Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Welke twee gronden spelen een rol bij de beslissing van de officier van justitie om al dan niet (verder) te vervolgen?

Vraag 2

Welke correctiemechanismen bestaan er op de koppeling van het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel?

Vraag 3

a. Is het aanbieden van een transactie een daad van vervolging?

b. Is het uitvaardigen van een strafbeschikking een daad van vervolging?

Vraag 4

Wat is de kern van het Zeeuwse motorrijder-arrest?

Vraag 5

Een café in een vissersdorp wordt door de brandweer gecontroleerd. De brandweer-commandant constateert dat niet aan alle brandveiligheidsvoorschriften is voldaan, maar zegt tegen de eigenaar van het café dat de officier van justitie niet tot strafvervolging zal overgaan. Niettemin wordt de eigenaar van het café gedagvaard. Ter terechtzitting stelt hij dat er sprake is van een toezegging waaraan de officier van justitie gebonden is. Heeft het verweer kans van slagen?

Vraag 6

Noem vier functies van de dagvaarding in het strafproces.

Vraag 7

Welke situaties kunnen tot gevolg hebben dat de dagvaarding nietig wordt verklaard?

Vraag 8

Casus
De stichting ‘Blij Konijn’ is opgericht met het doel om op te komen voor de belangen van dieren in het algemeen en het welzijn van konijnen in het bijzonder. Daartoe voert zij campagne en verzamelt zij informatie over wantoestanden in de konijnenhouderij. Op een gegeven moment krijgt Blij Konijn een melding binnen, waaruit blijkt dat enkele konijnenhouders konijnen in kleine draadgazen kooien houden zonder afleidingsmateriaal. Zestig procent van de dieren lijdt aan poot- en wervelkolomproblemen; de uitval is ruim 10 procent. De organisatie laat door een deskundige beoordelen of de dieren inderdaad in hun welzijn worden aangetast. De deskundige bevestigt wat Blij Konijn al vermoedde: er is sprake van ernstige aantas-ting van het welzijn van de dieren. Blij Konijn doet aangifte bij de politie jegens zes konijnenhouders wegens overtreding van artikel 2.1 eerste lid van de Wet Dieren. Artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren houdt een verbod op dierenmishandeling in en luidt als volgt:

‘Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen’.

Uit art. 8.11 lid 1 Wet Dieren volgt dat dit een misdrijf is en ingevolge art. 8.12 lid 1 staat daarop als maximumstraf een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van de vierde categorie. Enkele weken nadat Blij Konijn aangifte heeft gedaan van de dierenmishandeling ontvangt zij een brief van de officier van justitie met de mededeling dat er niet zal worden vervolgd.

a. Is de officier van justitie hiertoe bevoegd? Op grond van welk beginsel en/of welk(e) artikel(en)?

b. Kan Blij Konijn nog iets ondernemen tegen de beslissing van de officier van justitie?

Stel (anders dan hierboven): De officier van justitie besluit om de konijnenhouders een transactie aan te bieden. De transactie houdt in dat zij niet zullen worden vervolgd ter zake van dierenmishandeling, onder de voorwaarde dat zij ieder een bedrag van 10.000 euro betalen aan de staat.

c. Is de officier van justitie hiertoe bevoegd? Op grond van welk(e) artikel(en)?

d. Stel dat de konijnenhouders weigeren om de geldsom te betalen. Wat kan de officier van justitie nu doen om de konijnenhouders tot betaling te dwingen?

Ga er in het navolgende vanuit dat de Wet OM-afdoening (Wet van 7 juli 2006, Stb. 2006, 330) reeds volledig in werking is getreden. De officier van justitie besluit de konijnenhouders wegens dierenmishandeling (artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren) een geldboete op te leggen van 10.000 euro. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-330.html

e. Is de officier van justitie hiertoe bevoegd? Op grond van welk(e) artikel(en)?

f. Stel dat de konijnenhouders de geldboete inderdaad betalen. Kan Blij Konijn nu nog iets ondernemen om te bewerkstelligen dat de zaak alsnog voor de rechter wordt gebracht?

Antwoordindicatie

Vraag 1

De officier van justitie die belast is met de beslissing tot al dan niet vervolging zal kijken naar de haalbaarheid van een veroordeling en de opportuniteit (gewenstheid) van de vervolging. De haalbaarheidscomponent van zijn beslissing duidt op een anticiperend oordeel, de OvJ anticipeert op het te verwachten oordeel van de rechter omtrent de punten van art. 348 jo. 350 Sv. Daarnaast zal de OvJ ook over de gewenstheid van de vervolging moeten beslissen. De OvJ kan beslissen om van verdere vervolging af te zien op gronden aan het algemeen belang ontleend (art. 167 lid 2 Sv).

