Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2


Vragen

Vraag 1

Wat is de cautie en wat zijn de consequenties van een cautieverzuim?

Vraag 2

Op welk moment moet de verdachte op zijn recht op consultatie van een raadsman worden gewezen en wat zijn de consequenties van een verzuim daarvan?

Vraag 3

a. Waarom behoort de verdediging tijdens het vooronderzoek kennis te kunnen nemen van de processtukken?

b. Kunnen beperkingen aan de kennisneming van processtukken in het vooronderzoek worden gesteld? Zo ja, welke?

c. Op welke wijze kan de verdediging zich verweren tegen een beslissing om de processtukken aan de verdachte te onthouden?

Vraag 4

Mag iemand voor de tweede maal worden onderworpen aan hetzelfde dwangmiddel ter zake van hetzelfde feit?

Vraag 5

De in Utrecht woonachtige A en B slaan C een bloedneus, midden op het Domplein, voor het oog van terrasbezoekers. Dit is strafbaar als mishandeling (artikel 300 Sr) zowel als openlijke geweldpleging (artikel 141 Sr). C doet dan ook in gezelschap van getuige D aangifte tegen A en B. De volgende dag ziet een politieagent A en B lopen. Voor welk van de genoemde feiten kan hij A en B aanhouden?

Vraag 6

Waarom was in het arrest HR 11 maart 2008, NJ 2008, 329 (Aanslag op Hoog Catharijne) sprake van een onrechtmatige doorzoeking?

Vraag 7

Onder welke omstandigheden is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden vereist?

Vraag 8

Casus
In een onopvallend dienstvoertuig surveilleren opsporingsambtenaren Aalberse en Brugman op de Utrechtse Kromme Nieuwegracht. Het valt hen op dat op een pleintje waar veel fietsen staan een jongeman zoekend rondkijkt. Deze jongen, Roderick, loopt kritisch langs de rij fietsen en pakt (na een vliegensvlugge actie met een tang) één van de fietsen. Als hij er op weg wil fietsen, wordt hij door Aalberse aangehouden terzake van diefstal. Hij wordt door Aalberse en Brugman meegenomen naar het bureau en wordt daar, na een onderhoud met hulpofficier van justitie Cornelisse, ingesloten. De politie wil Roderick verhoren.

Wat moeten de opsporingsambtenaren in dit geval doen om de identiteit van Roderick vast te stellen?

Vraag 9

a. Wat is een verhoor?

b. Welke waarborgen moeten in acht worden genomen voordat met het verhoor mag worden begonnen?

Vraag 10

Casus
Roderick verklaart (nadat alle waarborgen in acht zijn genomen) tijdens zijn verhoor: “Ik sprak in de kroeg met een vriend over geldnood. Naderhand werd ik aangesproken door een man die het gesprek had opgevangen. Hij vertelde mij wel een leuke bijverdienste te hebben. Hij bood mij 35 euro voor elke fiets die ik voor hem zou stelen. Ik ben toen voor hem fietsen gaan stelen. Ik lever ze steeds bij hem af. Ik wil niet zeggen wie die man is, want ik ben bang voor hem. Ik steel vrijwel dagelijks een fiets voor hem.” De twee opsporingsambtenaren blijven bij Roderick aandringen op het geven van de naam van zijn opdrachtgever, maar hij blijft zich terzake op zijn zwijgrecht beroepen. Na een kwartier geven ze het op. Roderick wordt uiteindelijk door de hulpofficier van justitie heengezonden. Het duurt niet lang voordat Aalberse en Brugman zien dat Roderick wederom een fiets steelt. Hij brengt de fiets naar een pand aan de Biltstraat, waar de bij de politie ambtshalve bekende Jordy P. woont. Jordy P. is de afgelopen jaren vaker veroordeeld wegens heling van gestolen fietsen. Enkele minuten later komt Roderick weer naar buiten. Hij wordt aangehouden wegens diefstal. Nadat hem de cautie is gegeven, wordt hem gevraagd of hij zijn gestolen fietsen altijd naar dit adres brengt. Het antwoord van Roderick luidt bevestigend. Bij Jordy P. wordt aangebeld; hij doet echter niet open. Op basis van de bevindingen tot zover wordt besloten de woning aan de Biltstraat te betreden om Jordy P. aan te houden wegens heling (artikel 416 Sr). Daartoe verleent de inmiddels gearriveerde hulpofficier van justitie Cornelisse een machtiging. De politie krijgt de afgesloten deur zonder moeite open. Jordy heeft lucht gekregen van de komst van de politie en heeft zich onder de keukentafel verstopt. De politie loopt door de woning om Jordy te vinden en stuit daarbij op de binnenplaats op een groot aantal fietsen. Nader onderzoek wijst uit dat dit allemaal gestolen fietsen zijn. De fietsen worden in beslag genomen. Uiteindelijk wordt ook Jordy gevonden en aangehouden.

a. Beoordeel de rechtmatigheid van het betreden van de woning.

b. Beoordeel de rechtmatigheid van de inbeslagneming van de fietsen.

c. Stel dat de politie de woning na aanhouding van Jordy zou willen doorzoeken om te kijken of er nog meer gestolen goederen aanwezig zijn, aan welke eisen moet dan zijn voldaan?

Vraag 11

Casus
Nadat Jordy is aangehouden besluit de hulpofficier van justitie dat Jordy in verzekering moet worden gesteld. Na drie dagen besluit de rechter-commissaris, na vordering van de officier van justitie, dat er een bevel tot bewaring voor de duur van 14 dagen moet worden verleend.

Beoordeel de rechtmatigheid van het bevel tot bewaring. U mag ervan uitgaan dat de in-verzekeringstelling rechtmatig was.

Vraag 12

Casus
Politieagenten nummer één en nummer twee rijden in Utrecht in hun surveillanceauto. Een auto draait de straat in en komt hen tegemoet. De bestuurder van deze auto maakt een vreemde manoeuvre, de auto ramt een geparkeerde auto en komt tot stilstand. Agenten nummer één en twee springen uit hun surveillanceauto en rennen naar de andere auto. Zij komen juist op tijd om de bestuurder te zien uitstappen. Deze rent weg. Agent één zet de achtervolging in en kan hem achterhalen. Vlak voordat zij de bestuurder kan beet pakken, draait deze zich om en maakt een stekende beweging in haar richting terwijl hij roept: “Ik steek je dood”. Agent nummer één is niet van haar stuk gebracht en trekt de bestuurder aan zijn arm, die zij met één beweging op zijn rug draait. Een stiletto valt uit zijn hand op de grond. Als agent nummer twee arriveert, wordt de bestuurder in de boeien geslagen. Terwijl nummer twee de nu hevig spartelende bestuurder in bedwang houdt onderzoekt agent nummer één de kleding van de bestuurder. Zij vindt twee scherpe patronen in zijn jaszak. De bestuurder geeft zijn verzet op en wordt naar de surveillanceauto gebracht. Agent nummer één onderzoekt de auto van de bestuurder; zij breekt het afgesloten dashboardkastje open en vindt daarin een zakje met wit poeder. De bestuurder wordt vervolgens overgebracht naar het politiebureau en wordt voor de hulpofficier van justitie geleid. In het zakje, zo blijkt later, zit 200 gram pure cocaïne.

Stel, u bent in bovenstaande casus agent nummer één en u maakt een ‘proces-verbaal’ op. Geef overeenkomstig de u bekende wettelijke bepalingen, jurisprudentie en literatuur een antwoord op de onderstaande vragen.

a. Beargumenteer dat u bevoegd was de bestuurder vast te grijpen en in de surveillancewagen te plaatsen.

b. Beargumenteer dat u bevoegd was de bestuurder aan de kleding te onderzoeken.

c. Beargumenteer dat u bevoegd was de auto te doorzoeken.

d. Beargumenteer dat u bevoegd was de cocaïne in beslag te nemen.

Antwoordindicatie

Vraag 1

De cautie is het zwijgrecht van de verdachte, dit is neergelegd in art. 29 lid 2 Sv: ‘Voor het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden’. Met deze cautie wordt beoogd de verdachte zich bewust te laten van zijn recht. De cautieplicht geldt alleen t.a.v. de verdachte, er moet dus een redelijk vermoeden van schuld zijn. De cautieplicht geldt bij verhoren. Indien er sprake is van cautieverzuim (de cautie is niet of te laat verleend), dan zal onder deze omstandigheden een aldus verkregen verklaring van de verdachte niet tot het bewijs mogen meewerken. Dit is vaste rechtspraak. Een uitzondering wordt aangenomen als de verdachte door het verzuim geacht mag worden niet in zijn belang te zijn geschaad.

Vraag 2

De Hoge Raad overweegt dat de aangehouden verdachte voor aanvang van het eerste verhoor moet worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Indien aan de verdachte niet (in voldoende mate) gelegenheid is geboden om de consultatiebijstand te benutten, levert dat een vormverzuim op waaraan in principe als rechtsgevolg moet worden verbonden de uitsluiting van het bewijs van de verklaringen die zijn afgelegd voordat de verdachte een advocaat kan raadplegen (HR Aanwezigheid raadsman bij verhoor).

Vraag 3

a. De verdediging behoort tijdens het vooronderzoek kennis te kunnen nemen van de processtukken omdat de verdachte behoort te weten waarom hij als verdachte wordt gezien door de politie c.q. het OM. Hierdoor neemt de spanning voor de verdachte af en kan hij zich al in een vroeg stadium voorbereiden op de verdediging.

b. Ja, kennisneming van processtukken door de verdachte kan beperkt worden. Dit gebeurt ten eerste door een processtuk niet aan te merken omdat het niet relevant zou zijn. Een tweede beperking is in de vertraging van kennisneming door ‘huishoudelijke belemmeringen’. Verder kunnen bepaalde processtukken aan de verdachte worden onthouden ‘als het belang van het onderzoek dit vordert’ (art. 30 lid 2 Sv).

c. De verdediging kan zich tegen de mededeling van processtukkenonthouding verweren door binnen 14 dagen een bezwaarschrift in te dienen bij het gerecht waartoe de beslissende autoriteit behoort of waarbij deze is aangesteld. Als deze mededeling ontbreekt, kan hij zich tot de voorzieningenrechter wenden (art. 30 lid 4 Sv).

Vraag 4

Nee, niemand mag tweemaal worden lastiggevallen ter zake van hetzelfde feit bij gelijkblijvende omstandigheden. Indien iemand eenmaal heeft moeten dulden dat op hem een dwangmiddel is toegepast, moet hij niet ten tweede male daaraan worden onderworpen, tenzij het belang van de strafvordering dringend eist dat het dwangmiddel ten tweeden male wordt toegepast. Een dringende noodzaak kan er zijn indien bijvoorbeeld na beëindiging van de voorlopige hechtenis plotseling blijkt dat er een belangrijke getuige naar voren is getreden en men vreest dat de verdachte zal pogen die getuige te beïnvloeden.

Vraag 5

De politieagent kan aanhouden buiten heterdaad omdat hij hiertoe bevoegd is (art. 54 lid 3 Sv). Dit dwangmiddel richt zich tot de verdachte met het doel het geleiden van een verdachte naar de plaats van verhoor. Aangezien er sprake is van een ontdekking buiten heterdaad, moet het strafbare feit voorlopige hechtenis toelaten (art. 54 lid 1 Sv). Dit is elk misdrijf waarvoor minimaal vier jaar gevangenisstraf staat (art. 67 lid 1 Sv), of een misdrijf beschreven in art. 67 lid 2 of 3 Sv. Op mishandeling staat drie jaar, maar het is een uitzonderingsmisdrijf beschreven in art. 67 lid 2 Sv. Op openlijke geweldpleging staat vier en een half jaar in het algemeen, en zes jaar in dit geval vanwege het lichamelijke letsel (art. 141 lid 2 sub 1 Sv) waardoor ook voor dit feit A en B aangehouden mogen worden.

Vraag 6

In Aanslag op Hoog Catharijne was er sprake van een onrechtmatige doorzoeking, omdat er te weinig bewijs was om een redelijk vermoeden van aanwezigheid van wapens aan te nemen. Hierdoor kon niet gesproken worden van een verdenking zoals noodzakelijk in art. 49 Wet wapens en munitie.

Vraag 7

Krachtens art. 55a lid 1 mag de machtiging van de OvJ achterwege blijven indien er sprake is van gevallen van dringende noodzakelijkheid. Indien de OvJ een machtiging heeft gegeven om een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken, is er voor het binnentreden geen aparte machtiging in de zin van art. 2 van de Algemene wet op het binnentreden vereist (art. 55a lid 2).

Vraag 8

Zie art. 27a Sv jo 55c Sv: de opsporingsambtenaren mogen het identiteitsbewijs van Roderick onderzoeken. art. 55c lid 2 Sv: foto’s en vingerafdruk.

Vraag 9

a. HR Scherpe voorwerpen
Verhoor is een onderdeel van het voorbereideind onderzoek (art. 132 Sv) waarbij de verdachte/getuige ondervraagd wordt (door de politie) Het gaat om alle vragen die zien op (mede) betrokkenheid van een verdachte bij een strafbaar feit.

b. Sinds 1 januari 2015 moet aan de verdachte ook, voorafgaand aan het eerste verhoor, worden medegedeeld van welk feit hij wordt verdacht. Voor het verhoor moet de verdachte worden medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden (de cautie, artikel 29 lid 2 Sv). Hij heeft dus een zwijgrecht. Naast de aloude cautie gaat het om het recht op rechtsbijstand, kennisneming van de processtukken en, indien van toepassing, het recht op vertolking en vertaling (zie artikel 27c Sv). De verdachte krijgt in beginsel recht op rechtsbijstand tijdens het verhoor, waarvan hij dan ingevolge artikel 27c Sv in de betreffende gevallen op de hoogte moet worden gesteld (Salduz arrest).

Vraag 10

a. Art. 55 Sv is hier van toepassing. In lid 2 van dit artikel staat dat opsporingsambtenaren ook zonder toestemming van de bewoner een huis binnen mogen treden in geval van ontdekking op heterdaad.

  1. Wat? Betreden woning ter aanhouding: art. 55 lid 2 Sv;

  2. Wie? Art. 55 Sv jo 12 Awbt: opsporingsambtenaar, na machtiging Awbt (art. 3 jo. 2);

  3. Waartoe? De grond betreft heterdaad (art. 55 Sv);

  4. Tegen wie? De aangehouden verdachte (art. 27 lid 1 Sv). SF = concreet, redelijk vermoeden: objectief, tegen bepaald persoon: individu;

  5. Wanneer? (geval), (duur).

Proportionaliteit en subsidiariteit: Ze mogen naar binnen want ze hebben een machtiging van de HoVJ (art. 3). Er kan in casu gesproken worden van een redelijk vermoeden (heterdaad). De agenten hebben eerst nog aangebeld, waardoor er voldaan is aan de subsidiariteitseis.

b. Art. 96 Sv stelt dat de politie in geval van voldoende verdenking/heterdaad (hier is sprake van heterdaad) een voorwerp dat hiervoor vatbaar is (zie art. 94 lid 1 Sv) in beslag mag nemen en daartoe elke plaats te betreden.

  1. Wat? In beslag nemen, art. 96 Sv;

  2. Wie? Opsporingsambtenaar;

  3. Waartoe? Tegen wat? art. 94 lid 1 Sv: waarheid en voordeel;

  4. Wanneer? geval art. 96 Sv: heterdaad: ja, voortdurend delict, geval VH;

Beginselen goede procesorde: In overeenstemming met proportionaliteit en subsidiariteit.

c. Er is een machtiging vereist op grond van art. 96 lid 2 Sv. Er moet sprake zijn van heterdaad of verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67 Sv. Ook moet er sprake zijn van dringende noodzakelijkheid en het optreden van de R-C kan niet worden afgewacht. Als de komst van de OVJ niet kan worden afgewach,t mogen op grond van art. 97 lid 2 Sv de hulpofficieren hun werk doen. Opsporingsambtenaren hebben deze bevoegdheid niet. Ze kunnen de situatie alleen bevriezen. Jordy is al aangehouden wegens heling. Er moet sprake zijn van een nieuwe heterdaad of art. 67 Sv om te doorzoeken.

Vraag 11

Art. 67 en 67a Sv zijn hier van toepassing. Er zijn ernstige bezwaren tegen de verdachte (art. 67 lid 3). Artikel 67a lid 2 sub 3 stelt dat voorlopige hechtenis is toegestaan wanneer er sprake is van o.a. heling (art. 416 Sr) en hij hier al eerder voor is opgepakt. Dit is in casu het geval.

  1. Er is bovendien voldaan aan de eis van art. 63 lid 1 Sv: het bevel van bewaring is door de R-C verleend. En ook aan art. 64 lid 1 Sv is voldaan (de bewaring duurt 14 dagen, dit is tevens het maximum);

  2. Wat? Bevel bewaring;

  3. Wie? R-C op vordering OvJ Grond: art. 67a Sv (arrest drugskoerier) sub 3 en sub 4;

  4. Tegen wie? art. 67 lid 3 Sv, verdachte en ernstige bezwaren (veel fietsen, verklaring Roderick etc.) (arrest ruimte);

  5. Wanneer? Geval: art. 67 lid 1 en 2 Sv (arrest hof anticipatiegebod). Duur: art. 67a lid 3 en art. 64 Sv.

Vraag 12

a. Het vastgrijpen en in de surveillancewagen plaatsen is onderdeel van het aanhouden en voorleiden naar de (H)OvJ. Aanhouden mag in geval van heterdaad (in casu was er sprake van heterdaad: gevaarlijk rijgedrag negeren van een stopteken) door ieder gedaan worden. Het geweld dat tijdens de aanhouding werd gebruikt was proportioneel. WWM: art. 2 art. 13. Vastgrijpen: Politiewet art. 7 lid 1.

b. Art. 56 lid 4 Sv stelt dat opsporingsambtenaren bevoegd zijn om degene waartegen ernstige bezwaren bestaan aan zijn kleding te onderzoeken. Er is hier sprake van ernstige bezwaren, de verdachte is namelijk op heterdaad betrapt. Art. 7 lid 3 Politiewet. Art. 52 Sv.

c. Art. 51 wet wapens en munitie jo 59 WWM. Art 96b Sv.

d. Art. 9 lid 3 opiumwet door voortgezette toepassing

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Werkgroepopdrachten 2015/2016 Strafprocesrecht - UU

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1


Vragen

Vraag 1

Het Nederlandse strafproces wordt wel aangeduid als ‘gematigd accusatoir’. Wat wordt daarmee bedoeld?

Vraag 2

Wat is het verschil tussen interne openbaarheid en externe openbaarheid?

Vraag 3

Welke twee betekenissen kunnen worden gegeven aan het onmiddellijkheidsbeginsel? Welke betekenis wordt in Nederland gehanteerd?

Vraag 4

Het strafproces heeft “de macht van een monopolist”! Wat wordt daarmee bedoeld?

Vraag 5

Sluit artikel 1 Sv uit dat strafvorderlijke regels worden gebaseerd op ongeschreven recht?

Vraag 6

Analyseer het arrest HR 12 december, 1978, NJ 1979, 142 (Braak bij Binnentreden) volgens de aanwijzingen in de Handleiding arrestanalyse.

Vraag 7

Casus
Sjaak B. wordt ervan verdacht de zestienjarige Patricia zwaar te hebben mishandeld. Hij wordt door de politie aangehouden, voor de officier van justitie geleid en meteen daarna verhoord door drie agenten. Sjaak vraagt of zijn advocaat bij het verhoor aanwezig mag zijn. De verhorende politieambtenaren weigeren dit. Sjaak, die een labiele indruk maakt, wordt tijdens het verhoor door de drie agenten omsloten. Tijdens het eerste verhoor van vier uur, geeft hij zo af en toe antwoord op een vraag, maar meestal zwijgt hij. Sjaak wordt vervolgens door de officier van justitie in verzekering gesteld en krijgt de gelegenheid zijn advocaat te raadplegen. De daaropvolgende twee dagen wordt hij nog tweemaal verhoord. Elk verhoor duurt drie uur en vindt plaats in afwezigheid van de raadsman. Tijdens de beide verhoren hangen er foto’s van het toegetakelde slachtoffer op een prikbord, daarnaast hangen foto’s van Sjaaks dochter. Zij is ongeveer even oud als Patricia. Na het derde verhoor bekent hij tijdens een emotionele uitbarsting, Patricia te hebben mishandeld. Na zijn bekentenis wordt Sjaak op last van de rechter-commissaris door een psychiater van het Pieter Baan Centrum onderzocht. Deze maakt een rapport van haar bevindingen. Sjaak vraagt de rechter-commissaris om inzage in het rapport. Deze weigert dit omdat inzage naar zijn mening Sjaaks geestelijke gezondheidstoestand geen goed zal doen. De terechtzitting vindt op verzoek van de advocaat plaats achter gesloten deuren om zo de privacy van de verdachte te kunnen beschermen. Ter terechtzitting vraagt de advocaat van Sjaak de rechter een tweede psychiater aan te wijzen; hij wil een contra-expertise omdat het rapport is gebaseerd op een ondeugdelijk onderzoek. De rechter weigert dit. Tevens verzoekt hij het slachtoffer te mogen ondervragen, ook dit weigert de rechter omdat Patricia duidelijk heeft gemaakt niet met de verdachte geconfronteerd te willen worden.

Welke uitgangspunten en beginselen van het strafprocesrecht zijn in deze casus in het geding?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het Nederlandse strafproces wordt gekenmerkt als gematigd accusatoir, omdat de verdachte in de beginfase vooral object van onderzoek is en als zodanig de uitoefening van dwangmiddelen heeft te dulden. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft het proces een meer accusatoir karakter. Hij/zij wordt.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2


Vragen

Vraag 1

Wat is de cautie en wat zijn de consequenties van een cautieverzuim?

Vraag 2

Op welk moment moet de verdachte op zijn recht op consultatie van een raadsman worden gewezen en wat zijn de consequenties van een verzuim daarvan?

Vraag 3

a. Waarom behoort de verdediging tijdens het vooronderzoek kennis te kunnen nemen van de processtukken?

b. Kunnen beperkingen aan de kennisneming van processtukken in het vooronderzoek worden gesteld? Zo ja, welke?

c. Op welke wijze kan de verdediging zich verweren tegen een beslissing om de processtukken aan de verdachte te onthouden?

Vraag 4

Mag iemand voor de tweede maal worden onderworpen aan hetzelfde dwangmiddel ter zake van hetzelfde feit?

Vraag 5

De in Utrecht woonachtige A en B slaan C een bloedneus, midden op het Domplein, voor het oog van terrasbezoekers. Dit is strafbaar als mishandeling (artikel 300 Sr) zowel als openlijke geweldpleging (artikel 141 Sr). C doet dan ook in gezelschap van getuige D aangifte tegen A en B. De volgende dag ziet een politieagent A en B lopen. Voor welk van de genoemde feiten kan hij A en B aanhouden?

Vraag 6

Waarom was in het arrest HR 11 maart 2008, NJ 2008, 329 (Aanslag op Hoog Catharijne) sprake van een onrechtmatige doorzoeking?

Vraag 7

Onder welke omstandigheden is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden vereist?

Vraag 8

Casus
In een onopvallend dienstvoertuig surveilleren opsporingsambtenaren Aalberse en Brugman op de Utrechtse Kromme Nieuwegracht. Het valt hen op dat op een pleintje waar veel fietsen staan een jongeman zoekend rondkijkt. Deze jongen, Roderick, loopt kritisch langs de rij fietsen en pakt (na een vliegensvlugge actie met een tang) één van de fietsen. Als hij er op weg wil fietsen, wordt hij door Aalberse aangehouden terzake van diefstal. Hij wordt door Aalberse en Brugman meegenomen naar het bureau en wordt daar, na een onderhoud met hulpofficier van justitie Cornelisse, ingesloten. De politie wil Roderick verhoren.

Wat moeten de opsporingsambtenaren in dit geval doen om de identiteit van Roderick vast te stellen?

Vraag 9

a. Wat is een verhoor?

b. Welke waarborgen moeten in acht worden genomen voordat met het verhoor mag worden begonnen?

Vraag 10

Casus
Roderick verklaart (nadat alle waarborgen in acht zijn genomen) tijdens zijn verhoor: “Ik sprak in de kroeg met een vriend over geldnood. Naderhand werd ik aangesproken door een man die het gesprek had opgevangen. Hij vertelde mij wel een leuke bijverdienste te hebben. Hij bood mij 35 euro voor elke fiets die ik voor hem zou stelen. Ik ben toen voor hem fietsen gaan stelen. Ik lever ze steeds bij hem af. Ik wil niet zeggen wie die man is, want ik ben bang voor hem. Ik steel vrijwel dagelijks een fiets voor hem.” De twee opsporingsambtenaren blijven bij Roderick aandringen op het geven van de.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3


Vragen

Vraag 1

Welke taken en bevoegdheden hebben de politie en de bijzondere opsporingsdiensten?

Vraag 2

Is het verkennend onderzoek een vorm van opsporing?

Vraag 3

Wat is het verschil tussen opsporingsbevoegdheden en controlebevoegdheden?

Vraag 4

a. Omschrijf het begrip ‘voortgezette toepassing van bevoegdheden’.

b. Omschrijf de begrippen ‘sfeercumulatie’ en ‘sfeerovergang’.

Vraag 5

Wat is het verschil tussen een observant, een informant en een infiltrant?

Vraag 6

Wat is het verschil tussen stelselmatige en niet-stelselmatige observatie? Waarom is dit verschil relevant?

Vraag 7

Wat is het verschil tussen gecontroleerde aflevering, doorlevering en doorlating?

Vraag 8

De bijzondere opsporingsbevoegdheden uit de Titels IVA, V, VA, VB en VC van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden aangewend tegen mensen in verschillende hoedanigheden. Noem ten minste vijf van deze hoedanigheden en vermeld telkens tenminste één bepaling waarin deze hoedanigheid wordt genoemd.

Vraag 9

Leg uit waarom door de invoering van artikel 46 Sr (strafbare voorbereiding) het klassieke opsporingsonderzoek bij ernstige misdrijven in een vroeger stadium kan aanvangen.

Vraag 10

De officier van justitie krijgt van een betrouwbare informant de informatie dat A en B wapens hebben aangeschaft ter voorbereiding van door hen te plegen moorden op een aantal vooraanstaande politici. Nadat zij deze informatie heeft geverifieerd ontstaat bij de of-ficier van justitie het redelijk vermoeden dat A en B op de door de informant omschreven wijze bezig zijn die moorden te beramen. Zij wil een bevel tot stelselmatige observatie van A en B geven. Betoog dat het bevel kan worden gebaseerd op artikel 126g Sv.

Vraag 11

Casus
Bij de politie in Utrecht komt de anonieme tip binnen dat een echtpaar van in de zestig zich bezighoudt met het verkopen van cocaïne en andere drugs. Het echtpaar – Ida en Harry – heeft (onder hun woning) een noodlijdende snackbar aan de Tuinstraat te Utrecht. Het is een groot deel van de dag druk rondom deze snackbar. Mensen parkeren in het wilde weg, gaan naar binnen en komen binnen enkele minuten weer naar buiten zonder zichtbare aankopen. Buurtbewoners hebben hier veel last van. De anonieme tipgever denkt dat Ida en Harry drugsdealers zijn. Zij zijn onlangs gesignaleerd in een nieuwe, grote Volvo, terwijl iedereen weet dat de snackbar nauwelijks opbrengsten genereert.  De politie controleert deze tip voor zover dat kan. Ida en Harry blijken inderdaad in het bewuste pand te wonen en een snackbar te exploiteren; de opbrengsten van die snackbar stellen, volgens de belastingdienst, niet veel voor. De wijkagent meldt desgevraagd aan opsporingsambtenaren Alberts en Brink, die op deze zaak zijn gezet, dat hij bij zijn rondes door de wijk geregeld ziet dat mensen bij de woning van Ida en Harry aanbellen of buiten staan. Hij heeft ook wel eens een grote Volvo voor de deur zien staan.  Alberts en Brink willen een nader onderzoek naar het.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Welke twee gronden spelen een rol bij de beslissing van de officier van justitie om al dan niet (verder) te vervolgen?

Vraag 2

Welke correctiemechanismen bestaan er op de koppeling van het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel?

Vraag 3

a. Is het aanbieden van een transactie een daad van vervolging?

b. Is het uitvaardigen van een strafbeschikking een daad van vervolging?

Vraag 4

Wat is de kern van het Zeeuwse motorrijder-arrest?

Vraag 5

Een café in een vissersdorp wordt door de brandweer gecontroleerd. De brandweer-commandant constateert dat niet aan alle brandveiligheidsvoorschriften is voldaan, maar zegt tegen de eigenaar van het café dat de officier van justitie niet tot strafvervolging zal overgaan. Niettemin wordt de eigenaar van het café gedagvaard. Ter terechtzitting stelt hij dat er sprake is van een toezegging waaraan de officier van justitie gebonden is. Heeft het verweer kans van slagen?

Vraag 6

Noem vier functies van de dagvaarding in het strafproces.

Vraag 7

Welke situaties kunnen tot gevolg hebben dat de dagvaarding nietig wordt verklaard?

Vraag 8

Casus
De stichting ‘Blij Konijn’ is opgericht met het doel om op te komen voor de belangen van dieren in het algemeen en het welzijn van konijnen in het bijzonder. Daartoe voert zij campagne en verzamelt zij informatie over wantoestanden in de konijnenhouderij. Op een gegeven moment krijgt Blij Konijn een melding binnen, waaruit blijkt dat enkele konijnenhouders konijnen in kleine draadgazen kooien houden zonder afleidingsmateriaal. Zestig procent van de dieren lijdt aan poot- en wervelkolomproblemen; de uitval is ruim 10 procent. De organisatie laat door een deskundige beoordelen of de dieren inderdaad in hun welzijn worden aangetast. De deskundige bevestigt wat Blij Konijn al vermoedde: er is sprake van ernstige aantas-ting van het welzijn van de dieren. Blij Konijn doet aangifte bij de politie jegens zes konijnenhouders wegens overtreding van artikel 2.1 eerste lid van de Wet Dieren. Artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren houdt een verbod op dierenmishandeling in en luidt als volgt:

‘Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen’.

Uit art. 8.11 lid 1 Wet Dieren volgt dat dit een misdrijf is en ingevolge art. 8.12 lid 1 staat daarop als maximumstraf een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van de vierde categorie. Enkele weken nadat Blij Konijn aangifte heeft gedaan van de dierenmishandeling ontvangt zij een brief van de officier van justitie met de mededeling dat er niet zal worden vervolgd.

a. Is de officier van justitie hiertoe bevoegd? Op grond van welk beginsel en/of welk(e) artikel(en)?

b. Kan Blij Konijn nog iets ondernemen tegen de beslissing van de officier van justitie?

Stel (anders dan hierboven): De officier.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5


Vragen

Vraag 1

Op welke gronden kan de rechter de sluiting van de deuren bevelen?

Vraag 2

Noem de bepalingen over het onderzoek ter terechtzitting waarmee wordt beoogd de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter te waarborgen.

Vraag 3

a. Op welke gronden kan de rechter bepalen dat de verdachte de zittingzaal moet verlaten?

b. Op welke gronden kan de rechter bepalen dat de getuige de zittingzaal moet verlaten?

Vraag 4

a. Als de raadsman wel, maar de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, is er dan sprake van een strafproces op tegenspraak of een strafproces bij verstek?

b. Wat is het voordeel, en wat het nadeel voor de verdachte van een procedure bij verstek?

Vraag 5

Wat is een regiezitting?

Vraag 6

Welke preliminaire verweren kan de verdachte voeren?

Vraag 7

Waarom is het van belang dat schriftelijke bewijsstukken ter zitting worden voorgelezen?

Vraag 8

Binnen welke termijn na de sluiting van het onderzoek dient de rechtbank uitspraak te doen?

Vraag 9

Casus
Na een bezoek aan zijn familie rijdt Jeroen, vergezeld door zijn kennis Ria, met de auto naar huis. Gerard steekt vóór Jeroens auto de straat over. Jeroen schept Gerard die zwaargewond op straat blijft liggen. Even later verschijnt een surveillanceauto van de politie. Als de agenten informeren wat er is gebeurd, begint Ria, nog helemaal overstuur, uit te roepen dat zij nog zo had gezegd dat Jeroen niet zo belachelijk hard moest rijden. Jeroen zegt op dwingende toon tegen Ria dat zij haar mond moet houden en hij ontkent met grote stelligheid dat hij te hard heeft gereden. De politie maakt een ambtsedig proces-verbaal op van de verklaring van Ria en van die van Jeroen. Bovendien verricht de politie onderzoek naar de remsporen en de schade ter plekke. Anderhalve maand later wordt Gerard – die bij het ongeval zwaar gewond is geraakt en lange tijd in het ziekenhuis moet verblijven, alwaar hij langzaam herstelt – na te zijn beëdigd, door de rechter-commissaris gehoord. Hij verklaart dat Jeroen met hoge snelheid aan kwam rijden. Gerard moest overigens desgevraagd toegeven dat hij niet op een zebrapad overstak. Van Gerards verklaring maakt de griffier een ambtsedig proces-verbaal op, dat door hem en de rech-ter-commissaris wordt ondertekend. Ria wordt eveneens door de rechter-commissaris gehoord. Zij verklaart dat zij inderdaad had uitgeroepen dat Jeroen niet zo hard had moeten rijden. Maar daarmee bedoelde zij niet dat hij de maximumsnelheid had overschreden; zij vond dat je in de stad niet harder zou moeten rijden dan 30 km/u, terwijl Jeroen 50 km/u reed. Ook hiervan maakt de griffier een ambtsedig proces-verbaal op, dat door hem en de rechter-commissaris wordt ondertekend. Jeroen en zijn raadsman zijn niet in de gelegenheid gesteld  de verhoren van de rechter-commissaris bij te wonen, noch om aan de rechter-commissaris vragen op te geven (artikel 186 jo. 186a Sv). Een maand.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6


Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met het negatief-wettelijk bewijsstelsel?

Vraag 2

Welke bewijsmiddelen mag de rechter voor de bewezenverklaring gebruiken?

Vraag 3

a. Geef een aantal voorbeelden van feiten of omstandigheden van algemene bekendheid.

b. Geef een aantal voorbeelden van ‘eigen waarneming’ van de rechter.

Vraag 4

Welke bewijsminima bevat het Nederlandse stelsel?

Vraag 5

a. Wat is de ratio van de bewijsuitsluitingsregel?

b. Wat houdt de zgn. Schutznorm in?

Vraag 6

Casus
L wordt gedagvaard om terecht te staan voor de meervoudige kamer van de arrondissements-rechtbank te Rotterdam. Hem wordt ten laste gelegd dat: 

‘hij op of omstreeks 5 april 2006 op de Coolsingel te Rotterdam, dan wel ergens in Nederland, opzettelijk heeft geschonden, een geheim, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij dat uit hoofde van zijn functie als gemeenteambtenaar bij de gemeente Rotterdam moest bewaren, namelijk heeft hij, toen en aldaar opzettelijk als gemeenteambtenaar deel uitmakende van de commissie ‘Burgemeester Zout’, een verslaggever van het Rotterdams Nieuwsblad opgebeld en hem verteld dat, volgens de bevindingen van de commissie, burgemeester Zout een ton aan declaraties niet kon verantwoorden, dit, terwijl hij een geheimhoudingsplicht had (artikel 272 Sr).”

In het dossier bevinden zich de volgende bewijsstukken:

  • Een proces-verbaal telefoontap. Hierin is opgenomen een letterlijke uitwerking van het telefoongesprek dat L op 5 april 2006 voerde met een journalist van het Rotterdams Nieuwsblad. Het verslag bevat de volgende passages.

J(ournalist): Wat kun je me vertellen over de bevindingen van de commissie?   

L: Je weet best dat ik daarover niets kan vertellen.

 J: Maar kun je me bevestigingen dat de burgemeester niet erg heeft meegewerkt aan het onderzoek?    

L: Inderdaad, de burgemeester leed aan een opvallend verlies van geheugen.   

J: Klopt het dat de burgemeester honderdduizend euro te veel heeft gedeclareerd?   

L: Inderdaad: de burgemeester heeft (niet goed verstaanbaar; maar het klinkt als: een ton)…. Meer kan ik niet zeggen.    

J: Bedankt.

  • Een bevel van de officier van justitie te Rotterdam tot het opnemen van gesprekken ge-voerd met de telefoon van L vanuit zijn werkkamer in het gemeentehuis van Rotterdam, gedurende de maand april 2006. 

  • Een proces-verbaal verhoor journalist Rotterdams Nieuwsblad. Deze verklaart zich te willen beroepen op zijn verschoningsrecht als journalist. Hij wil niet bekendmaken wie de bron was van het gewraakte artikel.

  • Een ondertekende geheimhoudingsverklaring van L, waarin hij belooft dat hij niets van wat hem uit hoofde van zijn lidmaatschap van de commissie Zout ter ore komt voortijdig aan de buitenwereld bekend zal maken.

  • Een artikel uit het Rotterdams dagblad van de bovenbedoelde journalist, waarin o.a. de zin-snede voorkomt: ‘een anonieme, maar zeer betrouwbare bron in het gemeentehuis meldt dat de burgemeester een ton aan declaraties niet kan verantwoorden’.

Verdachte L is ter.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7


Vragen

Vraag 1

De wetgever onderscheidt een achttal vragen die de rechter moet beantwoorden voor het geven van een eindbeslissing in een strafzaak. Welke vragen zijn dit en waar staan die in de wet?

Vraag 2

Dient de rechter zijn beslissingen op de formele vragen in het vonnis te vermelden?

Vraag 3

De verplichting om bepaalde beslissingen in het vonnis op te nemen en die beslissingen te motiveren heeft drie functies. Welke zijn dat?

Vraag 4

a. Ten aanzien van bepaalde soorten verweren van de verdachte moet de rechter op grond van artikel 358 lid 3 Sv zijn beslissing hierop in het vonnis kenbaar maken. Om welke verweren gaat het?

b. Kan de rechter betogen van de verdediging die niet onder de in dit voorschrift genoemde verweren vallen, onbeantwoord laten?

Vraag 5

Casus
A wordt vervolgd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 308 Sr). De tenlastelegging is geldig overeenkomstig artikel 261 Sv en omvat alle onderdelen van de delictsomschrijving. A zegt dat hij in een conflict van plichten verkeerde en de keuze voor zijn maatschappelijke plicht liet prevaleren boven zijn wettelijke plicht. Hij handelde proportioneel en subsidiair. De rechter aanvaardt dit verweer.

a. Kwalificeer het verweer.

b. Welke einduitspraak zal de rechter geven en dient hij zijn beslissing in het vonnis op te nemen en te motiveren? Geef de toepasselijke wetsartikelen.

Vraag 6

Casus
Tijdens een gevecht op het Janskerkhof in Utrecht trekt Albert een mes en steekt daarmee Bertus, die ook met een mes zwaait, in de buik. Bertus overlijdt aan de verwonding. Albert staat terecht ter zake van doodslag. De tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv en bevat een feitsomschrijving waarin alle bestanddelen van artikel 287 Sr zijn verwerkt. De raadsman van Albert voert ter terechtzitting twee verweren: 1. Albert had geen opzet om Bertus te doden. 2. Albert handelde in noodweer.

De rechter acht geen van beide verweren aannemelijk. Moet hij de verwerping ervan in zijn vonnis uitdrukkelijk motiveren? Noem ook de relevante wetsbepalingen.

Vraag 7

Lees het arrest HR 5 februari 1980, NJ 1980, 342 (Heroïne in de dakgoot) en beantwoord de onderstaande vragen schriftelijk en gemotiveerd.

a. Welke klacht voert de verdediging in het arrest Heroïne in de dakgoot aan tegen het arrest van het Hof?

b. Hoe wordt dit middel door de Hoge Raad beoordeeld?

c. Het Heroïne in de dakgoot-arrest is gewezen onder het oude artikel 359 Sv. Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 359 Sv echter gewijzigd. Stel dat de rechter het verweer van de verdediging ook na 1 januari 2005 zou willen verwerpen. Welke eisen worden er sedert 1 januari 2005 door het wetboek en de jurisprudentie gesteld aan het verweer en de verwerping van zo’n verweer door de rechter? 259a Sv

.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1318