Oefententamen 3 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1a

Om elk signaal van ‘hooliganisme’ bij de UEFE Cup finale dit jaar in Eindhoven in een vroeg stadium te voorkomen heeft de politie besloten preventieve arrestaties uit te voeren. Zo werd ook een groepje Leidse studenten opgepakt, dat hun zustervereniging wilde bezoeken. De studenten hebben de nacht in een cel door moeten brengen en zijn de volgende ochtend met excuses weer op straat gezet. De zaak komt uiteindelijk bij de Nederlandse rechter, die zich geconfronteerd ziet met de vraag of deze arrestatie een schending is van artikel 9.1 van het IVBPR

Artikel 9

Een ieder heeft het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige arrestatie of gevangenhouding. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve op wettige gronden en op wettige wijze.

Mag de rechter aan deze specifieke bepaling toetsen?

Vraag 1b

Stel dat tijdens het proces vast komt te staan dat Nederland een geldig voorbehoud heeft gemaakt op art 9.1 IVBPR, wat een beroep op de bepaling dus uitsluit. De advocaat van een van de studenten stelt dat artikel 9.1 IVBPR inmiddels de status van gewoonterecht heeft verkregen en concludeert dat Nederland derhalve nog steeds verbonden is aan de inhoud van de bepaling.

Indien u ervan uit gaat dat de conclusie van de advocaat correct is, is toetsing van het artikel 9.1 IVBPR door de rechter dan alsnog mogelijk?

Vraag 2a

Rechtssubjectiviteit omvat verschillende bekwaamheden. Welke bekwaamheden kunt u onderscheiden en welk rechtssubject komt alle bekwaamheden toe?

Vraag 2b

Ook internationale organisaties kunnen rechtssubjectiviteit bezitten. In welke uitspraak van Internationale Gerechtshof werd erkend dat de VN rechtspersoonlijkheid bezit en welke theorie past het Hof hierbij toe? Leg uit wat deze theorie inhoud.

Vraag 3a

Op 27 oktober 2005, even na middernacht, breekt in een cellencomplex in de buurt van luchthaven Schiphol brand uit. Elf mensen die vastgehouden worden in dat complex komen om. Nabestaanden van deze mensen proberen de Nederlandse staat voor de rechter te dagen wegens schending van het recht op leven, maar zelfs de hoogste Nederlandse rechter geeft hen geen gelijk.

Welke mogelijkheden zijn er voor de nabestaanden om binnen de internationale rechtsorde een individuele klacht in te dienen tegen Nederland? Kunnen deze mogelijkheden gelijktijdig worden bewandeld?

Vraag 3b

De Belgische regering overweegt ook een klacht in te dienen tegen Nederland wegens overtreding van haar internationaal-rechterlijke verplichtingen. Geen van de overledenen heeft een link met België.

Kan België desondanks een internationale statenklacht indienen tegen Nederland? Zo ja, waar? Aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan?

Vraag 4a

Edouard Vill is in 2005 gekozen tot president van Torturia. Hij besluit de kerstdagen in Justicia door te brengen. Op de tweede dag van zijn verblijf, wordt hij gearresteerd en aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Volgens de Justiciaanse Aanklager is Vill tijdens de burgeroorlog in zijn Torturia (1999-2003) betrokken geweest bij het folteren van politieke tegenstanders, met name van tegenstanders die behoorden tot de Justiciaanse minderheid in het land. Veel van deze etnische Justicianen bezitten tevens de nationaliteit van buurland Justicia.

Op grond van welke beginselen kan Justicia volgens het volkenrecht strafrechtelijke jurisdictie uitoefenen? Motiveer.

Vraag 4b

Torturia beweert dat Justicia zich schuldig maakt aan een schending van de internationale regels van immuniteit.

Op grond waarvan geniet Vill immuniteit en staat dit strafrechtelijke vervolging door Justicia tijdens het uitoefenen van zijn functie in de weg? Verwijs naar relevante rechtspraak.

Vraag 4c

Volgens het Internationaal Gerechtshof in de zaak Arrest Warrant (Democratic Republic of the Congo v. Belgium – 11 april 2000) leidt “immunity” van zittende staatshoofden niet per se tot “impunity”. Welke mogelijkheden noemt het Hof om de straffeloosheid in zaken zoals in casu te doorbreken?

Vraag 5a

De republiek Selenië wordt al jarenlang verscheurd door een burgeroorlog. Economische en politieke ongelijkheid tussen de Selenen en de Thalen heeft uiteindelijk geleid tot een gewapend conflict tussen beide bevolkingsgroepen, waardoor er een grote vluchtelingenstroom naar omringende landen heeft plaatsgevonden. Het buurland Thalonië stelt zicht op het standpunt dat de Seleense regering de Thaalse minderheid onderdrukt en internationaal recht schendt, doordat het inbreuk maakt op het verbod op het gebruik van geweld.

Ga bij de beantwoording van de vraag uit van het gegeven dat beide landen lid zijn van de VN.

Acht u dat Thalonië’s claim dat Seleni:e in casu het geweldsverbod zoals geformuleerd in het VN-Handvest heeft geschonden juist?

Vraag 5b

De vertegenwoordiger van Selenië in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stelt dat dit een interne aangelegenheid is en benadrukt dat de VN-Veiligheisraad gehouden is dat te respecteren.

Op welk beginsel in het VN-handvest beroept de vertegenwoordiger zich?

Vraag 5c

Hoe beoordeelt u de stelling van Selenië dat de VN-Veiligheidsraad in casu niet bevoegd is om op te treden onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest?

Vraag 6

Wat zijn de voordelen en de nadelen van het toestaan van voorbehouden bij verdragen? Ga in uw antwoord ook in op de vraag waarom sommige verdragen in het geheel geen voorbehouden toestaan.

Vraag 7a

Het internationaal publiekrecht kent meer rechtssubjecten dan louter staten. Wat duidt erop dat individuen internationale rechtspersoonlijkheid genieten?

Vraag 7b

In welk opzicht verschilt de status van het individu als rechtssubject van die van de staat?

Vraag 8

In land A wordt een bom tot ontploffing gebracht waarbij 100 slachtoffers vallen, waaronder 20 met de nationaliteit van land B. Deze aanslag wordt opgeëist door een groep die onder leiding.staat van een man die vervolgens opgepakt wordt in land C, dat wetgeving kent die vervolging van dit type misdrijven toelaat, ook als er geen directe banden met land C bestaan. Na de aanslag had deze man een bericht in de krant verspreid dat de regeringsgebouwen in land D het volgende doelwit zou zijn.

