Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (2)


Vragen

Vraag 1

Premier Grutte kan met zijn regering van VVD en PvdA niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Met behulp van de gedoogpartijen D66 en ChristenUnie lukt het Grutte echter toch veel wetgeving door het parlement te loodsen. Op een zeker moment komt het D66 en ChristenUnie ter ore dat de regering van Grutte op het punt staat twee verdragen te ondertekenen met een inhoud die beide gedoogpartijen allerminst bevalt. In beide gevallen gaat het om multilaterale verdragen die geen belangrijke geldelijke verplichtingen aan de verdragspartijen opleggen. Wel bevatten beide verdragen een ieder verbindende bepalingen. Het ene verdrag (Verdrag A) kent een looptijd van 5 jaar. Het andere verdrag (Verdrag B) kent een looptijd van 1 jaar.

Aanvankelijk was de regering van plan om beide verdragen ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen. Als het Grutte duidelijk wordt dat de verdragen niet door de Eerste Kamer zullen worden goedgekeurd, besluit de regering hier echter van af te zien. Bevreesd voor negatieve internationale reacties, zet de regering evenwel door wat betreft de sluiting van de bewuste verdragen. Beide verdragen bevatten geen bekrachtigingsclausule, zodat zij enkel door ondertekening voor Nederland verbindend kunnen worden, hetgeen vervolgens dan ook spoedig gebeurt.

D66, ChristenUnie en de overige oppositiepartijen – in de Eerste Kamer samen dus goed voor een meerderheid – zijn woedend over deze gang van zaken. Allereerst houden zij Grutte en zijn regering voor dat het Nederlandse constitutionele recht niet toestond dat het parlement in beide gevallen werd gepasseerd. Dit te meer omdat beide verdragen volgens D66, ChristenUnie en de overige oppositiepartijen bepalingen bevatten die afwijken van de Grondwet. In de tweede plaats zijn zij van oordeel dat beide verdragen door deze gang van zaken niet volkenrechtelijk verbindend zijn geworden voor Nederland. Met andere woorden: om volkenrechtelijke binding te bewerkstelligen was, volgens deze politieke partijen, de goedkeuring door het parlement een vereiste.

Beoordeel voor zowel Verdrag A als Verdrag B de juridische houdbaarheid van bovengenoemde twee beweringen van de oppositiepartijen. (20 punten)

Vraag 2

Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen is in de gemeente Uiterdam een confessioneel college van burgemeester en wethouders gevormd, waarin de SGP en de ChristenUnie de meerderheid vormen. In het collegeprogramma zijn zij onder meer overeengekomen dat de subsidies voor het theater en andere lokale culturele instellingen worden afgebouwd en uit-eindelijk stopgezet. Tegenstanders van deze plannen richten een facebook-groep op met de naam: ‘Stop de culturele afbraak in Uiterdam’. Via dit medium wordt opgeroepen uit protest elke vrijdagmiddag tijdens de collegevergadering van 15:00 tot 16:00 uur op het plein voor het gemeentehuis te verzamelen. Om overlast voor de omgeving te voorkomen, is het een stil protest. De actievoerders houden uitsluitend borden met leuzen en afbeeldingen vast, die van-uit de vergaderkamer van het college goed zichtbaar zijn. Gemiddeld zijn er per vrijdag zo’n 25 actievoerders. Na een aantal weken heeft het college schoon genoeg van de actievoerders. Met name de aanstootgevende en godslasterende leuzen en afbeeldingen zijn het college een doorn in het oog. Bij verordening van de raad wordt daarom bepaald dat gedurende een be-paalde periode in een straal van 500 meter van het gemeentehuis van Uiterdam geen demonstraties zijn toegestaan.

De actievoerders zijn het hier niet mee eens en wenden zich tot jou om de verordening in rechte te bestrijden. Omdat tegen de verordening geen beroep bij de bestuursrechter openstaat, dien je een onrechtmatige daadsactie bij de burgerlijke rechter in te stellen inhoudende onverbindendverklaring van de verordening wegens strijd met de Grondwet.

Onderbouw de vordering zo goed mogelijk vanuit grondwettelijk perspectief (je moet dus het EVRM en ander verdragsrecht in je antwoord buiten beschouwing laten). (15 punten)

Vraag 3

Stel dat uit een onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de provincie Utrecht, blijkt dat in veel plantsoenen in de provincie nog zogeheten ‘scherpe’ munitie wordt gevonden uit de Tweede Wereldoorlog. Dat is munitie die nog kan afgaan en dus een groot gevaar vormt voor de veiligheid en volksgezondheid. Provinciale Staten nemen het zekere voor het onzekere en stellen in het kader van de bescherming van de veiligheid en volksgezondheid de volgende provinciale verordening vast:

  1. Het is verboden zich in openbare plantsoenen buiten de daartoe door het college van Gedeputeerde Staten aangewezen paden en wegen te bevinden.
  2. Overtreding van het verbod onder lid 1 kan bestraft worden met een boete van maximaal 250 euro.

Deze provinciale verordening is van kracht in de periode van 1 april 2013 tot 1 augustus 2014. In die tijd worden alle openbare plantsoenen in de provincie Utrecht geïnspecteerd en wordt de munitie weggehaald. Op 1 mei 2013 stelt de gemeenteraad van Utrecht op grond van artikel 147 jo. 149 Gemeentewet ter bescherming van het aanwezige groen in de gemeente de volgende APV-bepaling vast:

  1. Het is verboden zich in openbare plantsoenen buiten de daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen paden en wegen te bevinden.
  2. Overtreding van het verbod onder lid 1 kan bestraft worden met een boete van maximaal 250 euro.

Piet krijgt een boete opgelegd op basis van voornoemde gemeentelijke APV-bepaling, omdat hij op zondagmiddag 8 juni 2014 op een grasveld in het Utrechtse Wilhelminapark heeft liggen zonnen. Piet weigert de boete te betalen en de zaak komt voor de strafrechter.

Piet voert aan dat de gemeentelijke APV-bepaling onverbindend is, aangezien de provinciale verordening hetzelfde regelt en hiërarchisch hoger is dan de gemeentelijke verordening. De gemeenteraad heeft daarom volgens hem geen bevoegdheid meer om een en ander in de APV te regelen.

Heeft het verweer van Piet kans van slagen? (15 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Bewering 1

De oppositiepartijen beweren ten eerste dat naar Nederlands constitutioneel recht beide moesten worden goedgekeurd door de Staten-Generaal.

In beginsel behoeft een verdrag goedkeuring van het parlement op grond van artikel 91 lid 1 eerste volzin Grondwet (Gw) j° artikel 2 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Rgbv). Of goedkeuring daadwerkelijk is vereist wordt op grond van artikel 91 lid 1 tweede volzin Gw getoetst aan artikel 7 Rgbv dat de uitzonderingen op de parlementaire goedkeuring bevat.

Ten aanzien van verdrag A:

  • Verdrag (A) bevat:
    • geen belangrijke geldelijke verplichtingen en
    • heeft een looptijd van 5 jaar.

Het verdrag valt daarmee dus niet onder de uitzondering genoemd in artikel 7 Rgbv en behoefde op grond hiervan inderdaad wel goedkeuring van het parlement.

Ten aanzien van verdrag B:

  • Verdrag (B) bevat:
    • geen belangrijke geldelijke verplichtingen en
    • heeft een looptijd van 1 jaar.

Het verdrag valt daarmee wel onder de uitzondering genoemd in artikel 7 onder c Rgbv waardoor op grond hiervan geen goedkeuring van dit verdrag door het parlement was vereist. Echter, hier is het tweede gedeelte van de eerste bewering van de oppositiepartijen, namelijk dat het verdrag bepaling bevat die in strijd zijn met de Grondwet, van belang. Als dit zo zou zijn – het staat niet vast, het is immers het parlement zelf dat hierover beslist bij gewone meerderheid - dan had verdrag B aan uitdrukkelijke parlementaire goedkeuring onderworpen moeten worden op grond van artikel 6 lid 1 en 7 Rgbv met op grond van artikel 6 lid 2 Rgbv j° artikel 91 lid 3 Gw tenminste twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Bewering 2

De oppositiepartijen beweren ten tweede dat door de gang van zaken de verdragen niet volkenrechtelijk verbindend zijn geworden voor Nederland. Met andere woorden: om volkenrechtelijke binding te bewerkstelligen was, volgens deze politieke partijen, de goedkeuring door het parlement een vereiste.