Vraag 2

Bezwaarschrift art. 262 Sv, toetsing door zittingsrechter – goede procesorde, richtlijnen, volle beleidstoetsing door het hof (controle op het vervolgingsbeleid – beklag).

Het OM moet zich houden aan de beginselen van een goede procesorde. Verder is er voor de rechtstreeks belanghebbende de mogelijkheid om beklag te doen over de beslissing van al dan niet vervolging (art. 12 Sv).

Vraag 3

a. Art. 167 lid 2 Sv jo 74 Sr: vervolging uitstellen => dus niet geen vorm van vervolging (art. 74 Sr). In principe is het een overeenkomst die niet vervolgd zal worden, en het is dus niet echt een vervolging uit zichzelf. Het is een sepot. Om af te zien van vervolging, wegens gebrek aan haalbaarheid.

b. Art.167 lid 1 Sv: vervolging door strafbeschikking, art. 257a Sv Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging, ook al valt het niet onder de klassieke definitie van vervolging, te weten het door het openbaar ministerie betrekken van een rechter in een strafzaak. Het is een daad van vervolging (art. 72 Sr), bij het uitvaardigen van een strafbeschikking stuit de verjaring.

Vraag 4

Het arrest heeft betrekking op de reikwijdte van de toetsing van de vervolgingsbeslissing door het gerechtshof op grond van art. 12 Sv. Dit arrest gaat over een ongeluk waarbij de verdachte als bestuurder van een motor een kind heeft doodgereden. De Officier van Justitie besloot de verdachte, door te dagvaarden te vervolgen ter zake dood door schuld in het verkeer (art. 6 jo. Art. 175 WVW) en niet ter zake van doodslag (art. 287 Sr). De ouders van het slachtoffer doen beklag op grond van art. 12 Sv tegen deze vervolgingsbeslissing. Zij willen dat de verdachte vervolgd wordt voor de zwaardere doodslag en niet voor dood door schuld in het verkeer.

De rechtsvraag luidde dan ook: ‘Kan het beklag zich uitstrekken tot de vraag ter zake van welke strafbare feiten de verdachte terecht zal staan’? De Hoge Raad geeft daarop een bevestigend antwoord. De ratio van de procedure van art. 12 Sv is om de vervolgingsbeslissing in volle omvang aan de rechter voor te leggen (zie r.o. 5.4).

Vraag 5

Ja, het verweer heeft zeker kans van slagen. Een van de beginselen van de goede procesorde is hier in het geding namelijk het vertrouwensbeginsel. Door de toezegging van de brandweercommandant wordt er een vertrouwen opgewekt bij de eigenaar van het café.

Vraag 6

De vier functies van de dagvaarding:

  1. De persoon van de verdachte wordt aangeduid;

  2. Aanwezig van bevoegde rechter;

  3. De verdachte wordt beschuldigd van een bepaald feit, toegespitst op een bepaalde delictsomschrijving (tenlastelegginsfunctie);

  4. De verdachte wordt geïnformeerd over bepaalde hem toekomende rechten (bijkomende informatiefunctie).

Vraag 7

Zie art. 261 Sv. Op straffe van nietigheid:

  • Een onduidelijke dagvaarding (die onvoldoende aangeeft welk feit bedoelt wordt);

  • Een dagvaarding die innerlijk tegenstrijdig is (bv. Die een strafbaar feit verkeert motiveert);

  • Een dagvaarding die onvoldoende feitelijk is (bv. dat alleen het wetsartikel wordt herhaald)

  • Een dagvaarding die onvoldoende het tempus delicti beschrijft (bv. ‘’ooit heeft de ver-dachte…’’);

  • Een dagvaarding die onvoldoende het locus delicti beschrijft (bv. ‘’ergens heeft de ver-dachte’’).

Vraag 8

a. Ja, de OvJ is hiertoe bevoegd. Het OM heeft het vervolgingsmonopolie (art. 124 RO) en is de enige die mag vervolgen en het opportuniteitsbeginsel (art. 167 Sv (informeel sepot)) of later in de vervolging art. 242 Sv (formeel sepot)): hij besluit om te vervolgen of niet. Hij gaat dus een vervolgingsbeslissing nemen: Haalbaarheid (anticiperen op vragen 348 en 350 Sv) en gewenstheid (hij beslist als vervolging in een concre-te zaak wenselijk is). Geen verplichting om te beslissen // opportuniteitsbeginsel >< legaliteitsbeginsel (als het strafbaar is, moet er vervolgd worden, zoals in Duitsland)

Nadeel in de Nederlandse leer: beslissing hangt af van het OM, dus subjectiviteit, willekeur behandeling. En met de vervolgingsmonopolie heeft OM heel veel macht, het is het enige orgaan die over vervolging kan beslissen. Maar beleidsregel (indicaties aan burgers), geen individuele belang (détournement de pouvoir) en goede procesorde (vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel) zijn grenzen van zijn beslissingsmacht: grenzen van discretionaire macht van de OM.