Welke landen kunnen deze man vervolgen en op grond van welke jurisdictiebeginselen? Motiveer uw antwoord

Vraag 9a

In Ypsotië woedt een burgeroorlog tussen de overheid en rebellenbeweging FYN (Free Ypsotië Now). Beide partijen maken zich schuldig aan gruwelijke mensenrechtenschendingen.

Kan de Veiligheidsraad een wapenembargo opleggen aan Ypsotië?

Vraag 9b

Kan Ypsotië zijn gedrag rechtvaardigen met een beroep op het recht op zelfverdediging?

Vraag 10a

Tussen de staten Angustia en Barbossa bestaat een eeuwenoud conflict over een deel van de grenslijn. De ministers van buitenlandse zaken zijn in plaats Celcetti bijeengekomen om te overleggen over de situatie. Na afloop van deze bijeenkomst houden zij een persconferentie waarin zij een schriftelijke verklaring voorlezen. Hierin staat dat de ministers afgesproken hebben om over twee maanden verder te onderhandelen en indien dit mislukt het conflict voor te leggen aan het Internationale Gerechtshof. Angustia is echter in een diepe economische crisis beland en heeft zijn aandacht op andere zaken gericht. De twee maanden verstrijken zonder dat de onderhandelingen voortgezet worden. Barbossa stapt hierop naar het Internationale Gerechtshof en daagt Angustia. Daarbij doet Barbossa een beroep op de afspraken gemaakt in Celcetti.

Is Angustia gebonden onder internationaal recht aan de afspraken zoals neergelegd in de verklaring? Leg uit

Vraag 10b

Kan Angustia de klacht afhouden door zich te beroepen op het voorbehoud van Barbossa?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Artikel 93 GW . Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.

Op grond van artikel 93 GW mag de rechter direct toetsen aan het internationaal recht als:

1) Het om verdragsrechtelijke bepaling gaat,

2) Die ‘naar inhoud een ieder kan verbinden’

Of dit in casu het geval is moet worden bepaald aan de hand van de intentie, inhoud van de bepaling en het (door de bepaling) beschermde belang. In casu wordt het individu een duidelijk omschreven recht gegeven het kan zonder nadere uitwerking in de nationale rechtsorde functioneren en heeft op grond van zowel intentie als inhoud dus rechtstreekse werking. Onder voorwaarde van voorafgaande bekendmaking luidt het antwoord dus ja.

Vraag 1b

Volgens de Hoge Raad kan uit artikel 94 GW a contrario worden afgeleid, dat de weglating van de categorie gewoonterecht een bewuste keuze is geweest van de wetgever. Toetsing aan internationaal gewoonterecht is niet toegestaan wegens de onbepaaldheid van gewoonterecht (vaag en veranderlijk) en het democratisch gebrek (geen parlementaire controle, omzeilen wetgever). Nuygat en Bouterse. Aangezien de formulering van art. 93 GW dezelfde omissie kent en de Nederlandse regering door een expliciet voorbehoud te kennen heeft gegeven niet te willen worden gebonden, kan een tweeledig antwoord worden gegeven. Ja, gewoonterecht heeft immers gelding in de Nederlandse rechtsorde. Nee, Nederland is weliswaar gebonden aan internationaal gewoonterecht, maar het primaat ligt bij de wetgever. De wetgever bepaalt hoe hij deze gebondenheid geeft, en het is in principe niet aan de rechter om te oordelen of deze bepaling juist is.

Vraag 2a

  • Internationale rechtshandelingen kunnen verrichten, zoals verdragen sluiten

  • Internationale rechten kunnen hebben

  • Deze rechten op internationaal niveau kunnen afdwingen

  • Internationale plichten kunnen hebben

  • Op internationaal niveau aansprakelijk kunnen worden gesteldvoor schending van deze plichten

Alleen staten zijn rechtssubjecten met volledige rechtssubjectiviteit

Vraag 2b

Het gaat om het Reparation for injuries-advies uit 1949, waarbij he Hof de Verenigde Naties de bekwaamheid toekende om een internatioale claim in te dienen, ter vergoeding van de schade die de VN had geleden dor het omkomen van een gezant.

Het Hof paste daarbij de implied powers-theorie toe, omdat deze bekwaamheid niet uitdrukkelijk in het Handvest was opgenomen. Hierbij wordt gekeken naar de doelstellingen die wel in een oprichtingsverdrag staan en de functies die een internationale organisatie in de praktijk uitvoert.

Vraag 3a

Nederland heeft het individueel klachtrecht erkend voor IVBPR (Optioneel protocol voor IVBPR) en EVRM (zie art. 34 EVRM, en Protocol 11).

Een klager die tevergeefs heeft geprocedeerd in Straatsburg (bij EHRM), kan het nogmaals proberen voor het Mensenrechtencomité. Maar niet tegelijkertijd. Zie artikel 5(2)(a) van het Operationeel Protocol van het IVBPR. Conclusie: tegelijkertijd kan niet, naderhand kan wel. Andersom (dus eerst via het Comité en dan EHRM, zie artikel 35 lid 2 EVRM) kan echter niet op straffe van niet-onvankelijkheid van de klacht bij het EHRM.

Vraag 3b

Voor het IVBPR: zie artikel 41 IVBPR. Het hangt dus er vanaf of Nederland en België een verklaring hebben ingediend waarin ze de bevoegdheid van het Mensenrechtencomité erkennen (artikel 41(1) IVBPR). Dat is voor beide landen het geval. Het mensenrechtencomité heeft pas bevoegdheid wanneer de procedure van artikel 41(1) IVBPR geen oplossing biedt, en wanneer de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput (41(c) IVBPR).

Voor het EHRM: zie art, 33 EVRM. Bij het EVRM is geen verklaring nodig.

Conclusie: België kan bij beide instanties tegen Nederland een klacht indienen

Vraag 4a

  • passieve nationaliteitsbeginsel: enkelen van de slachtoffers van de misdrijven waarvan Vill wordt beschuldigd, hebben de Justiciaanse nationaliteit

  • Universaliteitsbeginsel: Vill wordt beschuldigd van ernstige misdrijven, waarvan de bestrijding de hele internationale gemeenschap aangaat. Op grond van dit beginsel kan iedere staat strafrechtelijke jurisdictie uitoefenen tegen deze misdrijven, zelfs als er geen aanknopingspunt aanwezig is in de vorm van dader/ slachtoffer/ territoir

Vraag 4b

  • Vill is een zittend staatshoofd. Zijn immuniteit is dus afgeleid van de staatsimmuniteit (welke is gebaseerd op de soevereine gelijkheid van staten: par inparem non habet imperium)

  • Een zittend staatshof geniet immuniteit ratione personae, een personele immuniteit die hem absolute immuniteit van rechtsprekende en uitvoerende jurisdictie verschaft in andere staten.

