TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 1


Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Check page access:
      JoHo members
      Check more or recent content:

      Oefenmateriaal Kennismaking Onderzoeksmethoden en Statistiek - UU - Psychologie, jaar 1

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 1

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 1


      Gesloten vragen statistiek

      Vraag 1

      De definitie en berekeningen van de …… zijn identiek voor samples en populaties.
      1. Mediaan
      2. Modus
      3. Gemiddelde

      Vraag 2

      Een verdeling heeft een gemiddelde van 85 en een mediaan van 80. Hoe ziet deze verdeling eruit?

      1. Linksscheef
      2. Rechtsscheef
      3. Symmetrisch

      Vraag 3

      Wat is het effect van steekproefgrootte op de uitkomst van een hypothesetest?

      1. De kans op een significant effect is groter bij een grotere steekproef
      2. De kans op een significant effect is kleiner bij een grotere steekproef
      3. De effectgrootte wordt kleiner bij een grotere steekproef

      Vraag 4

      Wat is waar met betrekking tot de vorm van de verdeling van steekproefgemiddelden?

      1. Hoe groter de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn
      2. Hoe kleiner de steekproef, hoe meer normaal verdeeld
      3. Hoe groter de steekproef, hoe dichter de gemiddelden bij elkaar liggen

      Vraag 5

      Welke van de onderstaande uitspraken is juist?

      I. Over het algemeen is de distributie van t-statistieken platter en meer uitgespreid dan de standaard normaalverdeling.

      II. Wanneer een sample n=21 scores heeft, krijg je een t-statistiek met df = 22.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 6

      Welke van de onderstaande uitspraken is juist?

      I. Om statistische technieken te gebruiken in een within-subjects design moeten de samples aan elkaar gematcht zijn.

      II. Een herhaalde metingen design is een vorm van gecorreleerde sample designs

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 7

      In een onderzoek naar het aantal benodigde afspraken met een logopediste bij kinderen die de letter ‘r’ niet goed kunnen uitspreken, is een steekproef getrokken van 100 kinderen. Het gemiddeld aantal afspraken dat de kinderen nodig hadden is 13. De schatting van de standaardfout is 0.5. Stel dat er een kleinere steekproef is getrokken uit dezelfde populatie waarbij ook het gemiddelde 13 en standaardafwijking 5 is gevonden. Wat kan er gezegd worden over de grootte van de schatting van de standaardfout?

      1. De schatting van de standaardfout is 0.5.
      2. De schatting van de standaardfout is kleiner dan 0.5.
      3. De schatting van de standaardfout is groter dan 0.5.
      4. Op basis van deze informatie is geen uitspraak te doen over de schatting van de standaardfout.

       

      Onderstaand voorbeeld hoort bij vragen 8 t/m 11!

      Een onderzoeker doet een onderzoek met 2 groepen met elk 12 proefpersonen, aan de hand van een ANOVA test.

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 2

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 2


      Gesloten vragen methoden

      Vraag 1

      De cumulatieve percentagewaardes zijn geassocieerd met de …… grenzen van de corresponderende scores van intervallen

      1. Schijnbare, bovenste
      2. Schijnbare, onderste
      3. Echte, bovenste
      4. Echte, onderste

      Vraag 2

      Bij een steekproef hoort een ……; bij een populatie hoort een……

      1. Statistiek; parameter
      2. Populatie; parameter
      3. Parameter; statistiek.

      Vraag 3

      Een steekproeffout ontstaat doordat:

      1. Er niet genoeg mensen in de populatie zijn
      2. Elke steekproef anders is
      3. Er een verschil is tussen de specifieke personen in de steekproef en alle mensen in een populatie.

      Vraag 4

      In een onderzoek wordt gevraagd naar de hobby’s van tieners. Ze kunnen kiezen uit sporten, muziek, lezen en overige hobby’s. In wat voor grafiek kunnen de resultaten het beste worden weergeven?

      1. Staafdiagram
      2. Histogram
      3. Polygoon

      Vraag 5

      In onderzoek worden over het algemeen verschillende soorten variabelen gemeten. Welke termen ontbreken in de zin: De …… variabele heeft invloed op de …… variabele.