Deze stelling klopt niet. Op grond van het volkenrecht is door de ondertekening van de verdragen door de regering volkenrechtelijke binding ontstaan (artikel 12 Weens Verdragen Verdrag (WVV). Immers de verdragen bevatten géén bekrachtigingsclausule waardoor de binding pas na bekrachtiging (of ratificatie) ontstaat. Behalve in uitzonderingsgevallen - in casu niet aan de orde – is een schending van het nationale recht, inclusief het nationale constitutionele recht, op grond van artikel 46 WVV geen valide argument voor een verdragsluitende partij om de tot stand gekomen volkenrechtelijke verbindendheid van het verdrag aan te vechten.

Vraag 2

De genoemde verordening beperkt het recht van vergadering en betoging als bedoeld in artikel 9 Grondwet. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Grondwet kan het recht op betoging alleen worden beperkt door de formele wetgever (dat is gebeurd met de WOM). Op grond van artikel 9, tweede lid, van de Grondwet kan de wet regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Delegatie is dus mogelijk en die is geregeld in de WOM. Aan de gemeenteraad is in artikel 3 en 4 WOM de bevoegdheid gegeven om bij verordening het recht op betoging te beperken. De gemeenteraad is echter alleen bevoegd een verordening vast te stellen op grond waarvan voor vergaderingen of betogingen een voorafgaande kennisgeving vereist is. Bovendien is op grond van artikel 2 WOM slechts beperking van het recht mogelijk op grond van de daar opgesomde doelcriteria (zie ook artikel 9 lid 2 Gw). De onderhavige verordening houdt een totaal verbod in om in de omgeving van het gemeentehuis te demonstreren, hetgeen in strijd is met artikel 9 lid 2 Grondwet jo. artikel 4 lid 1 WOM. Bovendien is niet aan de gestelde doelcriteria als bedoeld in artikel 9 lid 2 Grondwet jo. artikel 2 WOM voldaan. De casus geeft althans onvoldoende blijk van risico’s voor de gezondheid, het verkeer of openbare ordeverstoring/wanordelijkheden.

Vraag 3

Piet betoogt dat de verordening in strijd komt met de bovengrens van de verordenende bevoegdheid van de gemeente. Het gaat hier om een posterieure (latere) verordening, het zou dus gaan om schending van artikel 121 Gemeentewet, dat grenzen stelt aan de bevoegdheid van de gemeente om verordeningen af te kondigen. Artikel 121 Gemeentewet bepaalt dat de gemeente de bevoegdheid heeft om lagere verordeningen te maken over een onderwerp waarover ook al door een hogere regelgever wetgeving is gemaakt, zolang de lagere regelgeving niet in strijd kom met de hogere regeling. Het gaat hier echter niet om regelgeving over hetzelfde onderwerp. In Emmense Baliekluivers legt de Hoge Raad uit wat moet worden verstaan onder het ‘onderwerp’ van regelgeving als bedoeld in artikel 122, maar ook artikel 121, van de Gemeentewet. In dit arrest bepaalde de Hoge Raad dat alleen sprake is van hetzelfde onderwerp wanneer zowel het object als het motief van de regelingen overeen komen. Het object van beide regelingen komt in casu overeen (kort gezegd, het niet mogen betreden van plantsoenen). De motieven van de regelingen verschillen echter. De provinciale verordening heeft als motief het beschermen van volksgezondheid/veiligheid. De APV beschermt het gemeentelijke groen. De APV voorziet niet in hetzelfde onderwerp, er is dus, anders dan Piet betoogt, geen strijd met artikel 121 Gemeentewet. Zijn verweer zal niet slagen.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Constitutioneel Recht - UU - Oefenmaterialen

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2019/2020

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2019/2020


Vragen

Casus

Dirk Klaasen is directeur van een bloemenkweekbedrijf. Zijn bedrijf Bloemop doet zaken met groothandels over de gehele wereld. In 2006 ontwikkelt Bloemop een nieuwe margriet. Hij noemt deze margriet de special margros. Bloemop registreert deze margriet in het rassenregister van de branchevereniging. De margriet wordt erg vaak verkocht. In 2017 krijgt Dirk Klaasen echter een brief van een andere kweker: Coschap. In de brief staat dat Coschap een soortgelijke margriet heeft ontwikkeld en dat Coschap in 2012 het intellectuele eigendom op deze margriet heeft verkregen (dit wordt ook wel een ‘kwekersrecht’ genoemd). Bloemop maakt volgens Coschap al jaren inbreuk op dit eigendomsrecht. Coschap vordert een hoog bedrag aan schadevergoeding en dat Bloemop de productie van de margriet onmiddellijk staakt.

Dirk Klaasen is het hier niet mee eens omdat hij weet dat de margriet van Coschap pas jaren na zijn eigen margriet is ontwikkeld. Nu hij zijn margriet direct bij de branchevereniging had aangemeld, weet iedereen in de kwekerswereld daarvan. Hij is van mening dat Coschap nooit een kwekersrecht had mogen krijgen voor deze margriet. Op grond van art. 49 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (ZPW) is namelijk geregeld dat een kwekersrecht uitsluitend wordt verleend voor plantenrassen die ‘nieuw en onderscheidbaar’ zijn. Lid 4 van die bepaling bepaalt:

‘Een ras wordt als onderscheidbaar aangemerkt indien het duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op het tijdstip van indiening van de aanvraag algemeen bekend is. In ieder geval worden als algemeen bekend beschouwd rassen waarvoor in enig land een aanvraag tot verlening van kwekersrecht of tot inschrijving van dat ras in een officieel rassenregister is ingediend, vanaf de datum van de aanvraag, mits de aanvraag leidt of heeft geleid tot verlening van kwekersrecht of inschrijving in het rassenregister’.

Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is de registratie van een plant bij de branchevereniging te beschouwen als een inschrijving in een officieel rassenregister. Coschap had derhalve nooit een kwekersrecht mogen krijgen op deze margriet. Dirk Klaasen vraagt zijn advocaat om advies in deze zaak. Zijn advocaat wijst op art. 75 lid 1 jo. art. 78 ZPW. Op grond van deze bepalingen zou de Rechtbank het kwekersrecht op vordering van Bloemop kunnen vernietigen, omdat dit recht ten tijde van de verlening niet onderscheidbaar was. Als het kwekersrecht wordt vernietigd, dan heeft Coschap geen recht op schadevergoeding. Daarbij komt dat Dirk Klaasen de productie van de margriet dan ook niet hoeft stop te zetten. Dirk Klaasen geeft zijn advocaat de opdracht om deze vordering in te stellen.
De advocaat loopt tegen een probleem op die hij niet had voorzien. Op grond van art. 77 ZPW werkt de vernietiging van het kwekersrecht vanaf het moment van de rechterlijke uitspraak. Dit zou betekenen dat de vernietiging geen terugwerkende kracht heeft. Dit heeft

.....read more
Access: 
Public
Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (1)

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (1)


Vragen

Vraag 1

Artikel 94 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) bepaalt ten aanzien van de taken van de Raad voor de rechtspraak:

De Raad heeft tot taak ondersteuning te bieden aan activiteiten van de gerechten die gericht zijn op uniforme rechtstoepassing en bevordering van de juridische kwaliteit.

In aanvulling op deze bepaling bepaalt artikel 96 lid 1 Wet RO:

Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 94 en 95, treedt de Raad niet in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak.

Leg uit waarom deze waarborg in de Wet RO is opgenomen. Besteed daarbij aandacht aan de positie van de Raad voor de rechtspraak binnen de rechterlijke organisatie.

Vraag 2

Het is een staatsrechtelijke conventie dat wanneer een minister zijn ontslag aanbiedt, de staatssecretaris op hetzelfde ministerie dat ook doet.