  • Deze strekt zich ook uit tot handelingen die hij heeft verricht voordat hij staatshoofd werd, zolang hij nog staatshoofd blijft.

  • Conclusie: Vervolging door Justicia niet mogelijk tijdens uitoefening functie. In de Arrest warrant zaak wordt door het Internationaal Gerechtshof bevestigd dat vervolging door een rechterlijk instantie in andere staat een inbreuk is op de immuniteit, tenzij er sprake is van het opheffen van de immuniteit door de zendstaat, of een vervolging voor handelingen die niet vallen onder de restimmuniteit ratione materiae na het neerleggen van zijn functie.

Vraag 4c

Zie Arrest Warrant zaak rechtsoverweging 61:

  1. De regels van immuniteit bieden geen bescherming in het eigen land. Torturia zou tot strafrechtelijke vervolging kunnen overgaan.

  2. Het eigen land, ofwel zendstaat, kan besluiten de immuniteit op te heffen.

  3. Bij het neerleggen van zijn ambt,kan hij door de rechtelijke instantie van een andere staat worden vervolgd, mits zij een geldige grond voor jurisdictie kunnen inroepen en voor zover de handelingen niet vallen onder de restimmuniteit ratione materae

  4. Vervolging van een persoon die wordt beschermd door regels van immuniteit en die nog steeds in functie is , is mogelijk in geval van een internationaal straftribunaal, zoals het Internationaal te Den Haag

Vraag 5a

Geweldsverbod art 2.4 VN Handvest. Richt zich tot staten en internationale organisaties. Niet tot intern geweldsgebruik door een staat tegen de bevolking of omgekeerd: enerzijds moet een rebellie worden onderdrukt, anderzijds moet een legitieme vrijheidsstrijd niet worden verboden.

Vraag 5b

Op beginsel van non-interventie, artikel 2.7 VN Handvest

Vraag 5c

De bevoegdheden van de Veiligheidsraad onder H VII, waar naar wordt verwezen, kunnen alleen worden ingeroepen als de Veiligheidsraad onder art 39 een vaststelling van vredesbreuk, agressie, of bedreiging vrede maakt. Dat is een discretionaire bevoegdheid. In de recente praktijk van de Veiligheidsraad worden ook interne situaties als bedreiging van de vrede gekwalificeerd. Dit niet alleen omdat de vluchtelingenstromen een destabiliserende werking op de regio kunnen hebben, maar ook de grootschalige mensenrechtenschendingen in zichzelf wordt als bedreiging van de vrede gekwalificeerd.

Conclusie: de bewering is incorrect. De Veiligheidsraad bepaalt uitsluitend zelf of er sprake is van vredesbreuk, agressie of bedreiging van vrede.

Vraag 6

Voordelen:

  • Als voorbehouden toegestaan zijn zullen meer staten partij worden, omdat deze staten bij (sommige) regels waar ze het niet mee eens zijn een voorbehoud kunnen maken.

  • Aangezien de internationale gemeenschap thans uit bijna 200 staten bestaat met allemaal verschillende belangen, wensen, achtergronden en culturen, kan het moeilijk zo niet onmogelijk zijn om tot algehele overeenstemming te komen bij de regulering van een bepaald onderwerp in een verdrag. Het toestaan van voorbehouden “erkent” deze nieuwe situatie. (zie p. 174 Cassese bovenaan, p. 25 van de reader).

  • Hoe toestaan van voorbehouden bevordert dus de universaliteit van verdragen. (zie ook p. 174 Cassese bovenaan, p. 25 van de reader). Nadelen:

  • Als veel staten voorbehouden bij een verdrag maken wordt het zeer onoverzichtelijk welke verplichtingen nog voor wie gelden.

  • Het systeem om te bepalen welke voorbehouden toegestaan zijn en welke voorbehouden niet toegestaan zijn omdat ze in strijd zijn met doel en voorwerp van het verdrag blijkt in de praktijk problemen op te roepen: wie bepaalt of een bepaald voorbehoud is toegestaan en op grond waarvan?

  • Het niet toestaan van voorbehouden zoals in het Zeerechtverdrag (1982) of het Statuut van Rome voor een Internationaal Strafhof (1998) bevordert de integriteit van verdragen. Alle regels gelden voor alle verdragspartijen.

Vraag 7a

Onder internationale rechtspersoonlijkheid wordt verstaan een status krachtens welke

  • Deze rechten

  • En plichten onder internationaal recht kan verwerven en

  • Deze op internationaal vlak een claim kan uitbrengen tot veiligstelling van die rechten.(Kooijmans, p. 20)

  • Op het individu liggen internationaal rechtelijke plichten: individuen zijn rechtstreeksaansprakelijk voor misdrijven tegen de vrede of de menselijkheid (International Tribunals; ICC; ius cogens)

  • Het individu bezit ook internationale rechten – de rechten van de mens.

  • Maar voor het uitbrengen van een claim ter veiligstelling van die rechten is het individuafhankelijk van de nationale rechtsorde of van het feit of de staat tegen wie hij wil klagen een internationale rechtsgang heeft geaccepteerd, zoals de rechtsgang naar het EHRM.

Vraag 7b

  • Staten zijn de enige rechtssubjecten met volledige rechtspersoonlijkheid..

  • Staten kunnen wel een internationale claim uitbrengen en bovendien kunnen staten op alle terreinen verdragen sluiten.

  • Individuen daarentegen hebben beperkte rechtspersoonlijkheid.

  • Zij hebben alleen op beperkte terreinen rechten en plichten onder het internationale recht, namelijk kort gezegd: mensenrechten en strafrecht resp.

Vraag 8

Staat A: objectief territorialiteitsbeginsel; territorialiteitsbeginsel of subjectief territorialiteitsbeginsel;

Staat B: passief nationaliteitsbeginsel of beschermingsbeginsel;

Staat C: Universaliteitsbeginsel;

Eventueel kan ook het subjectief territorialiteitsbeginsel genoemd worden, wanneer duidelijk vermeld dat het misdrijf Begonnen is in staat C, maar niet wanneer er staat ‘omdat misdadiger zich bevindt in staat C’.

Staat D: Beschermingsbeginsel

Vraag 9a

  • Het opleggen van een wapenembargo is een bindende geweldloze maatregel die de VR kan nemen onder H VII.