Positieve / negatieve invullen van opportuniteitsbeginsel: positief: algemeen belang is gedient => jij moet vervolgen / negatief altijd moet vervolgen tenzij contra-indicatie van algemeen belang (art. 167 Sv, negatief invulling maar in praktijk wordt het positief) Verschil tussen beide artikelen: art. 167 Sv: nog geen vervolging ingestelt. Art. 242 Sv: geen verdere vervolging.

b. Ja, volgens artikel 12 Sv. Blij Konijn is een stichting en daarom een rechtspersoon in de zin van art. 2:3 BW. Op grond van art. 12 lid 2 Sv kan onder ‘rechtstreeks belanghebbende’ ook een rechtspersoon verstaan worden die krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat door de beslissing tot niet (verdere)vervolging rechtstreeks wordt getroffen. Er moet gekeken worden naar de doelstelling van de groep en naar de feitelijke werkzaamheden. Verder moet er dus gekeken worden of het belang dat zij behartigen rechtstreeks getroffen wordt door niet verdere vervolging. Stichting (is een rechtspersoon volgens art. 3:2 BW) Blij Konijn zet zich in voor de belangen van konijnen in het bijzonder, de doelstelling is dus niet te algemeen. Verder zijn er feitelijke werkzaamheden en wordt het belang van de Stichting rechtstreeks getroffen door het niet verder vervolgen van deze konijnhouders. Valt binnen de drie maanden termijn (art. 12k). Art 12 Sv: - Strafbaarfeit - Geen (verdere) vervolging - Rechtstreeks belanghebben.

c. Art. 167 Sv jo 74 Sr jo 23 sr. Transactie is geregeld in art. 74 Sr. Vervolging? Nee.

Uit art. 8.11 leden 1 en 2 Wet Dieren volgt dat de konijnenhouders een misdrijf hebben gepleegd waarop als maximumstraf een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van de vierde categorie staat. De OvJ kan een voorwaarde stellen tot betaling van een geldsom aan de staat. De hoogte van deze geldsom mag hoogstens het maximum van de geldboete bevatten die op het misdrijf kan worden opgelegd. Op dit misdrijf staat een geldboete van de vierde categorie, wat een maximum van €20.250,- bedraagt (art. 23 Sr). De officier van justitie was dus bevoegd tot het stellen van deze voorwaarde krachtens art. 74 lid 2 sub a Sr. De OvJ kan dan een geldboete conform art. 23 Sr opleggen.

d. Art. 74 lid 1 Sr spreekt ‘ter voorkoming van vervolging’, dus als de verdachte weigert te betalen, dan zal de OvJ de vervolging moeten aanvangen om een gepaste sanctie af te kunnen dwingen.

e. De OvJ besluit dat het feit is begaan. Zijn bevoegdheid tot het opleggen van een geldboete ontleent hij aan art. 257a lid 2 Sv (strafbeschikking). Is het een vervolging? Ja, zie Titel van Sv: Vervolging door een strafbeschikking + art 167 Sv. De OvJ legt een strafbeschikking op, dit kan hij doen zonder tussenkomst van de rechter. Volgens art. 257a Sv kan de OvJ voor overtredingen en voor misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking uitvaardigen. In casu is de maximale gevangenisstraf 3 jaar, hieraan is dus voldaan. De OvJ is dus bevoegd op grond van art. 257a Sv.

f. Nee, een strafbeschikking is een vorm van vervolging en daardoor kan – indien de straf-beschikking is uitgevaardigd en volledig ten uitvoer is gelegd – ter zake van hetzelfde feit niet opnieuw worden vervolgd De termijn is 3 maanden na bekendmaking, art. 12k Sv en art. 355a lid 2 Sv: rekening houden met eerdere strafvordering.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Werkgroepopdrachten 2015/2016 Strafprocesrecht - UU

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 1


Vragen

Vraag 1

Het Nederlandse strafproces wordt wel aangeduid als ‘gematigd accusatoir’. Wat wordt daarmee bedoeld?