Geef een verklaring voor deze conventie.

Vraag 3a

Kan een overheidsambt aanspraak maken op bescherming door klassieke grondrechten?

Vraag 3b

Volgens de grondwetgever moeten algemene beperkingen van grondrechten zijn terug te voeren op de grondwettelijke beperkingssystematiek. Tegelijkertijd heeft de grondwetgever geaccepteerd dat de reikwijdte van grondrechten ‘redelijk uitgelegd’ moeten worden. Leg uit hoe die twee leerstukken met elkaar in verband te brengen zijn.

Vraag 4

Leg uit hoe het arrest HR 12-05-1999 (Arbeidskostenforfait) logisch in verband kan worden gebracht met de woorden ‘vinden geen toepassing’ uit artikel 94 Grondwet.

Vraag 5

Stel: de gemeenteraad van Utrecht is de toenemende verruwing op social media zat en wenst daartegen op te treden. Eén van de raadsleden komt met het voorstel om een verbod op het gebruik van social media binnen de gemeente Utrecht op te nemen in de algemene plaatselijke verordening (APV).

Beargumenteer of de gemeenteraad van Utrecht bevoegd is een dergelijk verbod op te nemen in de APV.

Vraag 6a

In de gemeente Hilvarenbeek heeft een groep bewoners het aan de stok gekregen met de leden van een lokale motorclub die overlast veroorzaakt. Op een dag kondigt een groep boze bewoners in de lokale media aan de daaropvolgende zaterdag voor het gemeentehuis te gaan demonstreren tegen de aanwezigheid van de motorclub in de gemeente. Al snel meldt de motorclub via Facebook dan ook naar het gemeentehuis te komen, om de leugens die volgens de leden over de club worden verspreid
tegen te spreken. Zoals de APV vereist stellen beide groepen de burgemeester tijdig in kennis van hun plannen. De burgemeester maakt zich grote zorgen nu zoveel boze burgers zich op zaterdag voor het gemeentehuis zullen verzamelen. De burgemeester wenst beide demonstraties te verbieden, uit vrees voor ongeregeldheden.

Geef aan welke rechtsregels de burgemeester moet betrekken bij de beoordeling of zij beide demonstraties mag verbieden.

Vraag 6b

Op advies van haar ambtenaren besluit de burgemeester de demonstraties toch niet te verbieden.

.....read more
Access: 
Public
Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (2)

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2018/2019 (2)


Vragen

Vraag 1

In de voorgeschreven jurisprudentie bij thema 7 is de uitspraak van 7 maart 2017 in de zaak X en X tegen België, (ECLI:EU:C:2017:173) opgenomen. Deze zaak betrof een Syrisch gezin dat een zaak aanspande bij de Raad voor vreemdelingenbetwistingen in België. Die Raad besloot de zaak met spoed middels een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Geef kort in uw eigen woorden weer welke rechtsvraag in deze zaak speelde en hoe het Hof van Justitie deze rechtsvraag vervolgens beantwoordde.

    Vraag 2a

    Eens in de vier jaar laat de Raad voor de rechtspraak door een onafhankelijke visitatiecommissie onderzoeken hoe het gesteld is met de kwaliteit van de rechtspraak in Nederland. Onlangs presenteerde deze commissie haar conclusies. Een pikante conclusie is dat uitgerekend de rol van de Raad voor de rechtspraak zélf voor spanning bij rechters zorgt. Een aantal rechters ervaart de Raad namelijk als een verlengstuk van het Ministerie van Justitie & Veiligheid, aldus de commissie (Rapport Visitatie Gerechten 2018: Goede Rechtspraak, sterke rechtsstaat, Den Haag: 2019, p. 39). Als rechters het gevoel krijgen dat zij verantwoording moeten afleggen aan een orgaan dat zij beschouwen als een verlengstuk van de minister, dan levert dat staatsrechtelijk ongemak op.

    Beredeneer of, en zo ja op welke wijze, dit gevoel van (sommige) rechters verband houdt met hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid.

    Vraag 2b

    Een andere aanbeveling van de commissie is dat de rechtspraak meer aan diversiteitsbeleid moet doen. De commissie heeft de indruk dat er nauwelijks mensen met een niet-westerse achtergrond bij de rechtspraak werken en dat de samenstelling van de rechterlijke macht daardoor cultureel nogal eenzijdig is. In een reactie merkte deskundige Saniye Çelik daarover het volgende op:

    ‘Als je affiniteit hebt met een vraagstuk, kan dat invloed hebben op de wijze waarop je dat behandelt. Denk aan discriminatie en racisme. Zo stappen rechters zonder migratieachtergrond makkelijker over bepaalde onderwerpen heen. Of kijk naar vrouwelijke rechters met kinderen, zij kijken heel anders naar gezinssituaties dan een man. Het is een meerwaarde, je brengt andere bagage mee’.

    Aan wat voor vorm van (on)partijdigheid raakt het citaat van Çelik?

    Vraag 2c

    Geef aan waar in het constitutionele recht de belangrijkste normen voor rechterlijke onpartijdigheid te vinden zijn.

    Vraag 3

    In 2017 kwam de Wet Intrekken Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid tot stand. Op grond van deze wet kan de Minister van Justitie & Veiligheid de Nederlandse nationaliteit intrekken van personen die zijn aangesloten bij een organisatie die volgens de minister deelneemt aan een gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Deze bevoegdheid bestaat echter uitsluitend ten opzichte van personen die naast de Nederlandse, ook nog een andere nationaliteit hebben.

    Stelt u zich het volgende (fictieve) scenario voor.

    In 2019 plaatst de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (1)

    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (1)


    Vragen

    Vraag 1 telt mee voor 75%; vraag 2 voor 25%.

    Vraag 1

    U hebt gezien dat de grondwetgever ervoor kiest delegatie soms wel mogelijk te maken en soms niet. Schrijf een kritische reflectie van maximaal 500 woorden, exclusief voetnoten. De informatie in de voetnoten dient beperkt te blijven tot bronvermeldingen. In uw kritische reflectie betoogt u aan de hand van uw selectie van grondwetsbepalingen bij vraag 2 of u het, bezien vanuit één of meer van de beginselen van de democratische rechtsstaat, eens bent met de keuzes die de grondwetgever heeft gemaakt. Hierbij is het niet de bedoeling dat u alle geselecteerde grondwetsartikelen afzonderlijk langsloopt. Van belang is een geïntegreerde benadering, waarbij u bijvoorbeeld categorieën van bepalingen onderscheidt of anderszins een onderverdeling of structurering aanbrengt. U gaat hierbij uit van de beginselen van de democratische rechtsstaat zoals beschreven in C.A.J.M. Kortmann, Constitutioneel recht, herziene 7 e druk (2016), Deventer: Kluwer, of in M.C. Burkens, e.a., Beginselen van de democratische rechtsstaat, 7e druk (2012) of 8 e druk (2017), Deventer: Kluwer.

    Regels:

    • Uw beschouwing heeft de vorm van een lopend betoog (en bestaat dus uit een inleiding, een kern en een slot en bevat geen opsommingstekens, telegramstijl, etc.).
    • Uw betoog is in correct Nederlands geschreven.

    Beoordeling:
    Uw betoog wordt beoordeeld met:

    • 0 punten (zeer slecht)
    • 2 punten (slecht)
    • 4 punten (onvoldoende)
    • 6 punten (voldoende)
    • 8 punten (goed)
    • 10 punten (uitstekend).

    Bij de beoordeling wordt gekeken naar de volgende criteria:

    • structuur van de argumentatie: de tekst brengt de lezer op een duidelijke manier van A naar B;
    • kwaliteit van de argumentatie: de wijze waarop de lezer van A naar B wordt gevoerd is logisch, consistent en overtuigend;
    • juridische correctheid: de argumentatie is gestoeld op overtuigende en correcte juridische aannames;
    • helderheid van de conclusie: de beschouwing mondt uit in een duidelijke conclusie;
    • taalvaardigheid;
    • integriteit: omgang met bronnen is correct. Verwijs naar uw bronnen volgens de richtlijnen van de meest recente versie van de Kluwer Leidraad voor juridische auteurs, (M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs, 8 e druk, Deventer: Wolters Kluwer, 2016).

    (NB: ten aanzien van dit beoordelingscriterium bestaat er een ondergrens. Voor fraude en plagiaat gelden de voorschriften en procedure zoals beschreven in het OER)

    In Nederland is er sprake van een grondwet sinds 1814. De grondwet 1814 ervoor dat er grondrechten van het volk werden vastgelegd en beschermd, waaronder de vrijheid van godsdienst. In de loop der jaren heeft de grondwet vele ontwikkelingen meegemaakt. Om de rechten en regels uit de grondwet voldoende te kunnen waarborgen is het bij vele grondwetsartikelen noodzakelijk dat deze vanuit de formele wetgever gedelegeerd kan worden aan andere specifieke instanties. Als eerste zal er gekeken worden naar de grondrechten (Hoofdstuk 1 Gw) die weer
    onderverdeeld worden in de klassieke en

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (2)

    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2017/2018 (2)


    Vragen

    Vraag 1

    De minister van Justitie en Veiligheid van de partij ‘Veiligheid & Geborgenheid’ stuurt een instructie naar alle gerechten binnen de rechtelijke macht. In de instructie beveelt hij dat alle rechters met onmiddellijke ingang altijd gevangenisstraffen opleggen bij veroordelingen op grond van overtreding van de Opiumwet. Daarbij wordt vermeld dat rechters die zich niet aan deze instructie houden door de minister op staande voet zullen worden ontslagen.

    Beargumenteer in hoeverre de voorstellen van de minister strijdig zijn met diverse aspecten van de rechterlijke onafhankelijkheid. Benoem daarbij de relevante artikelen. (10 punten)

    Vraag 2

    In de aanloop naar Kerst lopen de gemoederen hoog op. De vereniging ‘De Drie Biggetjes’ verzet zich al jaren fel tegen de varkens uit de bio-industrie, die ook dit jaar weer met Kerst op tafel verschijnen. Op dinsdag 17 december 2018 stelt de vereniging, ruim binnen de daarvoor in de APV gestelde termijn (48 uur), de burgemeester van Zoeterwoude in kennis van haar plan om op zaterdag 22 december grootschalig te protesteren in het dorp. De burgemeester weet dat zo’n protest zo vlak voor Kerst erg gevoelig ligt bij de varkensboeren in de gemeente. Die bezinnen zich, volgens politie-informatie, ook al op tegenacties. Bovendien zijn er gedurende de Kerstdagen in Zoeterwoude speciale markten en braderieën op diverse plaatsen in het dorp. Om ellende te voorkomen overweegt de burgemeester om de vereniging te laten weten dat zij op zaterdag 29 december, een week na Kerst, mag komen demonstreren.

    U bent jurist bij de gemeente Zoeterwoude en wordt om advies gevraagd over dit voornemen in het licht van het recht op vrijheid van betoging. Wat adviseert u de burgemeester, gelet op het geldende juridische kader? (8 punten)

    Vraag 3

    Uiteindelijk staat de burgemeester de vereniging ‘De Drie Biggetjes’ toch toe op zaterdag 22 december te demonstreren. De lokale varkensboeren zijn zeer ontstemd over de komst van ‘De Drie Biggetjes’. Ze kondigen aan om met hun tractoren de afrit op de A4 naar Zoeterwoude te blokkeren. Zo willen zij de bussen met demonstranten tegenhouden. Op Facebook hebben zich vele boeren aangemeld voor het evenement ‘Stop de planteneters’. De burgemeester krijgt weet van de plannen, maar neemt geen voorzorgsmaatregelen. De boeren zijn wel boos, maar de burgemeester verwacht niet dat ze echt met hun tractoren de snelweg zullen blokkeren. Dat blijkt hij verkeerd te hebben ingeschat. Tientallen tractoren blijken op 22 december de afrit naar Zoeterwoude te blokkeren. De hele situatie heeft een verkeerschaos tot gevolg. Na uren te hebben stilgestaan op de snelweg, besluiten de demonstranten van ‘De Drie Biggetjes’ terug te keren naar huis. De vereniging is boos dat zij nog steeds niet heeft kunnen demonstreren in Barneveld en bezint zich op juridische stappen tegen de burgemeester.

    U bent juridisch adviseur van ‘De Drie Biggetjes’. Hoe beargumenteert u dat de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2016/2017

    Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2016/2017


    Vragen

    Vraag 1

    Geef ten minste twee argumenten tegen de volgende stelling: ‘Na 1798 raakt het principe van volkssoevereiniteit steeds duidelijker in de constitutie verankerd.’ (6 pt)

    Vraag 2

    Leg kort uit voor welk type rechterlijke onafhankelijkheid artikel 109 Wet RO een waarborg biedt. (4 pt)

    Vraag 3

    Artikel 81 en volgende van de Grondwet benaderen wetgeving op een formele manier. Dat betekent dat niet is vastgelegd wat de inhoud van een wet kan of moet zijn. Desondanks mag de wetgever niet elke denkbare inhoud aan een wet geven. Noem drie constitutionele rechtsregimes die de wetgever kunnen beperken in zijn wetgevende bevoegdheid. Geef van elke categorie een voorbeeld van een bepaling. (9 pt)

    Vraag 4

    Leg in het licht van artikel 34 EVRM uit hoe het mogelijk is dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich in de zaak Khurshid Mustafa en Tarzibachi t. Sweden (EHRM 16-12-2008) toch uitspreekt over een conflict tussen burgers. (6 pt)

    Casus I

    Eind 2014 dreigde een kabinetscrisis naar aanleiding van de opstelling van drie leden van de Partij Van Het Volk (een coalitiepartij) in de Eerste Kamer. Deze drie leden stemden tegen een wetsvoorstel waarin de Onderwijswet zo werd gewijzigd, dat het recht op vrije schoolkeuze kwam te vervallen. Gevolg van dit stemgedrag was dat het wetsvoorstel, een belangrijk onderdeel uit het regeerakkoord, in de Eerste Kamer sneuvelde. In een debat in de Tweede Kamer dat op deze stemming volgde, zei Menno de Groot, destijds de fractieleider van de Partij Van Het Volk in de Tweede Kamer, dat de betreffende materie hoe dan ook geregeld zou worden; bij voorkeur in een aangepast wetsvoorstel maar desnoods in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).

    Lees onderstaande passage uit een artikel in de Passage van Marijne Willemse van 19 december 2014 over bovenstaande kwestie en beantwoord de volgende vragen:

    Kabinet zet onderwijswet ‘linksom of rechtsom’ tóch door - kritiek vanuit Kamer

    Marijne Willemse
    19 december 2014

    De onderwijswet [wijziging van de Onderwijswet red.] zal er rechtsom of linksom komen als het aan het kabinet en de coalitiepartijen ligt. In eerste instantie wordt dat geprobeerd door een aangepast wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, schreef van Dijk eerder al aan de Kamer. Mocht dat dan toch niet lukken, dan is “een van de mogelijkheden” om een aantal zaken uit de wet via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) alsnog te regelen, zo heeft Partij Van Het Volk-leider Menno de Groot net na middernacht in de Kamer gezegd.

    Voorafgaand aan het debat, dat om 23.45 uur begon, zei DemocratieOp1-fractieleider Martijn Johnson al voor de camera van NOS dat de onderwijswet er “linksom of rechtsom” komt. De optie om de onderwijswet via een AMvB te regelen zong al rond in Den Haag.

    De oppositiepartijen reageerden gepikeerd op de mededeling

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (1)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    De procedure van grondwetsherziening is zodanig ingericht dat de grondwet niet kan worden gewijzigd door de ‘toevallige’ politieke meerderheid van de dag. Welk element (of welke elementen) in deze procedure dragen hieraan bij?