  • De sleutel van H VII is artikel 39 VN Handvest.

  • De VR moet eerst bepalen dat de situatie een bedreiging of een schending van de vrede vormt of een daad van agressie.

  • Traditioneel vielen interne conflicten niet onder de jurisdictie van de VR, maar recentelijk heeft VR ook interne conflicten en grootschalige mensenrechtenschendingen als bedreiging van de vrede gekwalificeerd.

  • Als de kwalificatie van artikel 39 VN Handvest heeft plaatsgevonden is de VR vrij om te besluiten welke maatregelen het meest geschikt zijn om een einde te maken aan de bedreiging.

  • De VR kan onder artikel 41 VN Handvest maatregelen zonder geweld opleggen, zoals een wapenembargo.

Vraag 9b

  • Het recht op zelfverdediging is gecodificeerd in artikel 51 VN Handvest en bestaat daarnaast onder het internationaal gewoonterecht.

  • Artikel 51 VN Handvest vereist dat er een sprake is van een gewapende aanval tegen een VN lid (“armed attack against a member of the United Nations”).

  • Het begrip “gewapende aanval” wordt sinds 9/11 moderner opgevat, het hoeft niet per se om traditionele oorlogshandelingen te gaan.

  • Alhoewel er niet duidelijk staat dat de gewapende aanval gepleegd moet worden door een staat, heeft het IGH toch gezegd in de Wall Advisory Opinion dat artikel 51 gewapende aanvallen van een staat tegen een andere staat betreft (para. 138) en dat een gewapende aanval op zijn minst aan een derde staat moet kunnen worden toegerekend.

  • In het geval van een burgeroorlog is artikel 51 dus in principe niet van toepassing.

Vraag 10a

De vraag is of de afspraken gemaakt door de ministers van buitenlandse zaken de status van een verdrag hebben of niet. Het doet er hierbij niet toe of het document ook “verdrag” heet.

  • Toetsen aan voorwaarden art. 2(1)(a) Weens Verdragenverdrag;

  • Het is een geschreven document;

  • Het document creëert juridische verplichtingen onder internationaal recht. De verplichting onderhandelingen te voeren of een conflict voor te leggen aan een internationaal hof of tribunaal valt hieronder;

  • Het document is gesloten door personen die gemachtigd zijn dit te doen. Over het algemeen wordt aangenomen dat ministers van buitenlandse zaken deze bevoegdheid hebben (p.92 Kooijmans); ook kan verwezen worden naar art. 7(2)(a) Wvv;

Aanvullende overwegingen die punten konden opleveren:

  • Noemen van Qatar-Bahrein zaak;

  • Noemen van aanwezigheid van consent to be bound (Dit is volgens Kooijmans hét bepalende criterium (p. 91)); ook kan verwezen worden naar art. 11 WVv;

  • Noemen van beginsel pacta sunt servanda; ook kan verwezen worden naar art. 26 Wvv Conclusie: ja, Angustia is gebonden onder internationaal recht aan de verklaring.

Vraag 10b

De vraag gaat over voorbehouden. Voorbehouden gelden wederkerig en dat wil zeggen dat partij B zich kan beroepen op een voorbehoud van partij A. Het voorbehoud heeft als effect dat het Internationale Gerechtshof geen jurisdictie heeft over zaken die betrekking hebben op territoriale conflicten. In de huidige casus betreft het een territoriaal conflict. Het voorbehoud kan dus ingeroepen worden door Angustia en dit zal tot gevolg hebben dat het Hof de zaak niet ontvankelijk zal verklaren.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Practice exams Public International Law - UU

Practice Exam 1 17/18 - Public International Law - UU

Practice Exam 1 17/18 - Public International Law - UU


Questions

Question 1 (20 points)

South Africa has claimed an Exclusive Economic Zone (EEZ) to the fullest extent possible. Suppose that neighbouring Namibia is constructing an artificial island that lies within South Africa’s EEZ. This artificial island is meant for a Namibian research centre intended to do research on the role of climate in the change of water currents around the Cape. South Africa informs Namibia of its mistake in placing this island in South Africa’s EEZ and tells Namibia that it has no right to do this without South Africa’s permission. Namibia responds by saying that within the EEZ, other states enjoy the freedoms of the high seas, including building artificial islands. Which country is right and why? Both states are party to UNCLOS.

Question 2 (20 points)

In the International Court of Justice Arrest Warrant Case (Democratic Republic of Congo (DRC) v. Belgium), Belgium issued an arrest warrant for the arrest of Mr Yerodia, the Minister of Foreign Affairs of the DRC at the time. The reason for this was incitement of racial hatred by Mr Yerodia against Tutsi’s in Eastern DRC. Belgium was not allowed to prosecute Mr Yerodia. Determine whether Mr Yerodia could possibly be tried by the International Criminal Court for these acts by considering whether the Court has personal jurisdiction and material jurisdiction (so there is no need to go into temporal jurisdiction). Mention relevant treaty provisions. The DRC ratified the Rome Statute in April 2002.

Question 3 (20 points)

In 2003, the UK became engaged in an international armed conflict in Iraq. The UK decided to establish a prison in Iraq where the people detained are mostly Iraqi nationals suspected of having committed terrorist acts. The UK decided to outsource some of the tasks related to the management of the prison to a private military and security company registered in the United States of America, called Blackwater. For this purpose, a contract was concluded between the UK Government and Blackwater in which the following provision could be found:

‘All prisoners shall be treated with respect for their human dignity at all times. Prisoners may not be subjected to any form of illegal ill treatment. Torture is particularly and irrevocably prohibited.’

The UK is a party to the Convention Against Torture (CAT). In 2007, reports appeared in the media that the staff of Blackwater working in the prison tortured a large number of Iraqi prisoners.

Could the UK be held responsible for the torture of Iraqi prisoners committed by Blackwater employees? Motivate your answer and mention applicable (treaty) provisions and/or case law.

Question 4 (20 points)

In the case of Handyside v. United Kingdom, the European Court of Human Rights (ECtHR) concluded that although the UK had interfered with Mr Handyside’s right to freedom of expression, the

.....read more
Access: 
Public
Practice Exam 2 17/18 - Public International Law - UU

Practice Exam 2 17/18 - Public International Law - UU


Questions

Question 1a (10 points)

What are the ways through which the International Court of Justice (ICJ) could establish jurisdiction over a dispute between two States? Mention relevant treaty provisions to support your answer.