      1. Experimentele; afhankelijke
      2. Onafhankelijke; afhankelijke
      3. Experimentele; controle.

      Vraag 6

      Welke van de onderstaande uitspraken is waar? 1. Populaties kennen minder spreiding dan samples en 2. Ongeveer 68% van de scores valt binnen twee standaardafwijkingen van het gemiddelde.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist.

      Vraag 7

      Wat is het doel van correlationeel onderzoek?

      1. De invloed van de ene variabele op de andere variabele meten
      2. Het verschil tussen twee groepen meten
      3. Het verband tussen twee variabelen meten.

      Vraag 8

      Er wordt op de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar het zelfbeeld van eerstejaarsstudenten. Ze moeten vragen beantwoorden op een schaal van 1 (laag) tot 7 (hoog). Op wat voor niveau wordt er gemeten?

      1. Interval
      2. Nominaal
      3. Ordinaal.

      Vraag 9

      Er wordt onderzoek gedaan naar de bereidheid van drugsverslaafden in Nederland om zich te laten opnemen in een kliniek. Een groep van 100 verslaafden wordt geselecteerd om vragenlijsten te beantwoorden. Wat is de populatie in dit onderzoek?

      1. De groep van 100 verslaafden
      2. De drugsverslaafden in Nederland
      3. De Nederlandse bevolking.

      Vraag 10

      Geef aan welke van de volgende stellingen juist is. 1. Het is mogelijk dat een verdeling meer dan een modus heeft, en 2. De modus is de juiste centrummaat voor nominale data.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist.

      Vraag 11

      In een onderzoek wordt gevraagd naar de hobby’s van tieners. Ze kunnen kiezen uit sporten, muziek, lezen en overige hobby’s. In wat voor.....read more

      Access: 
      JoHo members
      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 3

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 3


      MC-vragen

      Vraag 1

      Empirische vragen zijn vragen die:

      1. Termen omvatten die geoperationaliseerd kunnen worden
      2. Te beantwoorden moeten zijn aan de hand van data
      3. Geen van bovengenoemde vragen
      4. Zowel antwoordmogelijkheid a. als b. zijn correct.

      Vraag 2

      Voorstanders van studies met een ‘single design subject’ (n=1) beweren dat deze studies weldegelijk externe validiteit kunnen hebben, omdat:

      1. Externe validiteit niet van belang is bij deze studie
      2. Men de studie steeds kan repliceren waardoor er gemeten kan worden of er sprake is van een behandeleffect
      3. Deze studies gewoon wel een externe validiteit hebben
      4. Deze soort studies alleen bedoeld zijn voor basaal onderzoek en niet voor toegepast onderzoek.

      Vraag 3

      Wanneer een psychologische test betrouwbaar is, dan houdt dit in:

      1. Dat de test valide is
      2. Dat een herhaalde meting hetzelfde resultaat zal geven
      3. Dat er geen meetfouten in de test zitten
      4. Dat de test kan voorspellen wat mensen zullen gaan doen.

      Vraag 4

      Wat is de term die beschrijft hoe men van het ene focusgebied naar het andere schuift binnen een bepaald vakgebied? Voorbeeld: in de psychologie was het behaviorisme een tijd populair, nu is het denken in schema’s en cognities populair.

      1. Normale wetenschap
      2. Incommensurabiliteit
      3. Relativisme
      4. Verandering van paradigma’s.

      Vraag 5

      Wat is de beste manier om een steekproef te trekken wanneer je in een werkgroep de attitude wilt onderzoek t.a.v. vrouwelijke piloten? In de groep zitten 30 mannen en 10 vrouwen.

      1. Een cluster steekproef (cluster sample)
      2. Een gelegenheids-steekproef (convenience sample)
      3. Een aselecte steekproef (simple random sample)
      4. Een gestratificeerde steekproef (stratified sample).

      Vraag 6

      Wanneer er gebruikt gemaakt wordt van een schriftelijke enquête:

      1. Zullen vertekeningen van de onderzoeker nooit een probleem zijn
      2. Zal er een hogere respons zijn als de enquête meer gesloten dan open vragen heeft
      3. Zal een respons van 5% voldoende zijn
      4. Zullen er minder mensen reageren dan wanneer men mondeling een enquête afneemt.

      Vraag 7

      Volgens de ethische APA code voor de mens moeten mensen die vrijwillig meedoen aan een onderzoek:

      1. Aan het eind van het onderzoek uitleg krijgen over de achtergronden van het onderzoek
      2. Elk moment tijdens het onderzoek kunnen stoppen, zonder dat ze hiervan consequenties ervaren
      3. Een formulier ondertekenen waarin vastgesteld wordt dat ze voldoende zijn geïnformeerd over de voorwaarden van het onderzoek
      4. Alle bovengenoemde antwoorden zijn correct.

      Vraag 8

      Welk antwoord is correct als het gaat over constructvaliditeit?

      1. Constructvaliditeit houdt zich bezig met de vraag of het gemeten construct een betekenisvol construct is
      2. Constructvaliditeit kan alleen worden vastgesteld door middel van meerdere onderzoeken
      3. Constructvaliditeit meet of de gebruikte methode om een construct te meten, de juiste is.
      4. Alle bovengenoemde mogelijkheden

      Vraag 9

      Met de steekproef …… wordt ervoor gezorgd.....read more

      Access: 
      JoHo members
      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 4

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 4


      Methode

      Vraag 1

      Bij welke steekproef hebben alle leden van een populatie precies dezelfde kans om gekozen te worden om deel te nemen aan een onderzoek?

      1. clustersteekproef (cluster sample).
      2. een gestratificeerde aselecte steekproef (stratified sample).
      3. een gemakssteekproef (convenience sample).
      4. een enkelvoudige aselecte steekproef (simple random sample).

      Vraag 2

      Welke van de volgende antwoorden maakt doorgaans geen deel uit van het kwalitatieve onderzoeksproces?

      1. de onderzoeksvraag
      2. het operationaliseren
      3. de hypothese(n)
      4. de steekproef

      Vraag 3

      De variabele leesvaardigheid is gemeten op een schaal van 0 (heel slecht) tot 100 (perfect). Wat is het meetniveau van deze variabele?

      1. nominaal
      2. ordinaal
      3. interval
      4. ratio

      Vraag 4

      Kritisch-emancipatoir onderzoek wordt meestal gedaan door middel van:

      1. een experiment
      2. een survey
      3. analyse van bestaande statistische gegevens
      4. kwalitatief onderzoek

      Artikel:

      Introduction

      Recently, researchers have claimed that infants have an innate capacity for aggressiveness. At the same time, studies have revealed marked individual differences in aggression among young children by showing that some toddlers can be diagnosed with clinically significant conduct problems. This study tested the hypothesis that 12-month-old infants’ use of force against peers is associated with known risk factors for violence.

      Methods

      We conducted a study with firstborn British infants (n=271) and examined whether risk factors measured during pregnancy predicted infants’ aggressiveness at the age of approximately 12 months. During the first assessment, pregnant mothers were interviewed about their mood disorder symptoms. The interviews were transcribed and then coded in consultation with a psychiatrist according to diagnostic criteria of the fourth edition of the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM–IV; American Psychiatric Association, 1994). There was significant agreement between two psychiatrists’ diagnoses of 22 randomly selected cases (κ = .77, p < .001), an indication of significant reliability. Furthermore, parents were asked about mothers’ smoking behavior by reporting the number of cigarettes smoked per day during pregnancy and mothers’ past conduct problems (e.g. fighting, stealing) on a scale from 0 (absent) to 2 (definitely present). During the second assessment, families were invited to attend a simulated birthday party. Parents or other caregivers completed a Cardiff Infant Contentiousness Scale (CICS) measuring early manifestations of aggressiveness (e.g. bites, has temper tantrums) on a scale from 0 (absent) to 2 (definitely present). Infants’ observed use of physical force was recorded by observers who were blind to infants’ CICS ratings and family circumstances. Observers transcribed the interactive moves made by each infant, using a set of predetermined behavioral categories, including instrumental force (e.g. with toys) and bodily force. Observers recorded whether each peer-directed move definitely or possibly involved instrumental or bodily force. A summary scale score was derived for each type of force.

      Conclusion

      Our findings indicate that infants at risk for serious aggression can already be identified when the motor.....read more

      Access: 
      JoHo members

      Oefenmateriaal Kennismaking Onderzoeksmethoden en Statistiek - UU - Pedagogiek, jaar 1

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 1

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 1


      Gesloten vragen statistiek

      Vraag 1

      De definitie en berekeningen van de …… zijn identiek voor samples en populaties.
      1. Mediaan
      2. Modus
      3. Gemiddelde

      Vraag 2

      Een verdeling heeft een gemiddelde van 85 en een mediaan van 80. Hoe ziet deze verdeling eruit?

      1. Linksscheef
      2. Rechtsscheef
      3. Symmetrisch

      Vraag 3

      Wat is het effect van steekproefgrootte op de uitkomst van een hypothesetest?

      1. De kans op een significant effect is groter bij een grotere steekproef
      2. De kans op een significant effect is kleiner bij een grotere steekproef
      3. De effectgrootte wordt kleiner bij een grotere steekproef

      Vraag 4

      Wat is waar met betrekking tot de vorm van de verdeling van steekproefgemiddelden?

      1. Hoe groter de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn
      2. Hoe kleiner de steekproef, hoe meer normaal verdeeld
      3. Hoe groter de steekproef, hoe dichter de gemiddelden bij elkaar liggen

      Vraag 5

      Welke van de onderstaande uitspraken is juist?

      I. Over het algemeen is de distributie van t-statistieken platter en meer uitgespreid dan de standaard normaalverdeling.

      II. Wanneer een sample n=21 scores heeft, krijg je een t-statistiek met df = 22.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 6

      Welke van de onderstaande uitspraken is juist?

      I. Om statistische technieken te gebruiken in een within-subjects design moeten de samples aan elkaar gematcht zijn.

      II. Een herhaalde metingen design is een vorm van gecorreleerde sample designs

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 7

      In een onderzoek naar het aantal benodigde afspraken met een logopediste bij kinderen die de letter ‘r’ niet goed kunnen uitspreken, is een steekproef getrokken van 100 kinderen. Het gemiddeld aantal afspraken dat de kinderen nodig hadden is 13. De schatting van de standaardfout is 0.5. Stel dat er een kleinere steekproef is getrokken uit dezelfde populatie waarbij ook het gemiddelde 13 en standaardafwijking 5 is gevonden. Wat kan er gezegd worden over de grootte van de schatting van de standaardfout?

      1. De schatting van de standaardfout is 0.5.
      2. De schatting van de standaardfout is kleiner dan 0.5.
      3. De schatting van de standaardfout is groter dan 0.5.
      4. Op basis van deze informatie is geen uitspraak te doen over de schatting van de standaardfout.

       

      Onderstaand voorbeeld hoort bij vragen 8 t/m 11!

      Een onderzoeker doet een onderzoek met 2 groepen met elk 12 proefpersonen, aan de hand van een ANOVA test.

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 2

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 2


      Gesloten vragen methoden

      Vraag 1

      De cumulatieve percentagewaardes zijn geassocieerd met de …… grenzen van de corresponderende scores van intervallen

      1. Schijnbare, bovenste
      2. Schijnbare, onderste
      3. Echte, bovenste
      4. Echte, onderste

      Vraag 2

      Bij een steekproef hoort een ……; bij een populatie hoort een……

      1. Statistiek; parameter
      2. Populatie; parameter
      3. Parameter; statistiek.

      Vraag 3

      Een steekproeffout ontstaat doordat:

      1. Er niet genoeg mensen in de populatie zijn
      2. Elke steekproef anders is
      3. Er een verschil is tussen de specifieke personen in de steekproef en alle mensen in een populatie.

      Vraag 4

      In een onderzoek wordt gevraagd naar de hobby’s van tieners. Ze kunnen kiezen uit sporten, muziek, lezen en overige hobby’s. In wat voor grafiek kunnen de resultaten het beste worden weergeven?

      1. Staafdiagram
      2. Histogram
      3. Polygoon

      Vraag 5

      In onderzoek worden over het algemeen verschillende soorten variabelen gemeten. Welke termen ontbreken in de zin: De …… variabele heeft invloed op de …… variabele.

      1. Experimentele; afhankelijke
      2. Onafhankelijke; afhankelijke
      3. Experimentele; controle.

      Vraag 6

      Welke van de onderstaande uitspraken is waar? 1. Populaties kennen minder spreiding dan samples en 2. Ongeveer 68% van de scores valt binnen twee standaardafwijkingen van het gemiddelde.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist.

      Vraag 7

      Wat is het doel van correlationeel onderzoek?

      1. De invloed van de ene variabele op de andere variabele meten
      2. Het verschil tussen twee groepen meten
      3. Het verband tussen twee variabelen meten.

      Vraag 8

      Er wordt op de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar het zelfbeeld van eerstejaarsstudenten. Ze moeten vragen beantwoorden op een schaal van 1 (laag) tot 7 (hoog). Op wat voor niveau wordt er gemeten?

      1. Interval
      2. Nominaal
      3. Ordinaal.

      Vraag 9

      Er wordt onderzoek gedaan naar de bereidheid van drugsverslaafden in Nederland om zich te laten opnemen in een kliniek. Een groep van 100 verslaafden wordt geselecteerd om vragenlijsten te beantwoorden. Wat is de populatie in dit onderzoek?

      1. De groep van 100 verslaafden
      2. De drugsverslaafden in Nederland
      3. De Nederlandse bevolking.

      Vraag 10

      Geef aan welke van de volgende stellingen juist is. 1. Het is mogelijk dat een verdeling meer dan een modus heeft, en 2. De modus is de juiste centrummaat voor nominale data.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist.

      Vraag 11

      In een onderzoek wordt gevraagd naar de hobby’s van tieners. Ze kunnen kiezen uit sporten, muziek, lezen en overige hobby’s. In wat voor.....read more

      Access: 
      JoHo members
      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 3

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 3


      MC-vragen

      Vraag 1

      Empirische vragen zijn vragen die:

      1. Termen omvatten die geoperationaliseerd kunnen worden
      2. Te beantwoorden moeten zijn aan de hand van data
      3. Geen van bovengenoemde vragen
      4. Zowel antwoordmogelijkheid a. als b. zijn correct.

      Vraag 2

      Voorstanders van studies met een ‘single design subject’ (n=1) beweren dat deze studies weldegelijk externe validiteit kunnen hebben, omdat:

      1. Externe validiteit niet van belang is bij deze studie
      2. Men de studie steeds kan repliceren waardoor er gemeten kan worden of er sprake is van een behandeleffect
      3. Deze studies gewoon wel een externe validiteit hebben
      4. Deze soort studies alleen bedoeld zijn voor basaal onderzoek en niet voor toegepast onderzoek.

      Vraag 3

      Wanneer een psychologische test betrouwbaar is, dan houdt dit in:

      1. Dat de test valide is
      2. Dat een herhaalde meting hetzelfde resultaat zal geven
      3. Dat er geen meetfouten in de test zitten
      4. Dat de test kan voorspellen wat mensen zullen gaan doen.

      Vraag 4

      Wat is de term die beschrijft hoe men van het ene focusgebied naar het andere schuift binnen een bepaald vakgebied? Voorbeeld: in de psychologie was het behaviorisme een tijd populair, nu is het denken in schema’s en cognities populair.

      1. Normale wetenschap
      2. Incommensurabiliteit
      3. Relativisme
      4. Verandering van paradigma’s.

      Vraag 5

      Wat is de beste manier om een steekproef te trekken wanneer je in een werkgroep de attitude wilt onderzoek t.a.v. vrouwelijke piloten? In de groep zitten 30 mannen en 10 vrouwen.

      1. Een cluster steekproef (cluster sample)
      2. Een gelegenheids-steekproef (convenience sample)
      3. Een aselecte steekproef (simple random sample)
      4. Een gestratificeerde steekproef (stratified sample).

      Vraag 6

      Wanneer er gebruikt gemaakt wordt van een schriftelijke enquête:

      1. Zullen vertekeningen van de onderzoeker nooit een probleem zijn
      2. Zal er een hogere respons zijn als de enquête meer gesloten dan open vragen heeft
      3. Zal een respons van 5% voldoende zijn
      4. Zullen er minder mensen reageren dan wanneer men mondeling een enquête afneemt.