    1. De behandeling in twee lezingen en de tussentijdse verkiezingen voor de Tweede Kamer.
    2. De tussentijdse verkiezingen voor de Tweede Kamer en het uiteindelijke vereiste van een meerderheid van twee derden.
    3. De behandeling in twee lezingen en het uiteindelijke vereiste van een meerderheid van tweederden.
    4. De behandeling in twee lezingen, de tussentijdse verkiezingen voor de Tweede Kamer en het uiteindelijke vereiste van een meerderheid van twee derden.

    Vraag 2

    Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU valt op te maken dat het recht van de Europese Unie op een andere titel in de lidstaten doorwerkt dan het (andere) internationale recht. In Nederland geldt niettemin dat de wijze waarop dat geschiedt wel vergelijkbaar is. Met welk(e) artikel(en) uit de Nederlandse Grondwet zijn de rechtsregels uit de uitspraken Van Gend & Loos en Costa/ENEL voor wat betreft de uitkomst vergelijkbaar?

    1. Beide uitspraken zijn vergelijkbaar met artikel 93 Grondwet, maar niet met artikel 94 Grondwet.
    2. Beide uitspraken zijn vergelijkbaar met artikel 94 Grondwet, maar niet met artikel 93 Grondwet.
    3. Costa/ENEL is vergelijkbaar met artikel 93 Grondwet; Van Gend & Loos met artikel 94 Grondwet.
    4. Van Gend & Loos is vergelijkbaar met artikel 93 Grondwet; Costa/ENEL met artikel 94 Grondwet.

    Vraag 3

    Plaats de volgende stadia van het tot stand komen van een verdrag in de juiste chronologische volgorde.

    1. Sluiting, goedkeuring, ratificatie.
    2. Goedkeuring, ratificatie, sluiting.
    3. Ratificatie, goedkeuring, sluiting.
    4. Sluiting, ratificatie, goedkeuring.

    Vraag 4

    Op dit moment zijn twee wetsvoorstellen van Tweede Kamerlid Joost Taverne aanhangig. Wat is degrondgedachte die schuilgaat achter deze voorstellen?

    1. De rechter moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.
    2. Het parlement moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.
    3. De regering moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.
    4. De Raad van State moet een belangrijker rol krijgen bij de totstandkoming en interpretatie van internationale verdragen.

    Vraag 5

    In het kader van de nationale invloed op EU-besluitvorming bestaat sinds enige tijd het zogeheten behandelvoorbehoud (opgenomen in de goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon). Op welk Euorgaan dat betrokken is bij de totstandkoming van EU-besluitvorming wordt via dit behandelvoorbehoud indirect invloed uitgeoefend door de Tweede of Eerste Kamer?

    1. Op het Europees Parlement.
    2. Op de Raad.
    3. Op de Commissie.
    4. Op de Europese Centrale Bank.

    Vraag 6

    Stel dat er een Wet aftappen en afluisteren bestaat, die het mogelijk maakt dat vrijwel alle Nederlandse overheidsinstellingen zonder voorafgaande rechterlijke toetsing telefoongesprekken en (andere)

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (2)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2015/2016 (2)


    Vragen

    Vraag 1

    Leg kort uit voor welk type rechterlijke onafhankelijkheid artikel 109 Wet RO een waarborg biedt. (4 pt)

    Vraag 2a

    Sanne is op basis van artikel 289 Wetboek van strafrecht wegens de moord op vier mensen veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De levenslange gevangenisstraf is in Nederland echt levenslang. De enige mogelijkheid om eerder vrij te komen is het verkrijgen van gratie, waarbij een deel van de straf wordt kwijtgescholden. In de praktijk wordt gratie echter vrijwel nooit verleend aan mensen die een levenslange gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen. Sanne is van mening dat zijn levenslange opsluiting, met gratie als enige ‘uitweg’, in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

    Het EVRM is een internationaal verdrag. Leg uit welke materiële criteria de rechter naloopt om te beoordelen of hij het in de Nederlandse wetgeving neergelegde systeem van levenslange gevangenisstraf kan toetsen aan een verdragsbepaling. (9 pt)

    Vraag 2b

    Mag het recht neergelegd in artikel 3 EVRM worden beperkt en zo ja hoe? Leg uit. (6 pt)

    In een uitspraak van 26 april 2016 heeft de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld over de levenslange gevangenisstraf. Het bepaalde dat deze straf in strijd is met artikel 3 EVRM als de gedetineerde geen enkel reëel uitzicht op vrijheid heeft. Op het moment van oplegging van de levenslange gevangenisstraf moet er altijd sprake zijn van een herzieningsmogelijkheid die mogelijk leidt tot een besluit tot eerdere beëindiging van de straf.

    Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse regering onder andere een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Volgens dit voorstel wordt aan artikel 10 Wetboek van strafrecht een artikellid toegevoegd waarin staat dat in het geval van het opleggen van een levenslange gevangenisstraf, er na 20 jaar een herziening plaatsvindt. Een aantal Kamerleden heeft zich tegen dit wetsvoorstel gekeerd. Levenslang is volgens hen terecht levenslang. De straf wordt uiterst zelden en alleen in de meest extreme gevallen opgelegd. In deze gevallen is het volgens hen gerechtvaardigd om iemand voor de rest van zijn leven en zonder mogelijkheden voor vervroegde vrijlating buiten de samenleving te houden.

    Sanne volgt op het televisiescherm in zijn cel de debatten over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Daarbij ziet hij dat de verhoudingen in de Tweede Kamer zich in zijn nadeel lijken af te tekenen. Hij besluit daarop de Kamerleden die tegen het wetsvoorstel dreigen te stemmen een brief te sturen waarin hij zijn perspectief uit de doeken doet. Voordat deze brief vanuit de gevangenis wordt verstuurd, wordt deze door de gevangenisdirecteurl gelezen om te zien of er geen strafbare dingen in staan. Sanne vindt dat hiermee zijn recht op privacy wordt geschonden.

    Vraag 2c

    In welke bepaling in de Grondwet wordt het recht van Sanne om per brief te communiceren zonder inmenging van de

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2014/2015

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2014/2015


    Vragen

    Vraag 1

    De staatssecretaris van infrastructuur en milieu heeft het Nederlands spoorwegbeheer in haar portefeuille. Na een massale uitval van treinen rond Den Haag centraal wil de Tweede Kamer niet alleen de staatssecretaris van infrastructuur en milieu, maar ook de minister van infrastructuur en milieu ondervragen. Zijn zij beiden verantwoording schuldig aan de Tweede Kamer?

    Vraag 2a

    Het gedachtegoed van de verschillende verlichtingsdenkers kan nog worden teruggevonden in de teksten van verschillende grondwetten.

    Artikel 8 van de NL grondwet luidt: "Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde."

    Tot het gedachegoed van welke in dit vak behandelde verlichtingsdenker kan dit artikel worden herleid?  

    Vraag 2b

    De eerste volzin van artikel 20, tweede lid van het Duitse Grundgesetz (Grondwet) luidt: "Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus." Alle staatsmacht gaat van het volk uit. Tot het gedachegoed van welke in dit vak behandelde verlichtingsdenker kan dit artikel worden herleid?  

    Vraag 3a

    Gedurende de 19e eeuw is het NL parlementaire stelsel tot ontwikkeling gekomen. Hierin heeft de kwestie Luxemburg in 1868 een beslissende rol gespeeld. Het ging in deze kwestie om het door de koning garanderen van de neutraliteit van Luxemburg, hetgeen leidde tot een scherp debat tussen de ministers en de Tweede Kamer.

    Welke regel van het NL staatsrecht is een rechtstreeks gevolg van deze kwestie? Geef aan wat de inhoud van de regel is.

    Vraag 3b

    Leg aan de hand van de gebeurtenissen die volgden op deze kwestie uit waarom deze regel hieruit ontstond.

    Vraag 4a

    Wat is de ratio achter het vereiste van een tweederden meerderheid in het vierde lid van artikel 137 Grondwet?

    Vraag 4b

    De Eerste Kamer heeft een andere rol dan de Tweede Kamer. Wat is in dat licht de ratio van artikel 85 Grondwet?