Question 1b (15 points)

Justitia and Benevoleria are members of the United Nations. In 1980, the two States decided to conclude a bilateral treaty called the Yellow Pipeline Treaty ('the Treaty') regulating the construction of underwater pipelines between the two States. The Treaty does not contain any provisions on dispute settlement. After Justitia began its construction in 2003, Benevoleria accused Justitia of violating several provisions of the Treaty, and decided to bring a case against Justitia to the ICJ for these violations.

In 1976, Justitia made an unconditional declaration recognising the jurisdiction of the ICJ as compulsory in relation to other states that made the same declaration. In 1990, Benevoleria also made a declaration accepting the compulsory jurisdiction of the ICJ, but only over disputes arising from multilateral conventions.

Would the ICJ have jurisdiction in this case? Mention relevant treaty provision and case law to support your answer.

Question 2a (10 points)

What is the right of innocent passage according to the United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS). Mention relevant provisions under UNCLOS to support your answer.

Question 2b (15 points)

Upon ratification of the UNCLOS in 2003, Myanmar made the following declaration in relation to the exercise of the right of innocent passage:

Myanmar is of the view that (..) a notification requirement is needed in respect of nuclear-powered ships or ships carrying nuclear or other inherently dangerous or noxious substances.

In your opinion, is Myanmar’s notification requirement regarding nuclear vessels and vessels carrying noxious substances in conformity with UNCLOS? Mention relevant provisions under UNCLOS to support your answer.

Question 3a (10 points)

Name and briefly describe the sources of international law. Provide an answer of no more than two lines for each source and mention relevant treaty provisions to support your answer.

Question 3b (15 points)

Parvati and Forbido are parties to the Convention on Access to Resources in the Numera Steppe (the Steppe Convention), a treaty aiming at improving access to water.

Among the provisions of the Steppe Convention is the following:
Article 12. ACCESS TO WATER
In the event that a source of water is located on the border between State parties, the Heads of State of the respective parties shall enter into negotiations in good faith for an arrangement on access to the water.

As a republic, Parvati made the following declaration when ratifying the Steppe Convention:
“With regards to Article 12, Parvati does not recognize the authority of any monarch, king or queen, of another State and will only engage in negotiations with elected members

.....read more
Access: 
Public
Practice Exam 3 17/18 - Public International Law - UU

Practice Exam 3 17/18 - Public International Law - UU


Questions

Question 1

The International Monetary Fund (IMF) was established at a United Nations conference in 1944. The IMF's mandate includes ensuring the stability of the international monetary system, as well as overseeing all macroeconomic and financial issues which affect global stability. In recent years, the IMF has become concerned with the fact that, despite global economic growth, there still exists a lack of access to education for young girls in many countries around the world.

Question 1a (10 points)

The IMF raises the issue with the United Nations General Assembly. The General Assembly decides to request the International Court of Justice (ICJ) for an advisory opinion on the following question: what obligations do States have under international law with regard to ensuring access to education for their citizens?

Can the ICJ render an advisory opinion at the request of the General Assembly in this case? Mention relevant treaty provisions and case law to support your answer.

Question 1b (15 points)

Between the IMF and the United Nations, there is an agreement authorising the IMF to request advisory opinions from the ICJ. The IMF thus decides not to raise the issue with the General Assembly, but to bring a request for an advisory opinion to the ICJ by itself on the same question: what obligations do States have under international law with regard to ensuring access to education for their citizens?

Can the ICJ issue an advisory opinion at the request of the IMF in this case? Mention relevant treaty provisions and case law to support your answer.

Question 2 (25 points)

All States in this case are parties to the United Nations Charter.

Over the last 5 years, the State of Proximia has suffered from several gruesome attacks in its territory by a group called ‘Independent State’ (IS). IS comprises of militants from all over the world, but it receives funding, weapons and training from the prosperous neighbouring State of Neverland. Witnesses have also seen members of Neverland’s army on the ground directing IS troops in their day-to-day activities, with modern technologies and tactics. Without this support IS would be completely
incapable of carrying out its activities.

After IS carried out a particularly grave attack at a concert in a Proximian park, which killed 20 Proximian nationals, Proximia decided to conduct air strikes targeting several military bases in Neverland. Neverland immediately objected, claiming that Proximia has violated international law.

Do you agree with Neverland? Mention relevant treaty provisions, customary international law and case law to support your answer.

Question 3a (10 points)

Audaria is a province of the State of Croteria. Living in Audaria is a group of ethnic minority called Audarian, who possesses a language, culture and religion that are distinct to the rest of Croteria. Audaria has a

.....read more
Access: 
Public
Work group practice questions 1 16/17 - Public International Law - UU

Work group practice questions 1 16/17 - Public International Law - UU


These questions are based on workgroups from 2016/2017

Questions

Question 1

The international legal order is decentralized. Explain what this decentralized nature means. How is this reflected in the way law is made, enforced and disputes are settled? Make a comparison with the situation in the Dutch Legal order.

Question 2a

For many years, North Korea has been testing long-distance missiles. Tests have shown that these missiles could hit the territory of the United States. North Korea also conducts nuclear tests, and it continuously makes aggresive speeches directed against the US. Leader Kim Jong Un was present at the most recent long-distance missiles test, and said the missiles would help 'strike great horror and terror into the hearts of the US'. The US does not decide to wait for an actual attack, but decides to attack North Korea as a means of self-defence. The US bombards the basis in North Korea from which the long-distance missiles can be fired. The base is destroyed, and twenty soldiers operating the base are killed. The next day, the US notifies the Security Council of the bombardment.

Which requirements must be met before a state can invoke self-defence? Mention relevant articles and/or case law.

Question 2b

In your opinion, did the US rightfully invoke self-defence in this case?

Question 3a

Midkemia issued the following statement when acceding to the Convention on the Rights of the Child (CRC):

Declaration by Midkemia

The Government of Midkemia reserves the right not to apply any provision or articles of the Convention that are incompatible with religious laws applicable in Midkemia.

Article 51 of the CRC states that 'a reservation incompatible with the object and purpose of the present Convention shall not be permitted.' Kelewan responded with the following statement:

The Government of Kelewan considers that the reservation made by the Government of Midkemia, due to its very broad scope and unidentified character, is incompatible with the object and purpose of the Convention and thus not permitted under article 51 paragraph 2 of the Convention. The Government of Kelewan does not consider this objection to preclude the entry into force of the Convention between the Kingdom of Kelewan and Midkemia.

Is the statement by Midkemia an interpretative declaration or a reservation? Is it valid? Explain your answer and refer to the relevant sources of international law.

Question 3b

What exactly is the treaty relationship between Midkemia and Kelewan when it comes to the CRC?