Vraag 2

Wat is het verschil tussen interne openbaarheid en externe openbaarheid?

Vraag 3

Welke twee betekenissen kunnen worden gegeven aan het onmiddellijkheidsbeginsel? Welke betekenis wordt in Nederland gehanteerd?

Vraag 4

Het strafproces heeft “de macht van een monopolist”! Wat wordt daarmee bedoeld?

Vraag 5

Sluit artikel 1 Sv uit dat strafvorderlijke regels worden gebaseerd op ongeschreven recht?

Vraag 6

Analyseer het arrest HR 12 december, 1978, NJ 1979, 142 (Braak bij Binnentreden) volgens de aanwijzingen in de Handleiding arrestanalyse.

Vraag 7

Casus
Sjaak B. wordt ervan verdacht de zestienjarige Patricia zwaar te hebben mishandeld. Hij wordt door de politie aangehouden, voor de officier van justitie geleid en meteen daarna verhoord door drie agenten. Sjaak vraagt of zijn advocaat bij het verhoor aanwezig mag zijn. De verhorende politieambtenaren weigeren dit. Sjaak, die een labiele indruk maakt, wordt tijdens het verhoor door de drie agenten omsloten. Tijdens het eerste verhoor van vier uur, geeft hij zo af en toe antwoord op een vraag, maar meestal zwijgt hij. Sjaak wordt vervolgens door de officier van justitie in verzekering gesteld en krijgt de gelegenheid zijn advocaat te raadplegen. De daaropvolgende twee dagen wordt hij nog tweemaal verhoord. Elk verhoor duurt drie uur en vindt plaats in afwezigheid van de raadsman. Tijdens de beide verhoren hangen er foto’s van het toegetakelde slachtoffer op een prikbord, daarnaast hangen foto’s van Sjaaks dochter. Zij is ongeveer even oud als Patricia. Na het derde verhoor bekent hij tijdens een emotionele uitbarsting, Patricia te hebben mishandeld. Na zijn bekentenis wordt Sjaak op last van de rechter-commissaris door een psychiater van het Pieter Baan Centrum onderzocht. Deze maakt een rapport van haar bevindingen. Sjaak vraagt de rechter-commissaris om inzage in het rapport. Deze weigert dit omdat inzage naar zijn mening Sjaaks geestelijke gezondheidstoestand geen goed zal doen. De terechtzitting vindt op verzoek van de advocaat plaats achter gesloten deuren om zo de privacy van de verdachte te kunnen beschermen. Ter terechtzitting vraagt de advocaat van Sjaak de rechter een tweede psychiater aan te wijzen; hij wil een contra-expertise omdat het rapport is gebaseerd op een ondeugdelijk onderzoek. De rechter weigert dit. Tevens verzoekt hij het slachtoffer te mogen ondervragen, ook dit weigert de rechter omdat Patricia duidelijk heeft gemaakt niet met de verdachte geconfronteerd te willen worden.

Welke uitgangspunten en beginselen van het strafprocesrecht zijn in deze casus in het geding?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het Nederlandse strafproces wordt gekenmerkt als gematigd accusatoir, omdat de verdachte in de beginfase vooral object van onderzoek is en als zodanig de uitoefening van dwangmiddelen heeft te dulden. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft het proces een meer accusatoir karakter. Hij/zij wordt.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 2


Vragen

Vraag 1

Wat is de cautie en wat zijn de consequenties van een cautieverzuim?

Vraag 2

Op welk moment moet de verdachte op zijn recht op consultatie van een raadsman worden gewezen en wat zijn de consequenties van een verzuim daarvan?

Vraag 3

a. Waarom behoort de verdediging tijdens het vooronderzoek kennis te kunnen nemen van de processtukken?

b. Kunnen beperkingen aan de kennisneming van processtukken in het vooronderzoek worden gesteld? Zo ja, welke?

c. Op welke wijze kan de verdediging zich verweren tegen een beslissing om de processtukken aan de verdachte te onthouden?

Vraag 4

Mag iemand voor de tweede maal worden onderworpen aan hetzelfde dwangmiddel ter zake van hetzelfde feit?

Vraag 5

De in Utrecht woonachtige A en B slaan C een bloedneus, midden op het Domplein, voor het oog van terrasbezoekers. Dit is strafbaar als mishandeling (artikel 300 Sr) zowel als openlijke geweldpleging (artikel 141 Sr). C doet dan ook in gezelschap van getuige D aangifte tegen A en B. De volgende dag ziet een politieagent A en B lopen. Voor welk van de genoemde feiten kan hij A en B aanhouden?

Vraag 6

Waarom was in het arrest HR 11 maart 2008, NJ 2008, 329 (Aanslag op Hoog Catharijne) sprake van een onrechtmatige doorzoeking?

Vraag 7

Onder welke omstandigheden is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden vereist?

Vraag 8

Casus
In een onopvallend dienstvoertuig surveilleren opsporingsambtenaren Aalberse en Brugman op de Utrechtse Kromme Nieuwegracht. Het valt hen op dat op een pleintje waar veel fietsen staan een jongeman zoekend rondkijkt. Deze jongen, Roderick, loopt kritisch langs de rij fietsen en pakt (na een vliegensvlugge actie met een tang) één van de fietsen. Als hij er op weg wil fietsen, wordt hij door Aalberse aangehouden terzake van diefstal. Hij wordt door Aalberse en Brugman meegenomen naar het bureau en wordt daar, na een onderhoud met hulpofficier van justitie Cornelisse, ingesloten. De politie wil Roderick verhoren.

Wat moeten de opsporingsambtenaren in dit geval doen om de identiteit van Roderick vast te stellen?

Vraag 9

a. Wat is een verhoor?

b. Welke waarborgen moeten in acht worden genomen voordat met het verhoor mag worden begonnen?

Vraag 10

Casus
Roderick verklaart (nadat alle waarborgen in acht zijn genomen) tijdens zijn verhoor: “Ik sprak in de kroeg met een vriend over geldnood. Naderhand werd ik aangesproken door een man die het gesprek had opgevangen. Hij vertelde mij wel een leuke bijverdienste te hebben. Hij bood mij 35 euro voor elke fiets die ik voor hem zou stelen. Ik ben toen voor hem fietsen gaan stelen. Ik lever ze steeds bij hem af. Ik wil niet zeggen wie die man is, want ik ben bang voor hem. Ik steel vrijwel dagelijks een fiets voor hem.” De twee opsporingsambtenaren blijven bij Roderick aandringen op het geven van de.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 3


Vragen

Vraag 1

Welke taken en bevoegdheden hebben de politie en de bijzondere opsporingsdiensten?

Vraag 2

Is het verkennend onderzoek een vorm van opsporing?

Vraag 3

Wat is het verschil tussen opsporingsbevoegdheden en controlebevoegdheden?

Vraag 4

a. Omschrijf het begrip ‘voortgezette toepassing van bevoegdheden’.

b. Omschrijf de begrippen ‘sfeercumulatie’ en ‘sfeerovergang’.

Vraag 5

Wat is het verschil tussen een observant, een informant en een infiltrant?

Vraag 6

Wat is het verschil tussen stelselmatige en niet-stelselmatige observatie? Waarom is dit verschil relevant?

Vraag 7

Wat is het verschil tussen gecontroleerde aflevering, doorlevering en doorlating?

Vraag 8

De bijzondere opsporingsbevoegdheden uit de Titels IVA, V, VA, VB en VC van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden aangewend tegen mensen in verschillende hoedanigheden. Noem ten minste vijf van deze hoedanigheden en vermeld telkens tenminste één bepaling waarin deze hoedanigheid wordt genoemd.

Vraag 9

Leg uit waarom door de invoering van artikel 46 Sr (strafbare voorbereiding) het klassieke opsporingsonderzoek bij ernstige misdrijven in een vroeger stadium kan aanvangen.

Vraag 10

De officier van justitie krijgt van een betrouwbare informant de informatie dat A en B wapens hebben aangeschaft ter voorbereiding van door hen te plegen moorden op een aantal vooraanstaande politici. Nadat zij deze informatie heeft geverifieerd ontstaat bij de of-ficier van justitie het redelijk vermoeden dat A en B op de door de informant omschreven wijze bezig zijn die moorden te beramen. Zij wil een bevel tot stelselmatige observatie van A en B geven. Betoog dat het bevel kan worden gebaseerd op artikel 126g Sv.

Vraag 11

Casus
Bij de politie in Utrecht komt de anonieme tip binnen dat een echtpaar van in de zestig zich bezighoudt met het verkopen van cocaïne en andere drugs. Het echtpaar – Ida en Harry – heeft (onder hun woning) een noodlijdende snackbar aan de Tuinstraat te Utrecht. Het is een groot deel van de dag druk rondom deze snackbar. Mensen parkeren in het wilde weg, gaan naar binnen en komen binnen enkele minuten weer naar buiten zonder zichtbare aankopen. Buurtbewoners hebben hier veel last van. De anonieme tipgever denkt dat Ida en Harry drugsdealers zijn. Zij zijn onlangs gesignaleerd in een nieuwe, grote Volvo, terwijl iedereen weet dat de snackbar nauwelijks opbrengsten genereert.  De politie controleert deze tip voor zover dat kan. Ida en Harry blijken inderdaad in het bewuste pand te wonen en een snackbar te exploiteren; de opbrengsten van die snackbar stellen, volgens de belastingdienst, niet veel voor. De wijkagent meldt desgevraagd aan opsporingsambtenaren Alberts en Brink, die op deze zaak zijn gezet, dat hij bij zijn rondes door de wijk geregeld ziet dat mensen bij de woning van Ida en Harry aanbellen of buiten staan. Hij heeft ook wel eens een grote Volvo voor de deur zien staan.  Alberts en Brink willen een nader onderzoek naar het.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 4


Vragen

Vraag 1

Welke twee gronden spelen een rol bij de beslissing van de officier van justitie om al dan niet (verder) te vervolgen?

Vraag 2

Welke correctiemechanismen bestaan er op de koppeling van het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel?

Vraag 3

a. Is het aanbieden van een transactie een daad van vervolging?

b. Is het uitvaardigen van een strafbeschikking een daad van vervolging?

Vraag 4

Wat is de kern van het Zeeuwse motorrijder-arrest?

Vraag 5

Een café in een vissersdorp wordt door de brandweer gecontroleerd. De brandweer-commandant constateert dat niet aan alle brandveiligheidsvoorschriften is voldaan, maar zegt tegen de eigenaar van het café dat de officier van justitie niet tot strafvervolging zal overgaan. Niettemin wordt de eigenaar van het café gedagvaard. Ter terechtzitting stelt hij dat er sprake is van een toezegging waaraan de officier van justitie gebonden is. Heeft het verweer kans van slagen?

Vraag 6

Noem vier functies van de dagvaarding in het strafproces.

Vraag 7

Welke situaties kunnen tot gevolg hebben dat de dagvaarding nietig wordt verklaard?

Vraag 8

Casus
De stichting ‘Blij Konijn’ is opgericht met het doel om op te komen voor de belangen van dieren in het algemeen en het welzijn van konijnen in het bijzonder. Daartoe voert zij campagne en verzamelt zij informatie over wantoestanden in de konijnenhouderij. Op een gegeven moment krijgt Blij Konijn een melding binnen, waaruit blijkt dat enkele konijnenhouders konijnen in kleine draadgazen kooien houden zonder afleidingsmateriaal. Zestig procent van de dieren lijdt aan poot- en wervelkolomproblemen; de uitval is ruim 10 procent. De organisatie laat door een deskundige beoordelen of de dieren inderdaad in hun welzijn worden aangetast. De deskundige bevestigt wat Blij Konijn al vermoedde: er is sprake van ernstige aantas-ting van het welzijn van de dieren. Blij Konijn doet aangifte bij de politie jegens zes konijnenhouders wegens overtreding van artikel 2.1 eerste lid van de Wet Dieren. Artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren houdt een verbod op dierenmishandeling in en luidt als volgt:

‘Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen’.

Uit art. 8.11 lid 1 Wet Dieren volgt dat dit een misdrijf is en ingevolge art. 8.12 lid 1 staat daarop als maximumstraf een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van de vierde categorie. Enkele weken nadat Blij Konijn aangifte heeft gedaan van de dierenmishandeling ontvangt zij een brief van de officier van justitie met de mededeling dat er niet zal worden vervolgd.

a. Is de officier van justitie hiertoe bevoegd? Op grond van welk beginsel en/of welk(e) artikel(en)?

b. Kan Blij Konijn nog iets ondernemen tegen de beslissing van de officier van justitie?

Stel (anders dan hierboven): De officier.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 5


Vragen

Vraag 1

Op welke gronden kan de rechter de sluiting van de deuren bevelen?

Vraag 2

Noem de bepalingen over het onderzoek ter terechtzitting waarmee wordt beoogd de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter te waarborgen.

Vraag 3

a. Op welke gronden kan de rechter bepalen dat de verdachte de zittingzaal moet verlaten?

b. Op welke gronden kan de rechter bepalen dat de getuige de zittingzaal moet verlaten?

Vraag 4

a. Als de raadsman wel, maar de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, is er dan sprake van een strafproces op tegenspraak of een strafproces bij verstek?

b. Wat is het voordeel, en wat het nadeel voor de verdachte van een procedure bij verstek?

Vraag 5

Wat is een regiezitting?

Vraag 6

Welke preliminaire verweren kan de verdachte voeren?

Vraag 7

Waarom is het van belang dat schriftelijke bewijsstukken ter zitting worden voorgelezen?

Vraag 8

Binnen welke termijn na de sluiting van het onderzoek dient de rechtbank uitspraak te doen?

Vraag 9

Casus
Na een bezoek aan zijn familie rijdt Jeroen, vergezeld door zijn kennis Ria, met de auto naar huis. Gerard steekt vóór Jeroens auto de straat over. Jeroen schept Gerard die zwaargewond op straat blijft liggen. Even later verschijnt een surveillanceauto van de politie. Als de agenten informeren wat er is gebeurd, begint Ria, nog helemaal overstuur, uit te roepen dat zij nog zo had gezegd dat Jeroen niet zo belachelijk hard moest rijden. Jeroen zegt op dwingende toon tegen Ria dat zij haar mond moet houden en hij ontkent met grote stelligheid dat hij te hard heeft gereden. De politie maakt een ambtsedig proces-verbaal op van de verklaring van Ria en van die van Jeroen. Bovendien verricht de politie onderzoek naar de remsporen en de schade ter plekke. Anderhalve maand later wordt Gerard – die bij het ongeval zwaar gewond is geraakt en lange tijd in het ziekenhuis moet verblijven, alwaar hij langzaam herstelt – na te zijn beëdigd, door de rechter-commissaris gehoord. Hij verklaart dat Jeroen met hoge snelheid aan kwam rijden. Gerard moest overigens desgevraagd toegeven dat hij niet op een zebrapad overstak. Van Gerards verklaring maakt de griffier een ambtsedig proces-verbaal op, dat door hem en de rech-ter-commissaris wordt ondertekend. Ria wordt eveneens door de rechter-commissaris gehoord. Zij verklaart dat zij inderdaad had uitgeroepen dat Jeroen niet zo hard had moeten rijden. Maar daarmee bedoelde zij niet dat hij de maximumsnelheid had overschreden; zij vond dat je in de stad niet harder zou moeten rijden dan 30 km/u, terwijl Jeroen 50 km/u reed. Ook hiervan maakt de griffier een ambtsedig proces-verbaal op, dat door hem en de rechter-commissaris wordt ondertekend. Jeroen en zijn raadsman zijn niet in de gelegenheid gesteld  de verhoren van de rechter-commissaris bij te wonen, noch om aan de rechter-commissaris vragen op te geven (artikel 186 jo. 186a Sv). Een maand.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 6


Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met het negatief-wettelijk bewijsstelsel?

Vraag 2

Welke bewijsmiddelen mag de rechter voor de bewezenverklaring gebruiken?

Vraag 3

a. Geef een aantal voorbeelden van feiten of omstandigheden van algemene bekendheid.

b. Geef een aantal voorbeelden van ‘eigen waarneming’ van de rechter.

Vraag 4

Welke bewijsminima bevat het Nederlandse stelsel?

Vraag 5

a. Wat is de ratio van de bewijsuitsluitingsregel?

b. Wat houdt de zgn. Schutznorm in?

Vraag 6

Casus
L wordt gedagvaard om terecht te staan voor de meervoudige kamer van de arrondissements-rechtbank te Rotterdam. Hem wordt ten laste gelegd dat: 

‘hij op of omstreeks 5 april 2006 op de Coolsingel te Rotterdam, dan wel ergens in Nederland, opzettelijk heeft geschonden, een geheim, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij dat uit hoofde van zijn functie als gemeenteambtenaar bij de gemeente Rotterdam moest bewaren, namelijk heeft hij, toen en aldaar opzettelijk als gemeenteambtenaar deel uitmakende van de commissie ‘Burgemeester Zout’, een verslaggever van het Rotterdams Nieuwsblad opgebeld en hem verteld dat, volgens de bevindingen van de commissie, burgemeester Zout een ton aan declaraties niet kon verantwoorden, dit, terwijl hij een geheimhoudingsplicht had (artikel 272 Sr).”

In het dossier bevinden zich de volgende bewijsstukken:

  • Een proces-verbaal telefoontap. Hierin is opgenomen een letterlijke uitwerking van het telefoongesprek dat L op 5 april 2006 voerde met een journalist van het Rotterdams Nieuwsblad. Het verslag bevat de volgende passages.

J(ournalist): Wat kun je me vertellen over de bevindingen van de commissie?   

L: Je weet best dat ik daarover niets kan vertellen.

 J: Maar kun je me bevestigingen dat de burgemeester niet erg heeft meegewerkt aan het onderzoek?    

L: Inderdaad, de burgemeester leed aan een opvallend verlies van geheugen.   

J: Klopt het dat de burgemeester honderdduizend euro te veel heeft gedeclareerd?   

L: Inderdaad: de burgemeester heeft (niet goed verstaanbaar; maar het klinkt als: een ton)…. Meer kan ik niet zeggen.    

J: Bedankt.

  • Een bevel van de officier van justitie te Rotterdam tot het opnemen van gesprekken ge-voerd met de telefoon van L vanuit zijn werkkamer in het gemeentehuis van Rotterdam, gedurende de maand april 2006. 

  • Een proces-verbaal verhoor journalist Rotterdams Nieuwsblad. Deze verklaart zich te willen beroepen op zijn verschoningsrecht als journalist. Hij wil niet bekendmaken wie de bron was van het gewraakte artikel.

  • Een ondertekende geheimhoudingsverklaring van L, waarin hij belooft dat hij niets van wat hem uit hoofde van zijn lidmaatschap van de commissie Zout ter ore komt voortijdig aan de buitenwereld bekend zal maken.

  • Een artikel uit het Rotterdams dagblad van de bovenbedoelde journalist, waarin o.a. de zin-snede voorkomt: ‘een anonieme, maar zeer betrouwbare bron in het gemeentehuis meldt dat de burgemeester een ton aan declaraties niet kan verantwoorden’.

Verdachte L is ter.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7

Strafprocesrecht - UU - Werkgroepopdrachten 2015/2016 - Week 7


Vragen

Vraag 1

De wetgever onderscheidt een achttal vragen die de rechter moet beantwoorden voor het geven van een eindbeslissing in een strafzaak. Welke vragen zijn dit en waar staan die in de wet?

Vraag 2

Dient de rechter zijn beslissingen op de formele vragen in het vonnis te vermelden?

Vraag 3

De verplichting om bepaalde beslissingen in het vonnis op te nemen en die beslissingen te motiveren heeft drie functies. Welke zijn dat?

Vraag 4

a. Ten aanzien van bepaalde soorten verweren van de verdachte moet de rechter op grond van artikel 358 lid 3 Sv zijn beslissing hierop in het vonnis kenbaar maken. Om welke verweren gaat het?

b. Kan de rechter betogen van de verdediging die niet onder de in dit voorschrift genoemde verweren vallen, onbeantwoord laten?

Vraag 5

Casus
A wordt vervolgd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 308 Sr). De tenlastelegging is geldig overeenkomstig artikel 261 Sv en omvat alle onderdelen van de delictsomschrijving. A zegt dat hij in een conflict van plichten verkeerde en de keuze voor zijn maatschappelijke plicht liet prevaleren boven zijn wettelijke plicht. Hij handelde proportioneel en subsidiair. De rechter aanvaardt dit verweer.

a. Kwalificeer het verweer.

b. Welke einduitspraak zal de rechter geven en dient hij zijn beslissing in het vonnis op te nemen en te motiveren? Geef de toepasselijke wetsartikelen.

Vraag 6

Casus
Tijdens een gevecht op het Janskerkhof in Utrecht trekt Albert een mes en steekt daarmee Bertus, die ook met een mes zwaait, in de buik. Bertus overlijdt aan de verwonding. Albert staat terecht ter zake van doodslag. De tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv en bevat een feitsomschrijving waarin alle bestanddelen van artikel 287 Sr zijn verwerkt. De raadsman van Albert voert ter terechtzitting twee verweren: 1. Albert had geen opzet om Bertus te doden. 2. Albert handelde in noodweer.

De rechter acht geen van beide verweren aannemelijk. Moet hij de verwerping ervan in zijn vonnis uitdrukkelijk motiveren? Noem ook de relevante wetsbepalingen.

Vraag 7

Lees het arrest HR 5 februari 1980, NJ 1980, 342 (Heroïne in de dakgoot) en beantwoord de onderstaande vragen schriftelijk en gemotiveerd.

a. Welke klacht voert de verdediging in het arrest Heroïne in de dakgoot aan tegen het arrest van het Hof?

b. Hoe wordt dit middel door de Hoge Raad beoordeeld?

c. Het Heroïne in de dakgoot-arrest is gewezen onder het oude artikel 359 Sv. Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 359 Sv echter gewijzigd. Stel dat de rechter het verweer van de verdediging ook na 1 januari 2005 zou willen verwerpen. Welke eisen worden er sedert 1 januari 2005 door het wetboek en de jurisprudentie gesteld aan het verweer en de verwerping van zo’n verweer door de rechter? 259a Sv

.....read more

Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1461
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.