Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017


MC-vragen

Vraag 1

Artikel 17 van de Advocatenwet (opgenomen in het privaatrechtelijke deel van uw wettenbundel) luidt als volgt:

  1. "De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te 's- Gravenhage. (...)
  2. De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
  3. De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen."

Welk van de onderstaande stellingen over de Nederlandse orde van advocaten is juist?

  1. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  2. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.
  3. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
  4. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

    Vraag 2

    Een niet tijdig genomen besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep met een (appellabel) besluit gelijkgesteld, zo luidt artikel 6:2 aanhef en onder b Awb. Tijdens de voorbereiding op dit tentamen raakt uw studiegenoot in de war en vraagt aan u: moet tegen een niet tijdig genomen besluit eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld?

    1. Ja, tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
    2. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

    Vraag 3

    De Autoriteit Consument en Markt (ACM) uit Den Haag legt op grond van artikel 77h van de Elektriciteitswet 1998 aan Stedion Energy N.V., gevestigd te Amsterdam, een last onder dwangsom op. Wat is de juiste beschrijving van de voor Stedion Energy N.V. openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang als de Elektriciteitswet 1998 hierover niets bepaalt?

    1. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Amsterdam en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
    2. Administratief beroep bij de minister van Infrastructuur en Milieu en hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Gravenhage.
    3. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
    4. Rechtstreeks beroep in eerste en in enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

    Vraag 4

    Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van artikel 8:1 Awb niet open.

    1. Dit is juist.
    2. Dit is onjuist.

    Vraag 5

    In Groningen is veel schade geleden ten gevolge van de gaswinning. Veel huiseigenaren hebben onverkoopbare huizen. Enkele prominente Groningse ondernemers slaan de handen ineen en richten een stichting op om de gedupeerde huiseigenaren te compenseren. De ondernemers doneren een bedrag van 5 miljoen euro. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen is bereid het initiatief te steunen en zegt eveneens een bedrag van 5 miljoen euro toe. Met crowdfunding wordt tot slot een laatste miljoen opgehaald door de ondernemers. Het college van gedeputeerde staten benoemt het bestuur van de stichting. De compensatiebeslissingen worden genomen op basis van een toekenningsreglement dat door de ondernemers is opgesteld. Is de directie van de opgerichte stichting een b-bestuursorgaan?

    1. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet niet aan het vereiste van een financiële band en niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.
    2. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet weliswaar aan het vereiste van een financiële band, maar niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.
    3. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet weliswaar aan het vereiste van een inhoudelijke band, maar niet aan het vereiste van een financiële band.
    4. De directie van de stichting is een b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet aan het vereiste van een financiële band en aan het vereiste van een inhoudelijke band.

    Vraag 6

    Uit de uitspraak Windturbinepark (ABRvS 17 maart 2010) blijkt dat:

    1. De vraag naar de aanwezigheid van een eigen belang mede afhankelijk is van de ruimtelijke uitstraling van de op te richten windturbines.
    2. Het wonen op een grote afstand van de op te richten windturbines niet aan belanghebbendheid in de weg staat, afhankelijk van de ruimtelijke uitstraling van de windturbines.
    3. Het voor de belanghebbendheid van een stichting niet van belang is wat het werkgebied van die stichting is.
    4. Voor de belanghebbendheid van een stichting niet hoeft te worden getoetst aan het ‘rechtstreeks’ zijn van het belang.

    Vraag 7

    De minister voor Wonen en Rijksdienst, Stef Blok, geeft op 11 april een persconferentie over de verbouwing van het Binnenhof die door private bouwbedrijven wordt uitgevoerd.

    1. De minister is op dat moment een bestuursorgaan.
    2. De minister is op dat moment geen bestuursorgaan.

    Vraag 8

    Welk van de onderstaande stellingen over het arrest Benthem (EHRM 23 oktober 1985) is onjuist?

    1. Het EHRM heeft geoordeeld dat de weigering van een Hinderwetvergunning raakt aan de ‘burgerlijke rechten en verplichtingen’ in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
    2. Het EHRM heeft geoordeeld dat de minister geen ‘onafhankelijk en onpartijdig gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
    3. Het EHRM heeft geoordeeld dat de Afdeling geschillen van de Raad van State een ‘gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
    4. Het EHRM heeft geoordeeld dat het Kroonberoep in strijd is met de vereisten uit artikel 6 lid 1 EVRM.

    Vraag 9

    Artikel 2.4 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) luidt als volgt: "Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning (...)." Welk van de onderstaande stellingen over de bevoegdheidsverkrijging is juist?

    1. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.
    2. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid geattribueerd aan het college van burgemeester en wethouders.
    3. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders.
    4. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid gesubdelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

    Vraag 10

      Artikel 3:10 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorbeeld van:

      1. Dwingend recht.
      2. Regelend recht.
      3. Aanvullend recht.
      4. Facultatief recht.

        Vraag 11

        Kylar ontvangt een aan hem gericht besluit waarin staat dat zijn huis wordt aangewezen als monument. Zijn huis is namelijk gebouwd in de Amsterdamse School-stijl met de kenmerkende rode bakstenen en
        gebeeldhouwde natuurstenen versieringen. Dit jaar viert die stijl haar 100-jarig bestaan en dit is reden voor het college van burgemeester en wethouders om een aantal huizen, waaronder het huis van Kylar, aan te wijzen als gemeentelijk monument. Dit besluit is een beschikking op grond van:

        1. Het persoonscriterium.
        2. Het zaakscriterium.

        Vraag 12

        Lees de volgende bepaling:

        “De vreemdeling kan door Onze Minister ongewenst worden verklaard indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd.”

        Welke stelling over de toetsing van een besluit tot het ongewenst verklaren van een vreemdeling is juist?

        1. De bestuursrechter toetst zowel de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is terughoudend.
        2. De bestuursrechter toetst de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid terughoudend, maar toetst de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is vol.

        Vraag 13

        De gemeenteraad van de gemeente Valkenburg heeft aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een artikel toegevoegd op grond waarvan het afsteken van vuurwerk op oudejaarsavond aan voorwaarden is verbonden. Fitz kan zich geen oudejaarsavond zonder onbeperkt vuurwerk voorstellen. Hij richt op 12 november 2015 een felle brief aan de gemeenteraad. In deze brief betoogt hij dat het nieuwe artikel in de APV in strijd komt met de vrijheid van meningsuiting. Boven de door hem ondertekende brief heeft hij de titel “bezwaarschrift” geplaatst. Het bezwaar van Fitz van 12 november 2015 tegen het nieuwe artikel in de APV moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Waarom is dat zo?

        1. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat een bezwaarschrift moet worden opgesteld door een advocaat die op grond van artikel 2:1 Awb is gemachtigd om de belangen van Mathieu te behartigen.
        2. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat beroep, en daarmee bezwaar, tegen het nieuwe artikel in de APV is uitgesloten.

        Vraag 14

        Nadat een besluit in werking is getreden, moet het zo snel mogelijk bekend worden gemaakt.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 15

        Op oudejaarsavond steekt Fitz zoals elk jaar in zijn straat vuurwerk af. Hiermee handelt hij echter in strijd met het nieuwe artikel in de APV. Bij beschikking van donderdag 7 januari 2016, op dezelfde dag nog aan Fitz uitgereikt, legt het college van burgemeester en wethouders aan hem een bestuurlijke boete op. Ook tegen dit besluit wil Fitz bezwaar maken. Als Fitz tegen de beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete wil opkomen, wat is dan de laatste dag van de bezwaartermijn?