      Vraag 7

      Volgens de ethische APA code voor de mens moeten mensen die vrijwillig meedoen aan een onderzoek:

      1. Aan het eind van het onderzoek uitleg krijgen over de achtergronden van het onderzoek
      2. Elk moment tijdens het onderzoek kunnen stoppen, zonder dat ze hiervan consequenties ervaren
      3. Een formulier ondertekenen waarin vastgesteld wordt dat ze voldoende zijn geïnformeerd over de voorwaarden van het onderzoek
      4. Alle bovengenoemde antwoorden zijn correct.

      Vraag 8

      Welk antwoord is correct als het gaat over constructvaliditeit?

      1. Constructvaliditeit houdt zich bezig met de vraag of het gemeten construct een betekenisvol construct is
      2. Constructvaliditeit kan alleen worden vastgesteld door middel van meerdere onderzoeken
      3. Constructvaliditeit meet of de gebruikte methode om een construct te meten, de juiste is.
      4. Alle bovengenoemde mogelijkheden

      Vraag 9

      Met de steekproef …… wordt ervoor gezorgd.....read more

      Access: 
      JoHo members
      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 4

      TentamenTests bij Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht - 4


      Methode

      Vraag 1

      Bij welke steekproef hebben alle leden van een populatie precies dezelfde kans om gekozen te worden om deel te nemen aan een onderzoek?

      1. clustersteekproef (cluster sample).
      2. een gestratificeerde aselecte steekproef (stratified sample).
      3. een gemakssteekproef (convenience sample).
      4. een enkelvoudige aselecte steekproef (simple random sample).

      Vraag 2

      Welke van de volgende antwoorden maakt doorgaans geen deel uit van het kwalitatieve onderzoeksproces?

      1. de onderzoeksvraag
      2. het operationaliseren
      3. de hypothese(n)
      4. de steekproef

      Vraag 3

      De variabele leesvaardigheid is gemeten op een schaal van 0 (heel slecht) tot 100 (perfect). Wat is het meetniveau van deze variabele?

      1. nominaal
      2. ordinaal
      3. interval
      4. ratio

      Vraag 4

      Kritisch-emancipatoir onderzoek wordt meestal gedaan door middel van:

      1. een experiment
      2. een survey
      3. analyse van bestaande statistische gegevens
      4. kwalitatief onderzoek

      Artikel:

      Introduction

      Recently, researchers have claimed that infants have an innate capacity for aggressiveness. At the same time, studies have revealed marked individual differences in aggression among young children by showing that some toddlers can be diagnosed with clinically significant conduct problems. This study tested the hypothesis that 12-month-old infants’ use of force against peers is associated with known risk factors for violence.

      Methods

      We conducted a study with firstborn British infants (n=271) and examined whether risk factors measured during pregnancy predicted infants’ aggressiveness at the age of approximately 12 months. During the first assessment, pregnant mothers were interviewed about their mood disorder symptoms. The interviews were transcribed and then coded in consultation with a psychiatrist according to diagnostic criteria of the fourth edition of the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM–IV; American Psychiatric Association, 1994). There was significant agreement between two psychiatrists’ diagnoses of 22 randomly selected cases (κ = .77, p < .001), an indication of significant reliability. Furthermore, parents were asked about mothers’ smoking behavior by reporting the number of cigarettes smoked per day during pregnancy and mothers’ past conduct problems (e.g. fighting, stealing) on a scale from 0 (absent) to 2 (definitely present). During the second assessment, families were invited to attend a simulated birthday party. Parents or other caregivers completed a Cardiff Infant Contentiousness Scale (CICS) measuring early manifestations of aggressiveness (e.g. bites, has temper tantrums) on a scale from 0 (absent) to 2 (definitely present). Infants’ observed use of physical force was recorded by observers who were blind to infants’ CICS ratings and family circumstances. Observers transcribed the interactive moves made by each infant, using a set of predetermined behavioral categories, including instrumental force (e.g. with toys) and bodily force. Observers recorded whether each peer-directed move definitely or possibly involved instrumental or bodily force. A summary scale score was derived for each type of force.

      Conclusion

      Our findings indicate that infants at risk for serious aggression can already be identified when the motor.....read more

      Access: 
      JoHo members
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      3305 1
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.