Question 4a

Rather controversial means of intrusive action by states are the humanitarian intervention and the Responsibility to Protect. Describe in your own words what a humanitarian intervention is. Try to define it in legal terms by placing the concept in the entire framework of peace and security and give two arguments in favour of humanitarian interventions and

.....read more
Access: 
Public
Work group practice questions 2 16/17 - Public International Law - UU

Work group practice questions 2 16/17 - Public International Law - UU


These questions are based on work groups from 2016/2017

Questions

Question 1a

There are a number of functions of international law. Name and shortly describe three functions of international law.

Question 2a

When we talk about ‘international law’ we actually mean ‘public international law’ which must be distinct from ‘private international law’. Explain the difference between public international law and private international law.

Question 2b

The field of public international law consists of many more specific fields. Name and describe at least three of these fields.

Question 2c

As a law student, you will follow courses on European Law, being the law of the European Union. Does this field of law fall under public international law? Explain why or why not.

Question 3a

Read the ICJ’s North Sea Continental Shelf Case and answer the following questions on customary international law. Which elements determine whether a rule of customary international law exists?

Question 3b

What did the ICJ say about establishing these elements? Also mention the relevant paragraphs of the case.

Question 3c

If a state disagrees with a certain practice and makes this clear from the moment the practice starts developing into a customary norm, what would be the effect on the existence of that customary norm? Involve two perspectives in your answer: what would be the effect on the existence of that customary norm in general and what would be the effect for the state that disagrees with the norm?

Question 4

What is a peremptory norm (ius cogens)? Give an example

Question 5a

After negotiating a treaty text, the VCLT provides several ways in which a state can consent to be bound by the treaty.

The United States (US) participated in the negotiations of the Treaty of Rome (the Statute of the International Criminal Court). The text of the Treaty of Rome was adopted by the ‘Rome Conference’ (officially: the United Nations Conference of Plenipotentiaries on the Establishment of an International Criminal Court) in 1998. After the text was adopted, each individual state can – if it wishes to do so – sign the text. The US signed the Treaty of Rome on 31 December 2000. Consider the VCLT and the Treaty of Rome. What is the legal implication for the US of signing the Treaty of Rome?

Question 5b

On 6 May 2002, the Secretary-General of the UN received the following declaration from the US:

"This is to inform you, in connection with the Rome Statute of the International Criminal Court adopted on July 17, 1998, that the United States does not intend to become a party to the treaty. Accordingly, the United States has no legal obligations arising from its signature on December 31, 2000. The United States requests that its intention not to become a party, as expressed

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 15/16 - Public International Law - UU

Oefententamen 15/16 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1

In de Staat Sitia vindt al jarenlang een burgeroorlog plaats, die steeds gewelddadiger wordt. De Staat Ixia, die niet direct betrokken is bij de burgeroorlog in Sitia, is gechoqueerd door de beelden op de televisie en wil graag met militaire middelen ingrijpen om de oorlog te stoppen. Leg uit onder welke voorwaarden een dergelijk militair ingrijpen rechtmatig kan zijn.

Vraag 2a

Wanneer kan een entiteit onder het huidige internationaal publiekrecht als ‘Staat’ worden beschouwd?

Vraag 2b

Is erkenning van de entiteit als ‘Staat’ door andere Staten hiervoor tegenwoordig een juridisch vereiste? Zo niet, is dergelijke erkenning dan wel relevant in de praktijk?

Vraag 3

Een olietanker van de Staat Sitia lijdt schipbreuk vlak voor de kust van de Staat Ixia. De olie begint te lekken uit het schip en drijft richting de kust. Om een milieuramp te voorkomen, besluit de Staat Ixia om het schip en alle olie die er nog in zit te vernietigen, door vanuit een straaljager enkele bommen te werpen op de olietanker. Alle mensen hebben het schip dan reeds verlaten. Staat Sitia wil graag dat Ixia aansprakelijk gehouden wordt voor het vernietigen van de olietanker. U bent de juridisch adviseur van Staat Ixia. Aan u is de taak om te betogen dat de Staat Ixia zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond, waardoor de hierboven geschetste omstandigheden geen internationaal onrechtmatige daad van Ixia opleveren.

Vraag 4a

Zantanakrant, 9 maart 2009

Strafhof gelast arrestatiebevel Valek

Door een onzer redacteuren De Citadel, 4 maart.

Het Internationale Strafhof heeft vandaag een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de Ixische president Valek wegens misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in Ixia. Hij wordt niet vervolgd voor genocide. Hoofdaanklager Cahil had daar wel om gevraagd. Valek wordt aangeklaagd voor moord, uitroeiing, het verdrijven van burgers, marteling en verkrachting (misdaden tegen de menselijkheid) en gerichte aanvallen tegen de burgerbevolking en plundering (oorlogsmisdaden). In het conflict in de Westelijke regio van Ixia zijn sinds 2003 zeker 200.000 doden gevallen en zijn 2,5 miljoen mensen ontheemd geraakt. [...] In juli vorig jaar vroeg Sitia de rechters een arrestatiebevel uit te vaardigen. Dat leidde tot protesten van onder andere de Zandzaadstam en de Juweelstam, die zeiden te vrezen dat het geweld in Ixia zou aanwakkeren als Valek vervolgd zou worden. Het Strafhof is van mening dat er geen duurzame vrede in Ixia kan zijn zonder gerechtigheid. De regering van Ixia weigert elke vorm van medewerking met het [Straf]hof. De griffier van het Strafhof gaat “alle benodigde landen” medewerking vragen bij de arrestatie van Valek. Het [Straf]hof heeft geen eigen politiemacht en is zodoende afhankelijk van staten om verdachten te arresteren. Als Ixia en andere landen weigeren mee te werken bij de arrestatie, zal de griffier de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om maatregelen vagen. Valek zei gisteren, vooruitlopend

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 1 - Public International Law - UU

Oefententamen 1 - Public International Law - UU


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Stelling I: het non-interventiebeginsel vereist dat het geweldverbod is geschonden. 

Stelling II: het non-interventiebeginsel brengt mee dat staten zich niet mogen mengen in de interne aangelegenheden van een andere staat.  

  1. Beide stellingen zijn correct.
  2. Stelling I is correct, maar stelling II niet.
  3. Stelling I is niet correct, maar stelling II wel.
  4. Geen van beide stellingen is correct.   

Vraag 2

Welke criteria voor de uitoefening van het recht op zelfverdediging onder artikel 51 van het VN handvest komen in het Legal consequences of the construction of a wall in the occupied Palestinian Territory advies naar voren?  