    Vraag 5

    Bestrijd, met gebruikmaking van het Fluorideringsarrest, de volgende stelling: "Al het overheidshandelen dient een grondslag te hebben in een wet in formele zin."

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    Zowel de staatssecretaris met het spoorwegbeheer in de portefeuille als de minister zijn verantwoordelijk, zie ook artikel 46 lid 2 jo. 42 lid 2 Grondwet. Zij zijn de Tweede Kamer dus verantwoording verschuldigd.

    Ook goed is: Op grond van artikel 68 Grondwet dienen zij allebei de Tweede Kamer op verzoek inlichtingen te geven. Zij zijn de Tweede Kamer dus verantwoording verschuldigd.

    Vraag 2a

    John Locke. In zijn gedachtegoed is individuele vrijheid het uitgangspunt. Daarom mag de staat alleen ingrijpen als het strikt noodzakelijk is (beroep op een kwestie van algemeen belang en om vrijheden van anderen te beschermen). De beperking mag slechts geschieden op neutrale gronden.

    In artikel 8 van de grondwet is de individuele vrijheid ook het

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (1)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    In het afkondigingsformulier van wetten of koninklijke besluiten staat altijd de volgende passage:

    Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

    Een aantal weken na de inhuldiging van Koning Willem-Alexander stelde het Tweede Kamerlid van Veldhoven (D66) de volgende vragen aan minister-president Rutte (VVD) ten aanzien van deze vaste passage van het afkondigingsformulier:

    “Klopt het dat sinds de inhuldiging van Koning Willem-Alexander in het afkondigingsformulier van wetten en koninklijke besluiten vermeld wordt dat hij koning is «bij de gratie Gods»? Zo ja, is deze vermelding een persoonlijke geloofsuiting van de Koning of een element van onze staatsinrichting? (...) Indien het een element van onze staatsinrichting is, hoe valt dit te rijmen met de omstandigheid dat het niet wettelijk vastgelegd is?”

    De minister-president gaf op deze vragen het volgende antwoord:

    “Ja dat klopt, sinds 1814 maakt deze vermelding deel uit van het afkondigingsformulier. Zij is geen element van onze staatsinrichting, maar behoort tot een «eeuwenoude traditie» waarin een religieuze opvatting tot uitdrukking wordt gebracht, zoals bijvoorbeeld ook in ons volkslied.”

    Leg uit dat deze “eeuwenoude traditie” refereert aan één van de twee belangrijkste middeleeuwse staatsleertheorieën omtrent het Koningschap. (20 punten)

    Vraag 2

    Het Republikeins Genootschap is, de naam zegt het al, een voorstander voor de invoering van een republiek en daarmee dus tegenstander van de erfelijke monarchie in Nederland. Dit genootschap doet er alles aan om de in zijn ogen onrechtvaardige elementen van de erfelijke monarchie via de juridische weg aan te kaarten. In het verleden heeft het Genootschap zonder succes getracht om de Grondwettelijke regeling (hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Grondwet) omtrent de monarchie onrechtmatig te laten verklaren wegens strijd met internationaal recht.

    Eén van de leden van Republikeins Genootschap is advocaat Thierry Olivier en hij wil het opnieuw proberen. Hij start namens het Genootschap een onrechtmatige daadsactie (artikel 6:162 BW) tegen de Staat der Nederlanden. Nu richt hij zijn juridische pijlen op de onrechtmatigheid van artikel 1 van de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis dat bepaalt welke personen lid zijn van het Koninklijk Huis. Olivier vordert van de rechter de Staat te veroordelen maatregelen te nemen om de strijdigheid van deze wetsbepaling met artikel 26 (gelijke behandeling) van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) op te heffen.

    U bent rechter in deze zaak. Wat zal uw oordeel zijn? (20 punten)

    Vraag 3

    In Noordoost Groningen is het nog steeds onrustig. Sinds een aantal jaren hebben daar ernstige aardschokken plaatsgevonden die hoogstwaarschijnlijk zijn veroorzaakt door de grootschalige aardgaswinning. Huiseigenaren die hun huis willen verkopen raken met deze kennis van zaken hun huis niet kwijt. Veronderstel dat binnenkort in de media bekend wordt dat de huidige minister van Infrastructurele en Milieuzaken, Maria van de Wegen (VVD), in dat gebied een aantal

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (2)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2013/2014 (2)


    Vragen

    Vraag 1

    Premier Grutte kan met zijn regering van VVD en PvdA niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Met behulp van de gedoogpartijen D66 en ChristenUnie lukt het Grutte echter toch veel wetgeving door het parlement te loodsen. Op een zeker moment komt het D66 en ChristenUnie ter ore dat de regering van Grutte op het punt staat twee verdragen te ondertekenen met een inhoud die beide gedoogpartijen allerminst bevalt. In beide gevallen gaat het om multilaterale verdragen die geen belangrijke geldelijke verplichtingen aan de verdragspartijen opleggen. Wel bevatten beide verdragen een ieder verbindende bepalingen. Het ene verdrag (Verdrag A) kent een looptijd van 5 jaar. Het andere verdrag (Verdrag B) kent een looptijd van 1 jaar.

    Aanvankelijk was de regering van plan om beide verdragen ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen. Als het Grutte duidelijk wordt dat de verdragen niet door de Eerste Kamer zullen worden goedgekeurd, besluit de regering hier echter van af te zien. Bevreesd voor negatieve internationale reacties, zet de regering evenwel door wat betreft de sluiting van de bewuste verdragen. Beide verdragen bevatten geen bekrachtigingsclausule, zodat zij enkel door ondertekening voor Nederland verbindend kunnen worden, hetgeen vervolgens dan ook spoedig gebeurt.

    D66, ChristenUnie en de overige oppositiepartijen – in de Eerste Kamer samen dus goed voor een meerderheid – zijn woedend over deze gang van zaken. Allereerst houden zij Grutte en zijn regering voor dat het Nederlandse constitutionele recht niet toestond dat het parlement in beide gevallen werd gepasseerd. Dit te meer omdat beide verdragen volgens D66, ChristenUnie en de overige oppositiepartijen bepalingen bevatten die afwijken van de Grondwet. In de tweede plaats zijn zij van oordeel dat beide verdragen door deze gang van zaken niet volkenrechtelijk verbindend zijn geworden voor Nederland. Met andere woorden: om volkenrechtelijke binding te bewerkstelligen was, volgens deze politieke partijen, de goedkeuring door het parlement een vereiste.

    Beoordeel voor zowel Verdrag A als Verdrag B de juridische houdbaarheid van bovengenoemde twee beweringen van de oppositiepartijen. (20 punten)

    Vraag 2

    Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen is in de gemeente Uiterdam een confessioneel college van burgemeester en wethouders gevormd, waarin de SGP en de ChristenUnie de meerderheid vormen. In het collegeprogramma zijn zij onder meer overeengekomen dat de subsidies voor het theater en andere lokale culturele instellingen worden afgebouwd en uit-eindelijk stopgezet. Tegenstanders van deze plannen richten een facebook-groep op met de naam: ‘Stop de culturele afbraak in Uiterdam’. Via dit medium wordt opgeroepen uit protest elke vrijdagmiddag tijdens de collegevergadering van 15:00 tot 16:00 uur op het plein voor het gemeentehuis te verzamelen. Om overlast voor de omgeving te voorkomen, is het een stil protest. De actievoerders houden uitsluitend borden met leuzen en afbeeldingen vast, die van-uit de vergaderkamer van het college goed zichtbaar zijn. Gemiddeld zijn er per vrijdag zo’n 25

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (1)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (1)


    Vragen

    Vraag 1

    Welke van de volgende beweringen is juist?

    1. De Hoge Raad spreekt alleen recht in geschillen tussen burger en overheid;
    2. Het EHRM beoordeelt geschillen tussen burgers uit verschillende Europese staten;
    3. De Hoge Raad maakt geen deel uit van de Raad voor de Rechtspraak;
    4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie beoordeelt geschillen tussen alle staten aangesloten bij de Raad van Europa.

    Vraag 2

    Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen:

    1. De goedkeuring van een verdrag dat bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, wordt uitdrukkelijk of stilzwijgend verleend.

    2. Uit artikel 90 Grondwet blijkt dat Nederland een monistisch stelsel bezit.

      1. Stelling I en II zijn juist;
      2. Alleen stelling I is juist;
      3. Alleen stelling II is juist;
      4. Stelling I en II zijn onjuist.

    Vraag 3

    De vertrouwensregel die geldt in de relatie tussen de Tweede Kamer en de ministers:

    1. kan uitsluitend worden ingeroepen tegen een minister die verwijtbaar heeft gehandeld;
    2. is in de periode 1866-1868 in de Nederlandse grondwet neergelegd;
    3. kan niet worden ingeroepen met betrekking tot leden van het Koninklijk Huis voor zover het om hun hoedanigheid van privépersonen betreft;
    4. vereist bij het aantreden van een nieuw kabinet geen expliciet vertrouwensvotum.

    Vraag 4

    Welke stelling is onjuist?

    1. De Kroon is bevoegd tot het vernietigen van besluiten en niet-schriftelijke op rechtsgevolg gerichte beslissingen van provincie- en gemeentebesturen;
    2. De Kroon kan een besluit van de gemeenteraad niet vernietigen op de grond dat diezelfde gemeenteraad een bevoegdheid heeft toegepast buiten de daaraan door de wetgever gestelde grenzen;
    3. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot spontane vernietiging, mag de Kroon rekening houden met constitutionele verhoudingen;
    4. Op de spontane vernietiging is afdeling 10.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

    Vraag 5

    Koning Willem I meende dat alles wat niet aan de formele wetgever was voorbehouden binnen zijn bevoegdheid viel. In welke zaak oordeelde de rechter dat een dergelijke beredenering onjuist is?

    1. Naamrecht;
    2. Meerenberg;
    3. Grenstractaat Aken;
    4. Costa/ENEL.

    Vraag 6

    Ministeries worden ingesteld door:

    1. de grondwetgever;
    2. de wetgever;
    3. de regering;
    4. best uit van de ministerraad.

    Vraag 7

    De Franse denker Montesquieu vormde een grote inspiratiebron voor de 'founding fathers' van de Amerikaanse federale constitutie uit 1787. De Amerikanen werden vooral geïnspireerd door Montesquieu's:

    1. felle bestrijding van de 'divine rights of kings';
    2. stelling dat de overheid er is ter bescherming van 'life, liberty and property';
    3. streven naar een gematigde overheid, die handelt om vrijheid te verzekeren;
    4. opvattingen over volkssoevereiniteit.

    Vraag 8

    Het arrest Van Gend & Loos vormt een mijlpaal in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het arrest is een mijlpaal omdat

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (2)

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2012/2013 (2)


    Vragen

    Vraag 1

    Leg uit waarom de vertrouwensregel wel als ongeschreven staatsrecht kan worden aangemerkt en de regel dat een kabinet aan de vooravond van de verkiezingen zijn ontslag aan de koningin aanbiedt niet als ongeschreven staatsrecht kan worden aangemerkt.

    Vraag 2

    Met het oog op het welslagen van de staatstheorie die hij in zijn belangrijke geschrift ‘Du contrat social’ ontvouwt, geeft de Geneefse denker Jean-Jacques Rousseau hoog op van het belang van opvoeding en onderwijs. Geef hiervoor een verklaring.

    Vraag 3

    Stel dat de EU-lidstaten een wijziging van het EU-Verdrag en het EU-Werkingsverdrag overeenkomen om de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank meer bevoegdheden toe te kennen om de financiële crisis op te lossen. De regering legt de voorgestelde verdragen voor aan de Tweede Kamer, en dan blijkt dat een meerderheid van de Tweede Kamer overwegende bezwaren heeft tegen een aantal van de wijzigingen. Heeft de Tweede Kamer de juridische mogelijkheid om aanpassingen in de verdragen af te dwingen?

    Vraag 4

    Schijnbaar is ooit bij de gemeente V. Maria verschenen. Het perceel waarop de verschijning heeft plaatsgevonden is door de stichting “Vaders huis is moeders toevlucht” aangekocht van een katholieke landbouwer. De stichting heeft op het perceel een kapel gebouwd. Volgens het heersende bestemmingsplan is de bestemming van het perceel agrarisch. B&W van de gemeente V. hebben de stichting onder oplegging van een dwangsom gelast de kapel af te breken. Het bezwaar van de stichting wordt ongegrond verklaard, en de stichting gaat in beroep bij de bestuursrechter. De stichting stelt dat het gemeentebestuur haar vrijheid van godsdienst niet mag beperken aangezien volgens artikel 6, lid 1 Grondwet dit recht alleen beperkt mag worden door de formele wetgever. U kunt er in uw antwoord van uitgaan dat art. 6, lid 2 Grondwet in deze casus geen rol speelt.

    Leg uit waarom het argument van de stichting volgens u weinig kans van slagen heeft.

    Vraag 5a

    De krant van wakker Nederland heeft een scoop: minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu zou bij een alcoholcontrole zijn betrapt op een te hoog alcoholpromillage. Hoeveel te hoog wordt niet vermeld, maar te hoog was het wel. De minister wordt door de SP-fractie verzocht om nadere informatie te geven over haar gedrag: hoeveel borrels had zij gedronken, wat was het precieze promillage etc. Daarbij laat de woordvoerder van de SP ook al weten dat een minister die dergelijk gedrag tentoonspreidt moet aftreden.

    Is de minister verplicht de gevraagde informatie te verschaffen?

    Vraag 5b

    Kan dit gedrag van de minister aanleiding vormen om haar tot aftreden te dwingen?

    Vraag 6

    Geef aan waarom er zowel vanuit democratisch als rechtsstatelijk perspectief bezwaren bestaan tegen verregaande delegatie van wetgevende bevoegdheden van de formele wetgever aan de regering of een minister.

    Vraag 7a

    Bert Jansen woont naast een nachtclub

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2011/2012

    Constitutioneel recht - UU - Oefententamen 2011/2012


    Vragen

    Vraag 1

    Hoewel Thomas Hobbes in zijn beroemde werk 'Leviathan' een zeer sterke staat ten tonele voert, wordt de Engelsman, enigszins paradoxaal, tegelijkertijd gezien als de eerste denker die weliswaar voorzichtig een conceptie van grondrechten verdedigt. Leg uit waar deze lezing op is gebaseerd.

    Vraag 2a

    Stelt u zich voor dat het inmiddels november 2012 is. Op 12 september jongstleden hebben in ons land verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden. Deze verkiezingen hebben de verdeeldheid in het politiek landschap alleen maar vergroot. Een duidelijke wens van de kiezer valt uit de verkiezingsuitslag niet te destilleren. Conform het 'vernieuwde' artikel 139a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (zie Artikel) hebben de leden van de nieuw verkozen Tweede Kamer in de eerste vergadering na de verkiezingen getracht om een informatieopdracht te formuleren en voor de uitvoering hiervan een informateur aan te wijzen. De politieke verdeeldheid maakt het echter onmogelijk dat er zich een meerderheid aftekent voor een bepaalde informateur. Deze verdeeldheid duurt inmiddels al tot november 2012 voort. Nog steeds heeft de Kamer geen informateur benoemd. De financiële markten reageren hevig op deze politieke impasse en ook in Brussel dreigt het geduld met Nederland op te raken. De Koningin ergert zich aan deze politieke impasse en besluit na rijp beraad met de vicepresident van de Raad van State om het heft in eigen hand te nemen. Zij benoemt half november een informateur, welke naar haar mening de impasse kan doorbreken. Zij passeert hierbij de Tweede Kamer.