        1. Dat hangt af van de datum waarop volgens de beschikking de boete uiterlijk moet zijn betaald.
        2. Woensdag 13 januari 2016.
        3. Donderdag 18 februari 2016.
        4. Vrijdag 19 februari 2016.

        Vraag 16

        In de gemeente Leiden overtreedt de heer Barak de asbestregelgeving. De minister van Infrastructuur en Milieu is het bestuursorgaan dat deze regelgeving handhaaft. De minister geeft de heer Barak te kennen dat hij de overtreding gedoogt. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden vreest voor de gezondheid van omwonenden en wil dat de minister optreedt. Welk van de onderstaande stellingen is juist?

        1. Het college is een belanghebbende in deze zaak vanwege de algemene taak die haar in artikel 108 Gemeentewet is opgedragen tot het waarborgen van de belangen van de gemeente en haar inwoners.
        2. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of het college een in de wet omschreven specifieke taak heeft ten aanzien van de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.
        3. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of er een acuut gevaar voor de gezondheid van haar inwoners bestaat.
        4. De belanghebbendheid van het college is niet relevant in deze zaak, omdat de beslissing de overtreding te gedogen geen besluit is in de zin van de Awb.

        Vraag 17

        Welk van de onderstaande reeksen geeft het meest volledige beeld van de hoofdstukken en titels uit de Awb die op een beleidsregel van toepassing zijn?

        1. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.3 Awb.
        2. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, titel 4.1 en titel 4.3 Awb.
        3. Hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 Awb.
        4. Hoofdstuk 4, maar dan alleen titel 4.3 Awb.

        Vraag 18

        In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Helmond is het volgende artikel opgenomen:

        Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning speelautomatenhallen

        1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.
        2. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen speelautomatenhallen zijn toegestaan.
        3. De burgemeester kan maximaal drie vergunningen verlenen voor een speelautomatenhal in het op grond van het tweede lid aangewezen gebied.

        De burgemeester verwacht dat meerdere exploitanten een aanvraag zullen indienen en dat hij zal moeten kiezen aan wie de vergunningen zullen worden verleend. Hij maakt bij besluit van 14 maart 2016 bekend dat hij, als inderdaad meerdere aanvragen zullen worden ingediend, de kwaliteit van de aanvragen onderling zal vergelijken door te kijken naar:

        • De effecten op de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving.
        • De diversiteit en de kwaliteit van het kansspelaanbod.
        • In hoeverre het kansspelaanbod vernieuwend en innovatief is.
        • Hoe de aanvrager gokverslaving probeert te voorkomen.

        Hoe kwalificeert u het besluit van de burgemeester van 14 maart 2016?

        1. Als een algemeen verbindend voorschrift.
        2. Als een beleidsregel.
        3. Als een concretiserend besluit van algemene strekking.
        4. Als een feitelijke handeling.

        Vraag 19

        Uit de uitspraak Jetski’s (ABRvS 18 september 2002) volgt dat omwonenden niet belanghebbend zijn bij de aanwijzing van een vaargebied voor jetski’s en waterscooters, omdat het belang van geluidhinder voor deze omwonenden niet mag worden meegewogen in de belangenafweging bij de aanwijzing.

        1. Dit is juist.
        2. Dit is onjuist.

        Vraag 20

        De vierjarige Iraanse Amber is doof en verblijft in Nederland. Volgens haar artsen moet Amber zo vroeg mogelijk een gehoorimplantaat krijgen om te kunnen horen en te leren spreken. Een dergelijk implantaat wordt normaliter vergoed uit de basisverzekering. Omdat Amber geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, heeft zij op grond van artikel 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 geen recht op een basisverzekering. Amber, vertegenwoordigd door haar ouders, vraagt bij de minister van Veiligheid en Justitie toch een vergoeding aan. Zij beroept zich op het volgende (fictieve) artikel uit de Vreemdelingenwet 2000: “Van artikel 10, eerste lid, kan worden afgeweken indien de strikte toepassing ervan naar het oordeel van Onze Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.” Wat voor soort bevoegdheid bevat het hierboven geciteerde artikel?

        1. Een bevoegdheid met alleen beleidsvrijheid.
        2. Een bevoegdheid met alleen beoordelingsvrijheid.
        3. Een bevoegdheid met alleen beoordelingsruimte.
        4. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.

          Open vragen

          Vraag 1

          Zeg “da” tegen het verdrag met de Oekraïne!
          Op 6 april 2016 vindt het referendum plaats over het associatieverdrag van de Europese Unie met de Oekraïne. Ten behoeve van dit raadgevende referendum heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een subsidieregeling vastgesteld. De subsidies dienen om activiteiten te bekostigen die tot doel hebben om het debat te stimuleren over de wet tot goedkeuring van het associatieverdrag tussen de Europese Unie en de Oekraïne. De aanvragen voor de subsidies, die in de vorm van een beschikking worden verstrekt, konden tot 2 maart 2016 worden ingediend.

          De Oekraïense Nederlander Belgarion is krachtig voorstander van het associatieverdrag en zal dus zonder meer ‘ja’ gaan stemmen. Maar hij wil nog meer doen. Hij is voornemens om activiteiten te organiseren om meer steun voor het verdrag te verkrijgen. Zo wil hij petjes, T-shirts en stickers laten drukken met de tekst ‘Zeg “da” tegen het verdrag!’ (‘da’ is Oekraïens voor ‘ja’). Ook wil hij twee debatmiddagen organiseren en wil hij op een lokale zender radiozendtijd inkopen voor reclamespotjes.

          De subsidieregeling in kwestie heet voluit de “Subsidieregeling raadgevend referendum”. Daarin is bepaald dat een commissie van deskundigen de binnengekomen aanvragen beoordeelt op hun bijdrage aan de bevordering van het publieke debat over het verdrag. De commissie is een adviescommissie in de zin van artikel 3:5 Awb. De commissie brengt haar advies uit aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

          Het is vaste praktijk dat de subsidiebesluiten feitelijk niet door de minister worden genomen, maar door de heer Belgarath. Belgarath is een hoge ambtenaar, die leiding geeft aan meer dan veertig juristen op het ministerie en die buitengewoon veel ervaring heeft met het nemen van subsidiebesluiten. De minister vaart al jaren blind op zijn besluiten en heeft dan ook het volste vertrouwen dat Belgarath zich goed van zijn taak zal kwijten. Alle subsidiebesluiten die de heer Belgarath neemt zijn als volgt ondertekend:

          “De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Namens dezen, De directeur van de Afdeling Awb-subsidies, G.E. Belgarath”

          Belgarion dient zijn aanvraag tijdig in en voorziet die van alle noodzakelijke bescheiden, waaronder een duidelijke omschrijving van de beoogde activiteiten, de mate waarin zij naar zijn oordeel bijdragen aan het doel
          van de regeling en een gespecificeerde begroting. Tot teleurstelling van Belgarion wijst de minister de aanvraag af. De minister verwijst hiervoor naar het advies van de adviescommissie. Het advies is als bijlage bij het besluit meegestuurd. In het advies staat dat “de door u aangevraagde subsidie voor het bedrukken van fietszadelhoesjes, sleutelkoorden en pennen niet in voldoende mate bijdraagt aan het doel van de Subsidieregeling”.

