aan”.

Reisbureau Golden Tours vraagt vrijdag faillissement aan, dat heeft Hein Debets, directeur van Garantiefonds Reisgelden (SGR) donderdag laten weten. De 1750 mensen die een reis geboekt hebben bij het reisbureau krijgen hun geld terug van SGR. Voor de 150 mensen die momenteel in Turkije zitten regelt het garantiefonds de terugreis. Debets dringt erop aan dat mensen geen vooruitbetalingen meer doen aan Golden Tours, “ook niet op uitdrukkelijk verzoek van de curator”.

 

In het artikel Golden Tours wordt verslag gedaan van een faillissementsaanvraag. Voor reizigers is dit gelukkig gedekt door de Stichting Garantiefonds Reisgelden.

 

8. Uit welke post op de balans van Golden Tours blijkt het centrale probleem waarvoor de Stichting Garantiefonds in het leven is geroepen? Onder welke rubriek op de balans wordt deze post opgenomen? (8 punten)

 

9. Op welke andere wijze kan worden bereikt dat de risico’s van de reizigers afnemen? (8 punten)

 

Het volgende artikel over Spyker is een combinatie van:

“Spyker leent geen nieuw geld” (het Financieele Dagblad van 27 maart 2010)

“Spyker, hoofdstuk 2: de tegenslag” (De Volkskrant van 29 augustus 2010).

 

De volgende vragen gaan over het artikel

 

10. Wat wordt bedoeld met “operationeel financieren”? (8 punten)

 

11. Wat wordt bedoeld met de opmerking dat een negatief eigen vermogen vooral een boekhoudkundige kwestie is (dat wil zeggen geen reële gevolgen heeft). (8 punten)

 

12. Noem drie verschillende typen oorzaken die verklaren dat bij een onderneming die winst heeft gemaakt, het kas- of banksaldo is gedaald. (6 punten)

 

 

Antwoordindicatie oktober 2010

1. Zie hoofdstuk 3 en bijlagen

Computer

Verbouwing

Vooruitbetaalde huur

Bank

 

5.000

15.000

500

19.500

 

Aandelenkapitaal

Lening

 

 

 

25.000

15.000

 

 

40.000

40.000

 

2. Zie hoofdstuk 3 en bijlagen

NB vet gedrukte posten moeten worden ingevuld

Computer

Verbouwing

 

Voorraad

Bank

 

 

4.000

12.500

 

12.000

47.380

 

Aandelenkapitaal

Winst

Lening

Crediteuren

Nog te betalen telefoonkosten

25.000

31.180

13.500

6.000

200

75.880

75.880

 

3.Zie paragraaf 3.3

Omzet (incl verzendkn)

Kostprijs

Telefoonkosten

Incassokosten

Advieskosten

Rentekosten

Huurkosten

Afschrijvingen

74.000

28.000

2.200

370

2.000

750

6.000

3.500

31.180

 

 

4. Zie hoofdstuk 6

Ontvangsten

Betaald leveranciers

Betaalde telefoonkn

Betaalde incassokn

Betaalde advieskosten

Betaalde rentekn

Betaalde huur

Aflossingen

 

74.000

34.000

2.000

370

2.000

750

5.500

1.500

27.880

 

5.Zie paragraaf 2.3

Oprichtingskosten worden veelal niet geactiveerd omdat er geen concrete verwachte kasstromen ontstaan als deze bron wordt opgeofferd (zie syllabus, 125).

 

6.Zie paragraaf 4.4 en hoofdstuk 5

Nemen we bepaalde kosten op in de kostprijs of niet (aan­loop- en ontwikkelingskosten, reclamekosten)?

Hoe bepalen we, indien uitgaven betrekking hebben op meerdere jaren, de wijze waarop deze uitgaven aan elk jaar worden toegerekend?

Over welk productieniveau worden de kosten uitge­smeerd?

Moeten de kosten worden opgenomen tegen historische kost­prijs of tegen actuele waarde?

Hoe verdelen we de indirecte kosten over de verschillende producten?

(zie syllabus, 137)

 

7. Zie paragraaf 5.7

Door vanuit de verkoopprijs te redeneren, worden de gemiste opbrengsten bij verkoop aan de uiteindelijke klant door Ziggo/UPC als kosten aangemerkt. Deze gemiste opbrengst wordt als opportunity costs aangemerkt.