    Artikel 139a Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Aanwijzing van kabinets(in)formateur(s)

    1. Onverwijld na de installatie van een nieuw verkozen Tweede Kamer, maar uiterlijk een week na de installatie, beraadslaagt de Kamer in plenaire zitting over de verkiezingsuitslag. Het doel van de beraadslaging is een of meer informateurs onderscheidenlijk formateurs te benoemen en de door hen uit te voeren opdracht vast te stellen. Indien dat doel niet in de desbetreffende vergadering kan worden bereikt, besluit de Kamer daarover in een volgende vergadering, zo spoedig als dat mogelijk is.
    2. Indien een informatieopdracht wordt afgerond, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van afronding een formatieopdracht, en wijst zij voor de uitvoering daarvan een of meer formateurs aan.
    3. Indien de aangewezen informateurs of formateurs hun opdracht teruggeven, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van teruggave een nieuwe opdracht, en wijst zij voor de uitvoering daarvan een of meer informateurs onderscheidenlijk formateurs aan.
    4. Na een tussentijdse val van het kabinet kan de Kamer beraadslagen over de wenselijkheid of richting van een nieuwe kabinetsformatie. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing

    Dient het besluit van de Koningin waarbij de informateur wordt benoemd ook door een minister te worden ondertekend?

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (1)

    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (1)


    Vragen

    Vraag 1a

    Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw vochten de noordelijke Nederlanden zich los van hun landsheer, de Spaanse koning Philips II. Deze oorlog, de Nederlandse Opstand, wordt vaak een conservatieve revolutie genoemd. Leg uit waarom deze revolutie als conservatief wordt bestempeld.

    Vraag 1b

    Toen in de periode 1813/1815 het Koninkrijk der Nederlanden werd gesticht, greep men voor de institutionele vormgeving hiervan terug op enkele ambten en ambtsdragers uit de tijd van de, ongeveer twintig jaar eerder ten val gekomen, Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Noem er hier twee van. Geef voorts van beide aan in hoeverre de functie ervan in het nieuwe staatsbestel overeenkwam met de functie ervan ten tijde van de Republiek.

    Vraag 2a

    Op een zonnige dag in juni stapt Thierry Halsema op zijn fiets om bij de winkel in het Gelderse dorp Brummen een cadeau te kopen voor zijn jarige broer. In plaats van zijn fiets in één van de daartoe bestemde fietsenrekken te plaatsen, parkeert hij zijn fiets voor de etalage van de winkel. Na een leuk cadeau te hebben gekocht loopt hij weer naar buiten. Daar ziet hij nog net hoe zijn fiets wordt meegenomen in een politiebusje. Wanneer de dienstdoende agent weigert hem zijn fiets terug te geven, slaan bij Thierry Halsema de stoppen door. Hij begint tegen de agent op een zeer grove en godslasterlijke manier te schelden. Daarop wordt hij door de agent geverbaliseerd op grond van overtreding van de volgende bepaling in de APV van de Gelderse gemeente Brummen:

    Artikel 88

    1. Het is verboden in het openbaar de naam van God vloekend te gebruiken.
    2. Het is verboden in het openbaar ruwe of onzedelijke taal te gebruiken.
    3. Overtreding van het bepaalde in het eerste of tweede lid van dit artikel wordt bestraft met een geldboete van ten hoogste 2.000 euro.

    Thierry Halsema wordt door het Openbaar Ministerie vervolgd en hem wordt overtreding van het bepaalde in artikel 88 van de APV ten laste gelegd. Het OM eist dat hem een boete van 1.500 euro wordt opgelegd. Thierry Halsema doet een beroep op artikel 10 EVRM en stelt dat deze vervolging inbreuk maakt op zijn vrijheid van meningsuiting. Hoe zal de rechter dit beroep op artikel 10 EVRM toetsen en hierover oordelen? Volg alle stappen die daarvoor nodig zijn.

    Vraag 2b

    Is bovengenoemde bepaling in de APV van de gemeente Brummen toelaatbaar in het licht van de beperkingsvereisten in artikel 7 Grondwet? Licht uw antwoord toe.

    Vraag 2c

    Als een grondrecht, zoals de vrijheid van meningsuiting, zowel door het EVRM wordt beschermd als door een nationaal grondrecht, wat bepaalt het EVRM dan over de verhouding tussen nationale bescherming en de bescherming die door het Verdrag zelf wordt geboden?

    Vraag 3

    Een belangrijke functie van een moderne volksvertegenwoordiging is dat zij het bestuur

    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (2)

    Constitutioneel recht - UU - Extra oefententamen (2)


    Vragen

    Vraag 1

    Tweede Kamerlid Kwetterbalk maakt in oktober 2011 een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer waarin een verbod op het verkopen van foie gras is neergelegd. Een aantal maanden later wordt dit voorstel door de Tweede Kamer aangenomen en vervolgens naar de Eerste Kamer gezonden voor verdere behandeling. Voordat de Eerste Kamer kans heeft gezien zich over het wetsvoorstel uit te spreken, krijgt Kwetterbalk, na aanhoudend publiek protest hiertegen, echter spijt van zijn voorstel. Hierop besluit hij het voorstel in te trekken. Is dit grondwettelijk mogelijk?

    1. Ja, zolang het niet door de Eerste Kamer is aangenomen, kan Kwetterbalk het wetsvoorstel intrekken.
    2. Nee, in dit stadium van het wetgevingsproces kan uitsluitend de regering het wetsvoorstel nog intrekken.
    3. Ja, zolang de Eerste Kamer hier geen wijzigingen in aanbrengt, kan Kwetterbalk het wetsvoorstel intrekken.
    4. Nee, in dit stadium van het wetgevingsproces kan uitsluitend de Tweede Kamer het wetsvoorstel nog intrekken.

    Vraag 2

    Wat vormde de aanleiding voor de grondwetsherziening van 1840?

    1. De afscheiding van België.
    2. De revolutionaire gebeurtenissen in verschillende Europese landen.
    3. De kwestie Mijer.
    4. Het Meerenberg-arrest.

    Vraag 3

    Nieuwe wetgeving over het politie-uniform verplicht de politiekorpsen tot een volstrekt uniforme kledingcode. Alle agenten moeten voortaan dezelfde uniformen en hoofddeksels dragen. Jan is rastafari en wil wél het uniform dragen, maar niet de politiepet. In plaats daarvan wil hij over zijn dreadlocks een rood-geel-groene muts blijven dragen. Hij beroept zich op zijn vrijheid van godsdienst. Bij een beroep op dit in artikel 9 EVRM vastgelegde grondrecht zal de rechter eerst bepalen of:

    1. voldaan is aan de eis dat een eventuele beperking bij wet is voorzien.
    2. de voorgelegde situatie voldoet aan de eis dat een eventuele beperking proportioneel is.
    3. de voorgelegde situatie binnen de reikwijdte van het grondrecht valt.
    4. sprake is van een doelcriterium, zoals is terug te vinden in artikel 9, tweede lid, EVRM.

    Vraag 4

    De Nederlandse regering ondertekent een verdrag met tien andere Europese landen over samenwerking tussen de nationale legers. De Tweede Kamer is het niet met alle verdragsbepalingen eens.

    Heeft de Tweede Kamer de juridische mogelijkheid om Nederland voor de volkenrechtelijke verbindendheid van deze verdragsbepalingen te behoeden?

    1. Nee, ingevolge van artikel 97 lid 2 Grondwet heeft de regering het  oppergezag over de krijgsmacht.
    2. Ja, door een wijziging in het verdrag aan te brengen via een amendement in de goedkeuringswet.
    3. Nee, ondertekening van een verdrag brengt ook altijd de volkenrechtelijke binding tot stand.
    4. Ja, tenzij de volkenrechtelijke verbindendheid van het verdrag reeds door ondertekening tot stand kwam.

    Vraag 5.

    Aan wie heeft de Grondwetgever de bevoegdheid geattribueerd de Tweede Kamer te ontbinden?

    1. De regering.
    2. De Tweede Kamer.
    3. Het staatshoofd.
    4. Het kabinet.

    Vraag 6

    Welke stelling is juist?

    1. Iedere
    .....read more
    Access: 
    Public
    Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UU

    Constitutioneel Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UU

    In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Constitutioneel Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2 & 3, aan de Universiteit Utrecht.

    Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Bestuursrecht ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten Utrecht B2/3 op JoHo.org.

    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Check more of this topic?
    Check all content related to:
    How to use more summaries?


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1464
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    special isis de wereld in

    Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering