Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1640 keer gelezen
Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en van 0. Waarbij figuur 1 een lijn weergeeft tussen een prijs van 10 en een aantal van 100.
Figuur 1.
Je bedrijf produceert luxe vliegtuig maaltijden. Air France betaalt je 10 euro per maaltijd. Het aantal maaltijden per dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per dag (zie tabel 1).
Tabel 1.
Als het loon 15 euro per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw 60 euro bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Als het loon 15 euro per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw 30 euro bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 10 euro wordt geïntroduceerd (loon 15euro per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 euro)
Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 2 euro wordt geïntroduceerd permaaltijd? (loon 15 euro per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 euro)
Wat is het winstmaximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per koffie $0.50 is? Bij deze vraag wordt figuur 2 weergegeven met de lijnen: MC (marginal kosten), ATC (gemiddelde totale kosten) en AVC (gemiddelde variabele kosten).
Figuur 2.
Bereken het producentensurplus bij figuur 3. Daar is de aanbod en vraaglijn weergegeven.
Figuur 3.
Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan. Dit wordt aangetoond in figuur 4.
Figuur 4.
Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een bepaald goed of een bepaalde service te kopen. Verschil tussen reserveringsprijs en daadwerkelijke prijs is het consumentensurplus. Berekening van het consumentensurplus bij een prijs van 2: (10−2) * 80,000 gallons * (1/2) = 320,000.Berekening van het consumenten surplus bij een prijs van 0:(10-0)∗100,000gallons∗(1/2)= 500,000. De berekeningen zijn gebaseerd op het uitrekenen van de driehoek die het consumentensurplus voorstelt.
Daarvoor maak je een tabel (zoals tabel 1) waarbij je 5 rijen maakt: aantal maaltijden, totale omzet (/dag), totale arbeidskosten (uren x salaris), totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten) en de winst (/dag) (omzet-kosten). Hierbij is te vinden dat bij 20 maaltijden per dag de winst 35 euro is. Wanneer je meer of minder maaltijden gaat produceren wordt de winst minder. Dus is 20 maaltijden de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden. Berekening: omzet is 200 bij 20 maaltijden, de totale arbeidskosten zijn: 7x15 = 105. (7 volgt uit tabel 1, en staat voor het aantal werknemers uren er nodig zijn voor het produceren van 20 maaltijden per dag) De totale kosten zijn: 105 + 60 = 165. De winst is daardoor: 200-165 = 35 euro.
Daarvoor wordt weer een tabel gemaakt zoals genoemd in opdracht 2a. Het verschil is hier dat de vaste kosten niet 60 euro zijn maar 30 euro. Dit deel in de tabel zal dan ook veranderen ten opzichte van vraag 2a, dat is de rij met daarin de totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten). De winst gaat omhoog met 30, omdat de vaste kosten met 30 omlaag zijn gegaan. De winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden blijft 20. Het verschil is dat hier de winst 65 euro is, en niet zoals bij vraag 2a 35 euro.
Belasting reduceert de winst met 10 euro per dag. Winstmaximaliserend outputniveau is nog steeds 20. De vaste kosten zijn onafhankelijk van de output. Dus er is ten opzichte van vraag a alleen een verandering in de totale kosten, daar is 10 euro bij opgekomen (105 + 60 + 10). Daardoor is de winst met 10 gedaald ten opzichte van vraag a, dus de winst is nu 25 euro.
Belasting beïnvloedt winstmaximaliserend outputniveau. De kosten zijn afhankelijk van de output. Hier is sprake van verhoging van de variabele kosten. In dit bedrijf maak je dan geen winst meer door die 2 euro extra per maaltijd. Bij het produceren van 15 maaltijden per dag kom je uit op een winst van nul, dat is de beste optie, omdat er dan geen verlies geleden wordt.