 

8. Zie hoofdstuk 6 en 7

De post vooruit ontvangen bedragen. Deze post staat credit op de balans en representeert de kortlopende verplichting die het reisbureau heeft ten opzichte van de klanten. Maar reisbureaus kunnen dit aan andere zaken uitgeven, zodat de klant in zijn recht wordt aangetast.

 

 

9. Zie hoofdstuk 7

De eigenaar persoonlijk aansprakelijk stellen, door een hogere liquiditeit en solvabiliteit te eisen, of door geld op een geblokkeerde rekening te storten.

 

10. Zie paragraaf 8.5

Met operationeel financieren wordt bedoeld intern financieren door het genereren van een positieve operationele kasstroom. Spyker wil het benodigde geld niet extern financieren door de emissie van aandelenkapitaal of het aantrekken van leningen.

 

11Zie paragraaf 4.4 en 4.5

Daarmee wordt bedoeld dat er geen betalingsgevolgen aan verbonden zijn. Het eigen vermogen is slechts het verschil tussen bezit en schuld. Als de onderneming haar schulden kan betalen, kan de onderneming blijven voortbestaan, dit wordt niet beïnvloed door de constatering dat het eigen vermogen negatief is.

 

12. Zie hoofdstuk 4 en 6

Een investering, een onttrekking, een aflossing of een verschil tussen uitgaven/kosten en ontvangsten/opbrengsten

 

Normering

1 - 12 (6 posten * 2)

2 -10 (5 vette posten * 2)

3 -9 (1 vette post * 2, 7 niet vette posten * 1)

4 -9 (1 vette post * 2, 7 niet-vette posten * 1)

5 -8

6 -6

7 -8

8 -8

9 -8

10- 8

11 -8

12 -6

      100

 

 

Oefententamen januari 2009

 

Peter van Mill is al jaren als IT-specialist werkzaam bij een IT-onderneming. Hij heeft zijn kennis door cursussen langzaam uitgebreid. Door zijn ervaring in het bedrijf heeft hij een goed beeld gekregen van de computermarkt. Er lijkt een groot gebrek aan op maat gesneden totaaloplossingen. Hij wil klanten zowel apparatuur als de installatie en onderhoud ervan aanbieden. Op 1 januari 2008 heeft hij de BV “Computertotaalgemak” opgericht. Het maatschappelijk aandelenkapitaal bedraagt € 100.000 (100.000 aandelen van nominaal € 1). Op 1 januari stort hij € 50.000 (als aandelenkapitaal) op de bankrekening van de BV.

 

Alle betalingen en ontvangsten worden bancair afgewikkeld, kasgeld houdt de BV in beginsel niet aan. Verder heeft de BV op 1 januari een lening opgenomen bij haar bank van € 60.000 – af te lossen in 10 jaar, interest 6% - beide te betalen aan het eind van het jaar. De inkopen voor de winkelvoorraad van € 80.000 heeft de BV voor 60% kunnen financieren met leverancierskrediet, het restant is via de bank betaald. De inventaris is eveneens op 1 januari aangeschaft en (via de bank) afgerekend voor € 50.000 (gebruiksduur 10 jaar). De BV oefent het bedrijf uit vanuit een gehuurd winkelpand (steeds maandelijks medio van de maand te betalen € 1.500). Op 1 januari heeft de BV een medewerker aangetrokken (steeds eind van de maand te betalen € 3.000). Peter kent zichzelf een (marktconform) maandsalaris toe van € 5.000 (ook steeds te betalen aan het eind van de maand).

 

1. Stel de openingsbalans op per 1 januari 2008 van BV “Computertotaalgemak” nadat alle hierboven (relevante) feiten zijn uitgevoerd.

 

2. Op de balans ontbreekt de post voorzieningen. Waarom komt deze post in het algemeen niet voor op de openingsbalans?

 

3. Wanneer leidt de post voorzieningen tot een verandering van het banksaldo (uitgaaf)? Geef duidelijk aan wanneer uit deze post veranderingen in het banksaldo voortvloeien.

 

4. Wat is het verschil tussen voorzieningen en afschrijvingen in termen van het verschil tussen de uitgaven- en kostenmomenten?

 

Over het eerste jaar – 2008 – doen zich de volgende feiten voor:

In 2008 is voor € 200.000 op rekening ingekocht en in totaal voor € 210.000 aan crediteuren betaald

De eindvoorraad bedraagt € 60.000

De aflossing en rentebetaling hebben conform de leningsvoorwaarden plaatsgevonden.

De huren en de lonen zijn conform planning betaald.

De omzet over het afgelopen jaar bedraagt € 400.000; hiervan is door debiteuren betaald € 395.000

In januari is in overleg met de energieleverancier het maandelijks te betalen bedrag bepaald op € 500 per maand, te betalen medio van de maand. Peter schat aan het eind van het jaar dat hij € 1.000 te veel heeft betaald

Vooruitlopend op de jaarcijfers heeft Peter (naast zijn salaris) € 15.000 dividend aan zichzelf uitgekeerd

De winst over het afgelopen jaar bedraagt € 52.400

Het laatste dagafschrift van de bank vertoont een creditsaldo van € 68.400.

 

Aan het eind van het jaar stelt Peter zijn balans, winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht op over 2008.

 

5. Stel op basis van alle bovenstaande gegevens de eindbalans op.

 

Peter betaalt de huur steeds medio van de maand. Stel dat hij niet maandelijks de huur betaalt, maar aan het eind van het jaar de huur over het hele eerste jaar betaalt.

 

6. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de balans en de winst- en verliesrekening?

 

7. Welk principe schuilt er achter het probleem dat een deel van de omzet nog niet is ontvangen?

 

De bank heeft liquiditeits- en solvabiliteitsvoorwaarden gesteld aan de lening. Peter is van mening dat beide ratio’s aan de lage kant zijn. Hij zint op maatregelen om beide te verhogen.

 

8. Noem twee maatregelen die (in het algemeen, dus niet alleen gebaseerd op deze situatie) tegelijkertijd de liquiditeit en de solvabiliteit verhogen. Leg uit waarom deze maatregelen deze ratio’s verhogen.

Recentelijk staat in de Corporate Governance discussie het verstrekken van opties aan managers ter discussie.

 

9. Wat is in het algemeen het doel van het verstrekken van opties?

 

10. Waarom heeft het in dit geval geen zin om opties te verstrekken?

 

Antwoordindicatie Tentamen januari 2009

1. Stel de openingsbalans op per 1 januari 2008 van BV “Computertotaalgemak” nadat alle hierboven (relevante) feiten zijn uitgevoerd. (18 pnt).

Zie hoofdstuk 3 en bijlagen

Inventaris

Voorraad

Bank

 

 

50.000

80.000

28.000

158.000

Aandelenkapitaal

Lening

Crediteuren

50.000

60.000

48.000

158.000

 

 

 

2. Op de balans ontbreekt de post voorzieningen. Waarom komt deze post in het algemeen niet voor op de openingsbalans? (6 pnt)

Zie paragraaf 3.2 en 6.4

Voorzieningen zijn voorwaardelijk verplichtingen die voortvloeien uit operationele activiteiten. Bij de oprichting van de onderneming hebben er nog geen operationele handelingen plaatsgevonden.

 

 

3. Wanneer leidt de post voorzieningen tot een verandering van het banksaldo (uitgaaf)? Geef duidelijk aan wanneer uit deze post veranderingen in het banksaldo voortvloeien. (6 pnt)

Zie hoofdstuk 3 en paragraaf 6.4

Niet bij de vorming van een voorziening, maar bij de aanwending er van, dus als de verplichtingen acuut worden; bijvoorbeeld als iemand aanspraak doet op de gegeven garanties.

 

 

4. Wat is het verschil tussen voorzieningen en afschrijvingen in termen van het verschil tussen de uitgaven- en kostenmomenten? (8 pnt)

Zie paragraaf 4.3

Bij voorzieningen lopen kosten vooruit op uitgaven, bij afschrijvingen is dat precies omgekeerd.

 

 

 

Over het eerste jaar – 2008 – doen zich de volgende feiten voor:

  • In 2008 is voor € 200.000 op rekening ingekocht en in totaal voor € 210.000 aan crediteuren betaald

  • De eindvoorraad bedraagt € 60.000

  • De aflossing en rentebetaling hebben conform de leningsvoorwaarden plaatsgevonden.

  • De huren en de lonen zijn conform planning betaald.

  • De omzet over het afgelopen jaar bedraagt € 400.000; hiervan is door debiteuren betaald € 395.000

  • In januari is in overleg met de energieleverancier het maandelijks te betalen bedrag bepaald op € 500 per maand, te betalen medio van de maand. Peter schat aan het eind van het jaar dat hij € 1.000 te veel heeft betaald

  • Vooruitlopend op de jaarcijfers heeft Peter (naast zijn salaris) € 15.000 dividend aan zichzelf uitgekeerd

  • De winst over het afgelopen jaar bedraagt € 52.400

  • Het laatste dagafschrift van de bank vertoont een creditsaldo van € 68.400.

 

Aan het eind van het jaar stelt Peter zijn balans, winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht op over 2008.

 

5. Stel op basis van alle bovenstaande gegevens de eindbalans op. (27 pnt)

Zie hoofdstuk 3, 4, 5 en 6

Inventaris

Voorraad

Debiteuren

Vooruitbetaalde energie

Bank

 

 

45.000

60.000

5.000

1.000

68.400

179.400

Aandelenkapitaal

Winstreserve

Lening

Crediteuren

50.000

37.400

54.000

38.000

 

179.400

 

 

Peter betaalt de huur steeds medio van de maand. Stel dat hij niet maandelijks de huur betaalt, maar aan het eind van het jaar de huur over het hele eerste jaar betaalt.

 

6. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de balans en de winst- en verliesrekening? (8 pnt)

Zie paragraaf 3.2

Geen, het moment van betaling in het jaar waarover de winst wordt bepaald doet niet ter zake.

 

 

7. Welk principe schuilt er achter het probleem dat een deel van de omzet nog niet is ontvangen? (5 pnt)

Zie paragraaf 4.4 en 9.1

Het realisatieprincipe.

 

 

De bank heeft liquiditeits- en solvabiliteitsvoorwaarden gesteld aan de lening. Peter is van mening dat beide ratio’s aan de lage kant zijn. Hij zint op maatregelen om beide te verhogen.

 

8. Noem twee maatregelen die (in het algemeen, dus niet alleen gebaseerd op deze situatie) tegelijkertijd de liquiditeit en de solvabiliteit verhogen. Leg uit waarom deze maatregelen deze ratio’s verhogen (8 pnt)

Zie hoofdstuk 6 en paragraaf 7.2

Uitgifte van aandelenkapitaal (VLA omhoog en EV omhoog), dus liquiditeit (want alleen VLA stijgt, en solvabiliteit stijgt (want alleen EV omhoog)

Het verkopen van vaste activa met winst (VA daalt, VLA stijgt, EV stijgt)

Het herwaarderen van vlottende activa (voorraden) (VLA stijgt en EV stijgt).

 

 

Recentelijk staat in de Corporate Governance discussie het verstrekken van opties aan managers ter discussie.

 

9. Wat is in het algemeen het doel van het verstrekken van opties? (6 pnt)

Het doel van het verstrekken van opties is het verminderen van het conflict tussen aandeelhouders en managers. Managers streven in dit geval meer het belang van aandeelhouders na (waardemaximalisatie).

 

10. Waarom heeft het in dit geval geen zin om opties te verstrekken? (8 pnt)

Omdat Peter zowel de manager als de eigenaar is. Een belangenconflict bestaat in dit geval niet.

 

Controleberekeningen winstsaldo en banksaldo:

 

Winst- en verliesrekening

Kostprijs omzet

Rentekosten

Afschrijvingen

Lonen

Huren

Energiekosten

winst

220.000

3.600 5.000

96.000

18.000

5.000

52.400

Omzet

 

400.000

 

 

 

Kostprijs is: BV + INK – EV = 80.000 + 200.000 – 60.000 = 220.000

Winstreserve = winst – onttrekking = 52.400 – 15.000 = 37.400

 

Kasstroomoverzicht

Betaald aan leveranciers

Betaalde rente

Aflossing

Betaalde lonen

Betaalde huren

Betaalde energie

Onttrekking

Bankmutatie

210.000

3.600

6.000

96.000

18.000

6.000

15.000

40.400

Ontvangen van afnemers

 

395.000

 

 

 

Eindstand Bank: 28.000 + 40.400 = 68.400.

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
785