          Belgarion laat na het verstrijken van de bezwaartermijn de afwijzing zien aan zijn advocaat Polgara, die Belgarion dan maar adviseert een nieuwe aanvraag in te dienen. Dat doet Belgarion, maar na een nieuwe inhoudelijke afweging wordt de aanvraag wederom afgewezen. Dit keer luidt de motivering dat de begroting van Belgarion niet kan kloppen, nu de kosten voor het drukken van de petjes, stickers en T-shirts nooit € 2.000,- zouden kunnen bedragen, zoals Belgarion in zijn begroting heeft laten zien. De hiermee gemoeide kosten zouden ten hoogste € 1.500,- bedragen, zo valt in het tweede afwijzingsbesluit te lezen. Belgarion is hierover niet gehoord en is daarom zeer verbaasd over de afwijzing. Hij bezint zich op manieren om het besluit aan te vechten.

          U bent advocaat en de advocaat-partner, voor wie u werkt, komt naar u toe met deze casus. Hij vraagt u een notitie te schrijven waarin u Belgarion van advies dient. Naar het gevoel van uw partner zijn verschillende zaken niet in de haak. Zo betwijfelt hij of Belgarath de besluiten feitelijk wel kan nemen, nu aan die bevoegdheidstoedeling geen wettelijk voorschrift ten grondslag ligt. Ook vermoedt hij dat de besluiten 1 en 2 op onderdelen strijdig zijn met bepalingen uit de Awb. Hij leest graag uw deskundige mening alvorens hij zijn cliënt een bestuursrechtelijke procedure adviseert.

          U dient in uw advies tenminste in te gaan op de volgende aspecten:

          • Of de twijfel van uw advocaat-partner betreffende de bevoegdheidstoedeling terecht is.
          • Of de minister bij het nemen van besluit 1 heeft voldaan aan de vergewisplicht.
          • Of Belgarion over besluit 2 terecht niet is gehoord.
          • Welke rechtsgang (tot in hoogste nationale instantie) Belgarion dient te volgen als hij besluit 2 zou willen aanvechten. Bij behandeling van dit onderdeel kunt u ervan uitgaan dat besluit 2 een besluit is in de zin van de Awb, Belgarion belanghebbende is en de Subsidieregeling geen bijzondere bepalingen over de rechtsbescherming bevat.

          Antwoordindicatie MC-vragen

          1. C. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
          2. B. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

          3. C. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

          4. B. Dit is onjuist. 

          5. A. De directie van de stichting is geen b-bestuursorgaan, want de stichting voldoet niet aan het vereiste van een financiële band en niet aan het vereiste van een inhoudelijke band.

          6. B. Het wonen op een grote afstand van de op te richten windturbines niet aan belanghebbendheid in de weg staat, afhankelijk van de ruimtelijke uitstraling van de windturbines.

          7. A. De minister is op dat moment een bestuursorgaan.

          8. C. Het EHRM heeft geoordeeld dat de Afdeling geschillen van de Raad van State een ‘gerecht’ is in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.

          9. B. De formele wetgever heeft hier een bestuursbevoegdheid geattribueerd aan het college van burgemeester en wethouders.

          10. D. Facultatief recht.

          11. B. Het zaakscriterium.

          12. B. De bestuursrechter toetst de vraag of de minister gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid terughoudend, maar toetst de vraag of er een onherroepelijk geworden vonnis voor handen is vol.

          13. B. Het bezwaar is niet-ontvankelijk omdat beroep, en daarmee bezwaar, tegen het nieuwe artikel in de APV is uitgesloten.

          14. B. Dit is onjuist.

          15. C. Donderdag 18 februari 2016.

          16. B. De belanghebbendheid van het college hangt af van de vraag of het college een in de wet omschreven specifieke taak heeft ten aanzien van de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.

          17. A. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 en titel 4.3 Awb.

          18. B. Als een beleidsregel.

          19. B. Dit is onjuist.

          20. D. Een bevoegdheid met zowel beleidsvrijheid als beoordelingsvrijheid.

          Open vragen

          Vraag 1

          Geachte heer Belgarion,

          In antwoord op het gesprek dat u eerder met mijn collega hebt gehad, bericht ik u het volgende over de afwijzing van uw subsidieaanvragen.

          De minister heeft de beslissing tot het nemen van subsidiebesluiten aan de heer Belgarath gemandateerd (0,5 punt). Een wettelijk voorschrift is daarvoor niet nodig (1 punt). Dit volgt uit artikel 10:3 Awb (0,5 punt). Op dit punt is dus in overeenstemming met de Awb gehandeld/de twijfel van de advocaat-partner is niet terecht.

          Omdat de minister voor zijn beslissing gebruik heeft gemaakt van het advies van een adviescommissie, geldt voor de minister de vergewisplicht. Dit betekent dat de minister beziet of het advies dat ten grondslag lag aan het besluit op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen (1 punt). Zie artikel 3:9 Awb en/of artikel 3:2 Awb (0,5 punt) en de uitspraak Adviescommissie Basisstipendia (0,5 punt). In casu is de adviescommissie uitgegaan van verkeerde gegevens/feiten* (0,5 punt). De minister heeft dit niet onderkend, waardoor hij niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan.

          [Ter informatie: Het besluit/het advies had betrekking op de subsidieaanvraag voor het bedrukken van fietszadelhoesjes, sleutelkoorden en pennen, terwijl Belgarion een subsidie had aangevraagd voor het bedrukken van petjes, T-shirts en stickers, alsmede voor het organiseren van debatmiddagen en het inkopen van zendtijd voor reclamespotjes. De adviescommissie is dus blijkens de casus uitgegaan van volkomen andere activiteiten.]

          Ten aanzien van besluit 2 bent u ten onrechte niet gehoord. Het voornemen uw aanvraag af te wijzen vanwege de meegezonden kostenraming voldoet immers aan de criteria van artikel 4:7 Awb (1 punt): er was een voornemen tot afwijzing van de aanvraag (0,5 punt), het gaat om gegevens die uw aanvraag betreffen (0.5 punt) én die gegevens wijken af van de gegevens waarop de minister zijn besluit heeft gebaseerd (0,5 punt). Het bestuursorgaan had u dus moeten horen.

          [Ter informatie: Een antwoord over de band van artikel 4:12 Awb kan de volle punten behalen, mits goed gemotiveerd. Een antwoord over de band van artikel 4:11 Awb levert geen punten op, omdat de casus geen aanknopingspunt biedt dat Belgarion in een eerder stadium al in de gelegenheid is geweest zijn zienswijze naar voren te brengen (in welk geval de onjuiste activiteiten in het advies ook eerder zouden zijn opgemerkt).]

          Als u een rechtsmiddel wenst in te stellen tegen besluit 2, dan dient u allereerst bezwaar te maken bij de minister (0,5 punt voor bezwaar + minister/het bestuursorgaan), dit blijkt uit art. 7:1 Awb (0,5 punt). Daarna staat desgewenst beroep open bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht (0.5 punt voor beroep + rechtbank incl. afdeling bestuursrecht), blijkend uit artikel 8:6 Awb (0,5 punt). Tot slot is er de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (0,5 punt voor hoger beroep + ABRvS), zie artikel 8:105 Awb (0.5 punt). Er zijn (dus) geen uitzonderingen uit de Bijlagen van de Awb van toepassing (0,5 compensatiepunt voor een elders in de open vraag verloren punt).

          Mocht u nog vragen hebben en/of nadere stappen tegen de afwijzing willen nemen, zijn wij u graag van dienst.

          Hoogachtend,

          Check page access:
          Public
          Check more or recent content:

          Inleiding Bestuursrecht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

          Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018

          Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2018


          MC-vragen

          Vraag 1

          De minister van Economische Zaken en Klimaat legt een bestuurlijke boete op grond van artikel 51 van de Meststoffenwet op aan een landbouwer in Sittard, omdat een te hoog gehalte meststoffen in zijn landbouwgrond is gesignaleerd.
          Wat is de volledige rechtsgang die tegen dit besluit openstaat? Ga ervan uit dat de Meststoffenwet geen bijzondere regels kent omtrent de rechtsbescherming.

          1. Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open.
          2. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
          3. In bezwaar bij de minister, in beroep in eerste en enige aanleg bij de het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
          4. In bezwaar bij de minister, in beroep bij de rechtbank Limburg (afdeling bestuursrecht) en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

          Vraag 2

          Vanwege de aanhoudende problematiek in het Zeeuwse overstromingsgebied bundelen ondernemers uit het noorden hun krachten in een nieuwe Stichting Probleemloos Zeeland. Deze stichting zal financiële ondersteuning bieden aan gedupeerden. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (GS) is erg blij met dit initiatief. GS besluit dat de provincie ook een financiële bijdrage zal leveren door het toekennen van een bedrag aan de stichting dat even groot is als alle gelden die de ondernemers in de stichting steken. GS stelt verder dat de stichting zelf mag bepalen hoe zij het verkregen geld zal verdelen. De stichting keert alle gelden die zij van de ondernemers en de provincie krijgt aan de gedupeerden uit.

          Zou u het bestuur van de Stichting Probleemloos Zeeland als bestuursorgaan kwalificeren?

          1. Ja, omdat aan het financieel en het inhoudelijk vereiste is voldaan.
          2. Ja, omdat aan het financieel vereiste is voldaan.
          3. Nee, omdat enkel aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.
          4. Nee, omdat noch aan het financieel, noch aan het inhoudelijk vereiste is voldaan.

          Vraag 3

          Cafébaas Roderick Meeuwissen uit Deventer heeft in 2002 van het college van B&W van de gemeente Deventer op verzoek een gedoogverklaring ontvangen voor het verkopen van maximaal 5 gram aan softdrugs per dag en per persoon. Op basis van strafrechtelijk onderzoek komt vast te staan dat Roderick zich niet heeft gehouden aan dit maximum. De burgemeester stuurt Roderick een brief met de mededeling dat de gedoogverklaring wordt ingetrokken.

          Zou de bestuursrechter de brief kwalificeren als een besluit in de zin van de Awb dan wel de brief met een besluit gelijkstellen?

          1. Ja, want de brief is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan.
          2. Nee, want de brief is niet gericht op een
          .....read more
          Access: 
          Public
          Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017

          Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2017


          MC-vragen

          Vraag 1

          Artikel 17 van de Advocatenwet (opgenomen in het privaatrechtelijke deel van uw wettenbundel) luidt als volgt:

          1. "De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te 's- Gravenhage. (...)
          2. De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
          3. De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen."

          Welk van de onderstaande stellingen over de Nederlandse orde van advocaten is juist?

          1. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
          2. De Nederlandse orde van advocaten is een orgaan van een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.
          3. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.
          4. De Nederlandse orde van advocaten is een rechtspersoon krachtens privaatrecht ingesteld.

            Vraag 2

            Een niet tijdig genomen besluit wordt voor de bepalingen over bezwaar en beroep met een (appellabel) besluit gelijkgesteld, zo luidt artikel 6:2 aanhef en onder b Awb. Tijdens de voorbereiding op dit tentamen raakt uw studiegenoot in de war en vraagt aan u: moet tegen een niet tijdig genomen besluit eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld?

            1. Ja, tegen het niet tijdig nemen van een besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
            2. Nee, tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

            Vraag 3

            De Autoriteit Consument en Markt (ACM) uit Den Haag legt op grond van artikel 77h van de Elektriciteitswet 1998 aan Stedion Energy N.V., gevestigd te Amsterdam, een last onder dwangsom op. Wat is de juiste beschrijving van de voor Stedion Energy N.V. openstaande bestuursrechtelijke rechtsgang als de Elektriciteitswet 1998 hierover niets bepaalt?

            1. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Amsterdam en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
            2. Administratief beroep bij de minister van Infrastructuur en Milieu en hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Gravenhage.
            3. Bezwaar bij de ACM, beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
            4. Rechtstreeks beroep in eerste en in enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

            Vraag 4

            Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van artikel 8:1 Awb niet open.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 5

            In Groningen is veel schade geleden ten gevolge van de gaswinning. Veel huiseigenaren hebben onverkoopbare huizen. Enkele prominente Groningse ondernemers slaan de handen ineen en richten een stichting op om de gedupeerde huiseigenaren te compenseren. De ondernemers

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (1)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (1)


            MC-vragen

            Vraag 1

            In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Arnhem is het volgende artikel opgenomen:
            Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning horecagelegenheden

            1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecagelegenheid te vestigen of te exploiteren.
            2. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen ` horecagelegenheden zijn toegestaan.
            3. De burgemeester kan maximaal drie vergunningen verlenen voor een horecagelegenheiden in het op grond van het tweede lid aangewezen gebied.

            In Arnhem is de wijk Klarendal na jaren van renovatie weer aan het optrekken. Wat vroeger tot een van de grootste achterstandswijken van Arnhem gerekend werd, is nu een hippe up and coming wijk. Veel ondernemers willen hier op inspelen en zich met hun horecagelegenheid vestigen in deze wijk. De burgemeester zal hierdoor moeten kiezen aan wie hij vergunningen zal verlenen. Hij maakt bij besluit van 5 januari 2016 bekend dat hij, als inderdaad meerdere aanvragen zullen worden ingediend, de kwaliteit van de aanvragen onderling zal vergelijken door te kijken naar:

            • De effecten op de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving.
            • De diversiteit en de kwaliteit van het horeca aanbod.
            • In hoeverre het horeca aanbod vernieuwend en innovatief is.

            Hoe kwalificeert u het besluit van de burgemeester van 5 januari 2016?

            1. Als een algemeen verbindend voorschrift.
            2. Als een beleidsregel.
            3. Als een concretiserend besluit van algemene strekking.
            4. Als een feitelijke handeling.

            Vraag 2

            In Zaandam wordt een parkeergarage gerealiseerd aan het Kralendijk naast biologische boerderij De vrije Weijde. Welk van de onderstaande rechtspersonen kan daarbij als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb worden aangemerkt?

            1. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor schone lucht in Zaandam en als zodanig voorlichting geeft op basisscholen in Zaandam.
            2. De stichting die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomst voor schone lucht in Zaandam en die als zodanig procedures aanspant in Zaandam en omstreken.
            3. De Vereniging De Vrije Weijde te Rotterdam die de biologische boerderij in eigendom heeft.
            4. De Vereniging Grasgrazers te Amsterdam die krachtens haar statutaire doelstellingen opkomt voor het behoud van biologische boederijen in de provincie Noord-Holland en als zodanig excursies naar biologische boederijen organiseert.

            Vraag 3

            Wanneer zowel de belanghebbende als het betrokken bestuursorgaan daarmee instemmen, is het juridisch mogelijk om een bezwaarprocedure te volgen, ook al staat beroep bij de bestuursrechter in de zin van art. 8:1 Awb niet open.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 4

            De stichting Juridische Dienstverlening uit Utrecht is gespecialiseerd in het aanbieden van juridische hulp bij geschillen met bestuursorganen. Hun werk bestaat voornamelijk uit het helpen met het opstellen van bezwaarschriften. Van het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht zij een subsidie gekregen ter behoud van de

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2016 (2)


            MC-vragen

            Vraag 1

            "Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

            De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

            1. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
            2. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

            Vraag 2

            Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

            1. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
            2. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
            3. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
            4. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

            Vraag 3

            In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

            "De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven."

            Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

            1. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
            2. Op grond van het fair play-beginsel.
            3. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
            4. Op grond van het evenredigheidsbeginsel.

            Vraag 4

            Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

            1. Dit is onjuist.
            2. Dit is juist.

            Vraag 5

            Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

            Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

            1. Deze stelling is juist.
            2. Deze stelling is onjuist.

            Vraag 6

            Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete op van 200 euro wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening.

            Op welk moment is de oplegging van

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (1)


            MC-vragen

            Vraag 1

            Een belanghebbende kan bezwaar aantekenen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen indien tegen dat besluit beroep bij de bestuursrechter openstaat.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 2

            Het EVRM:

            1. Is direct van toepassing binnen het Nederlandse bestuursrecht op grond van de rechtspraak van het EHRM.
            2. Heeft alleen betrekking op ‘civil rights and obligations’ en is daarom niet van toepassing op bestuursrechtelijke geschillen.
            3. Geldt niet voor het handelen van het bestuur, omdat alleen de rechter verplicht is dit verdrag toe te passen.
            4. Heeft zowel invloed op het materiële bestuursrecht als op het bestuursprocesrecht.

            Vraag 3

            Beoordeel de volgende stellingen:

            I. De hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geven uitdrukking aan de waarborgfunctie van het bestuursrecht.

            II. De normerende functie van het bestuursrecht komt zowel in geschreven als ongeschreven recht tot uitdrukking.

            1. Beide stellingen zijn onjuist.
            2. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
            3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
            4. Beide stellingen zijn juist.

            Vraag 4

            Welke stelling over de Awb is onjuist?

            1. De Awb kent een opbouw van algemeen naar bijzonder.
            2. Sinds de inwerkingtreding van de Awb is het bestuursrecht in sterke mate geharmoniseerd.
            3. Sinds de inwerkingtreding van de Vierde Tranche in 2009 bestaat er geen behoefte meer aan een nadere regeling van algemene bestuursrechtelijke leerstukken in de Awb.
            4. Een van de doelstellingen van de Awb was het codificeren van ontwikkelingen in de bestuursrechtelijke jurisprudentie.

            Vraag 5

            Na een burenruzie in een woonwijk in Leiden, ontstond er veel rumoer rondom een woning van een jong gezin. Burgemeester Lenferink vaardigde toen een samenscholingsverbod uit. Dit verbod was gebaseerd op artikel 2:1, derde lid, APV gemeente Leiden, dat als volgt luidt:

            “De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.”

            Op basis van dit samenscholingsverbod zijn een aantal straten in Leiden aangewezen als gebied waar het verbod geldt.

            Wat voor soort besluit is dit aanwijzingsbesluit?

            1. Een beschikking.
            2. Een concretiserend besluit van algemene strekking.
            3. Een algemeen verbindend voorschrift.
            4. Dit is geen besluit in de zin van de Awb.

            Vraag 6

            U woont in de buurt en vindt dat samenscholingsverbod nogal overdreven. U wilt dat de burgemeester zich houdt aan zijn

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2015 (2)


            MC-vragen

            Vraag 1

            Van regelend recht kan slechts bij wet in formele zin worden afgeweken.

            1. Dat is juist.
            2. Dat is onjuist.

            Vraag 2

            De minister van Economische Zaken besluit een subsidieregeling vast te stellen voor projecten die zich richten op natuurbeheer. Deze subsidieregeling bevat de volgende bepaling:

            "Een subsidie natuurbeheer wordt geweigerd wanneer de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening naar het oordeel van de minister met opzet de subsidieverplichtingen heeft geschonden."

            Welk van onderstaande stellingen is juist?

            1. Deze bepaling bevat geen discretionaire bevoegdheid.
            2. Deze bepaling geeft de minister zowel beleids- als beoordelingsvrijheid.
            3. Deze bepaling geeft de minister geen beleidsvrijheid, maar wel beoordelingsvrijheid.
            4. Deze bepaling geeft de minister geen beoordelingsvrijheid, maar wel beleidsvrijheid.

            Vraag 3

            In welke van de onderstaande situaties is er niet sprake van het handelen van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid Awb?

            1. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht verleent aan een nachtwinkel een ontheffing van het winkeltijdenverbod (art. 2, eerste lid, Winkeltijdenwet jo. art. 3 Verordening winkeltijden 2014).
            2. De belastinginspecteur stelt de aanslag vast van de heer Van Dijk (art. 11 Algemene wet inzake rijksbelastingen).
            3. De Nationale ombudsman start een onderzoek naar de mate waarin bij het voormalige politiekorps Gelderland-Midden de etnische achtergrond en afkomst van kandidaten een doorslaggevende rol speelt bij bevorderingsprocedures (art. 9:26 Awb).
            4. De Stichting Autoriteit Financiële Markten legt een bestuurlijke boete op aan Pecunia B.V. voor het aanbieden van effecten aan het publiek, zonder dat een goedgekeurde prospectus algemeen verkrijgbaar was (art. 5:2 j° art. 1:80 van de Wet op het financieel toezicht).

            Vraag 4

            In zijn artikel ‘De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ geeft prof.mr. J.E.M. Polak enkele historische verklaringen waarom het systeem van bestuursrechtspraak in Nederland ‘verbrokkeld’ is. Lees de volgende stelling:

            "In Nederland maakte men lange tijd geen duidelijke keuze bij de vraag of rechtsbescherming tegen besluiten van het openbaar bestuur het beste door een vorm van beroep binnen het openbaar bestuur zou kunnen gebeuren, dan wel door een van het bestuur onafhankelijke rechter."

            1. Deze stelling is juist.
            2. Deze stelling is onjuist.

            Vraag 5

            Olivia huurt al jarenlang naar volle tevredenheid een huisje aan de Oude Vest in Leiden bij de woningcorporatie ‘Het sleuteltje’. Tot haar grote schrik ontvangt ze van het college van burgemeester en wethouders van Leiden een brief waarin staat dat ‘Het sleuteltje’ toestemming heeft om de woning van Nel te onttrekken aan de bestemming tot bewoning, zodat er kantoren in kunnen worden gevestigd. Niet veel later

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2013

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2013


            MC-vragen

            Vraag 1

            De Nationale ombudsman onderzoekt klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 2

            De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 3

            Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 4

            Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 5

            De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 6

            Een stichting die opkomt voor een bepaald ideëel of algemeen belang zal in een bestuursrechtelijke procedure niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt indien zij naast het voeren van juridische procedures geen andere activiteiten ontplooit om haar doelstelling te verwezenlijken.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 7

            Tegen de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de vaststelling van een concretiserend besluit van algemene strekking staat daarentegen wel beroep open.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 8

            Indien de sector bestuursrecht van de rechtbank een beroep gegrond verklaart, dient zij het besluit waartegen het beroep gericht is te vernietigen.

            1. Dit is juist
            2. Dit is onjuist

            Vraag 9

            De Algemene wet bestuursrecht bevat geen bepalingen waarin aan bestuursorganen een bevoegdheid wordt toegekend op basis waarvan een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 10

            Aangezien de Nationale ombudsman een a-orgaan is in de zin van artikel 1:1 Algemene wet bestuursrecht, is de termijn waarbinnen een verzoekschrift bij hem kan worden ingediend gelijk aan de termijn voor het indienen van een bezwaar- of administratief beroepschrift.

            1. Dit is juist.
            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2012

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2012


            MC-vragen

            Vraag 1

            Om informatie op te vragen bij een bestuursorgaan over de voorbereiding van een besluit, moet de aanvrager belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 2

            Stel dat zich het volgende voordoet: De Stichting Deltawerken, opgericht door bewonderaars van de waterkering, verstrekt subsidies aan middelbare scholen om per touringcar naar de Deltawerken te komen kijken. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt eenmalig een financiële bijdrage beschikbaar van € 500.000, naar eigen inzicht en goeddunken van de stichting te besteden. De Stichting Deltawerken verstrekt daarvan een subsidie van € 1.000 aan een middelbare school in Harlingen, die binnenkort op bezoek komt.

            Bij het verstrekken van de subsidie treedt de Stichting Deltawerken op als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Algemene wet bestuursrecht.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 3

            Stel: De sector bestuursrecht van de rechtbank Den Haag verklaart het beroep van een belanghebbende tegen het besluit van het college van B&W van Den Haag om zijn uitkering op basis van de Wet werk en bijstand tijdelijk met 50% te korten vanwege het herhaaldelijk niet-verschijnen op de bijeenkomsten van het gemeentelijke re-integratieprogramma ongegrond.

            Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 4

            Om als belanghebbende aan te worden gemerkt moet er sprake zijn van een actueel, een eigen, een rechtstreeks, een persoonlijk en een openbaar belang.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 5

            Algemene maatregelen van bestuur zijn besluiten van de regering. Zij bevatten meestal algemeen verbindende voorschriften. Dat wil zeggen dat de voorschriften een voor herhaalde toepassing vatbare regeling vormen die burgers of andere overheidsorganen bindt.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 6

            Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden verleent aan de Stichting Hortus Botanicus in Leiden een vergunning om een bijzondere boom in de hortus te kappen. De boom dreigt om te vallen en dan de Oranjerie grote schade toe te brengen. In de daaropvolgende door omwonenden van de hortus aangespannen bezwaarprocedure herroept het college zijn besluit. De Stichting moet eerst de mogelijkheden onderzoeken om de boom alsnog te sparen. Tegen deze beslissing gaat de Stichting in beroep bij de bestuursrechter. Overtuigd door de argumenten van de Stichting vernietigt de bestuursrechter de beslissing op bezwaar van het college op grond van artikel 8:72, eerste lid, Awb. De Stichting meent dat zij nu tot het kappen van de boom over mag gaan. Is dat juist?

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 7

            Bij het Albert Heijn-filiaal aan

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


            MC-vragen

            Vraag 1

            Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 2

            Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 3

            Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 4

            Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

            Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

            De stelling van het betreffende Kamerlid is:

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 5

            Op 31 mei 2011 verscheen op de website NU.nl het onderstaande bericht. Lees dit bericht en beoordeel vervolgens de juistheid van de daaronder opgenomen opmerking.

            Donner wil misbruik Wob tegengaan

            AMSTERDAM - Overheden moeten de mogelijkheid krijgen om 'oneigenlijke' vragen om overheidsinformatie af te wijzen en grote verzoeken in te perken.

            Dat schrijft minister Piet Hein Donner (CDA) van Binnenlandse Zaken in een brief namens het kabinet aan de Tweede

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (2)


            MC-vragen

            Vraag 1

            Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 2

            De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is normaliter zes weken, voor het indienen van een beroepschrift is deze termijn normaliter acht weken.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 3

            Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – ongegrond worden verklaard.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 4

            Tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling staat geen beroep open op grond van de Awb, maar kan op basis van deze wet wel bezwaar worden gemaakt.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 5

            Bij het aanvragen van een voorlopige voorziening speelt het connexiteitsvereiste een belangrijke rol. Dit vereiste is opgenomen in artikel 8:81 Awb.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 6

            De overeenkomst tussen algemeen verbindende voorschriften en concretiserende besluiten van algemene strekking is dat tegen beide geen beroep open staat bij de rechtbank op grond van de Awb.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 7

            Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 8

            Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 9

            Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden afgeleid dat bestuursorganen te allen tijde gehouden zijn om handhavend op te treden tegen overtreding van bestuursrechtelijke voorschriften.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 10

            Het verschil tussen herstelsancties en bestraffende sancties is onder meer relevant in verband met de mogelijke toepasbaarheid van artikel 6 EVRM.

            1. Dit is juist.
            2. Dit is onjuist.

            Vraag 11

            Tegenwoordig hebben veel wetten het karakter van 'kaderwetgeving'. Dit betekent dat de wetgever in formele zin zelf nauwelijks

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (1)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (1)


            Open vragen

            Vraag 1a

            In welke grondwetsbepaling wordt aan gemeenten en provincies de bevoegdheid overgelaten tot regeling en bestuur inzake hun huishouding?

            Vraag 1b

            De gemeenteraad van Leiden stelt een verordening vast op grond van artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand. In de verordening staan regels over het aanbieden van voorzieningen die bedoeld zijn om ontvangers van een bijstandsuitkering te ondersteunen bij een terugkeer in het arbeidsproces.

            Leg uit: is dit een autonome verordening of een medebewindsverordening?

            Vraag 2

            Bakker Jacobs koopt een dure broodbakmachine in de veronderstelling dat hij de aankoopkosten als extra aftrekpost mag opvoeren op zijn belastingaangifte. De Inspecteur van de belastingdienst heeft schriftelijk bevestigd dat dit mogelijk is. Bakker Jacobs voert de aankoopkosten op als extra aftrekpost, maar de Inspecteur stelt de aanslag vast zonder deze extra aftrekpost, omdat hem is gebleken dat de eerder gedane toezegging in strijd is met de geldende belastingwetgeving. Bakker Jacobs wenst de aanslag juridisch aan te vechten.

            Op welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur zal Bakker Jacobs zich beroepen? Leg uit of hij hierbij kans van slagen heeft.

            Vraag 3a

            Geef van de volgende beslissingen aan of sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Kwalificeer de beslissing zo specifiek mogelijk. Dat wil zeggen geef aan of al dan niet sprake is van een besluit in de zin van de Awb en, zo ja, wat voor soort besluit.

            Om het aanzien van de binnenstad letterlijk te verbeteren stelt de Leidse gemeenteraad de Verordening Subsidie Historisch Stadsbeeld vast. De verordening wordt gepubliceerd in het Stadsblad van Leiden. Op grond van de verordening kunnen eigenaren van monumentale panden in de binnenstad subsidie aanvragen bij het college van burgemeester en wethouders voor de reconstructie van een historische winkelpui, het herstel van historische kleuren op gevels of het herstel van monumentale onderdelen.

            Vraag 3b

            Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden wijst het gebied begrensd door de straten Langegracht, Molenwerf, Korte Mare en Lange Mare aan als gebied waar op 3 oktober een parkeerverbod als bedoeld in artikel 5:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente zal gelden. Deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Stadsblad van Leiden.

            Vraag 4a

            Jolinde Boots gaat naar de Mediamarkt in Dordrecht om een IPod te kopen. In de Mediamarkt merkt ze dat ze te weinig geld heeft voor de IPod van haar keuze; ze kan zich niet bedwingen en probeert de IPod zonder betaling mee te nemen. De bedrijfsleider betrapt Jolinde op heterdaad en belt de politie. Twee minuten later arriveren twee politieagenten die Jolinde arresteren. Tijdens de arrestatie wordt Jolinde door de politieagenten uitgescholden en ruw op de grond geduwd. Zij overweegt om over de manier waarop zij door de politieagenten is

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (2)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2010 (2)


            Open vragen

            Vraag 1

            De autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad is begrensd. Daarbij worden in de literatuur doorgaans een viertal grenzen onderscheiden. Bij welk van deze vier grenzen speelt de zogenoemde ‘motief-theorie’ een rol, in welk arrest komt deze theorie aan de orde en wat wordt eronder verstaan?

            Vraag 2a

            Mevrouw Janssen wil een café in Leiden openen en dient daarvoor over een aantal vergunningen te beschikken. Ze heeft onder meer een vergunning nodig op basis van de Drank- en Horecawet. Artikel 3 van deze wet bepaalt:

            “Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.”

            Het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) van de gemeente Leiden weigert deze vergunning te verlenen. Mevrouw Janssen ontvangt een brief waarin de vergunningaanvraag wordt afgewezen.

            Is hier sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)? Zo ja, wat voor soort besluit?

            Vraag 2b

            Mevrouw Janssen had al personeel aangezocht en onder meer de heer Michel aangenomen als barkeeper. De heer Michel is het uiteraard niet eens met de weigering van het college om de vergunning te verlenen en wil deze weigering juridisch aanvechten.

            Kan de heer Michel worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb?

            Vraag 3

            In een oud pand in de Leidse binnenstad is een kunstenaarscollectief gevestigd. Om enkele van hun creaties op te slaan, hebben de kunstenaars in de achtertuin van het perceel een forse schuur gebouwd. Zij hebben dit gedaan zonder over de vereiste bouwvergunning te beschikken. Omwonenden van het kunstenaarspand zijn niet blij met de in de tuin gebouwde schuur. Zij vinden die ontsierend en bovendien zorgt de schuur voor meer schaduw in hun eigen tuinen. Daarnaast hebben zij uitgezocht dat het bestemmingsplan de bouw van zo’n omvangrijke schuur helemaal niet toestaat. Zij ergeren zich aan het feit dat het gemeentebestuur niets onderneemt tegen de illegale schuur en schrijven een brief aan de verantwoordelijke wethouder waarin zij verzoeken om – op korte termijn – op te treden tegen het illegale bouwwerk. De wethouder laat evenwel telefonisch aan hen weten daar niet aan te denken.

            Staat het in deze omstandigheden geheel vrij aan het college van burgemeester en wethouders om zonder meer af te zien van optreden tegen de illegaal gebouwde schuur?

            Vraag 4

            In het bestuursrecht is het doorgaans niet mogelijk om tegen een besluit van een bestuursorgaan direct in beroep te gaan bij (de sector bestuursrecht van) de rechtbank. Eerst moet een zogenoemde bestuurlijke voorprocedure worden gevolgd.

            De bestuurlijke voorprocedures vervullen in het bestuursprocesrecht diverse functies. Noem en beschrijf twee van deze functies.

            Vraag 5

            Jeroen ontvangt al drie jaar een uitkering op grond van art. 11 van de Wet werk en bijstand. Op grond van

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2009

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2009


            Open vragen

            Vraag 1a

            Wat wordt verstaan onder delegatie?

            Vraag 1b

            Noem een voorbeeld van een grondwetsartikel waarin een mogelijkheid tot delegatie wordt gecreëerd en geef aan waaruit dit blijkt.

            Vraag 2a

            Ten aanzien van de taken en bevoegdheden van provincies en gemeenten bepaalt artikel 124 lid 1 van de Grondwet:

            ‘Voor provincies en gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun besturen overgelaten.’

            Deze bevoegdheid wordt geacht te behoren tot de provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie. De provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie kent geen duidelijke omlijning.

            Leg uit hoever de provinciale respectievelijk gemeentelijke autonomie strekt

            Vraag 2b

            Artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen luidt, voor zover hier van belang:

            ‘1. Het college van burgemeester en wethouders stelt ten minste één maal per vier jaren een rampenplan vast, waarin risico’s worden geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden beschreven en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen wordt vastgelegd.’

            Oefent het college van burgemeester en wethouders zijn taak om een rampenplan vast te stellen uit krachtens autonomie of medebewind?

            Vraag 3a

            Het toezicht op de financiële markt in Nederland wordt uitgeoefend door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (de AFM). Deze toezichthoudende taak is aan de Stichting AFM opgedragen in de Wet op het Financieel toezicht, in art. 1:25, tweede lid:

            ‘De Autoriteit Financiële Markten heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het gedragstoezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten.’

            Is art. 1:25, tweede lid, van de Wet op het Financieel toezicht een voorbeeld van attributie, van delegatie of van mandaat?

            Vraag 3b

            Kan de Stichting Autoriteit Financiële Markten worden gekwalificeerd als een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 Awb?

            Vraag 3c

            In de afgelopen periode van grote onrust op de financiële markten heeft de AFM verschillende noodmaatregelen getroffen. Een van die maatregelen betrof het verbod op het zogenaamde ‘naked short selling’. Bij short selling gaat het om het speculeren op daling van de koersen van aandelen, waardoor het aantrekkelijk wordt om negatieve geruchten te verspreiden. Short selling kan zo leiden tot verdere destabilisering van de financiële markt.

            Het verbod op naked short selling baseerde de AFM op art. 5:58 van de Wet op het Financieel toezicht. Deze bepaling luidt verkort weergegeven:

            ‘Het is verboden om een transactie of handelsorder in financiële instrumenten te verrichten of te bewerkstelligen waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die financiële instrumenten (…)’

            Om dit verbod te kunnen handhaven heeft de AFM in de Wet op het Financieel toezicht een bevoegdheid gekregen om bij

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (1)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (1)


            Open vragen

            Vraag 1a

            In de gemeente Anderveld wordt in een gemeentelijke verordening een algeheel visverbod afgekondigd. Vissen, zo luidt de motivering voor dit verbod, is in strijd met de christelijke normen en waarden die leven binnen de gemeente, nu de vis een belangrijk christelijk symbool is.

            Welke grens aan de verordenende bevoegdheid van de gemeente is in deze casus in het geding?

            Vraag 1b

            Een jaar nadat het visverbod in werking is getreden wordt in een provinciale verordening eveneens een visverbod afgekondigd. Het provinciale visverbod geldt voor alle openbare wateren binnen de provincie.

            De motivering voor dit visverbod is dat door overbevissing de visstand in de provincie op een onaanvaardbaar laag peil dreigt te komen en dat drastische maatregelen dus geboden zijn.

            Kan de gemeentelijke verordening in dit geval blijven gelden naast de provinciale verordening?

            Vraag 2a

            Op 17 september 2007 verzond staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken een zestal zogenoemde BNC-fiches naar de Tweede Kamer, waaronder een fiche over de Richtlijn status langdurig ingezetenen. In laatstgenoemd fiche kwam de volgende passage voor:

            ‘De Raad en de Commissie zijn overeengekomen dat personen die internationale bescherming genieten in alle lidstaten onder vergelijkbare voorwaarden recht zouden moeten hebben op de in richtlijn 2003/109/EG bedoelde status van langdurig ingezetene. Aangezien dit slechts op Europees niveau kan worden bereikt, voldoet het voorstel aan het beginsel van …’

            Wat is een ‘BNC-fiche’ precies?

            Vraag 2b

            Welk woord hoort in bovenstaand citaat op de puntjes te staan en waar is het betreffende beginsel neergelegd?

            Vraag 3a

            De Leidse Toneelgroep vindt het belangrijk dat het toneel in Leiden toegankelijker wordt gemaakt voor de Leidse bevolking. Geïnspireerd door de theateractiviteiten in het Amsterdamse bos, besluit de groep om tijdens de zomerperiode vier weken lang in de Burcht een twee uur durend toneelstuk op te voeren. De voorstelling zal van woensdag- tot zaterdagavond plaatsvinden en om 21.00 uur aanvangen.
            De Burcht is een open gebouw en dus vindt het toneelstuk plaats in de openlucht. Voor deze activiteit is er op grond van de (fictieve) APV van Leiden een vergunning nodig van de Burgemeester.