Bij een prijs van 0,50 dollar per koffie trek je een denkbeeldige lijn naar de lijn van MC, dan zie je dat er 260 eenheden worden geproduceerd bij een prijs van 0.50 euro. Dus dan is de opbrengst 0.50 x260 = 130. Maar de kosten zijn dan 260 x 1,18 (want de totale kosten bij 260 eenheden ligt op 1,18 per eenheid, dat kan men aflezen uit figuur 2) dus de kosten zijn hoger dan de opbrengst, dus men draait hier verlies. Wil men produceren dan is er tenminste een prijs voor koffie nodig van 0,68 euro, want dan kruist de lijn van MC de lijn van AVC, en zijn de variabelen kosten dus niet meer hoger dan de prijs voor koffie. Wanneer de MC lijn onder de lijn van AVC ligt, betekent dat dan we niet willen produceren. Dus met een prijs van 0.50 euro gebeurt er niets.
Berekeningen: TC = ATC * Q = 1.18/koffie∗260kop= 306.80 / dag.
VC = AVC* Q = 0.68/koffie∗260kop=176.80 / dag .
Daaruit volgt: 306.80/dag−176.80/dag = $130/dag
Het producentensurplus wordt weergegeven door de ‘driehoek’ 3, 12 en 0. Berekening: = (3/slice)(12,000slices/dag)(1/2)=18,000 slices /dag. Dus het producentensurplus is $18,000 slices per dag.
Dit kan via maatschappelijke kosten verhogen. Dan wordt de lijn s uit de grafiek steiler, waardoor de prijs per eenheid hoger wordt en daardoor wordt er minder geproduceerd. Dat laatste zorgt ervoor dat er minder broeikasgassen uitgestoten wordt, wat goed is voor het milieu. Dit kan in de vorm van accijns of belasting. De nieuwe lijn gaat niet parallel omhoog ten opzichte van lijn s, omdat men een prikkel per eenheid wil geven en niet van het geheel, daarom gaat de nieuwe lijn ook vanuit het nul punt omhoog, maar dan steiler dan de lijn s die nu getekend is, zie figuur 4. Een andere optie is het belasten van de individu via belasting. De vraag is wat het meest effectief is. Politiek gezien maakt het verschil wie de belasting moet betalen (bedrijven of individuen). Het kan het stembedrag namelijk beïnvloeden bij een verkiezing. Verder is het makkelijker om bedrijven te belasten, van deze vangt men eerder meer geld. Ook is het zo dat wanneer men bedrijven belast, dit een relatief kleine groep is, dat zorgt voor minder administratieve kosten. Het uiteindelijke doel van de belasting is dat de productie verminderd wordt, waardoor de vervuiling minder wordt. Dit kan het beste geregeld worden door bedrijven zelf. Daarom kan het beste de bedrijven worden belast.
Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en van 0. Waarbij figuur 1 een lijn weergeeft tussen een prijs van 10 en een aantal van 100.
Figuur 1.
Je bedrijf produceert luxe vliegtuig maaltijden. Air France betaalt je 10 euro per maaltijd. Het aantal maaltijden per dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per dag (zie tabel 1).
Tabel 1.
Als het loon 15 euro per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw 60 euro bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Als het loon 15 euro per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw 30 euro bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 10 euro wordt geïntroduceerd (loon 15euro per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 euro)
Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 2 euro wordt geïntroduceerd permaaltijd? (loon 15 euro per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 euro)
Wat is het winstmaximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per koffie $0.50 is? Bij deze vraag wordt figuur 2 weergegeven met de lijnen: MC (marginal kosten), ATC (gemiddelde totale kosten) en AVC (gemiddelde variabele kosten).
Figuur 2.
Bereken het producentensurplus bij figuur 3. Daar is de aanbod en vraaglijn weergegeven.
Figuur 3.
Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan. Dit wordt aangetoond in figuur 4.
Figuur 4.
Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een bepaald goed of een bepaalde service te kopen. Verschil tussen reserveringsprijs en daadwerkelijke prijs is het consumentensurplus. Berekening van het consumentensurplus bij een prijs van 2: (10−2) * 80,000 gallons * (1/2) = 320,000.Berekening van het consumenten surplus bij een prijs van 0:(10-0)∗100,000gallons∗(1/2)= 500,000. De berekeningen zijn gebaseerd op het uitrekenen van de driehoek die het consumentensurplus voorstelt.
Daarvoor maak je een tabel (zoals tabel 1) waarbij je 5 rijen maakt: aantal maaltijden, totale omzet (/dag), totale arbeidskosten (uren x salaris), totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten) en de winst (/dag) (omzet-kosten). Hierbij is te vinden dat bij 20 maaltijden per dag de winst 35 euro is. Wanneer je meer of minder maaltijden gaat produceren wordt de winst minder. Dus is 20 maaltijden de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden. Berekening: omzet is 200 bij 20 maaltijden, de
.....read moreBereken de kosten die nog niet gegeven zijn:
Q | TK | CK | VK | GTK | GVK | GCK | MC | ||
0 | 24 |
|
|
| 0-1 | ||||
1 |
|
|
|
|
|
| 1-2 |
| |
2 |
|
| 50 |
|
| 2-3 |
| ||
3 | 108 |
|
|
|
|
| 3-4 | 52 | |
4 |
|
|
|
|
| 4-5 |
| ||
5 |
|
|
| 39.2 |
| 5-6 |
| ||
6 |
|
|
| 47 |
|
|
Wat moet je doen om een octrooi te verkrijgen? Zijn er redenen waarom bedrijven er liever geen aanvragen
Wat zijn de rechtseconomische problemen gerelateerd aan octrooien?
De overheid moet één groot stuk onroerend goed kopen om één satellietvolgstation te bouwen. Er is slechts één geschikte plaats. Moet de overheid de eigenaar kunnen dwingen om het onroerend goed tegen een redelijke marktwaarde te verkopen?
Lazer-printers genereren Fijnstof. Welke instrumenten kunnen worden gebruikt om de samenleving te beschermen?
Transavia overboekt altijd haar vluchten. Onderzoek dit vanuit een rechtseconomische perspectief.
Vraag 1
Constante kosten zijn altijd hetzelfde en zijn daarom overal 24. MC bereken je door het verschil te bereken tussen het produceren van 0-1 product of tussen 1-2 producten en zo verder. Dus MC in het eerste vakje = TK1-TK0 = 40-24 = 16. GTK = TK/Q. GVK = VK/Q. GCK = CK/Q.
Q | TK | CK | VK | GTK | GVK | GCK | MC | ||
0 | 24 | 24 | 0 | -0 | -0 |
Deze week was er geen werkgroep, in plaats daarvan behandelen we volgende week een casus.
Wat is een eenzijdig ongeval? En wat is een bilateraal ongeval? Geef voorbeelden.
Wat is de essentie van de risicoaansprakelijkheidsregel? Geeft het optimale prikkels om optimale zorg te betrachten?
Wat is de essentie van schuldaansprakelijkheid? Geeft het prikkels om optimale zorg te betrachten?
Werkgevers hebben de plicht om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor hun werknemers. In bepaalde landen kunnen medewerkers schadevergoeding eisen voor schade veroorzaakt door iets op de werkplek. Leg uit, van een rechtseconomisch perspectief, welk soort aansprakelijkheidsregel moet worden toegepast voor dergelijke problemen. Overweeg het type ongeval en welke alternatieve aansprakelijkheidsregel kunnen gebruikt worden?
Leg uit waarom het activiteitenniveau van een belangrijk aandachtspunt is voor de wetgever en hoe dit kan worden gewaarborgd.
In de aardbevingszaak heeft de rechtbank schadevergoeding voor economische schade toegekend en daardoor een andere conclusie getrokken dan wat de rechtseconomische theorie voorspelt. Leg dit uit.