  1. Ten eerste, er moet sprake zijn van een gewapende aanval; ten tweede, die aanval moet toerekenbaar zijn aan een andere staat; en ten derde, die aanval moet afkomstig zijn van buiten het grondgebied van de aangevallen staat.
  2. Er moet sprake zijn van een gewapende aanval of een ernstige dreiging van zulke aanval; ten tweede, die aanval moet toerekenbaar zijn aan een andere staat; en ten derde, die aanval moet afkomstig zijn van buiten het grondgebied van de aangevallen staat.
  3. Er moet sprake zijn van een gewapende aanval; ten tweede, die aanval moet toerekenbaar zijn aan een andere staat of aan een niet-statelijke actor die zich bevindt buiten het grondgebied van de aangevallen staat.
  4. Geen enkele van de bovenstaande antwoorden is juist.   

Vraag 3

Aan welke criteria moet een humanitaire interventie volgens Nederland voldoen?  

  1. Er moet sprake zijn van ernstige en massale schendingen van fundamentele mensenrechten.
  2. Er moet betrouwbaar en objectief bewijs zijn van de schendingen of van de dreiging daarvan.
  3. De regering van de betrokken staat kan of wil geen doeltreffende maatregelen treffen of is zelf verantwoordelijk voor de schendingen.
  4. Alle bovenstaande criteria zijn correct.   

Vraag 4

Met betrekking tot de individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid inzake oorlogsmisdrijven onder internationaal publiekrecht kan gesteld worden dat deze:  

  1. Reeds enkele eeuwen internationaal erkend is, aangezien Grotius hier over schreef.
  2. In 1945 voor het eerst is erkend op internationaal niveau.
  3. Alleen door het Internationaal Gerechtshof kan worden gehandhaafd.
  4. Niet onderworpen is aan het beginsel van ne bis in idem.    

Vraag 5

Het internationaal milieurecht:  

  1. Vormt van oudsher een onderdeel van het internationaal recht.
  2. Wijkt altijd voor eventuele economische belangen.
  3. Houdt zich niet alleen bezig met het milieu binnen de nationale rechtsmacht van staten, maar ook met het milieu buiten de nationale rechtsmacht van staten.
  4. Vloeit uitsluitend voort uit internationaal verdragsrecht.  

Vraag 6

Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor een onrechtmatige daad onder internationaal publiekrecht?  

  1. Een schending van een internationale rechtsplicht.
  2. Een schending van een internationale rechtsplicht die kan worden toegerekend aan een staat.
  3. Een schending van een internationale rechtsplicht die kan worden toegerekend aan een staat met materiële schade tot gevolg.
  4. Een schending van een internationale rechtsplicht die kan worden
.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2 - Public International Law - UU

Oefententamen 2 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1

Gewoonterecht bestaat uit twee elementen. Welke elementen zijn dit? Geef van ieder element één concreet voorbeeld.

Vraag 2a

Op 20 februari ontploft er een bom in een hotel in Apollonia. Na enig speurwerk van de politie van Apollonia blijkt dat de daders voornamelijk de nationaliteit hebben van Mercuria en zich ook op het grondgebied van Mercuria bevinden. Mercuria wil de daders berechten. 

Mag Apollonia de daders zelf arresteren op het grondgebied van Mercuria? Waarom wel/niet?

Vraag 2b

Op grond van welk beginsel mag Mercuria de daders zelf berechten? 

Vraag 3

Beschrijf het collectieve veiligheidssysteem van de Verenigde Naties, zoals dat is neergelegd in het VN Handvest. 

Vraag 4a

De buurlanden Magua en Natea hebben decennia lang tegen elkaar oorlog gevoerd. Beide landen hebben zich tijdens deze strijd schuldig gemaakt aan genocide. Eindelijk heerst er weer vrede. Bij wekelijkse informele bijeenkomsten hebben de presidenten van beide landen regelmatig verklaard dat zij nooit meer genocide willen plegen en bovendien alles willen doen om genocide te voorkomen. Dit hebben partijen steeds genoteerd in de notulen van de bijeenkomsten. Na een tijd van rust is het leger van Magua toch weer overgegaan tot het plegen van genocide. Vele burgers van Natea zijn inmiddels het slachtoffer geworden van deze genocide. Natea stelt, dat Magua in strijd handelt met zijn verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag dat tijdens de informele bijeenkomsten werd gesloten. Het verdrag houdt volgens Natea in dat het plegen van genocide verboden is. Magua stelt, dat er geen sprake is van een verdrag.

Is er sprake van een verdrag? Motiveer uw antwoord. 

NB: de vraag heeft betrekking op de vorm en niet op totstandkoming, inwerkingtreding of geldigheid van verdragen.

Vraag 4b

Op grond van welke andere rechtsregel zou het plegen van genocide verboden kunnen zijn?

Vraag 5a

Lees het volgende bericht (Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken):

Somalië kampt al decennialang met conflicten en rivaliteit tussen (sub-) clans en belangengroeperingen onder leiding van elkaar bestrijdende krijgsheren. Het land gaat gebukt onder extreme armoede en kent al 16 jaar geen effectieve regering. […] De situatie werd sinds 2006 complexer door de opkomst van de Unie van Islamitische Rechtbanken (UIC), een groepering die zich langs godsdienstige lijnen verzet tegen de internationaal erkende overgangsregering (TFG) en de krijgsheren. […] De spanning tussen de UIC en de TFG liep in de tweede helft van 2006 hoog op. Diplomatieke initiatieven van de Arabische Liga en de regionale organisatie IGAD om een politieke oplossing voor het conflict te vinden liepen op niets uit waarop een militaire interventie volgde. In verrassend korte tijd heroverde de TFG, met steun van het Ethiopische leger en de VS, een groot deel van zuid-Somalië op de UIC. De situatie in het land blijft echter zeer instabiel. De UIC voert dagelijks guerilla-achtige aanvallen uit op de TFG. Een vredesmacht van de Afrikaanse

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 3 - Public International Law - UU

Oefententamen 3 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1a

Om elk signaal van ‘hooliganisme’ bij de UEFE Cup finale dit jaar in Eindhoven in een vroeg stadium te voorkomen heeft de politie besloten preventieve arrestaties uit te voeren. Zo werd ook een groepje Leidse studenten opgepakt, dat hun zustervereniging wilde bezoeken. De studenten hebben de nacht in een cel door moeten brengen en zijn de volgende ochtend met excuses weer op straat gezet. De zaak komt uiteindelijk bij de Nederlandse rechter, die zich geconfronteerd ziet met de vraag of deze arrestatie een schending is van artikel 9.1 van het IVBPR

Artikel 9

Een ieder heeft het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige arrestatie of gevangenhouding. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve op wettige gronden en op wettige wijze.

Mag de rechter aan deze specifieke bepaling toetsen?

Vraag 1b

Stel dat tijdens het proces vast komt te staan dat Nederland een geldig voorbehoud heeft gemaakt op art 9.1 IVBPR, wat een beroep op de bepaling dus uitsluit. De advocaat van een van de studenten stelt dat artikel 9.1 IVBPR inmiddels de status van gewoonterecht heeft verkregen en concludeert dat Nederland derhalve nog steeds verbonden is aan de inhoud van de bepaling.

Indien u ervan uit gaat dat de conclusie van de advocaat correct is, is toetsing van het artikel 9.1 IVBPR door de rechter dan alsnog mogelijk?

Vraag 2a

Rechtssubjectiviteit omvat verschillende bekwaamheden. Welke bekwaamheden kunt u onderscheiden en welk rechtssubject komt alle bekwaamheden toe?

Vraag 2b

Ook internationale organisaties kunnen rechtssubjectiviteit bezitten. In welke uitspraak van Internationale Gerechtshof werd erkend dat de VN rechtspersoonlijkheid bezit en welke theorie past het Hof hierbij toe? Leg uit wat deze theorie inhoud.

Vraag 3a

Op 27 oktober 2005, even na middernacht, breekt in een cellencomplex in de buurt van luchthaven Schiphol brand uit. Elf mensen die vastgehouden worden in dat complex komen om. Nabestaanden van deze mensen proberen de Nederlandse staat voor de rechter te dagen wegens schending van het recht op leven, maar zelfs de hoogste Nederlandse rechter geeft hen geen gelijk.

Welke mogelijkheden zijn er voor de nabestaanden om binnen de internationale rechtsorde een individuele klacht in te dienen tegen Nederland? Kunnen deze mogelijkheden gelijktijdig worden bewandeld?

Vraag 3b

De Belgische regering overweegt ook een klacht in te dienen tegen Nederland wegens overtreding van haar internationaal-rechterlijke verplichtingen. Geen van de overledenen heeft een link met België.

Kan België desondanks een internationale statenklacht indienen tegen Nederland? Zo ja, waar? Aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan?

Vraag 4a

Edouard Vill is in 2005 gekozen tot president van Torturia. Hij besluit de kerstdagen in Justicia door te brengen. Op de tweede dag van zijn verblijf, wordt hij gearresteerd en aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Volgens de Justiciaanse Aanklager is Vill tijdens de

.....read more
Access: 
Public
Werkgroep oefenvragen - Public International Law - UU

Werkgroep oefenvragen - Public International Law - UU


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Uit het tweede beginsel van de Rio Declaration on Environment and Development (1992) kun je afleiden dat:

  1. Staten ervoor moeten zorgen dat een activiteit binnen zijn grondgebied geen schade kan veroorzaken aan gebieden buiten nationale rechtsmacht (bijvoorbeeld de volle zee) en andere staten.
  2. Het beginsel van duurzame ontwikkeling een harde rechtsregel is.
  3. Staten het recht hebben om hun eigen hulpbronnen te exploiteren en soevereiniteit dus absoluut is.
  4. Staten nooit activiteiten mogen faciliteren op hun grondgebied als deze activiteiten kunnen resulteren in grensoverschrijdende milieuschade. 

Vraag 2

Van staat tot staat kan het verschillen waarop het internationale recht doorwerkt in de nationale rechtsorde. Ten aanzien van de doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde kan worden gesteld dat:

  1. Nationale wetten buiten beschouwing gelaten moeten worden door de Nederlandse rechter als zij in strijd zijn met regels van gewoonterecht.
  2. De Nederlandse rechter bevoegd is om zelfstandig vast te stellen of een bepaling uit een verdrag rechtstreekse werking heeft.
  3. Er geen nationale wetgeving wordt aangenomen om verdragen ten uitvoer te leggen, aangezien Nederland een monistisch systeem heeft.
  4. Voor de Nederlandse rechter kan een burger zich altijd rechtstreeks kan beroepen op regels uit mensenrechtenverdragen.

Vraag 3

Een persoon met de nationaliteit van staat Adrie maakt zich vanuit dit land schuldig aan het hacken van websites en het verspreiden van virussen onder particuliere bedrijven in staat Boosland. Zou staat Boosland rechtsmacht kunnen uitoefenen ten aanzien van deze persoon? 

  1. Nee, want de persoon bevindt zich niet op het grondgebied van staat Boosland en heeft ook niet de nationaliteit van staat Boosland.
  2. Ja, op grond van het actieve nationaliteitsbeginsel.
  3. Ja, op grond van het beschermingsbeginsel.
  4. Ja, op grond van het (objectieve) territorialiteitsbeginsel.

Vraag 4

Het onderscheid tussen zeegebieden die vallen binnen de soevereiniteit van kuststaten, zeegebieden waar kuststaten beperkte rechtsmacht kunnen uitoefenen en zeegebieden die buiten nationale rechtsmacht vallen, wordt gemaakt door het VN Zeerechtverdrag uit 1982. Welke van deze beweringen ten aanzien van deze zones is juist?

  1. Schepen worden onderworpen aan de nationale wetgeving van hun vlaggenstaat waar zij zich ook bevinden.
  2. Een kuststaat kan bevoegdheden uitoefenen om inbreuken op wetten en voorschriften inzake volksgezondheid te voorkomen en te bestraffen in de exclusieve economische zone.
  3. Schepen worden onderworpen aan de nationale wetgeving van de vlaggenstaat waar zij zich bevinden.
  4. Schepen van alle staten hebben het recht om toegang te verkrijgen tot de haven van de betreffende kuststaat, omdat ze het recht op onschuldige doorvaart hebben.

Vraag 5

Reparation for Injuries: Het Internationaal Gerechtshof stelde vast dat:

  1. De VN alleen bevoegdheden hebben die uitdrukkelijk zijn toegekend in het oprichtingsverdrag, attributiebeginsel.
  2. De VN die bevoegdheden hebben die nodig zijn voor het uitvoeren van de taken van de organisatie en het bereiken van de doelstellingen.
  3. De Verenigde Naties wel
.....read more
Access: 
Public
Public International Law: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Public International Law: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Public International Law voor de opleiding Rechten, jaar 1, aan de Universiteit Utrecht.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Inleiding Strafrecht ga je naar Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1928