            Artikel 2.2.2 Evenement

            1. Het is verboden, zonder vergunning van de Burgemeester een evenement te houden of te doen houden.
            2. De Burgemeester moet bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning de volgende belangen in aanmerking nemen:
              1. De mate waarin door het evenement beslag wordt gelegd op de ruimte, de tijd en de hulpdiensten.
              2. Of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie.

              3. Of er gevaar bestaat voor de openbare orde, gezondheid of veiligheid, waaronder de brandveiligheid en het belang van het voorkomen van wanordelijkheden.

              4. Of er gevaar bestaat voor een onevenredige belasting van

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (2)

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2008 (2)


            Open vragen

            Vraag 1a

            In het (overigens niet tot de voorgeschreven jurisprudentie behorende) arrest Jodiumzout (HR 10 april 1984, NJ 1984, 612) stond de verplichting uit het Broodbesluit centraal om bij de bereiding van brood jodiumhoudend broodzout te gebruiken.

            Dit niet ter goede of betere bereiding dan wel samenstelling van het brood zoals de Warenwet beoogde, maar om een gezondheidsdoel te dienen, te weten de voorkoming van struma (een schildklierziekte).

            Lees de navolgende, ironisch bedoelde, passage die afkomstig is uit de Conclusie (het advies) van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in deze zaak:

            ‘De overheid moet ons niet alleen behoeden voor het kwade maar ook deelachtig doen worden aan het goede. Pas dan en daardoor wordt de nachtwachtstaat tot actieve verzorgingsstaat. En dus voegt de goede, bezorgde overheid (…) aan het brood een zeker bestanddeel toe, waardoor mensen geen struma-gezwellen (meer) krijgen of deze niet verergeren. En dus, zoals Rousseau eenmaal verordonneerde dat de mensen desnoods gedwongen moeten worden om vrij te zijn – omdat vrijheid zo'n groot goed is – zo ook onze overheid: de mensen moeten gedwongen worden geen struma, geen rotte tanden en geen kromme ruggen te krijgen en daarom zullen we de bestanddelen in dat voedselpakket die dat beletten of voorkomen, verplicht stellen. Ze zullen gezond zijn of ze willen of niet.’

            Noem een wèl tot de voorgeschreven jurisprudentie behorend arrest, waarin op vergelijkbare wijze de bevoegdheid tot ingrijpend overheidshandelen ter discussie stond.

            Vraag 1b

            Indien de rechter van oordeel is dat met de lagere regelgeving een doel wordt nagestreefd dat niet door de wetsbepaling is beoogd, welk gevolg zal hij dan daaraan verbinden?

            Vraag 1c

            Stel dat de overheid niettemin een verplichting zou willen opleggen om bij de bereiding van brood jodiumhoudend broodzout te gebruiken, hoe zou zij dit dan kunnen realiseren?

            Vraag 2a

            In het hart van Zwanenburg bevindt zich de kerk H. Magdalena Maria Alacoque. Sinds kort roept de pastoor zijn gelovigen op om de mis van 07.30 uur bij te wonen door van 07.15 tot 07.30 uur de klokken te luiden. Dit vroege klokgelui heeft tot een klachtenregen van omwonenden geleid en is voor het college van B&W aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de ernst van de geluidsoverlast. In artikel 10 van de Wet openbare manifestaties (WOM) staat:

            ‘Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau’

            Bij besluit van 23 maart 2003 heeft de Gemeenteraad alleen regels gesteld met betrekking tot het geluidsniveau: het te produceren geluidsniveau mag niet hoger zijn dan 10 dB(A).

            Het college van B&W vermoedt dat het door de kerk geproduceerde geluidsniveau hoger is dan

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2007

            Inleiding Bestuursrecht - UL - B1 - Oefententamen 2007


            Open vragen

            Vraag 1a

            Stel: In het kader van de terrorismebestrijding worden diverse wijzigingen doorgevoerd in de Wet bescherming persoonsgegevens. Eén van de nieuwe artikelen in de wet bepaalt dat de regering bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels kan stellen omtrent het opslaan en bewaren van persoonsgegevens door leveranciers van telecommunicatiediensten. De betreffende AMvB wordt korte tijd later door de regering vastgesteld.

            In de AMvB worden internet providers verplicht om de persoonsgegevens van gebruikers van hun diensten gedurende een periode van tien jaar te bewaren en op verzoek ter beschikking te stellen aan de overheid, opdat de veiligheidsdiensten deze gegevens kunnen raadplegen in hun onderzoek naar terrorismenetwerken.

            Diverse privacybeschermingsorganisaties zijn het niet eens met deze maatregel. Zij vinden de duur van de periode dat de internet providers de gegevens moeten bewaren veel te lang en zijn van mening dat de AMvB te weinig waarborgen bevat tegen een ongeoorloofd gebruik van de gegevens. Zij zijn van oordeel dat de privacybeperking te ver gaat. Zij spannen een procedure aan om de AMvB door de rechter te laten toetsen en overwegen daarbij zich te beroepen op art. 10 van de Grondwet of art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

            Welk van deze twee bepalingen zal, gelet op de verschillen tussen de grondwettelijke en de verdragsrechtelijke grondrechten beperkingssystematiek, in deze casus meer bescherming bieden?

            Vraag 1b

            De advocaat van de privacybeschermingsorganisaties vraagt zich af of de hierboven geschetste AMvB mogelijk een zogenoemde ‘zelfstandige algemene maatregel van bestuur’ is. Hij zet u aan het werk om dit uit te zoeken. Hoe luidt uw antwoord op zijn vraag?

            Vraag 2

            Stel: in de gemeente Leiden geldt per 1 januari 2008 een verordening die regels geeft over het gebruik van met een elektromotor aangedreven steppen op de openbare weg. Met ingang van 1 januari 2010 wordt dit onderwerp ook geregeld in de Wegenverkeerswet.

            Op basis van welke wettelijke bepaling en aan de hand van welke criteria kan worden bepaald welke regels per 1 januari 2010 zullen gelden ten aanzien van het gebruik van deze steppen?

            Vraag 3a

            De verandering van het klimaat staat hoog op de agenda. In dat kader hebben lokale overheden onlangs aan supermarkten eisen gesteld ten aanzien van de afdekking van koel- en vriesmeubelen. Het college van B & W ontleent de bevoegdheid tot het stellen van nadere voorschriften aan het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (een algemene maatregel van bestuur), gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer.

            Het college van B & W van de gemeente Drakenstein laat de plaatselijke supermarkt Appie per brief van 13 september 2007 weten dat uiterlijk per 1 januari 2009 de aanwezige koel- en vriesmeubelen aan nader geconcretiseerde voorschriften moeten voldoen. Appie krijgt de

            .....read more
            Access: 
            Public
            Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

            Inleiding Bestuursrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

            • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Bestuursrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
            • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
            Work for WorldSupporter

            Image

            JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

            Working for JoHo as a student in Leyden

            Parttime werken voor JoHo

            Check more of this topic?
            How to use more summaries?


            Online access to all summaries, study notes en practice exams

            Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

            There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

            1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
            2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
            3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
            4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
            5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

            Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

            Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

            Field of study

            Access level of this page
            • Public
            • WorldSupporters only
            • JoHo members
            • Private
            Statistics
            1917
            Comments, Compliments & Kudos:

            Add new contribution

            CAPTCHA
            This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
            Image CAPTCHA
            Enter the characters shown in the image.