Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen deel B t/m week 7

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 1

De functies van het bestuursprocesrecht. Het procesrecht is er om het materiele recht tot gelding te laten komen. De materiele normen krijgen hun werking door middel van het procesrecht. Besluiten van bestuursorganen komen tot hun recht. Publiekrechtelijke regelingen dienen het algemeen belang en dus ook besluiten dienen dat belang, de besluiten moeten dus ook wel deugen. Rechters moeten toetsen of besluiten wel kloppen.

Van het recours objectief, naar subjectief: nu ligt de focus op geschilbeslechting, hoe zitten burgers in het conflict? Focus op wat iemand van je vraagt. Een geschil is een gejuridiceerd conflict.

In de awb zie je dit terug in de belanghebbende eis, we willen rechtsbescherming bieden. Beginsel van relativiteit: wie heeft de rechter voor zich, welke rechten gelden voor hem?

De Nieuwe Zaaksbehandeling focust op het conflict, focust op belangen.

Bij het handhaven van het objectieve recht is de rechter een soort veldwachter, toezichthouder. Maar dat kunnen ze niet goed, partijen bepalen wat voor zaak er voor komt.

De nadruk ligt tegenwoordig op finale geschilbeslechting. Het bestuursorgaan neemt het besluit, daartegen ga je in bezwaar, beroep en maximaal kan het besluit vernietigd worden. Zie ook art 8:41 awb.

Bestuursorgaan bestuurt, die stelt de rechtsbetrekking vast. De rechter toetst dat. De rechter moet tijdig en finaal beslechten. De bestuursrechter gaat slechts over besluiten.

Raad van state is een bij de wet aangewezen bestuursrechter. Rvs is geen onderdeel van de rechterlijke macht. Zie art 112 grondwet.

Het bestuur moet besturen, besluiten nemen etc. beleidsregels, beschikkingen enz. voor beroep vatbare besluiten kom je bij de bestuursrechter. Voor niet vatbare voor beroep kom je bij de burgerlijke rechter uit. Soms wel voor beroep vatbaar besluit maar als je geen belanghebbende bent moet je naar de burgerlijke rechter.

Bij feitelijk handelen moet de burgerlijke rechter rechtsbescherming bieden. Ook indien de overheid het privaatrecht gebruikt (leasen bijvoorbeeld). Bij een geschil is dan de burgerlijke rechter bevoegd.

Bip (besluit in primo) bezwaar bob (beslissing op bezwaar) beroep. Standaard model.

Bezwaar is rechtsbescherming maar ook een kans tot heroverweging.

Bob is het definitieve besluit van het bestuursorgaan. Een belanghebbende die het daarmee niet eens is moet dan in beroep bij de bestuursrechter. Die doet dan een uitspraak en je kan daarna nog in hoger beroep.

Voor complexe besluiten gebruiken we het UOV model. Na een aanvraag worden er onderzoeken gedaan etc (denk aan Maasvlakte, Betuweroute), er komt dan eerst een ontwerp besluit. Via een zienswijze kun je dan soort van in bezwaar. Daarna pas volgt het besluit, dat besluit heeft rechtskracht. In andere model heeft bip al rechtskracht. Er is hier maar een rechtgang, een keer in beroep. Deze besluiten moeten gewoon doorgaan, er moet rechtszekerheid zijn omtrent zulke grote besluiten.

De bestuursrechter toetst de besluiten van het bestuursorgaan aan het recht. Probeert een finaal oordeel te geven en zo tijdig mogelijk.

Recours subjectief. Wat je wil is dat de bestuursrechter het besluit vernietigt. Je vraagt iets negatiefs dus. Dit is het vernietigingsberoep. Voor de rechtsbescherming willen we nu ook dat de rechter finaal beslecht. Hij toetst op rechtmatigheid, binnen het geding, hij toetst ex tunc. Het is dus geen actueel recht. Subjectivering, niet het objectieve recht maar subjectieve toestand. Recht moet tijdig beslissen. Bestuursrechter moet finaal beslechten. Bij burgerlijk rechter kun je nog een verklaring voor recht vragen of een gebod of verbod.

De rechtbanken behandelen milieurecht, subsidierecht enzovoort. Sommige rechtbanken hebben een specifieke taak, voor het vreemdelingenrecht bijvoorbeeld, uitsluitend de rechtbank Den Haag, economische zaken uitsluitend rechtbank Rotterdam.

Om te weten naar welke rechtbank je moet kijk je in art 8:7 awb. Lid 1 gaat over besluiten van lagere bestuursorganen. Dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend voor welke rechtbank je moet zijn. Bij besluiten van de rijksoverheid (minister bijvoorbeeld) kijk je naar de woonplaats van de burger.

Alle bestuursrechters passeren de revue..

Bij Mulder zaken kun je in adminstratief beroep.

Hoofdregel is art 8:1 awb, belanghebbende kan tegen besluit beroep instellen tegen bestuursrechter. Art 8:6 geeft dan aan welke bestuursrechter: rechtbank tenzij andere bestuursrechter bevoegd is (bepaald in bijzondere wet of in de bevoegdheidsregeling). Bijzondere rechters gaan voor algemene rechters.

Toegang tot de bestuursrechter, wat kun je aan hem voorleggen? Besluiten in de zin van awb. Zie art 8:1 awb besluit. Er zijn uitzonderingen: gelijkstellingen en verruimingen maar ook uitzonderingen. Wordt er niet tijdig beslist dan wordt dat ‘niet beslissen’ gelijkgesteld met een besluit en dus kan je daar tegen in beroep.

Vier uitbreidingen van besluit: zie art 6:2 awb. Gelijkstellingen met besluit: schriftelijke weigering (‘we gaan niet in op uw aanvraag’) en het niet tijdig beslissen (dit gebeurt heel veel). Tweede uitbreiding: negatieve beslissing (‘u krijgt geen subsidie’) hier verandert niet iets in het recht dus eigenlijk is het geen besluit maar ook deze afwijzing wordt gelijkgesteld een afwijzing van de aanvraag, zie art 1:3 lid 2. Art 8:2 awb: gelijkstelling met besluit van een handeling tegen een ambtenaar.

Uitgezonderd van besluit: art 6:3 awb, beslissingen inzake procedures ter voorbereiding van besluit.

Art 8:3 awb: avv en beleidsregels kan je niet tegen beroep. Wat je wel zou kunnen doen: tegen een beschikking in beroep gaan en dan stellen dat de beleidsregel niet deugt.

Art 8:4 awb, bijvoorbeeld apk keuring, is uitgesloten van beroep.

Art 8:5 awb, art 1 BR. Besluiten die daar in staan zijn uitgezonderd van beroep.

Wie mag naar de bestuursrechter? De belanghebbende, zie art 8:1 awb belanghebbende. Je moet voordat je in beroep gaat in bezwaar bij het bestuursorgaan, zie art 7:1 awb. De voorprocedure kan ook zijn administratief beroep.

Je moet tijdig griffierecht betalen, in je beroepsschrift moet je je bezwaargronden noemen. Je beroep moet ook tijdig worden ingediend.

Tijdig in beroep: in bestuursrecht hebben we een termijn van 6 weken.

Hoofdstuk 6, 7, 8 awb vormen samen het procesrecht.

Art 6:5 awb, waaraan moet een beroepschrift voldoen? Als aan een van die onderdelen niet is gehouden dan kan het beroep niet ontvankelijk worden verklaard. Zie art 6:6 awb: advocaten dienen vaak een pro forma beroep in, daar ontbreken dan de gronden bij het beroepschrift. Het bestuursorgaan of de rechter dient dan nog een termijn te geven om dat ontbreken aan te vullen, zie art 6:6 sub b.

Tijdigheid. We kennen in het bouwrecht de fictieve vergunning. Wordt er niet tijdig beslist dan betekent dat dat je een fictieve positieve beschikking hebt. Afgeleid van het Spaanse recht: lex silencio positivo: dat is een materiele oplossing voor tijdigheid, zie hoofdstuk 4 awb. Bij niet tijdig beslissen kun je rechtstreeks in beroep, je moet het bestuursorgaan dan wel in gebreke stellen alvorens je in beroep gaat. Na de ingebreke stelling moet je nog 2 weken wachten. Na die twee weken gaat er ook een dwangsom verbeuren voor het bestuursorgaan. (zie de wet dwangsom en de WOB). Dit laatste is de procedurele oplossing voor (niet) tijdig beslissen. Zie de art 6:2, 6:12 en 6:20 awb.

Termijn voor het bestuur: tijdig beslissen op aanvraag: zie hoofdstuk 4, art 4:13 awb. Je moet altijd eerst kijken in de bijzondere wet. In de awb staat een termijn van 8 weken. Tijdig beslissen op bezwaar. De termijn voor het bestuur gaat lopen zodra de termijn van bezwaar indienen verstrijkt.

Termijn voor de burger: je hebt 6 weken voor je bezwaarschrift. Die termijn begint de dag na dat het besluit is bekendgemaakt, zie 6:8 lid 1 awb. Zie art 6:9 awb, wanneer je bezwaar op tijd is. te vroeg met je bezwaar is in de praktijk niet zo’n probleem zie 6:10 awb.

 

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 1

We kijken naar welke rechter je moet voor beroep en niet eerst naar of bezwaar mogelijk is omdat je in beroep moet kunnen bij de bestuursrechter om überhaupt in bezwaar te kunnen.

Bepalingen 8:1 – 8:5 awb

Art 8:1 tegen een besluit kun je in beroep

Art 8:3/8:4 geen beroep

Art 8:5 lid 1: geen beroep, art 1 bevoegdheidsregeling (BR) (achter de awb)

Art 8:5 lid 2: Administratief beroep: in beroep bij ander, hoger bestuursorgaan (b&w> Raad)

Je moet deze artikelen langsgaan alvorens je besluit voor beroep mogelijk te achten: als het besluit niet uitgezonderd staat in art 8:3/8:4 + niet genoemd in de BR dan is wel beroep mogelijk.

Art 8:6 beroep instellen bij de rechtbank tenzij genoemd in hoofdstuk 2 BR. Niet in hoofdstuk 2? Dan naar de rechtbank (sector bestuursrecht).

Art 8:7 : Als de rechtbank bevoegd is, dan welke rechtbank?

Art 8:7 lid 3: in sommige gevallen moet je naar een specifieke rechtbank genoemd in hoofdstuk 3 BR.

Art 8:7 lid 1 & 2 Wie heeft het besluit genomen? Lid 1: b&w (bijvoorbeeld) in Amsterdam, dan naar rechtbank Amsterdam. Lid 2: ander bestuursorgaan (bo), bijvoorbeeld van de minister dan in je eigen woonplaats naar de rechtbank.

Opdracht 2:

  1. De bepaling staat niet uitgezonderd in art 8:3/8:4, dus beroep mogelijk, ook niet in art 8:5: de bepaling staat niet genoemd in art 1 BR, art 8:6 in beginsel naar rechtbank sector bestuursrecht, kijk in BR volgens art 8:7 awb: staat daar niet in dus gewoon bij rechtbank Amsterdam ogv art 8:7 lid 1 awb.
  2. Beroep is uitgezonderd via art 8:5 lid 1, art 52 wet werk en bijstand staat in de bijlage.
  3. Hij moet naar de rechtbank Rotterdam, zie art 7 BR.  De bepaling staat niet uitgezonderd in art 1 BR, dus beroep is mogelijk. De bepaling staat ook niet in hoofdstuk 2, dus de rechtbank is bevoegd. Dan naar hoofdstuk 3 BR via art 8:7 lid 3.
  4. Beroep is mogelijk bij de Raad van state, een specifieke rechter dus, staat in hoofdstuk 2 BR via art 8:6 awb.
  5. Gewoon naar rechtbank Gelderland, art 8:7 lid 1, beroep is niet uitgezonderd, ook niet in hoofdstuk 2 bij een speciale rechter. (Let ook op art 8:3 sub c, goedkeuring van een besluit, maar dat is hier niet aan de orde!)
  6. Beroep bij de Raad van state via hoofdstuk 2 BR. Zie ook art 8:4 lid 1 sub d awb. Vernietigen slaat op een besluit van een bo dat door een ander bo wordt vernietigd. Zie art 281a gemeentewet.
  7. Kan naar de rechtbank, art 8:7 lid 3 is hier niet aan de orde, gewoon art 8:7 lid 1 dus naar de zetel van de gemeente.

Staat er apv, dan is altijd de rechtbank van de zetel van het bestuursorgaan bevoegd. Art 8:6 lid 1 ‘wettelijk voorschrift’ klopt niet, moet eigenlijk wet in formele zin zijn.

Ben je te laat met je bezwaarschrift dan wordt het niet ontvankelijk verklaard. Dat is een regel van openbare orde. Als je dan toch in beroep gaat dan kan bo/ rechtbank niet zeggen dat ze het te laat zijn niet zo erg vonden en toch behandelen, te laat is te laat, regel van openbare orde!

Je begint bij: (waar je begint met bezwaar procedure, tot wanneer je mag indienen)

Bezwaar en beroep: hoofdstuk 6, 7, 8 awb. Termijnen staat in hoofdstuk 6.

Opdracht 3a:

Aantekening:

  • Art 6:7 awb, termijn = 6 weken
  • Art 6:8 de termijn vangt aan de dag ná de voorgeschreven bekendmaking.

Voorgeschreven ziet op hoe een besluit bekend gemaakt moet worden + is niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt, dan gaat de termijn niet lopen!

Het gaat in de casus van opdracht 3 om een beschikking (dit hoef je in het tentamen niet te beargumenteren) dus bekendmaking is afhankelijk van:

  • Art 3:41 lid 1. Middels toezending of uitreiking > verzendtheorie.
  • Dus aanvang termijn op … ic 4 juni. (=zaterdag)
  • Wanneer einde termijn? Vrijdag 15 juli om 00:00

Trucje: begint de termijn op zaterdag, dan eindigt de termijn op vrijdag om 12 uur ‘s nachts, altijd één dag terug. Ic dus vrijdag 15 juli om 12 uur ‘s nachts.

  • Tijdig ontvangen/indienen: art 6:9. Lid 1: tijdig als het voor het eind van de termijn is ontvangen.

Mocht de termijn op za/zo/feestdag eindigen dan geldt art 1 algemene termijnen wet. Dan is de termijn de volgende maandag.

Ic art 6:9: het bezwaar is niet voor het einde van de termijn ontvangen, dus was niet tijdig.

Lid 2 art 6:9: is niet van toepassing, DHL is geen wettelijk voorgeschreven post, gewone post is post NL. Art 6:9 lid 2 ziet op reguliere post. Als nee: dan te laat. Als ja: dan 1 week?

  • Art 6:9 lid 2: ter post bezorgen: is in de brievenbus doen. Dus bezwaarschrift in de brievenbus doen, dat is dan nog op tijd. Moet dan wel voor 6 uur.

Als deze casus wel per post was dan was het wel op tijd geweest.

  • Uitzondering: art 6:11 : geldt bijna nooit zo! Zelf kies je voor DHL, of voor een verhuizing.

Dus inderdaad niet ontvankelijk.

Opdracht 3b:

Bip = vergunning afgewezen

  • Bezwaar

Bob = bezwaar niet ontvankelijk

Geen beroep

Schema 2:

Verzoek tot handhaving:

Bip = ja we gaan handhaven, last onder bestuursdwang bijvoorbeeld.

Bezwaar instellen.

Kan hij inderdaad de bouwvergunning nog aanvechten? Hij maakt bezwaar op iets waar al op is besloten, hij is niet in beroep gegaan dus heeft het besluit formele rechtskracht gekregen. De advocaat heeft niet gelijk.

Het heeft hier niet te maken met nova.

Dit vak: geen nova en geen beginselplicht

 

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 2

Vorige week hebben we de elementen van het bestuurproces behandeld. Deze week behandelen we de voorprocedures.

We gebruiken de standaardprocedure: het bip model, dat je eerst in bezwaar moet alvorens je in beroep kan bij de bestuursrechter. Het andere model is het uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) model.

Wanneer gebruiken we het standaard model niet? Wat zijn de uitzonderingen?

Het procesrecht is te vinden in hoofdstuk 6, 7 en 8 awb. Hoofdstuk 6: algemene bepalingen omtrent gronden, oa. pro forma beroep. Hoofdstuk 7 kent specifieke bepalingen omtrent horen, commissies etc.

De hoofdregel is dat je een voorprocedure moet volgen, vaak is dat bezwaar.

Uitzonderingen:

  • Soms moet je in administratief beroep, stel je in bij een hoger bestuursorgaan (bo)

  • Soms kan je de uof volgen, zie afdeling 3:4

  • Soms kan je goedkeuring krijgen, van een ander bo.

Soms is er helemaal geen voorprocedure, dan kan je rechtstreeks in beroep. Dit vind je bijvoorbeeld in art 7:1 lid 1 a-g awb. Soms kunnen partijen het rechtstreekse beroep bepalen, zie art 7:1a.

Ken de koppeling tussen artikel 8:1 en 7:1 awb!

Hoofdregel: je kan naar de bestuursrechter, tweede regel: maar je moet eerst bezwaar maken, tenzij (art 7:1 a-g).

Er is altijd maar één verplichte voorprocedure. Het is óf bezwaar óf administratief beroep. Als je eenmaal bezwaar hebt gemaakt en je krijgt daarop een bob, dan mag je in beroep. Zie art 7:1 onder a. Je hoeft niet opnieuw bezwaar te maken als het besluit een bob is. Dat zou anders oneindig doorgaan.

Wat is bezwaar precies? Zie hoofdstuk 1. Art 1:5 lid 1 awb. Let op: je maakt bezwaar en je stelt beroep in. Bezwaar is: je vraagt om herziening bij een bo, je klaagt dus over een besluit dat door het bo is genomen. Dit lijkt dubbel, dat je gaat klagen bij de instantie die jouw aanvraag heeft afgewezen in eerste instantie. Maar dit is juist de kern van bezwaar, je gaat bij het bo nog even aankaarten dat zijn besluit niet deugt. Je gaat terug naar het bo dat het besluit heeft genomen waar je het niet mee eens bent. Zie art 1:5 lid 1. Hoe doe je dat? Art 6:4 lid 1: door het indienen van een bezwaarschrift. Er wordt gekeken of je bezwaar ontvankelijk is, tijdig is etc. Daarna krijg je een bob van het bo van het primaire besluit. Soms is dat de burgemeester zelf, maar in grote gemeentes gebeurt het door ambtenaren. Die nemen in mandaat de bob. Delegatie is daarbij niet mogelijk! De bevoegdheid om te beslissen moet je niet uit handen geven, het bo moet zelf heroverwegen. Mandaat is mogelijk mits het hoger in de ketel ligt. Hogere ambtenaren, bjivoorbeeld het hoofd afdeling juridische zaken, mogen dus een dergelijk mandaat krijgen.

Alternatieven

Administratief beroep, komt steeds minder voor. Kern: je klaagt bij een hoger bestuursorgaan over het besluit. Dat kan in dezelfde laag liggen: bijvoorbeeld bij de gemeente: b&w > gedeputeerde staten. Voorbeeld over administratief beroep: vastlegging studieresultaat door docent, dan ga je in beroep bij een ander bo. Voorbeeld over jacht vergunning (dan ga je van de korpschef naar deminister). Derde voorbeeld: verkeersboete, als je het niet eens bent met de beslissing op administratief beroep dan kan je nog in beroep bij de bestuursrechter. Administratief beroep vind je in art 8:1 en dan art 8:5 lid 2. Geen beroep kan worden ingesteld als er administratief beroep moet worden ingesteld. Administratief beroep geldt alleen als de wetgever dat bepaald heeft. Dit staat in de bijzondere wet, bijvoorbeeld in de wet op het hoger onderwijs.

Administratief beroep is verder geregeld in afdeling 7.3. Art 7:16: betreft hoor en wederhoor van de belanghebbende maar ook voor het bo, art 7:24 geeft de termijnstelling van 16 weken, art 7:25: het moet inhoudelijk worden afgerond, het hogere orgaan mag het geschil niet terugsturen. Er wordt getoetst op rechtmatigheid, doelmatigheid, of het tijdig en ontvankelijk is en wordt er terecht geklaagd? Dan vernietigt het orgaan het bestreden besluit en neemt het zo nodig een nieuw besluit. Was het een aanvraag dan moeten ze opnieuw beslissen want door de vernietiging ligt de aanvraag weer open. Tenzij het een ambtshalve genomen besluit is, dan hoeft er geen nieuw besluit genomen te worden (bijvoorbeeld bij een boete).

De uov staat in afdeling 3.4. Art 6:13 en 8:1 horen hier ook bij. Voor uov moet je wel mee hebben gedaan aan de voorprocedure. Het betreffen normen gericht aan het bo. Art 3:10, wanneer uov? Tracewet etc. Een uov is een grote bezwaarprocedure, daarna kan je naar de bestuursrechter. Art 3:18: het moet binnen 6 maanden zijn afgerond.

Goedkeuring: deze situatie is afgeschaft. Tegenwoordig kan je meteen naar de bestuursrechter.

Als het niet een van deze alternatieven is dan moet je in ‘normaal’ bezwaar.

Art 7:1 lid 1: uitzonderingen op het beginsel dat je bezwaar moet maken. Als je een van de varianten a-d hebt gevolgd hoef je niet eerst bezwaar te maken. Sub f: bij niet of niet tijdig reageren door het bo, dan kun je rechtstreeks naar de bestuursrechter. Dit is uitgewerkt in de wet dwangsom. Als het gaat om een dergelijke situatie kan je rechtstreeks naar de bestuursrechter. Sub g betreft bijlage 1 van de bevoegdheidsregeling, over rechtstreeks beroep. Bijvoorbeeld bij de wet tijdelijk huisverbod. Dat is zo zwaar dat bezwaar niet redelijk is.

Art 7:1 a awb geeft een variant op een rechtstreeks beroep, bepaald door partijen. Het bo bepaalt of een zaak ervoor geschikt is. Als het bo het accepteert dat je rechtstreeks in beroep kan dan hoef je niet eerst in bezwaar.

Waarom is de bezwaarprocedure opgenomen in de wet? De ene functie is rechtsbescherming, is wel het juiste besluit genomen? Het gaat ook om doelmatigheid, is dit wel het beste besluit? Daar moet je met het bestuur over discussiëren. De burger krijgt een kans om nog een en ander aan te tonen. Het bo krijgt bovendien een kans het besluit te repareren. Het bo neemt zoveel besluiten dat ze ook fouten maken soms. Ze kunnen op deze manier hun fouten herstellen. Voor gemeenten is bezwaar bovendien een controle op het mandaat dat ze gegeven hebben. Er gaat wel eens wat fout bij de ambtenaren. Door middel van bezwaren kunnen ze dan ingrijpen. Bezwaar heeft daarnaast een zeefwerking. Dat niet bij elk wissewasje iemand in bezwaar kan. Een derde belanghebbende kan ook in bezwaar, hij kan zijn stem laten horen.

Uit je bezwaarschrift moet blijken dat je het niet eens bent met het besluit. Zie oa. art 6:5 awb. Pro forma: art 6:6, als de gronden in je bezwaarschrift ontbreken moet je een termijn krijgen om dat verzuim te herstellen (zie hierover het hoorcollege van week 1).

Eerste regel omtrent bezwaar: er moet worden gehoord. De belanghebbenden moeten worden gehoord. Niet alleen de bezwaarmaker maar ook andere derde belanghebbenden. De hoorplicht is om informatie te vergaren. Of het bo en de bezwaarmaker het over dezelfde dingen hebben. In beginsel is het horen openbaar, zie art 7:5. Om niet openbaar te horen zijn dringende redenen nodig. Transparantie is vereist. Belanghebbenden worden tegelijkertijd gehoord. Een bijzondere situatie is art 7:9, als er een novum is na de hoorzitting, daar wordt de bezwaarmaker over ingelicht. Daar hoeft hij echter niet verplicht over te worden gehoord. Als een besluit uiteindelijk is vernietigd door de bestuursrechter dan hoeft er niet altijd nog een hoorzitting te worden gehouden, zie art 7:2.

Uitzonderingen: art 7:3 van horen KAN worden afgezien als het bezwaar kennelijk niet ontvankelijk is. Of kennelijk ongegrond: dit moet restrictief worden uitgelegd.

Er is nu een antwoordkaart methode, als belanghebbenden willen worden gehoord moeten ze de kaart invullen.

Horen mag ook door het desbetreffende bestuursorgaan en ook door ambtenaren, die vormen dan een interne commissie. Een zwaardere vorm is de externe commissie, art 7:13. Maar dat is een juridisering van het conflict, daar kijken ze alleen naar de rechtmatigheid en niet naar doelmatigheid. Terwijl bezwaar maken juist ook ziet op doelmatigheid. Na het horen wordt er een advies opgesteld. De termijn hangt af van interne of externe commissie, zie art 7:10: 6 of 12 weken.

De beslistermijn voor de bob begint te lopen vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van bezwaar verloopt.

Art 7:10 geeft een aantal opties om de beslis termijn te verlengen:

  • De termijn kan worden opgeschort: 7:10 lid 2, als de bezwaarmaker zich niet aan de regels houdt.

  • De termijn kan worden verdaagd: het bo heeft dan meer tijd nodig. 7:10 lid 3.

  • Verder uitstel: alleen als partijen het daarover eens zijn.

Van een van deze opties moet altijd schriftelijk mededeling worden gedaan, door het bo.

De inhoud van de heroverweging. Het bo moet op het bezwaarschrift beslissen. Het houdt een volledige heroverweging in op rechtmatigheid en doelmatigheid. De rechter toetst alleen op rechtmatigheid. Dit staat in art 7:11: heroverweging. Betekent dit dat het bo alleen naar de inhoud van het bezwaarschrift moet kijken of echt volledig moet heroverwegen en dus meer dan alleen het bezwaarschrift erbij mag betrekken? Er bestaan daar verschillende meningen over. Het bo kan beter dan de rechter motiveren, feiten herstellen en een deskundig oordeel erover vellen.

Art 7:11 lid 2: als het bo het besluit herroept dan neemt het bo het hele besluit weg.

Spelregels. Het bo toetst het besluit in primo ex nunc. Het bestuur beslist naar nu, feiten en omstandigheden zoals ze nu zijn. Het is een integrale heroverweging, actueel besluit nemen. Uitzonderingen op ex nunc toetsing: als er peildata zijn, als iemand in een bepaalde periode slechts recht had op een subsidie oid of bij een boete.

Coffeeshops worden in Nederland gedoogd. Er moet dan wel worden voldaan aan bepaalde regels. Hierbij is het noodzakelijk dat er een ex nunc toetsing plaatsvindt omdat de regels regelmatig veranderen.

Reformatio in peius: je mag in een bezwaarprocedure niet slechts om het feit dat je bezwaar maakt slechter uit de procedure komen.

Het bo kan zijn weigeringsgrond wijzigen of een nieuw besluit nemen. Dit moet de rechter wel toetsen.

.

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 2

Extra Aantekeningen week 1:

Wat we al besproken hebben: welke rechter bevoegd is (hoofdstuk 8) en de ontvankelijkheid (hoofdstuk 6). Ook als het rechtsmiddelen betreft heb je te maken met de gelaagdheid van de awb. Over de bestuursrechter gaan de artikelen 8:1 – 8:7 awb. Dé bestuursrechter bestaat niet: je moet lezen EEN bestuursrechter. Benoem slechts dat er sprake moet zijn van een belanghebbende en een besluit en dat dat het geval is, NIET UITWERKEN in je tentamen dus. Art 8:2: uitbreiding van het besluit begrip. Art 8:3, 8:4, 8:5 geven de uitzonderingen. Je bent dan wel belanghebbende en je hebt een besluit maar je kan toch niet in beroep. De lijst uit art 8:5 betreft bijlage 2 hoofdstuk 1 van de bevoegdheidsregeling (achterin de awb). Na art 8:1-8:5 is de conclusie dat je in beroep kan bij een bestuursrechter (noem deze conclusie!). Dan bekijken: welke bestuursrechter? Zie art 8:6. In beginsel de rechtbank, tenzij is bepaald dat je bij een bijzonder rechtscollege moet zijn. Dat staat dan in bijlage 2 hoofdstuk 2. Zo niet dan naar art 8:7, lid 3 betreft bijlage 2 hoofdstuk 3, staat het besluit daar niet in? Dan 8:7 lid 1 (zetel van het bestuursorgaan (bo)) of lid 2 (arrondissement waar je woont). Ga eerst 8:7 lid 3 na!

De ontvankelijkheid van bezwaar- en beroepschriften is geregeld in art 6:7-6:9 + 6:11. Art 6:7 geeft je 6 weken om een beroep/bezwaarschrift in te dienen. Handig om te weten wanneer die termijn gaat lopen: art 6:8, de dag NA de bekendmaking (dus als op dinsdag bekend gemaakt dan vanaf woensdag). Bekendmaking: art 3:41 en 3:42, toezending (gericht) of publicatie (ongericht). De termijn eindigt altijd op - 1 dag. Dus als de termijn begint op donderdag, dan eindigt die op woensdag. Je schrift moet binnen zijn voor het einde van de termijn, dus voor het einde van de laatste dag van de termijn. Niet op de eerste dag van de volgende week. Uitzondering: art 6:9 lid 2, per post (= post nl, NIET DHL of iets) bezorgd schrift, dan krijg je een week extra. Maar dan moet het schrift wel voor 6 uur op de laatste dag in de brievenbus liggen. Art 6:11 gaat eigenlijk nooit op. Sorry dat ik ziek was/vakantie/hond heeft het schrift opgegeten werkt niet. Ze zijn heel streng met 6:11 en termijnen, je moet wel van je vergunning kunnen uitgaan, dat je kunt gaan bouwen. Dat niet iemand daarna nog even met een bezwaar komt. Heeft te maken met de rechtszekerheid. Voorbeeld van 6:11 dat wel wordt ingewilligd: als het bo een verkeerde termijn stelt voor het bezwaar.

Aantekeningen week 2: de voorprocedure. Art 7:1 en 7:11: kan of moet je in bezwaar? En 7:11 wat is bezwaar.

Art 7:1: alvorens je in beroep gaat moet je bezwaar maken. Dus check altijd eerst of je in beroep kan (art 8:1-8:5). Als je conclusie is dat je in beroep kan, dan ga je terug naar 7:1, moet je dan in bezwaar of is er een tenzij? Zie A-g. B = goedkeuring van een ander orgaan. A-f slaan op het feit dat je niet keer op keer in bezwaar moet. G ziet op de bevoegdheidsregeling bijlage 1, je kan dan rechtstreeks in beroep.

Art 7:2-7:10 gaat over horen in bezwaar.

Art 7:11 lid 1: in bezwaar gaan betekent vragen om een integrale heroverweging. Dus alles wat te maken heeft met het besluit wordt afgewogen, niet slechts wat je stelt, het bo mag alles opnieuw behandelen. Niet slechts rechtmatigheids aspecten maar ook doelmatige aspecten. Dit is anders dan bij beroep: dan zeg je dit en dat is in strijd met het recht, de rechter laat zich alleen daarover uit, en misschien zelfs slechts marginaal indien er sprake is van beleidsvrijheid. Bezwaar kent een ex nunc (nu) toetsing, het bo bekijkt de situatie helemaal opnieuw, met alle nieuwe ontwikkelingen en nieuwe regels sinds de bip (besluit in primo). Peildatum voor de heroverweging is het moment van de bob (beslissing op bezwaar).

Begrenzing aan integrale heroverweging: 1) verbod van reformatio in peius (rip): je mag niet slechter uit de bezwaarprocedure komen alleen vanwege je bezwaar, maar dit betekent niet dat je niet slechter af mag zijn na bezwaar, zolang dat maar goede redenen heeft. Uitzondering op rip, dus je mag wel slechter afkomen: a) als een derde belanghebbende een punt heeft tegen jouw vergunning oid., b) als het bo een algemene bevoegdheid heeft om voorwaarden/vergunningen in te trekken of aan te passen, dan mogen ze je wel slechter af laten komen, c) als het bo niet anders kan, als er dwingend recht is, als het bip een fout was. Let op: ex nunc, dus als er nu een nieuwe strengere regel is dan kan het zijn dat je slechter uit je bezwaar komt.

2) ultra petita, het bo mag in zijn bob niet verder gaan dan wat je aanvoert, als het niet te maken heeft met het besluit. Het moet in bezwaar gaan over het onderwerp van de bip. Dus bijvoorbeeld over een kapvergunning en de boom en dus niet ineens over een bouwvergunning. Het moet gaan om hetzelfde juridische kader. Als het bo dat toch doet dan kan je daar niet tegen in beroep, want daar gaat een rechter niet over. Je moet tegen het vreemde element in bezwaar, het is een nieuw bip.

Art 7:11 lid 2: als alles hierboven is afgegaan dan moet het bo het bip herroepen (NB de rechter vernietigt). Het bo neemt eventueel, als dat nodig is, een nieuwe inhoudelijke beslissing in de bob. Het bo moet in de bob zeggen: ‘we herroepen de bip en nemen dit nieuwe besluit’. Bijvoorbeeld als er een aanvraag tot vergunning was en eerst weigerde het bo, dan ga je in bezwaar, als het bo dan zegt ‘nee het klopte inderdaad niet’ dan moeten ze wel een nieuw besluit nemen anders ligt je aanvraag nog steeds open. Herroepen heeft niets te maken met ultra petita. Tegen de bob ga je in beroep. Een nieuwe inhoudelijke beslissing is niet nodig als je een boete krijgt, in de bob wordt besloten dat de boete inderdaad niet klopt: dan herroept het bo de bip en dan hoeven ze niets verder te beslissen. Alleen als de aanvraag open komt te liggen.

Schema: aanvraag > bip > bezwaar > bob.

Maak je geen bezwaar maar ga je toch in beroep dan word je niet-ontvankelijk verklaard, zie art 6:13 en 6:6.

Opdracht 1

  1. Art 8:1-8:5 langsgaan, beroep is mogelijk dus bezwaar? Ic valt het niet onder de uitzondering van art 7:1 sub d, valt niet onder uov volgens de wabo. Valt niet onder de andere uitzonderingen. Dus je kan in bezwaar. Je MOET in bezwaar.

  2. Kan niet in bezwaar.

  3. We beginnen bij art 7:1, dan door naar 8:1, checken 8:1-8:5. Hij valt niet onder de uitzonderingen van 8:3-8:5, het is een beschikking, dus beroep is mogelijk. Dus dan terug naar 7:1, je moet in bezwaar tenzij a-g, valt niet onder g dus gewoon in bezwaar bij het bo.

  4. Goedkeuring: 7:1 sub c. (sub b als er goedkeuring moet komen). Geen bezwaar mogelijk dus je kan rechtstreeks in beroep.

  5. Hij valt onder art 7:1 sub g, kan niet in bezwaar dus rechtstreeks beroep

  6. Dit kan vallen onder afdeling 3.4 uov, als dat zo is dan kan je geen bezwaar maken, als het niet zo is dan moet je wel in bezwaar.

  7. Het is een bob, dus valt onder de uitzondering van art 7:1.

Opdracht 2

  1. Wat zijn de grenzen van integrale heroverweging? Het kader wordt gegeven in art 7:11, er moet een integrale heroverweging zijn + rechtmatigheid + doelmatigheid, ex nunc, rip, ultra petita. Er is geen sprake van rip, er is geen verslechtering. Ultra petita ook niet want het feiten complex is hetzelfde, het juridisch kader is hetzelfde, het betreft de regeling van terrassen. Conclusie: het kan door de beugel. Dit is precies waarvoor de integrale heroverweging voor is bedoeld. Er kan best een andere reden voor worden gegeven.

  2. Gaat weer om de grenzen van heroverweging, de heroverweging is ex nunc dus ook nieuw beleid moet worden meegenomen. Dat betekent dat hij alle op dit moment geldende regels en omstandigheden mag meewegen. Op het moment van bezwaar gaat de beleidsregel gelden, die zich verzet tegen verlening van de vergunning, dus de burgemeester mag op grond van de beleidsregel de vergunning nogmaals weigeren. Maar verbod rip en ultra? Nee, niet in primo en ook niet in bezwaar verslechtering van de positie. Ultra? Nee want het feiten complex is hetzelfde (terras vergunning, zelfde soort besluit), het juridisch kader is hetzelfde (weliswaar strenger) dit is wederom de essentie van heroverweging.

  3. Dit betreft weer de intergrale heroverweging, alle aspecten afgaan. Het bo zal niks doen met de onbevoegdheid van de ambtenaar, ze kijken niet ex tunc, maar juist ex nunc: feiten en regels zijn zo en zo met een last, dat gaan ze wederom beslissen. Men doet er niks mee in de bob: het is geen rechtmatigheidstoets ex tunc.

  4. LOD is verboden door art 7:11 en het verbod op rip. LOD en LOB zijn beide een herstel sanctie. Bij lob en lod blijft de last hetzelfde. Dus dat mag. Mag een intrekking? Dat zou wel een verslechtering zijn, maar we weten niet of er een bevoegdheid is of dwingend recht. Intrekking kan straffend of herstellend zijn, daar hangt het van af. Is er ultra petitia? Nee, het gaat om het wel of niet verlenen van een vergunning. Als het wel iets heel anders zou zijn, bijvoorbeeld als het een punitieve intrekking was dan moet je daar tegenin bezwaar. Als er een rip is dan ook nog ultra checken.

  5. Art 7:11 lid 2, het betrof een aanvraag dus na herroepen moet er ook nog een nieuw inhoudelijk besluit worden genomen.

  6. Art 7:15: je moet er zelf om vragen + je krijgt het pas als de bip wordt herroepen vanwege een onrechtmatigheid van het bo. Ic: er is geen sprake van onrechtmatigheid, dus hoeft het niet.

 

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 3

Beroep in eerste aanleg en de soorten procedures bij de rechter

We behandelen de structuur van het proces, welke volgordes kent het. Wie zijn de deelnemers van het proces? Welke stappen zijn te onderscheiden bij de rechter? Welke soorten procedures zijn er? De voorlopige voorziening (spoedprocedure).

De bestuurlijke lus wordt verder in week 5 behandeld.

Structuur van het proces:

Aanvraag – bezwaar – bob – beroep bij de rechter. Het beroep is gericht op het vernietigen van de beslissing op bezwaar (bob). Als het beroep gegrond is en de bob wordt vernietigd, dan blijft het besluit in primo bip bestaan. De rechter moet daar dan nog eventueel iets aan doen.

Beperking in ons proces: je kan geen voorkeur voor iets hebben, het is het vernietigingsberoep. In tegenstelling tot bij de burgerlijke rechter.

De spelers bij het bestuursprocesrecht: de indiener van het beroepsschrift + het bestuursorgaan (bo) dat het besluit heeft genomen (= de verweerder, kan ook appellant zijn in hoger beroep). De indiener is de eiser, in hoger beroep is hij de appellant. Er kunnen ook derde belanghebbenden zijn, die mee willen/moeten doen met de procedure. Zie de uitspraak over Willemspark over derde belanghebbenden. Voor hen geldt de eis van art 6:13 awb niet, namelijk dat ze bezwaar moeten maken. Daarnaast zijn de spelers de rechter (meestal alleen) en een griffier (die bereidt de zaak voor). Soms spelen ook getuigen, deskundigen (lichten een rapport toe), tolken (bij zaken met vreemdelingen) mee. De meeste zaken zijn klein maar er zijn ook megazaken (zoals SNS zaak). In zo’n grote zaak kunnen eisers in een geconsolideerd beroepschrift hun eisen kenbaar maken. Ook vaak bij telecom zaken. De rechter moet vaak organisatorisch zijn in dergelijke zaken.

De verschillende stappen:

Er zijn bepaalde openbare orde aspecten (‘poort wachter’). Je moet bijvoorbeeld bij de goede rechter zijn met je beroepschrift. Is de bestuursrechter wel bevoegd? Niet de burgerlijke rechter? Is het dan wel de juiste rechtbank? Haarlem/Amsterdam? Relatief/absoluut bevoegd? Is het beroep wel ontvankelijk? (Denk aan termijnen, griffierecht, beroepsgronden). Van openbare orde zijn de art. 8:1 io 7:1, uitz. 8:3 – 8:5, 6:5, 6:6, 6:9, 6:13, 8:41). Je krijgt dan meestal een termijn om alsnog aan de eisen te voldoen, zie art 6:6 onder b awb.

Na deze fase komt de instructie: een secretaris bestudeert het dossier; wat is de rechtsvraag? Wat zijn de feiten? Is er jurisprudentie?

Dan komt het vooronderzoek, als dat is gesloten komt de zaak ter zitting. Daar worden partijen gehoord etc. dat wordt gesloten en dan komt de uitspraak. Bij hoger beroep is dit hetzelfde.

Bijzonder zijn de vereenvoudigde behandeling (art 8:54 awb) en het beroep tegen niet tijdig beslissen (art 8:55b awb) Bij deze twee hoeft er geen zitting te komen.

Een verzoek om schadevergoeding is een voorbeeld van een verzoekschrift procedure.

De vereenvoudigde behandeling (art 8:54 awb) kent geen zitting. Partijen worden dus niet opgeroepen en gehoord, het is een dossier aangelegenheid. De vereenvoudigde behandeling wordt gebruikt voor zaken die kennelijk niet-ontvankelijk zijn, heel soms voor kennelijk (on)gegronde zaken. Je kan niet in hoger beroep tegen een vereenvoudigde behandeling. Er kan wel verzet worden ingesteld, dan ga je bij dezelfde rechter in verzet en wordt onderzocht of de vereenvoudigde behandeling terecht was. Als je verzet gegrond wordt verklaard dan komt er een gewone procedure met mogelijkheid op hoger beroep dan. Er is nog steeds geen hoger beroep mogelijk als je verzet ongegrond wordt verklaard.

Het beroep tegen niet tijdig beslissen (art 8:55b awb). Bijvoorbeeld bij een aanvraag om een vergunning. Daar bestaan termjnen voor, volgens awb 8 weken. Als er na die termijn nog geen besluit ligt, wat dan? Daarvoor is het beroep tegen niet tijdig beslissen. Art 6:2 awb is niet tijdig beslissen ook een besluit, dus kan je in bezwaar en beroep. Maar dit vond de wetgever niet handig, dan blijf je sukkelen. Je moet meteen bij de rechter terecht kunnen. Volgens art 6:20 awb moet het bo nog steeds een beslissing nemen. Je moet volgens art 6:12 awb het bo in gebreke stellen en vermelden dat je besluit maar niet komt. Als het bo na 2 weken dan nog niet heeft beslist mag je naar een versnelde zitting. De rechter geeft dan het bo de opdracht om alsnog een besluit te nemen op straffe van een dwangsom.

De gewone procedure kent twee fasen: de voorprocedure (over het dossier) en het onderzoek ter zitting. De zitting kan een regiezitting kennen (hoe gaan we het doen?), daarna komt dan de inhoudelijke zitting. Het vooronderzoek moet zich richten op hetgeen waarop de rechter zich mag richten, slechts de omvang van het geding. Hieronder vallen het besluit, de stukken en de beroepsgronden. Dat is de rechter zijn onderzoeksveld. Zie art 8:69 awb. De rechtbank stuurt het bo een brief dat er een beroep is gedaan tegen een besluit van hem. Het bo moet dan stukken die betrekking hebben op de zaak opsturen. Dat vormt het dossier, het onderzoek bij het bip en de bezwaarprocedure verloop. Dit is het zogenaamde b dossier, het a dossier is het dossier dat de rechtbank opbouwt. Stuurt het bo geen stukken op dan mag de rechtbank daar haar conclusies uit trekken. Er kan soms repliek en dubliek komen, als de rechtbank dat vraagt. Zie art 8:43 awb. Het beroep kent geheimhouding, je krijgt veel inzicht in de stukken van je ‘concurrent’.

Bevoegdheden voor partijen zijn onder andere inlichtingen vragen, art 8:43, 8:45 awb, het horen van partijen (art 8:44 awb), comparitie houden. Art 8:46 awb betreft het horen van getuigen, er kan een tolk of deskundige worden ingeschakeld zie art 8:47 en 8:49 awb (om medische vragen bijvoorbeeld, nadeel hiervan is dat de rechtbank hen moet betalen (maar het biedt wel equality of arms), er kan ook onderzoek ter plaatse worden gedaan zie art 8:50 en 8:51 awb.

Mag je nadere stukken indienen en je beroepsgronden aanvullen? Aanvullende gronden mogen alleen worden aangevoerd als het niet in strijd is met de goede procesorde, dus niet vlak voor de zitting bijvoorbeeld. Daarmee overval je de rechter en je wederpartij. Nadere stukken mogen tot 10 dagen voor de zitting worden ingediend (zie art 8:58 awb). Deze termijn wordt alsnog getoetst aan de goede procesorde. Bijvoorbeeld aan de omvang van de nieuwe informatie of dat het niet aan de indiener te verwijten is dat hij te laat is.

De Nieuwe Zaaksbehandeling (NZB) is gekomen ter oplossing van de traagheid van het bestuursproces. De rechter maakte weinig gebruik van zijn onderzoeksmogelijkheden. Het doel van de regiezitting is erachter komen wat het probleem is en hoe dat op te lossen. Het draait om geschilbeslechting en hoe dat zo snel mogelijk kan worden bereikt. De looptijd van de rechterlijke fase moet korter worden en de rechter moet zich actiever opstellen. Hij moet zijn blik richten op geschilbeslechting en maatwerk.

In hoger beroep komt er meestal een meervoudige kamer. Appointering ziet op het rooster van de zaaksbehandeling. Bij de NZB moet men zich afvragen, wat is er belangrijk, wat moet er besproken worden? Dat moet ook aan partijen worden doorgesproken zodat ze daarop kunnen reageren.  

Het onderzoek ter zitting kan achterwege worden gelaten als partijen daar toestemming voor geven. Hoewel art 6 evrm het verplicht stelt. Zie de art 8:57, 8:64, 8:68 awb.

De rechter probeert alle informatie te krijgen die hij nodig heeft, wat belangrijk is voor de partijen, hij kan proberen tot een schikking te komen. Het moet een regie zijn. Het moet overlegd worden met partijen. Bijvoorbeeld als de rechter een bestuurlijke lus wil, moet hij dat overleggen met de partijen. Dit zorgt voor helderheid en neutraliteit. Partijen moeten zich gehoord voelen. De goede procesorde eist dat partijen niet overvallen worden, door nieuwe stukken en dergelijke.

Bij een spoedeisende zaak die niet geschikt is voor een voorlopige voorziening kan versnelde behandeling worden gevraagd. Niet geschikt voor oppervlakking onderzoek maar er is wel spoed bij. Bijvoorbeeld bij de crisis en herstelwet. De termijnen worden dan gekort en er wordt zo spoedig mogelijk overgegaan tot een zitting. Zie afdeling 8.2.3.

De voorlopige voorziening (vovo), art 6:16 awb. Bezwaar of beroep instellen schort het besluit niet op (het betalen van een boete bijvoorbeeld). Daarvoor leent de voorlopige voorziening zich. Dat bijvoorbeeld de boete niet betaald hoeft te worden, of dat een subsidie alsnog hoger wordt ‘voorlopig’. Dus verzoek om schorsing of verzoek om andere voorziening. Zie de art 8:81-87. De procedurele eis is dat er connexiteit moet zijn tussen de hoofdprocedure en de voorlopige voorziening. Het mag geen los kort geding zijn. Maar ook materieel moet het connexiteit hebben, de voorlopige voorziening moet wel te maken hebben met het besluit.

Wanneer kan de rechter een verzoek tot voorlopige voorziening toewijzen? Het hangt af van de spoed die erbij gebaat is. Onverwijlde spoed speelt bij bijvoorbeeld een onomkeerbare situatie in geval van afbraak een rol. Of hoe zeer de rechter twijfelt aan de rechtmatigheid van de maatregel, betrokken belangen spelen daarbij een rol.

Bij de voorlopige voorzieningenrechter wordt snel gehandeld. Er worden snelle vragen gesteld. Mag deze rechter ook in de bodemzaak beslissen? Tegenargumenten zien op de partijdigheid. Argumenten voor zien op dat hij juist is ingewerkt in de zaak, hij kent alle ins en outs. De rechter vraagt meestal aan partijen of zij het bezwaarlijk vinden dat hij in de bodemzaak beslist.

Bij onverwijlde spoed kan er een ordemaatregel worden ingesteld. Dit is het geval als de gevolgen van een besluit onomkeerbaar zijn. Bijvoorbeeld de omkapping van de Anne Frank boom.

Kortsluiting is de connexiteit met de bodemprocedure zie art 8:86 awb. Als er een procedure bij de rechtbank loopt en daarnaast is een vovo procedure begonnen dan kan de rechtbank die twee koppelen. Maar dit kan nooit als men nog in de bezwaarfase zit. De rechter kan dan dus ‘kortsluiten’ door in de hoofdzaak uitspraak te doen over de vovo. Dit heeft te maken met efficientie en snelheid.

Het beroep is gericht op vernietiging maar de laatste tijd ook op finale geschilbeslechting. Procedures zijn gericht op maatwerk sinds DNZ. Het belang van de finaliteit is een grote rol gaan spelen.

 

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 3

Week 1: kun je tegen een besluit in beroep en zoja bij wie? Check de uitzonderingen van art 8:3, 8:4, 8:5 (de bevoegdheidsregeling BR) staat het besluit daar niet in dan is beroep mogelijk, bij welke rechter dan: art 8:6 awb zegt de rechtbank tenzij er een bijzondere rechter bevoegd is, zie de BR. Art 8:7 awb geeft een bijzondere rechter of anders lid 1 en 2. Let goed op opdracht 3 van week 1 over de termijnen voor een bezwaarschrift!

Week 2: je moet in bezwaar alvorens je in beroep kan volgens art 7:1 awb. Soms hoeft het niet volgens de uitzonderingen. Het bestuursorgaan (Bo) beslist in bezwaar ex nunc, in principe mag alles worden meegewogen MAAR het moet een beslissing op bezwaar (bob) blijven: een heroverweging van het bestreden besluit en dus niet een volstrekt nieuw besluit (ultra petitia) en ook geldt het verbod van reformatio in peius (rip) dat je niet slechter af mag worden door je bezwaar. Tenzij het bo een dergelijk besluit mocht nemen of derde belanghebbenden. Je kan dus soms wel slechter af zijn maar dan is het niet verboden. Art 7:11 awb: de bob ziet op heroverwegen (dus opnieuw bekijken) dit is lid 1: check daar ultra petitia of rip. Lid 2 ziet op de structuur van het besluit, dan moet er nog wat meer gebeuren. Er is altijd een heroverweging en soms herroeping. Bij gegrondverklaring van het bezwaar komt er een herroeping van het bestreden besluit. Een nieuw besluit hoeft alleen als er een aanvraag in het spel ligt. Art 7:11 awb ziet op de bob, geen nieuw besluit in primo maar de bob.

Schrijf schematisch op wat je in de casus leest. Dus casus 2 week 3:

12 nov 2012 bip: sluiting kroeg vanwege openbare orde

                        bezwaar

Rechtbank > afwijzing vovo (niet gegrond verklaring, dat is definitief)

bob > bezwaar ongegrond, bip blijft dus in stand.

                        Beroep Herman

Rechtbank vernietigt bob

Nieuwe bob: gegrond bezwaar , herroeping bip > sluiting cafe vervalt

            Beroep door Roderick, vanwege de openbare orde

Ongegrond: er verandert niks. Gegrond: er gaat iets veranderen, herroepen.

Opdrachten

1. Art 8:104 stelt alleen tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep open.

1c: in beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak rvs, geen hoger beroep dus (zie art 8:104 awb) want dat kan alleen tegen de rechtbank

Bij de overige vraqgen is er steeds beroep bij de rechtbank mogelijk. Waar je in hoger beroep moet zegt art 8:105. De Wabo staat niet in hoofdstuk 4 BR, dus dan moet je naar de Afdeling. Bij b: hoofdstuk 4 noemt de regeling wel, dus in hoger beroep bij het college voor beroeps en bedrijfsleven. d: hoger beroep bij de Afdeling, e: naar de bijzondere centrale raad.

NB Bezwaar is hier niet van belang!

2a. Art 6:16 awb. Bezwaar of beroep instellen schorsen het besluit niet, dus het besluit dat hij moet sluiten blijft gelden. Nee dus.

b. Herman kan een vovo aanvragen bij de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is. Dat zal ic zijn de rechtbank Amsterdam (kun je zien aan apv). Bevoegd in de hoofdzaak is hier de rechtbank Amsterdam (kun je zien aan apv). De voorzieningenrechter daarvan, die kan zich uitspreken over de vovo.

De eisen voor een vovo staan in art 8:81, bezwaar/administratief beroep/beroep. Als er geen onverwijlde spoed is volgt afwijzing van een vovo en niet niet-ontvankelijkheid. Lid 3: alleen degene die bezwaar heeft gemaakt mag een vovo aanvragen. NIET als belanghebbende, dat geldt alleen bij administratief beroep. Onverwijlde spoed is geen ontvankelijkheids eis. Bij de toewijzingsvraag ga je in op connextiteit, spoedeisendheid etc.

c. Een vovo heeft een voorlopig karakter, vernietigen is definitief (oordeel over de rechtmatigheid), dus dat kan niet. Zie bovendien ook lid 1 art 8:86 alleen als er beroep is gedaan dan kan hij onmiddellijk uitspraak doen (= kortsluiten) (en dat was dus vernietigen geweest), ic is er alleen nog bezwaar, dus dat kan niet.

d. Kan niet, zie lid 2 onder d art 8:104. Er is namelijk een uitspraak gedaan door de voorzieningerechter ex art 8:84.

Art 8:104 ziet alleen op uitspraken van de rechtbank. Dus als het een uitspraak betreft van de Afdeling of een ander bijzonder college dan is daartegen geen hoger beroep mogelijk. Als de afdeling van de RVS de rechter is in eerste aanleg dan is dat meteen de hoogste instantie waar je kan zijn, daar kan je nooit tegen in hoger beroep.

e. Het betreft nu weer de bestuursrechter, art 8:60, 8:63 lid 2 betreft het horen van getuigen. Nee het mag niet want lid 4 van 8:60 stelt max een week! Hier wordt de getuige op de zitting pas meegenomen. Er is niet voldaan aan 8:60 lid 4 want hij komt pas op de zitting ermee, lid 4 eist een week. Maar art 8:60 is niet van openbare orde (oo), dit betekent dat de rechter zal beoordelen of de goede procesorde zich verzet tegen het toch horen van de getuigen. Dit doet hij door zich af te vragen: hoe ingewikkeld is hetgeen de getuige te melden heeft? Is er instemming van de wederpartij? Levert het vertraging op? (is bijv heropenen onderzoek nodig). Is het verwijtbaar aan de partij? Had het ook eerder gekund. Deze 4 zijn niet cumulatief, maar dit zijn de dingen die de rechter toetst.

Ic mag de rechter de getuige wel toelaten, obv de goede procesorde.

Zie uitspraak Ab 2011/156 is niet voorgeschreven, wel handig.

Openbare orde : zie sheet nummer 5

- termijn van indienen, als je te laat bent ben je niet ontvankelijk door openbare orde.

- of de rechter bevoegd is

- of je wel belanghebbende bent

Oo : betekent dat de rechter/bo daar niet aan voorbij kan gaan.

Niet van oo. Is de goede procesorde: verzet de goede procesorde zich ertegen dat het anders gaat dan in de wet staat?

 

f. De rechter vernietigt de bob (niet de bip!), dat is het bestreden besluit, hij heeft het beroep dus gegrond verklaard. Hij kan zelf in de zaak voorzien of het bo een opdracht geven. De rechtbank vernietigt de bob, dus het bo moet een nieuwe bob nemen. En dat kan alsnog zijn net als de bip, maar dan beter gemotiveerd. Dus hij mag niet openen in de tussentijd. Zie art 8:72 lid 1, 3 en 4.

g. Het bo heeft een nieuwe bob genomen, het bezwaar was gegrond en het bip wordt herroepen. Roderick gaat in beroep tegen deze 2e bob (hij hoeft niet in bezwaar) met de reden dat er gevaar is voor de openbare orde. De bip is ingetrokken dus hij mag weer open, de sluiting van de kroeg vervalt.

h. Het is geen nader stuk, gewoon een stuk, het mag niet in strijd zijn met goede procesorde. Waarschijnlijk mag het niet want er is contra expertise nodig.

Als er een nader stukken is dan is art 8:58 van toepassing, dan dus tot 10 dagen. Maar als het buiten die termijn komt is 8:58 niet van oo, dus de rechter bepaalt obv goede procesorde bepalen of het wel kan  (zie hierboven). Zijn het stukken die het bo al had?

Nadere stukken: hebben betrekking op je beroepsgronden. Dienen ter onderbouwing van al eerder ingediende beroepsgronden.

Stukken: nieuwe beroepsgronden. Had je niet al eerder gronden voor aangevoerd. Zie uitspraak: abrvs 4 juli 2005 (!) ro 2.3.2 : er mogen nieuwe gronden worden aangevoerd mits niet in strijd met goede procesorde. Als het geen nadere stukken zijn kan je niet zeggen, het mag toch via art 8:58, maar dan moet je beginnen over die uitspraak dat nergens staat dat het niet mag mits het binnen de procesorde valt.

Ook al zit je wel in de termijn van 10 dagen van 8:58 moet de rechter toch de goede procesorde langsgaan. Bijvoorbeeld als er een heel lastig rapport wordt aangevoerd.

i. In beginsel overtreedt hij de 10 dagen van 8:58 lid 1, hij geeft het 8 dagen voor de zitting. Het breekt echter niet perse met de goede procesorde. Het is niet heel complex, dus de rechter zal toetsen aan procesorde of het wel of niet oke is.

Opdracht 3

  1. Het is een uitspraak zonder zitting, daar kan je niet tegen in hoger beroep maar wel in verzet volgens art 8:55.
  2. Art 8:55 lid 7 betreft gegrond verklaring van het verzet. Lid 9: de kennelijk ongegrond verklaring vervalt, dus er zal gewoon verder worden gegaan door de rechtbank met het beroep en dan kan zelfs nog hoger beroep worden ingesteld. Maakt niks uit voor het besluit van de burgemeester.

Schema:

Bip

            Bezwaar

Bob     =ongegrond

            Beroep

Rechtbank: niet ontvankelijk via vereenvoudigde behandeling (5)

Verzet: 8:55 jo 8:104 lid 2 sub a

RB: geeft gelijk : gegrond verzet > vernietiging van nr 5.

 

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 4

Vandaag behandelen we het karakter van het bestuursprocesrecht bij de bestuursrechter; toetsing ex tunc, openbare orde, meesleepregelingen en art 8:69 omtrent de omvang van het geding en het aanvullen van feiten en rechtsgronden.

De karakteristieken van het bestuursprocesrecht bij het beroep bij de rechter. De rechter beoordeelt het besluit via een vernietigingsberoep, hij vernietigt bij beroep het bestreden besluit, dat is meestal de beslissing op bezwaar. De beoordeling van de rechter geschiet ex tunc (tunc betekent in het Latijn toen). Het besluit dat vernietigd wordt verdwijnt uit de rechtsorde, het heeft erga omnes werking, dat wil zeggen dat ten opzichte van iedereen het besluit weg is. In het civiele recht geldt een uitspraak tussen partijen, maar in het bestuursrecht geldt het voor iedereen en bovendien met terug werkende kracht, het besluit heeft in feite nooit bestaan. Het beroep bij de rechter moet laagdrempelig zijn, er geldt een laag griffierecht en er is geen verplichting voor een advocaat. Je kunt als burger dus zelf procederen. De laagdrempeligheid is het uitgangspunt maar het staat ter discussie.

De rechter moet in beginsel het besluit toetsen aan het recht, hij doet een rechtmatigheidtoets (recours objectif) maar we gaan steeds meer naar een recours subjectif waarbij de partijen centraal staan. Een schadevergoedingsverzoek is daar een voorbeeld van.

  • De elementen van een objectif toetsing. De rechter beoordeelt ambtshalve de openbare orde aspecten, de rechter heeft respect voor de beoordelings- en beleidsvrijheid van het bestuursorgaan (bo).
  • De elementen van een subjectif toetsing. Partijen en hun geschil staan centraal, de nieuwe zaaksbehandeling is hier een voorbeeld van, de vragen die partijen hebben staan centraal. Het verbod van reformatio in peius: slechter af zijn alleen omdat je in bezwaar ging. Verbod van ultra petita: de rechter beslist over iets anders dan dat gevraagd is, buiten de vordering om gaan, dat mag niet.

Bij een objectif toetsing past een actieve rechter. Bij subjectif zou dan een lijdelijke rechter passen maar dat is niet gebeurd door de finale geschilbeslechting: de rechter moet juist actief zijn, hij heeft de regie. Hij gaat niet actief opzoek naar de waarheid maar juist naar het conflict van partijen. De rechter heeft daartoe allerlei onderzoeksbevoegdheden. De vrije bewijsleer, er zijn geen strikte bewijsregels. De rechter heeft de bewijsregie. Daarnaast geldt ook de ongelijkheidscompensatie: de ‘kleine’ burger tegen het ‘grote’ bestuur.

Ambtshalve toetsing of aanvulling? Toetsing gaat over de openbare orde, dit is een ongeschreven procesrechtelijke regel. Regels die de belangen van partijen overstijgen maar die te maken hebben met de waarborgen en de inrichting van het bestuursproces. Regels die ambtshalve worden getoetst zijn de bevoegdheid van het bo (mandaat etc), de bevoegdheid van de rechter, is er wel toegang tot de rechter (termijn van bezwaar en beroep, ontvankelijkheid van het beroep). Dit zijn onder andere de artikelen 6:13, 4:6 en 8:69. Dit zijn de beginselen van behoorlijke rechtspleging, met name voor de hoger beroepsrechter. Hoor en wederhoor horen daarbij.

NIET van openbare orde zijn Europese rechtsregels, tenzij ze overeenkomen met Nederlandse openbare orde regels. Materiële rechtsregels zoals de motiveringsplicht, overgangsrecht en beleidsregels. Dit moet allemaal worden verzocht door partijen. De hoorplicht uit art 7:2 wordt ook niet ambtshalve getoetst door de openbare orde.

Verbod van RIP. Een partij mag niet slechter af zijn slechts door het instellen van beroep. Dit kun je lezen in art 7:11 en 8:69. Grondslag van het beroep: iemand zal geen beroep instellen waar hij slechter af door zal zijn. In die artikelen zitten zowel het rip en ultra petita verbod. Het verbod geldt niet:

  • bij drie of meer partijen, dan zijn er derde belanghebbenden, dan kan niet met ieders belang rekening worden gehouden.
  • Als los van het bezwaar/beroep de bevoegdheid bestaat om het besluit in te trekken en dat het dus slechter af kan betekenen voor de indiener, zie art 6:19.
  • Als de wet bepaalt dat je slechter af mag zijn (bij bijvoorbeeld arbeidsvreemdelingen wet)

De rechtmatigheidstoets ex tunc ziet op de situatie van toen, toen het bo een besluit nam. De ratio hierachter is dat de rechter anders op de stoel van het bo gaat zitten als hij ex nunc gaat toetsen. Hij moet slechts de rechtmatigheid toetsen. Toen ziet op de feiten en het recht ten tijde van het bestreden besluit. Bij een subsidiebesluit is de relevante periode toetsbaar. De rechter mag niet kijken naar nieuwe feiten of omstandigheden en nieuw recht of beleid dat is gaan gelden tijdens het beroep. Uitzondering hierop is art 5:46, bij verandering van de hoogte van boetes mag de rechter wel de boete omlaag brengen.

Wat de rechter wel mag meenemen is nieuwe jurisprudentie en nieuwe uitleg van oud recht. Nieuwe uitleg van het recht ‘heeft altijd zo gegolden’ en moet dus worden meegenomen door de rechter. Nieuw bewijs van oude feiten, bijvoorbeeld foto’s ed. En een gevolgfeit: een feit dat plaats vindt na de bob maar iets zegt over de periode voor de bob. Soms pleegt de rechter wel ex nunc toetsing, bijvoorbeeld bij een boete, zie hierboven. Of over vreemdelingen. Bij finale geschilbeslechting na vernietiging van het besluit gebruikt de rechter wel nieuw recht.

Meesleepregelingen

  1. Art 6:19, als er een bezwaar/beroep loopt dan kan een nieuw besluit in het kader van die procedure genomen worden. Dat besluit wordt van rechtswege meegesleept in het bezwaar/beroep. Tenzij de rechter meent dat dat nieuwe besluit een eigen behandeling nodig heeft. Het dient de efficiëntie, dat je tegen dat besluit niet opnieuw in bezwaar etc hoeft. De rechter neemt het nieuwe besluit mee en als eiser kun je daar gronden tegen aanvoeren. Het bo moet de rechter van het nieuwe besluit op de hoogte stellen. Art 6:19 eist van de besluiten dat ze hetzelfde feitencomplex bevatten, van hetzelfde bo afkomstig zijn, dezelfde bevoegdheid betreffen en vergelijkbare rechtsgevolgen hebben. Een besluit voorzien van een andere wettelijke grondslag is ook vervangen en geeft dus een nieuw besluit.
  2. Art 6:20, beroep instellen tegen niet tijdige beslissing. Daarbij moet het bo nog steeds een beslissing nemen. Het besluit dat er dan alsnog komt moet worden meegewogen tijdens het beroep. De rechter kan de eiser ook terugverwijzen naar de bezwaarfase.
  3. Art 5:31 c. Je hebt een LOD/LOB  waartegen je in bezwaar/beroep gaat, waarna er een tweede besluit komt omtrent de toepassing van de LOD/LOB.
  4. Art 4:125 omtrent bestuursrechtelijke geldschulden. Dit ziet bijvoorbeeld op het betalen van een boete.

De omvang van het geding. Art 8:69 bepaalt dat de rechtbank zich vooral richt op de gronden van het beroepschrift. Het bestreden besluit (bob) bepaalt de buitengrens van het geding. De binnengrens wordt bepaald door de eisende partijen, zij bepalen de rechtsstrijd.

Dan nu het ambtshalve aanvullen. Het beroepsschrift bevat een aantal punten van de eisende partij. De rechter moet die eisen vertalen in juridische rechtsgronden. Dit doet de rechter alleen bij de eiser, dit is de ongelijksheidscompensatie. De rechter vult niet voor het bestuur aan. De rechter mag zich daarbij alleen richten op de eisen, niet andere dingen erbij halen. Dus hij moet juridisch vertalen maar hij mag niet meeprocederen. Hij mag dus niet andere gronden gaan aanvoeren.

Het aanvullen van feiten is geen plicht voor de rechter, zie art 8:69 lid 3. Dit doet hij wel als er openbare orde aspecten aan de orde zijn. Bijvoorbeeld omtrent termijnen voor indienen.

 

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 4

Aantekeningen

Art 7:11. Bob ongegrond/gegrond, in beroep wordt gesteld dat de bob in strijd is met 7:11. Dat kan een aantal dingen zijn; lid 1: de heroverweging is volledig, ‘op grondslag van’ ziet op wat de eiser heeft aangevoerd maar het bo mag ook iets anders aanvoeren als weigeringgrond, dus buiten de grondslag van het bezwaarschrift. Een beperking van 7:11 is het verbod van ultra petita: het moet nog wel een heroverweging zijn van het bestreden besluit. Als bijvoorbeeld de bip het opleggen van een LOD is en dan na bezwaar een boete wordt opgelegd. Voor beide sancties bestaan verschillende bevoegdheden dus in bezwaar mag niet ineens een boete worden gegeven. Wat wel mag is het weigeren ogv reden a en in bezwaar ogv reden b. Wat ook mag is in primo lod na bezwaar lob, dat is namelijk dezelfde bevoegdheid. 7:11 is ex nunc, dus alles mag, volledige heroverweging, maar nog wel ogv het bestreden besluit, maar er mogen wel andere gronden worden aangevoerd. Alles wat wordt aangevoerd moet worden weerlegd.

Het tweede probleem kan zijn: rip, er mag wel een volledige heroverweging plaatsvinden maar de eiser mag niet slechter af zijn slechts door het instellen van bezwaar. Uitzondering rip: slechtere beslissing had ook zonder bezwaar mogen worden genomen. (bijvoorbeeld een subsidie die je in primo onrechtmatig hebt verkregen) tweede uitzondering: als niet alleen jij in bezwaar gaat maar ook derde belanghebbenden. (bijvoorbeeld je hebt een vergunning gekregen met voorwaarden, daartegen ga je in bezwaar, maar je buren zijn tegen de vergunning).

Dus lid 1: geen volledige heroverweging of rip, lid 2: herroepen.

Bob kan luiden:

  • Onbevoegd -> geen herroeping bip, bip blijft in stand
  • Niet ontvankelijk (te laat of niet belanghebbende) -> geen herroeping bip, bip blijft in stand
  • Ongegrond -> geen herroeping bip, bip blijft in stand
  • Gegrond -> dan aanleiding voor 7:11 lid 2 herroepen bip. Voor zover nodig moet het bo een nieuw besluit nemen: als er een aanvraag was (verzoek tot uitkering, subsidie, handhaving). Dit nieuwe besluit is GEEN BIP maar de beslissing op bezwaar.  Geen aanvraag is bij een boete.

Opdracht 1

Aanvraag voor evenementvergunning

  • BIP = afwijzing, te veel lawaai.
  • Bezwaar: niet te veel lawaai
  • BOB 1= ongegrond, wel teveel lawaai (bip blijft dus in stand)
  • Beroep: niet teveel lawaai

De burgemeester vervangt dan de BOB 1 in BOB 2: wel een vergunning. Bob 2 = gegrond, dus herroepen BIP en vanwege de aanvraag moet er een nieuw besluit worden genomen met voorwaarden.  Deze tweede bob wordt hangende beroep genomen.

  • Rechtbank

 

 

Opdracht 1

1a. Het betreft een bob dus geen bezwaar, 7:1 lid 1 onder a. Geen beroep vanwege 6:19 lid 1: het betreft nu bob 2 die het bestreden besluit vervangt namelijk bob 1. Het beroep was al voor bob 2 ingesteld, dus het beroep loopt nu mede tegen bob 2, tegen het vervangende bob 1. Dit gebeurt van rechtswege! Dus hoef je niks voor te doen. Als je echter bij bob 2 alles krijgt wat je wilde dan mag het niet (de tenzij). 6:19 lid 6: bob 1 is al vervangen maar de rechter kan alsnog vernietigen. Mits je er belang bij hebt, bijvoorbeeld schadevergoeding zie art 8:88. Dit is mits het besluit onrechtmatig was. Dat is zo als het besluit vernietigd wordt, de rechter vernietigt geen rechtmatige besluiten

1b. Het ingetrokken besluit is bob 1, ja vloeit voort uit 6:19 lid 6.

1c. Het is de uitkomst van een bob, dus nooit in bezwaar: 7:1 lid 1 sub a. Ze moeten in beroep. Dit mag als eerste stap, tenzij 6:13. Maar dat wordt hen hier niet tegengeworpen want ze hebben nu pas een belang.

NB: de rechter vernietigt, BO herroept.

Opdracht 2

Aanvraag vergunning kraam lectuur

  • BIP = afwijzing van aanvraag 3 oktober 2007 voldoende aanbod speelgoed
  • Bezwaar: er is nog wel plek
  • BOB = ongegrond, want geen plek 31 oktober 2007
  • Beroep: nog wel plek
  • Rechtbank 11 januari 2008

 

  1. Bij de bob toetst het bo ex nunc. Ex tunc ziet op de bob voor de rechter, in beginsel neemt hij niks mee wat dateert van na de bob. De speelgoedkraam mag dus wel worden meegewogen. In beginsel is de lectuurkraam meewegen niet toegestaan want dat is na de bob ontstaan tenzij het een gevolgfeit is: een feit dat plaats vindt na de bob maar iets zegt over de periode voor de bob OF tenzij het nieuw bewijs van oude feiten is: niet echt feiten, dingen die gebeuren, maar informatiedragers duiken op. Bijvoorbeeld een boek of rapport.  De lectuurkraam ligt er dus aan: bewijst dat er plek was.
  2. Deze vraag ziet op nadere stukken, aantekening:

Betreft het Nadere stukken? Dient het ter onderbouwing van reeds aangevoerde beroepsgronden?

  • Als ja dan is art 8:58 van toepassing: termijn van 10 dagen
  • Maar art 8:58 is niet van openbare orde dus de rechter zal steeds beoordelen of de goede procesorde zich verzet tegen meenemen van het stuk, op grond van:
  • Complexiteit van het stuk (groot? 300 pagina’s bijvoorbeeld) (is er deskundigheid vereist?)
  • Afkomstig van het bo? Dan weten ze precies wat er in staat dus hebben ze geen extra tijd nodig voor een reactie, dus kan je het wel meenemen  of moet de zitting ervoor worden geschorst?
  • Had het stuk niet eerder kunnen worden ingebracht?

Als het geen nader stuk is? Zie dan ab 2006, 62, nieuwe gronden voor (na) beroepschrift zijn toegestaan mits in overeenstemming met de goede procesorde.

Je moet beargumenteren of het rapport een nader stuk is of niet en dan volgt de rest. Hier ziet het op gelijkheidsbeginsel.

  1. De rechter toetst ex tunc tenzij er sprake is van een gevolg feit of nieuw bewijs van oude feiten. Hier is sprake van een nieuw bewijs van oude feiten.
  2. De hoorplicht uit 7:2 wordt niet ambtshalve getoetst door de openbare orde door de rechter, hij zal het dus zelf moeten aanvoeren. 7:2 is niet van openbare orde, + het wordt niet aangevoerd. Zie uitspraak Firma Bentsveldse. Het is niet aangevoerd, dus de rechter neemt het niet mee. Tenzij het van openbare orde is, maar het is niet over niet ontvankelijkheid en niet over de bevoegdheid dus er vindt geen ambtshalve toetsing plaats.

Aantekening:

Art 8:69 lid 1: de rechter neemt in beginsel alleen mee wat daadwerkelijk in beroep is aangevoerd, dit is het verbod van ambtshalve toetsing. Uitzondering: als het gaat om bepalingen van openbare orde. Openbare orde: kan de rechter niet omheen: bijvoorbeeld 1 dag te laat met indienen van bezwaarschrift. Dit leidt tot niet ontvankelijkheid.

Openbare orde: dingen die tot niet ontvankelijkheid leiden: termijnen, ben je wel belanghebbende? + bevoegdheidsaangelegenheden: is het bo bevoegd en is de rechter wel bevoegd? Fout in hoorcollege: rip is niet van openbare orde!

8:69 lid 2: uitbreiding van het ‘daadwerkelijk is aangevoerd’, verplichte ambtshalve aanvulling van rechtsgronden, bijvoorbeeld met EVRM etc.

8:69 lid 3: de rechter KAN feiten aanvullen maar doet dit bijna nooit  door tijd/geld.

  1. Regels die ambtshalve worden getoetst zijn de bevoegdheid van het bo (mandaat), dus de rechter toetst dat ambtshalve. Het is niet aangevoerd maar wel van openbare orde dus de rechter mag het toetsen.

Opdracht 3

Hier is sprake van ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden, Jelle begint over zijn belangen die niet zijn meegewogen. De rechter maakt hier 3:4 van. Dit is toegestaan volgens art  8:69 lid 2.

Opdracht 4

Ze was te laat dus de bob had moeten zijn niet ontvankelijk. De rechtbank moet zeggen dat het beroep gegrond is en de bob moet worden vernietigd. Ze is namelijk niet ontvankelijk, het is van openbare orde dus de rechter mag het zeggen ondanks niet aanvoering.

Opdracht 5

De relativiteitsregel verzet zich ertegen dat de rechter dit gaat vernietigen omdat het bestemmingsplan het belang van de omgeving dient en niet het belang van de partij. Art 8:69a, het relativiteitsvereiste. 1)Er is een schending van een norm, de overschrijding van de bouwhoogte van het bestemmingsplan. 2) Welk belang dient/wordt beschermd door de norm omtrent de bouwhoogte? Ic veiligheid, uiterlijk. 3) welk belang streeft de persoon na die zich op de schending van de norm beroept? Ic concurrentie. Als de belangen van 2 en 3 niet overeenkomen dan strekt de norm kennelijk niet tot beschermen van het belang van de persoon.  En dus kan de rechter niet vernietigen ic ondanks de schending. Dictum zal dus ‘ongegrond’ luiden. Als de belangen wel overeenkomen dan geldt 8:72 lid 1.

 

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 5

Tendensen van het bestuursprocesrecht

Tijdigheid, finaliteit en subjectivering

Recente evaluatie van de awb in 2006. Daar kwam uit dat het te traag werkte, termijnen werden niet gehaald, waardoor een gebrek aan tijdigheid ontstond. Het was bovendien te weinig finaal. Rechters zeiden niet hoe het wel moet maar bleven steken bij hoe het niet moet.

Oorzaken ontijdigheid. Alle deelnemers van het proces overschrijden termijnen. Bijvoorbeeld advocaten die pro forma beroep instellen. Bestuursorganen hebben capaciteitsproblemen, door de crisis worden mensen ontslagen. Bestuursrechters hebben een te grote werkvoorraad en ook een beperkte capaciteit. De aanraak tijd is hoeveel tijd er aan een zaak is besteed. De doorloop tijd is hoe lang een zaak bij de rechtbank ‘ligt’. Deze tijden verschillen zeer.

Remedies tegen ontijdigheid. Niet juridisch: organisatie cultuur veranderen, procedures aanpassen. Afdelingshoofd moet verantwoording afleggen als ze teveel dwangsommen hebben verbeurd. Juridische remedies: termijnen verkorten leidt vaak juist tot termijn verlenging. Het opheffen van de bezwaarfase, leidt uiteindelijk tot hetzelfde probleem. De rechter stuurt het foute besluit weer terug naar het bestuursorgaan (bo). Rechtstreeks in beroep tegen niet tijdig beslissen. Schadevergoeding bij niet tijdig beslissen. Materiële oplossingen: onder de wet arob bestond de fictieve weigering. Die kennen we nu niet meer, tegenwoordig bevat de AWB de fictieve positieve beschikking. Als het bo niet tijdig beslist op je aanvraag dan heb je een fictieve positieve beschikking. Omwonenden kunnen echter in bezwaar gaan, omdat het niet gemotiveerd is etc. Kortom: management oplossingen en organisatorische oplossingen, tijdigheid moet ‘belangrijk’ worden gevonden.

Gebrek aan finaliteit. We hanteren in het bestuursrecht het besluit model, er kan niet zoals in het civiele recht iets voor recht worden verklaard. Het bo stelt de rechtsbetrekking vast, de rechter toetst dat weer ex tunc. Als het niet deugt vernietigt de rechter het besluit. Het besluit komt dan weer terug bij het bo, daarom ontbreekt het aan finaliteit. Het bo neemt rechtspolitieke beslissingen.

De rechter mag niet op de stoel van het bo gaan zitten. Tenzij het een foutieve boete of schadevergoeding betreft. De rechter moet dan zelf in de zaak voorzien, zie art 8:72 lid 4 en 8:72a.

De afgelopen jaren zien we een verschuiving van toetsing van besluiten naar materiële geschilbeslechting. Zie art 8:41a; de rechter moet definitief besluiten. De rechter moet geschillen materieel gaan beslechten.

Tendens subjectivering, de rechter moet conflicten oplossen. De actio popularis is vervangen door het belanghebbende begrip, alleen hij kan in bezwaar. Art 8:69 lid 1: de rechter mag alleen kijken naar de beroepsgronden. Art 6:22 helpt als er belangen in het geding zijn. Art 8:69a toont de relativiteitseis. We zijn afgestapt van het recours objectif naar het recours subjectif, het gaat niet meer om de juistheid van het besluit maar om de rechtsbescherming. Dejuridiseren geeft aandacht voor belangen, mediation en de Nieuwe Zaaksbehandeling.

De uitspraak. De rechter doet meestal een einduitspraak. Sinds 2010 kan de bestuursrechter ook een tussenuitspraak doen. Dat is een bestuurlijke lus: het bo krijgt de kans het besluit te herstellen en daarna neemt de bestuursrechter een finaal besluit. Zie 8:51a en 8:80. In het bestuursrecht kan je niet tussentijds tegen de tussenuitspraak in hoger beroep, pas als de einduitspraak is gewezen, dan kan je stellen dat je het niet eens bent met de inhoud van de tussenuitspraak. Het maakt verschil of het een schriftelijke of mondelinge uitspraak is. Art 8:66, 8:67 ev.

De dicta. De inhoud van de uitspraak, zie art 8:70. De mogelijkheden zijn: onbevoegd verklaring, niet-ontvankelijk verklaring, ongegrond verklaring, gegrond verklaring.

De rechter toetst de bevoegdheid, absoluut en relatief. Absoluut: welke rechter is bevoegd: strafrechter/burgerlijk rechter/bijzondere bestuursrechter, is de juiste voorfase doorlopen? Bezwaar, zienswijze of administratief beroep. Relatief: welke rechtbank? Zie art 8:7, er zijn meerdere rechtbanken. Als je de onbevoegde rechter aanschrijft dan stuurt de rechter je beroep door ogv art 6:15.

Daarna kijkt de rechter naar de ontvankelijkheid van het beroep. Materieel betreft dat het procesbelang, als een uitspraak geen betekenis heeft voor je rechtspositie wordt je beroep niet ontvankelijk verklaard. Dit toetst de rechter steeds ex nunc. Formele ontvankelijkheid toetst de rechter vanaf binnenkomst: is er een besluit? Ben je belanghebbende? Zijn de griffierechten betaald? Voldaan aan art 6:5 en 6:13? Dan stap 3: is de voorfase goed gegaan? Heeft het bo juist geoordeeld over de ontvankelijkheid? Was het bezwaar niet te laat? De bevoegdheid van het bo toetst de rechter alleen formeel. Daarna komt het partijen proces, art 8:69. Omvang van het geding bepalen, de binnengrens. Rechtsgronden aanvullen mbt de beroepsgronden. Dan formuleert de rechter de rechtsvraag, en zoekt daarbij de rechtsfeiten om de vraag te beantwoorden. Als er feiten missen komt het bewijsverhaal aan bod, dat komt volgende week.

Als je beroepsgrond niet slaagt dan is het beroep ongegrond. Wat als je beroepsgrond wel slaagt? Het kan zijn dat het gebrek kan worden gepasseerd volgens art 6:22 of 8:69a. Dit gebeurt als het belang van de belanghebbende niet is aangetast. Art 6:22 kan alleen indien aannemelijk is dat belanghebbenden niet zijn benadeeld. Dan is de rechter bevoegd het gebrek te passeren en blijft het besluit bestaan. Art 8:69a relativiteitsvereiste, strekt de norm wel tot bescherming van de belangen van de belanghebbende? Zo niet, dan kan het gebrek gepasseerd worden.

Wat als het gebrek niet kan worden gepasseerd? Dan is het beroep gegrond en wordt het besluit vernietigd, zie 8:72 lid 1. Het besluit wordt met terugwerkende kracht verwijderd, werkt erga omnes, tegen belanghebbenden én anderen. De eerste bob is er niet meer. De procedure gaat terug naar de bezwaarfase, het bo moet een nieuwe bob nemen.

Uitspraak CRvb 3-11-2010. ‘de bestuursrechter dient eerst na te gaan of de rechtsgevolgen van een te vernietigen besluit in stand kunnen worden gelaten dan wel of hij zelf in de zaak kan voorzien.’

De bestuursrechter dient drie belangen: zo finaal mogelijk beslissen, niet verder ingrijpen in bevoegdheid van het bo dan nodig, snelle geschilbeslechting.

De rechter vraagt zich af of het dictum (de rechtsgevolgen) van het besluit in stand kan blijven. Art 8:72 lid 3 onder a, de rechtsgevolgen van het besluit blijven in stand. Het beroep is dan wel gegrond maar de rechtsgevolgen van de vernietigde bob blijven in stand.

Of de rechter kan zelf in de zaak voorzien. Dan is het dictum verkeerd. Dit staat in art 8:72 lid 3 onder b. de rechter neemt dan zelf een besluit. Dit kan de rechter doen indien het schadevergoeding of boetebesluiten betreft. De rechter kan niet zelf in de zaak voorzien indien er beleids- of beoordelingsvrijheid voor het bo is. Dan is de bestuurlijke lus eventueel een oplossing.

Bestuurlijke lus. De informele variant is op de zitting, op afspraak. De formele variant is als de rechter een tussenuitspraak doet.

Als finaliseren niet mogelijk is dan moet het besluit terug naar het bo. De rechter kan opdrachten meegeven aan het bo om in de nieuwe bob te zetten.

Nevendicta. De bodemrechter kan een voorlopige voorziening geven. Zie art 8:72 lid 5. De bestuursrechter kan het bo een dwangsom opleggen als ze niet tijdig een nieuwe bob nemen, ex artikel 8:72 lid 6.

Financiële nevendicta. Het griffierecht wordt vergoed als het beroep gegrond is. Of als je gebrek wordt gepasseerd. Proceskosten worden vergoed bij een gegrond beroep. Schadevergoeding kan worden geëist voor schade wegens het vernietigde besluit.

Artikel 6:13, wie mag mee met het besluit model? Wat mag de rechter meenemen? Onderdeel waartegen je niet in bezwaar bent gegaan mag niet meer in beroep worden aangevochten.

 

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 5

Voorheen als de rechter uitspraak deed, werd de bob vernietigd, en wat dan? Hij stuurde het besluit dan terug naar het bestuursorgaan (bo) maar nu kent de awb finale geschilbeslechting, de rechter kan zelf een einduitspraak doen. Dit kan echter niet altijd.

Art 8:72 is de basis, art 8:70: de uitspraak strekt tot. Art 8:70 geeft de dicta. Dus als de vraag is: wat is het dictum? Begin met art 8:70.

Art 8:70 A: hij stuurt het door naar de bevoegde rechter,

B: niet ontvankelijk, dan is het meteen klaar, het beroep kan gewoon niet

C: ongegrond: er hoeft niks te gebeuren verder, de rechter is het niet eens met je beroep

D: gegrond verklaring, dan krijg je gelijk. Wat moet er dan? Zie art 8:72. Lid 1: indien het beroep is gegrond verklaard dan volgt altijd het vernietigen van de bob. Dan moet er natuurlijk wel nog wat, zie lid 4, dat is de oude situatie. Daarin staat dat eerst lid 3 moet worden geprobeerd, als lid 3 niet kan dan pas naar lid 4 kijken. Lid 3 geeft twee opties: a) de rechtsgevolgen worden vernietigd, of b) het dictum wordt het nieuwe besluit.

Indien de nieuwe bob hetzelfde zou blijven als de oude bob dan kan de rechter bepalen dat lid 3 sub a) de rechtsgevolgen in stand blijven (bijvoorbeeld bij het ontslag van een ambtenaar) het besluit is dan alsnog wel vernietigd volgens lid 1 en je kan schadevergoeding eisen. De rechter kan de rechtsgevolgen in stand laten als de hij weet dat de nieuwe bob dezelfde beslissing zal behelzen.

Lid 3 sub b kan de rechter toepassen indien hij precies weet hoe bob 2 er uit zal komen te zien, dan kan hij zelf de nieuwe bob maken.

Als het bo een verkeerde bob genomen heeft dan is art 7:11 van toepassing. Als de rechtbank dus zegt dat bob 1 een verkeerd besluit is dan is art 7:11 verkeerd gegaan, (bijvoorbeeld bij het verbod op rip enz.) Art 7:11 lid 1 ziet op de volledige heroverweging, lid 2 ziet op de inhoud.

De rechter kan wel zelf in de zaak voorzien indien je bezwaar ongegrond wordt verklaar bij het bo, maar je was eigenlijk te laat dus je was niet ontvankelijk. De rechter weet dat, dan kan hij zelf in de zaak voorzien. NB: De rechter neemt dan geen nieuwe bob.

Als het bovenstaande allemaal niet kan dan moet de rechter naar art 8:72 lid 4.

Opdracht 1

Aanvraag om uitkering

BIP = toekenning uitkering

Bezwaar buurvrouw

Bob = ongegrond >>>> klopt niet want ze is geen belanghebbende, dus moest niet ontvankelijk zijn. Dit is ook nog van openbare orde!! Dus de rechter kan dit niet negeren

Beroep

Rechtbank: de rechter wil de bob vernietigen, dan moet het beroep gegrond worden verklaard volgens art 8:72 lid 1, begin van het dictum is dus (art 8:70) sub d, beroep is gegrond, dan wordt bob vernietigd via art 8:72 lid 1. De rechter weet dat het nieuwe besluit (als hij het terug zou sturen naar het bo) een ander dictum zou worden, namelijk niet ontvankelijk ipv ongegrond, dus dan hoef je niet te kijken naar art 8:72 lid 3 sub a. Staat vast hoe het nieuwe besluit zou komen te luiden? Ja, namelijk niet ontvankelijkheid. Dus de rechtbank kan zelf in de zaak voorzien, art 8:72 lid 3 sub b. Het dictum zou dan luiden: art 8:72 lid 3 sub b: de rechtbank bepaalt dat zijn uitspraak , inhoudende dat het bezwaar niet ontvankelijk wordt verklaard, in de plaats treedt van de vernietigde bob (dat is het vernietigde besluit).

Opdracht 2

Bip = intrekking jachtakte

Bezwaar

Bob = ongegrond

Beroep: niet daar gejaagd

Rechtbank: inderdaad niet gejaagd, gegrond verklaring, dus bob moet vernietigd worden. Dictum = beroep gegrond, art 8:70 sub d. Dan per definitie vervolgens art 8:72 lid 1 vernietiging van de bob.

Vraag a: art 8:72 lid 3 dus, lid 4 niet van toepassing. Definitieve beslechting: eerste vraag die je stelt: zou terugsturen een ander dictum van het bo hebben opgeleverd? Ja namelijk gegrond verklaring ipv ongegrond. Volgens art 7:11 had het bezwaar gegrond moeten worden verklaard, de bip moet dan herroepen worden, er was geen aanvraag dus het bo kan het daarbij laten. Er hoeft geen nader onderzoek te worden gedaan/nadere belangenafweging is niet noodzakelijk, er ligt geen aanvraag open. Er is dus duidelijk wat het nieuwe besluit had moeten zijn, namelijk bezwaar gegrond en herroepen bip.

De rechter bepaalt dat zijn uitspraak, inhoudende dat het bezwaar gegrond wordt verklaard en het herroepen van de bip in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Volgens art 8:72 lid 3 sub b.

Vraag b: de bip is herroepen, dus ze heeft de jachtakte weer.

Opdracht 3

Aanvraag omgevingsvergunning

Bip = toekenning vergunning

Bezwaar Jolien

Bob = ongegrond, door ingenieur, deze is verkeerd

Beroep

Art 6:22, bepalingen van openbare orde kan de rechter niet passeren. Maar als je inhoudelijk benadeeld bent, bijvoorbeeld niet gehoord, daardoor ben je in je belang benadeeld. Dat kan de rechter soms wel passeren, bijvoorbeeld omdat je tijdens het horen toch niks nieuws ging zeggen. Maar door art 6:22 kan de rechter een gebrek niet passeren! Dus iets van openbare orde of indien je belang geschaad is. Als er bijvoorbeeld een bevoegdheidsgebrek is, dat is van openbare orde, dat kan de rechter niet passeren.

Opdracht 3 Scenario 1: art 6:22, als de rechter het passeert dan is het dictum: beroep ongegrond art 8:70 sub c. Als het gebrek gering is zal hij dit doen. Scenario 2: via art 8:70 d het beroep gegrond verklaren. Vanwege het bevoegdheidsgebrek. Via art 8:72 lid 1 moet dan de bob vernietigd worden. Terugsturen zou geen ander inhoudelijk besluit/dictum opleveren want in de casus staat dat het bo dan toch de vergunning zal verlenen, dat blijft hetzelfde besluit. Dus art 8:72 lid 3 sub a: de rechter laat de rechtsgevolgen in stand maar de bob is wel vernietigd. Het tweede scenario is voordeliger voor de belanghebbende, want daar heb je kans op schadevergoeding. Via art 6:22 niet.

Opdracht 4

Aanvraag VOG

Bip = afwijzing aanvraag

Bezwaar

Bob1 = ongegrond

Beroep

Rechtbank maakt een bestuurlijke lus = een tussenuitspraak. Gebrek in bob 1 is art 3:2: onzorgvuldig voorbereid, zie ro 2.4.1. In ro 2.4 zegt de rechter dat hij niet in de zaak kan voorzien. De rechter wil niet op de stoel van het bo gaan zitten, hij weet niet wat het besluit moet worden. Daarom past hij de bestuurlijke lus toe, zie art 8:51a. Tussenuitspraak dus, de rechter laat het bo het gebrek herstellen. Het bo kan dan meteen bob 2 nemen.

Bob 2: wel een verklaring omtrent gedrag (vog), bezwaar gegrond dus bip moet worden herroepen en wel vog.

Door de bob 2 is het beroep dat tegen bob 1 is ingesteld van rechtswege ook tegen bob 2 (hangende beroep) zie art 6:19 lid 1, alleen indien partijen daar belang bij hebben. Maar betrokkene heeft hier geen belang bij want hij heeft bij bob 2 alles gekregen wat hij wilde. Maar je kan er wel belang bij hebben volgens art 6:19 lid 6, als je belang hebt bij bijvoorbeeld schadevergoeding. Dan moet de rechter bob 1 wel vernietigen. Verder hoeft er niks meer want er is een bob 2. Een kale vernietiging is dat.

Scenario 2: geen vog , dan heb je er wel belang bij (art 6:19 lid 1) de rechter gaat zich dan ook over bob 2 buigen, de rechtbank zal het beroep tegen bob 2 ongegrond verklaren, want het gebrek is hersteld.

Hierna kan de rechter eventueel wel zelf in de zaak voorzien.

Opdracht 5: de betrokkene vroeg drie dingen, kreeg ze alle drie niet, gaat tegen een onderdeel in bezwaar. Art 6:13 werpt de rechter op. Hij moet het ambtshalve toetsen want je bent niet ontvankelijk als je in bezwaar kon gaan maar je doet het niet. Dat wordt je verweten.

 

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 6

De feiten van een casus zijn een belangrijk onderdeel van het bestuursprocesrecht. De rechter heeft een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van het bewijsrecht. Het bewijsrecht is ongeschreven en staat dus niet in de Awb. Er is een vrije bewijsleer, de bewijslast is ook niet geschreven. Het bewijsrecht is puur rechtersrecht. De rechter is (in beginsel) vrij om de bewijsomvang (welke feiten zijn relevant?) te bepalen, om te bepalen op wie de bewijslast rust, om te bepalen op wie het bewijsrisico rust, om zelf feitenonderzoek te doen (met de onderzoeksbevoegdheden in hoofdstuk 8 Awb), in zijn waardering van bewijs. De rechter bepaalt of het wel of niet aannemelijk is. Er is geen bewijsopdracht, dat vormt een probleem want er komt vaak een verrassingsbeslissing. De rechter gaat niet zelf opzoek naar de materiële waarheid maar hij toetst of hetgeen aangevoerd is aannemelijk is. De bewijspositie blijft bij degene die in bezwaar de bewijslast heeft. Het bewijsdomein is de plicht om bepaalde feiten te stellen die binnen je domein leggen. In de besluitfase moet je die naar voren brengen. Het bewijsrecht begint namelijk al te lopen in de fase van het besluit in primo (bip). Wie het bewijsdomein heeft, daar wordt de bewijslast van afgeleid. Je hebt dan de plicht om te zorgen dat dat bewijs geleverd wordt. Dan heb je ook het bewijsrisico, je loopt het risico dat het bewijs niet kan worden geleverd. Het bewijsdomein van het bestuursorgaan (bo) begint bij art 3:2 awb. Het bo heeft een onderzoeksplicht en een bewijsplicht. Als er een aanvraag was tot een beschikking dan ligt het bewijsdomein bij de burger, dat begint bij art 4:2 lid 2. Hij moet feiten leveren die hij redelijkerwijs tot zijn beschikking kan krijgen. Het bo heeft dan wel de plicht te laten weten welke informatie zij nodig heeft. Het bewijsfuik ontstaat omdat je je bewijs in de besluitprocedure al moet aanvoeren. Dat is vaak lastig voor de burger. Bewijswaardering. De rechter bepaalt of hij alle feiten voldoende aannemelijk acht. De rechter maakt een afweging van al hetgeen hij voor hem heeft liggen. Een proces-verbaal en een deskundigenrapport acht de rechter zonder meer aannemelijk. Omdat er in het bestuursrecht een vrije-bewijsleer is, is bewijs bijna nooit onrechtmatig verkregen. Er bestaan geen regels over. In de bijzondere wet staan vaak wel bewijsregels.

Hoger beroep

In de regel staat hoger beroep in het bestuursrecht open bij de afdeling bestuursrechtspraak. Uitzonderingen staan in de bijlage achter de Awb. Bijvoorbeeld de Centrale Raad van Beroep. Het voordeel van de vele verschillende hoger beroep rechters is dat zij zeer gespecialiseerd zijn. Ze kunnen goed oordelen over een zaak. Nadeel echter is dat het ondoorzichtig wordt voor de burger, er moet goed uitgezocht worden waar je terecht kan. Hiertegenover staan weer de doorzendplicht en je wordt verwezen door de rechters. Er lijkt een gebrek aan rechtseenheid te zijn. Er is één Awb maar het wordt uitgelegd door verschillende rechters, dat leidt tot verschillende termijnen, bewijsfuiken enzovoort. Het idee achter het hoger beroep is het versmallen van de rechtsstrijd. Het creëert rechtseenheid, de lagere rechters spreken allemaal hetzelfde uit over een onderwerp. Er vindt rechtsvorming plaats, er wordt bijvoorbeeld bepaald wat verstaan moet worden onder de omvang van het geding. Het hoger beroep controleert de inhoud en kwaliteit van de lagere rechtspraak en het is bovendien een herkansingsfunctie. Fouten kunnen worden hersteld in hoger beroep. De opvattingen verschillen tussen de verschillende hogere instanties. De controle functie van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State zorgt voor een trechter functie bij het hoger beroep. Het versmalt de procedure, geen herhaling beroepsgronden. Dit is de strikte benadering van hoger beroep. Het object van hoger beroep verschilt.

Het procesrecht over hoger beroep staat in de awb. Art 8:104 ev. Er zijn twee mogelijkheden in hoger beroep. De hoger beroepsrechter kan het dictum van de rechtbank bevestigen. Hij kan daarbij de gronden overnemen of de gronden aanpassen. Of hij kan het dictum van de rechtbank onjuist achten. Dan kan die uitspraak geheel of gedeeltelijk worden vernietigd. In sommige gevallen kan je niet in hoger beroep. Uitsluiting van hoger beroep vind je in art 8:104. Hoger beroep kan bijvoorbeeld niet tegen een uitspraak op verzet of tegen de bestuurlijke lus. Dit appel verbod kan worden doorbroken, indien in de voorfases fundamentele rechten zijn geschonden.

Indien de hoger beroepsrechter de uitspraak van de rechtbank vernietigt kan er terugverwezen worden (art 8:115) of hij kan de zaak zelf afdoen (art 8:116). Als de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard dan moet er terug verwezen worden omdat er dan nog een ‘instantie open ligt’. Hoofdregel is echter dat de hoger beroepsrechter de zaak zelf af doet, hij moet doen wat de rechtbank had behoren te doen. Dit is het zogeheten devolutieve traject. Dit moet wel binnen de grenzen van het geding als in eerste aanleg. Hierbij hoort het Brummen effect. Voorheen kon je afwachten tot het bestuursorgaan een beslissing op bezwaar nummer twee had gemaakt en dan zelf bepalen of je in hoger beroep ging. Na de uitspraak Brummen mag dat niet meer, zodra je het niet eens bent met bepaalde punten van de rechtbank moet je direct in hoger beroep, anders krijgt de uitspraak van de rechtbank kracht van gewijsde.

De kern van Brummen is dat je in hoger beroep moet gaan indien de rechtbank een beroepsgrond of een standpunt uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verwerpt. Doe je dat niet dan krijgt het gezag van gewijsde. Uitdrukkelijk wil zeggen dat de uitspraak duidelijk aandacht aan het punt besteedt en het verwerpt. Zonder voorbehoud wil zeggen dat de verwerping volledig is, zonder voorwaarde of beperking. Indien de Afdeling als hoger beroepsrechter de uitspraak van de rechtbank vernietigt, treedt zij in de voetsporen van de rechtbank. Zij vernietigt dan ook de bob. De gevolgen van Brummen zijn dat de juistheid van het oordeel van de rechtbank vast staat, tenzij je hoger beroep instelt. Dit geldt voor partijen, voor het bo én voor de rechtbank. Brummen geldt niet voor gronden die niet door de rechtbank besproken zijn en beroepsgronden die onlosmakelijk samenhangen; bijvoorbeeld drie gronden die allemaal te maken hebben met natuur. Als je deze drie niet uit elkaar kan halen geldt het niet voor deze gronden. Brummen geldt ook niet indien het een ander geschil of openbare orde aspecten betreft.

Ook in hoger beroep is er finale geschilbeslechting, volgens art 8:72.

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 6

Aantekening

Hoger beroep staat in art 8:104 ev. Art 8:113 geeft de hoger beroepsrechter 2 smaken, hij kan de uitspraak van de rechtbank bevestigen of hij vernietigt deze en doet wat de rechtbank had behoren te doen. In de casus van opdracht 1 is de uitzondering van art 8:115 sub a van toepassing, de rechtbank oordeelde niet ontvankelijk/onbevoegd terwijl de Afdeling wel ontvankelijk/bevoegd beoordeeld, dan stuurt de Afdeling de zaak terug, om te voorkomen dat er verlies van instantie optreedt, je mist dan namelijk een instantie om bij te procederen. Uitzondering hierop weer is art 8:116 als het zo duidelijk is dat de Afdeling kan uitspreken, dat is hier het geval. Volgens de Afdeling klopt het niet wat de rechtbank oordeelde en was er wel gewoon sprake van een bip – bob - rechtbank. De Afdeling maakt er een art 6:19 besluit van. (casus 1)

Werkcollege opdrachten

Opdracht 1

Aanvraag tot toekenning huisnummer

21 okt 2004 weigering besluit te nemen (bip) (art 6:2 sub a gelijkstelling met een besluit)

Bezwaar

14 juni 2005 BOB = gegrond > herroeping bip > afwijzen aanvraag (na de heroverweging van art 7:11 lid 2) > let op! Dit is geen nieuw bip maar een bob.

Beroep

Rechtbank 7 dec 2006, verklaard zich onbevoegd (art 8:70 sub a) + stuurt het beroepsschrift ter behandeling als bezwaar terug naar dagelijks bestuur (= het bo) volgens de rechtbank is het beroepschrift een bezwaarschrift. Dan is de bob dus een bip. Zij vonden niet dat de bip een bip was, de bob is volgens hen het bip. Het eerste bezwaar is dus niks juridisch.

Hoger beroep

27 april 2007 bob

29 aug 2007 afdeling RvS

I hoger beroep gegrond ogv art 8:70 d + art 8:108 lid 1

II vernietiging uitspraak rb: art 8:113 lid 1

III beroep gegrond art 8:113 lid 1, art 8:70 D

IV vernietiging bob 1 art 8:113 lid 1 + art 8:72 lid 1

V vernietiging bob 2 art 6:19 + art 6:24 (meenemen van de bob) > art 8:70 d art 8:72 lid 1 art 8:108 lid 1

VI herroepen bip art 8:113 lid 1 art 8:72 lid 3 sub b + art 7:11 lid 2

VII toekenning huisnummer art 8:113 lid 1 art 8:72 lid 3 sub b art 7:11 lid 2

VIII bepaalt dat … art 8:113 lid 1 art 8:72 lid 3 sub b

IX beroep: art 8:113 lid 1 art 8:74

Hoger beroep ogv art 8:114

Art 8:116 zie je bij nummer II en bij de toekenning van het huisnummer.

De afdeling zegt dus bij III dat de rechtbank het fout gedaan heeft, de rechtbank hád het beroep gegrond moeten verklaren en de bob moeten vernietigen, ogv art 8:72 lid 3 sub b had de bip moeten worden herroepen en dan had het bo een nieuw besluit moeten nemen (maar dat is geen bip). De rechtbank had dan ogv art 7:11 lid 2 moeten beslissen: ‘de rechter besluit dat de bob wordt vernietigd en inhoudende dat x’. Zie week 5.

Uitgangspunt bij bewijsrecht:

Bij een beschikking moet art 3:2 in acht worden genomen door het bo. Ze moeten zorgvuldig voorbereiden, het bo heeft een onderzoeksplicht en een bewijsplicht. Als er een aanvraag is tot een beschikking, geldt art 4:2 lid 2 dan ligt het bewijsdomein/plicht bij de burger. Er zijn dan feiten nodig van de aanvrager. Hierbij geldt de beperking tot die feiten welke hij redelijkerwijs tot zijn beschikking kan krijgen. Het bo heeft dan wel de plicht te laten weten welke informatie zij nodig heeft.

2a. Op wie het bewijsdomein ligt bepaalt art 3:2 voor het bo, zij moeten informatie opzoeken, dat hebben zij gedaan. Ogv art 4:2 heeft de burger bij een aanvraag ook een bewijslast, het is zijn erfenis dus die informatie heeft hij tot zijn beschikking. Het bo heeft al duidelijk aangegeven wat ze willen dus Laurens heeft ongelijk. Het bo heeft hem begeleid.

3 De intrekking is een nieuw besluit ogv art 7:11, NIET een bip. Tussen Dennis en het bo speelt art 4:2 lid 2 geen rol, art 3:2 maakt hier dat het bo moet bewijzen dat het te lawaaierig was. Dennis heeft geen aanvraag gedaan dus art 4:2 speelt geen rol.

4. Het is geen besluit op aanvraag, dus geen art 4:2, art 3:2 geldt hier voor het bo, dat hebben ze gedaan. Strien beroept zich op een uitzondering, degene die zich op een uitzondering beroept, heeft de bewijslast.

Opdracht 5

Aanvraag splitsingsvergunning

Bip = weigering fundering vanwege onvoldoende kwaliteit

Bezwaar: fundering + (= wel voldoende) > geen vergunning nodig

Bob: bezwaar ongegrond vergunning + fundering – (= niet voldoende)

Beroep: fundering + vergunning –

Rechtbank: vergunning + (beroep ongegrond), fundering + (beroep gegrond > 8:72 lid 1)

  1. Het bo moet een nieuwe bob nemen, binnen welke termijn hangt af van de wet.

Bob nieuw: bezwaar gegrond (fundering +), maar geen herroeping omdat het quotum al vol is.

  1. De bob is een ex nunc overweging, het quotum is ‘nu’ vol dus ze mogen het wel meenemen. Er is geen sprake van reformatio in peius: hij had geen vergunning en nu nog steeds niet, geen ultra petita: het is dezelfde bevoegdheid. Maar hij heeft wel schade, normaliter zou hij de splitsingsvergunning wel gekregen hebben. Nu de rechtbank door de gegrond verklaring de bob heeft vernietigd kan hij schadevergoeding eisen.

  2. Zie Brummen ro 2.3. Hetgeen de rechtbank gezegd heeft over het wel of niet nodig hebben van een vergunning heeft kracht van gewijsde gekregen, Gerard had daartegen in hoger beroep moeten gaan. De rechter mag, nu hij dit niet heeft gedaan, hier geen uitspraak meer over doen.

6. Bij de beroepsrechter mag je met nieuw bewijs komen, art 8:58 verbiedt het volgens de afdeling niet. In hoger beroep werkt het anders. De centrale raad zou het bewijs hebben meegenomen, de Afdeling kijkt echter alleen naar wat de rechtbank heeft gedaan, hebben zij een goed besluit genomen? De afdeling neemt het nieuwe bewijs niet mee.

Hoorcollege bestuursprocesrecht 2b - week 7

Soorten overheidshandelingen

Het schadevergoedingsrecht kent het uitgangspunt: eenieder draagt zijn eigen schade. Dat vergeten we nog wel eens. We zeggen meteen: wie kan ik aansprakelijk stellen? Als je deeleneemt aan het maatschappelijk verkeer kan het ook wel eens tegenzitten. Tenzij er iets bijzonders aan de hand is, als de partij die de schade heeft veroorzaakt, een fout heeft gemaakt dat ontrechtmatig was. Dan wijk je af van het uitgangspunt. En moet diegene jouw schade betalen.

Echter vaak hebben de daders geen geld om dat te betalen. Volgens de Amerikanen ‘seek the pockets’. Met name in het bestuursrecht proberen we de overheid aansprakelijk te stellen. De staat kan zich niet verzekeren, gemeentes wel.

De overheid, zijn wij. We hebben die zelf gekozen, we brengen zelf het geld op via belasting etc.

Moeten we dezelfde causaliteit en relativiteit hanteren als in het privaatrecht?

De overheid handelt ook privaatrechtelijk. Zij is een marktpartij, huurt dingen, koopt dingen enz.

Allerlei voorbeelden van staatsaansprakelijkheid passeren de revue.

De rechtbank Den Haag acht bij oorlogsmisdaden de verjaringstermijn onaanvaardbaar.

Is de overheid een partij als ieder ander? Zij is wel gebonden aan het recht. De overheid moet zich houden aan het algemeen belang en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Als een besluit wordt vernietigd dan is gegeven dat er onrechtmatig is gehandeld. Ook de schuld is dan gegeven, de overheid is dan schadeplichtig. Soms wordt er een strengere eis gesteld mbt schadevergoeding omdat anders het hek van de dam is.

Voor claims tegen de overheid geldt net als in het burgerlijk recht: 6:262, OD.

In het bestuursrecht ontstaan er wel een aantal extra regels: is de vernietiging van het besluit in primo (bip) gelegen in een foute toepassing van het recht of is er nieuw beleid?

Als je stelt dat een besluit niet deugt dan moet je naar de bestuursrechter en niet naar de burgerlijk rechter.

Formele rechtskracht zegt in schadevergoedingsverhouding dat de rechter ervan uit moet gaan dat het besluit rechtmatig is, zowel naar inhoud als naar totstandkoming.

Als de bestuursrechter een besluit vernietigt dan wordt het geacht er niet meer te zijn met erga omnes werking. Maar alleen degene die ertegen procedeerde heeft recht op schadevergoeding, jegens hem is het besluit onrechtmatig geweest. Blijkt uit Kaveka arrest. Dit is subjectieve onrechtmatigheid.

Relativiteit geldt ook in het bestuursrecht.

De overheid moet soms ook schadevergoeding betalen bij rechtmatig overheidshandelen. Rechtmatig handelen is bijvoorbeeld als ergens een nieuwe metrolijn moeten worden gemaakt waardoor huizen moeten worden gesloopt. Soms telt het algemeen belang dan zwaarder dan het individueel belang. Als je eigendom totaal wordt onteigend krijg je de volledige schade vergoed. Als je eigendom niet totaal wordt ingenomen kan je aanspraak maken op nadeelcompensatie. Grondslag daarvan is het egalite beginsel, gelijkheid van publieke lasten. Een paar individuen ondervinden nadeel ergens van, zij moeten tegemoet worden gekomen tot het normaal maatschappelijk risico. Geen volledige vergoeding dus. Het egalite beginsel moet dan geschonden zijn. Dit zal komen te staan in art 4:126. Planschade is schade vanwege bestemmingsplannen, daar staat ook een tegemoetkoming tegenover.

Discussie in de jurisprudentie om het normaal maatschappelijk risico te berekenen. Korting: als je een ton aan schade hebt, en het risico is 15% dan krijg je 85000 uitgekeerd aan schadevergoeding. De 15 % is dan het normaal maatschappelijk risico. Drempelmethode: dan moet je schade boven een bepaald bedrag komen, om een vergoeding te krijgen. Bijvoorbeeld de schade moet meer dan 15 % van de jaaromzet zijn. De Afdeling RvS heeft hier een uitspraak over gedaan, nu moet de drempel per geval worden beoordeeld.

De bevoegdheid van de bestuursrechter is gekoppeld aan een voor beroep vatbaar besluit. Schade die door een dergelijk beroep is veroorzaakt, alleen daarvoor kan je bij de bestuursrechter terecht. Alle andere handelingen zijn voor de burgerlijk rechter.

Op 1 juli 2013 is titel 8.4 in de awb gekomen, over schadevergoeding wegens onrechtmatige besluiten. Onderdeel van wet nadeel compensatie en schadevergoeding wegens onrechtmatige besluiten. Titel 4.5 over nadeelcompensatie is nog niet in werking getreden. Er moeten nog een aantal wetten voor worden aangepast. Titel 8.4 is wel inwerking getreden. Er was behoefte aan eenvoudige competentieverhoudingen. Het was zeer complex om uit te maken wanneer je naar de bestuursrechter of burgerlijk rechter moest.

Oude recht 8:73, nieuw recht titel 8.4. We hebben nu dus overgangsrecht. Je moet nu kijken bij een besluit wanneer de schadeoorzaak was. Is het besluit van voor 1 juli 2013? Dan is het oude recht van toepassing. Op of daarna dan is het nieuwe recht van toepassing.

Tot 1 juli 2013 waren er drie wegen:

  1. Art 8:73 (a) awb
  2. Beroep tegen zelfstandig schadebesluit
  3. Burgerlijke rechter

1: je kon beroep instellen tegen een besluit en kon bij diezelfde rechter ook schadevergoeding vragen. Het was een nevenvordering tot schadevergoeding, hoofdvordering is vernietiging van besluit. Bij een gegrond beroep moet het besluit worden vernietigd (8:72), en dat is per definitie een onrechtmatig besluit. Dan kom je voor schadevergoeding in aanmerking.

2: Als je bij de beslissing op bezwaar (bob) al kreeg wat je wilde dat kon je daarna nog beroep instellen tegen een zelfstandig schadebesluit. Dan moesten er wel connexiteitsvereisten zijn, je moet belanghebbende zijn, materiele connexiteit (schade moet veroorzaakt zijn binnen publieke taak) dus niet potlood overeenkomst maar publieke taak. Procedurele connexiteitsvereiste: als je tegen het schadeveroorzakende besluit beroep kon instellen dan kon je ook tegen schadebesluit in beroep.

3: vordering bij burgerlijke rechter op art 6:162

Nieuw recht: titel 8.4. Art 8:73 bestaat niet meer, het zelfstandig schadebesluit is er niet meer. Bestaat dan alleen nog de route naar de burgerlijke rechter? Nee, nieuw is de zelfstandige verzoekprocedure. Verzoekschrift: buiten het bestuursorgaan (bo) om rechtstreeks naar de rechter. Het bo stelt niet de rechtsbetrekking vast maar de bestuursrechter. Dit is revolutionair voor de awb.

Titel 8.4. je stapt direct naar de bestuursrechter.

Rechtsmachtverdeling:

Onder het oude recht kon je bij de bestuursrechter een 8:73 verzoek doen. Was de bestuursrechter niet bevoegd dan was uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd. Als bestuursrechter wel bevoegd was, mocht je dan kiezen?  Uit Groninger Raatgever komt dat burgers keuze hebben welke rechter ze heengaan. Titel 8.4 heeft deze keuzevrijheid opgeheven.

Onder het nieuwe recht heeft de bestuursrechter de keuze gestopt. Art 8:89 geeft de bestuursrechter de bevoegdheid bij ambtenaren recht etc. lid 2: in de overige gevallen moet je naar de burgerlijk rechter tenzij een vordering tot 25000€.

Bij het vreemdelingenrecht is uitsluitend de bestuursrechter bevoegd uitspraak te doen.

De bestuursrechter gaat over besluiten, schade daardoor. Niet tijdige besluiten, schade bij ambtenaren en vreemdelingen handelingen. In het nieuwe recht ook voorbereidingshandeling, ‘proeftuin’.

De burgerlijk rechter is nog wel voor veel zaken bevoegd.

Het losse verzoekschrift is nieuw, je kan na afloop terug voor schadevergoeding zie art 8:90. Wel ingebreke stelling vereist. Art 8:91 is tijdens je beroep, geen in gebreke stelling.

 

Werkcollege bestuursprocesrecht 2b - week 7

Opdrachten:

1a. Schadevergoeding bij rechtmatige daad. Er is een vergunning verstrekt dus er wordt niet onrechtmatig gehandeld. De gemeente heeft het recht om vergunningen te verlenen voor dit soort doeleinden. Ivo maakt nog wel kans op een nadeelcompensatie, de publieke lasten (egalite) zijn nu niet gelijk dus dat moet worden rechtgetrokken.

1b. Door het verlenen van de vergunning ondervindt hij last en heeft hij schade. Dat is dus indirect de schuld van de burgemeester. Hij wordt belemmerd in het bereiken van zijn woning, mensen zitten aan zij eigendom en er wordt rotzooi gemaakt.

1c. De gemeente steunt stichtingen die recreatie bieden voor mensen, het is een goed doel waarvoor ze een vergunning hebben gegeven. Ivo heeft er zelf voor gekozen om in het centrum te gaan wonen.

Aantekening:

Manier om te bewijzen of een besluit onrechtmatig of rechtmatig is:

  • Rechtmatig: als het besluit formele rechtskracht heeft, dat is als de termijn om bezwaar of beroep te maken verstreken is (rechtsmiddel niet gebruikt dus). Dan wordt uitgegaan van een rechtmatig besluit.
  • Onrechtmatig: als besluit door rechtbank is vernietigt (na gegrond verklaring van beroep) dan wordt de onrechtmatigheid verondersteld.
  • Dit weet je zonder naar de inhoud van het besluit te kijken.

Opdracht 2

Het besluit is vernietigd, in de rechtspraak wordt aangenomen dat een vernietigd besluit ook onrechtmatig is. Het is dus een onrechtmatige overheidsdaad. Is deze daad toerekenbaar aan de overheid? In de rechtspraak is beslist dat indien het besluit onrechtmatig is (vernietigd) dan is het ook toerekenbaar aan het overheidslichaam. Het verzoekschrift is gebaseerd op 6:162 maar dan de bestuursrechtelijke uitwerking. Relativiteit (wordt niet zodanig gevraagd op het tentamen). Causaliteit tussen schade en besluit: gebaseerd op 80% hogere bouwkosten (Deze komen wel door het uitstellen van de vergunning), niet doorgaan huurcontract (dit komt niet rechtstreeks door het uitblijven van de vergunning). Schade: extra bouwkosten, misgelopen huur.

 

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
2239