Stel dat we een spel hebben met twee spelers: Oma (O) en een beleggingsadviseur (B). Oma wil € 100.000 in aandelen beleggen voor een jaar, maar heeft geen idee hoe dit moet gebeuren tot dat er een beleggingsadviseur verschijnt. Hij beweert dat hij in dat jaar een rendement op die investering kan opleveren 5%, dus € 5.000. De twee partijen zijn het erover eens dat deze € 5.000 aan winst gelijkelijk worden verdeeld, d.w.z. € 2.500 voor Oma en € 2.500 voor de beleggingsadviseur. Gebruik de speltheorie en laat zien dat we contractrecht (inclusief een systeem van sancties) nodig hebben om ervoor te zorgen dat Oma het geld uit leent aan de beleggingsadviseur. Vergelijk de spellen zonder en met contractrecht, en leg eventuele efficiëntie-effecten (Pareto, Kaldor Hicks) uit. Voor de spel met contractrecht, laat ook zien wat voor soort sancties nodig zijn om ervoor te zorgen dat het geld wordt investeert. (Dit is een soort tentamenvraag).
Een fabrikant van steps A komt met B overeen om 100 steppen te leveren voor een totale prijs van 5.000. B verwacht in de nabije toekomst de steppen te verkopen voor 7.000. A krijgt dan een aanbod van C om 100 steppen te kopen voor 9.000 om dat C de steppen voor 10.500 denkt te kunnen verkopen. A kan niet aan de vraag van C voldoen zonder zijn contract met B te schenden, want hij heeft slechts 100 steppen om te verkopen op dit moment. Wat zou er moeten geburen? Is dit efficiënt?
Een eenzijdig ongeval is bijvoorbeeld een auto ongeluk of een vliegtuigcrash. Een botsing tussen fietser en auto is bilateraal want dan kan het slachtoffer ook een mate van eigen schuld hebben. Dus bij bilateraal kijken of
.....read moreWat zijn de welvaartseffecten van een monopolie?
Leg grafisch uit waarom een monopolist naar de marginale inkomsten kijken?
Roofprijzen zijn in strijd met art 102 VWEU. Roofprijzen houden in dat een bedrijf onder de kostprijs blijft voor een bepaalde periode om concurrenten uit de markt te drijven. Zodra dit is bereikt, kan het bedrijf de prijzen opnieuw verhogen? Bespreek dit vanuit een rechtseconomisch perspectief.
Cases 56/64 en 58/64 Consten Grundig.
Grundig heeft Consten het recht tot ‘alleenverkoper’ voor zijn elektronische producten in Frankrijk verleend. Consten heeft een verplichting om een minimale hoeveelheid van het product af te nemen; het moest publiciteit en after-sales service bieden en heeft zich ertoe verplicht de producten van concurrerende fabrikanten niet te verkopen. Bovendien was het Franse grondgebied feitelijk geïsoleerd (absolute gebiedsbescherming). Consten beloofde de goederen niet buiten het contractgebied te verkopen. Een soortgelijk verbod bestond ook voor andere distributeurs in andere landen. Grundig heeft Consten een merk toegekend dat Consten zou kunnen gebruiken tegen ongeoorloofde verkopen in Frankrijk. UNEF kocht Grundig-goederen in Duitsland en verkocht ze in Frankrijk. Consten heeft een vordering wegens inbreuk op haar handelsmerk ingesteld. UNEF betoogde dat de gehele overeenkomst van Grundig en Consten artikel 85 EG-Verdrag (nu 101 VWEU) schond.
Leg uit waarom van uit de rechtseconomische benadering verstandig is een deminimis regel in het mededingingsrecht te gebruiken?
Leg uit waarom een kartel instabiel is.
De EU-Mededingingswet vereist dat consumenten een redelijk aandeel van de voordelen bij kartels krijgen (zie 101 (3) VWEU) – anders blijven zij verboden. Bespreek dit vanuit een Rechtseconomisch perspectief.
De maatschappelijke welvaart daalt, want het totale surplus bij monopolie wordt kleiner dan bij een concurrerender markt. Dit noemt men ook wel een deadweight loss.
Marginale opbrengst is altijd de helft van marginale kosten. Prijs gelijk aan marginale kosten dat wil je bij volledige mededinging. Dat zie je bij pc als je die lijn doortrekt. Pc is prijs van volledige mededinging en pm is prijs van monopolie. De monopolist kijkt naar de marginale opbrengsten en hoe deze zich verhoudt met de marginale kosten. In de foto is het witte vlak de kosten, geel producenten surplus en bovenste driehoek (boven dat gele vlak) is consumentsurplus.
Er is sprake van statistische efficiëntie:
Je wilt altijd meer verdienen bij het produceren van meer producten.
.....read moreWat zijn de voordelen en nadelen van belastingen vs ETS.
Zijn er situatie waarbij een combinatie van beide (belasting en ETS) de beste optie is?
Leg uit waarom de wetgever (soms) een uniforme heffing boven een proportionele heffing verkiest.
Leg uit onder welke omstandigheden privaatrecht onvoldoende is om externaliteiten te internaliseren.
Wat zijn de problemen van publiek recht vanuit een rechtseconomisch perspectief?
Zijn er eigenlijk wel voordelen? Een voordeel zou kunnen zijn dat er minder administratieve kosten zijn bij belasting. Bij ETS moet achteraf gecontroleerd worden of bedrijven niet meer uitgestoten hebben dan dat ze ingekocht hebben. Belasting betaal je gewoon en hoef je verder niet echt te controleren. Vaak is er een uniforme belasting, alleen bij een kleine hoeveelheid bedrijven kijken hoe en wat er gebeurd, dus er is veel minder controle. En op basis daarvan belasting gaan heffen en deze wordt dan doorgegeven in een belastingsysteem naar de consument of producent. Bij ETS gaat men dus echt naar ieder bedrijf. Dus is het voor de regering makkelijker om belasting te introduceren dan een ETS systeem. Veel landen kiezen toch voor een ETS systeem. Bij het introduceren van ETS is een bepaalde hardware voor nodig. En het kan deel nemen aan een handelssysteem. Bij emissierechten moet je rapporten schrijven en ook zelf gaan bepalen hoeveel rechten je misschien gaat bijkopen. Ook zitten er veel administratieve kosten aan de handel in emissierechten, daarom doen veel kleinere bedrijven dit niet, dat is voor hen te duur.
Wat is het voordeel van ETS? Meer invloed door overheid op ETS, omdat ze zelf bepalen hoeveel rechten erop de markt komen.
Heeft regering wel goede informatie over de kosten van reductie van uitstoot? Optimale belasting, dan heb je wel deze goede informatie nodig. Dat is moeilijk voor elkaar te krijgen, omdat ze in Den Haag niets weten van jouw productie kosten. Bij ETS systeem, laat je dat gewoon aan die industrie over en dat is dan dus eigenlijk wel beter. Verder moet er voor een optimale uitkomst er de mogelijkheid zijn om emissies te reduceren.
Voorbeeld: zijn de emissierechten laag, is er namelijk te veel in de handel gebracht? Dan kan het zijn dat de economie van die emissierechten instort. Dan kan er via belasting voor gezorgd worden dat de kosten weer hoger worden zodat emissierechten weer duurder worden. Dat is voor het milieu beter. Dus dan is er belasting als additionele prikkel, als emissie niet rijkt tot prikkels om zuiniger te produceren. Voor grote bedrijven is een belasting systeem beter.
Gedragingen per personen zijn erg lastig tot te berekenen. Daarom is een uniforme heffing makkelijker
.....read moreDe vragen 1 tot en met 7 zijn al besproken in eerdere werkgroepen. Alleen vraag 8 is nieuw
In zijn lezing ging prof. Philipsen in op de welvaartseffecten van lobbyen en dat Olson verschillende criteria vaststelde wanneer lobbyen waarschijnlijk succesvol zou zijn. Maak een lijst van deze criteria en leg ze uit.
De lijst met criteria voor wanneer lobbyen waarschijnlijk succesvol is:
Deze bundel bevat studiematerialen en samenvattingen te gebruiken bij het vak Rechtseconomie aan de RIjksuniversiteit Groningen (bachelor 2).
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution