Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2018


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande stellingen over de Eerste Kamer is juist?

  1. De Eerste Kamer beschikt over het recht van initiatief.
  2. De Eerste Kamer beschikt niet over het recht van amendement.
  3. De Eerste Kamer heeft het politieke primaat.
  4. De Eerste Kamer kan wetsvoorstellen intrekken.

Vraag 2

Welke van de onderstaande stellingen ten aanzien van door de regering bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstellen is juist?

  1. Een door de Tweede Kamer, maar nog niet door de Eerste Kamer, aangenomen wetsvoorstel kan door de regering worden ingetrokken.
  2. Als de meerderheid van de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt, wordt het wetsvoorstel teruggezonden naar de Tweede Kamer.
  3. Om een wetsvoorstel te bekrachtigen is slechts een handtekening van de Koning vereist.
  4. De bekendmaking van een bekrachtigde formele wet vindt plaats in de Staatscourant.

Vraag 3

Welke van de onderstaande elementen is geen onderdeel van de rechtsstaat?

  1. De parlementaire vertrouwensregel.
  2. Het legaliteitsbeginsel.
  3. De grondrechten.
  4. De machtenscheiding.

    Vraag 4

    Anders dan de sociale rechtsstaat:

    1. Kent de klassiek-christelijke rechtsstaat geen geloofsvrijheid.
    2. Vloeit de klassiek-christelijke rechtsstaat niet voort uit het Marxisme maar uit de theocratische staatsopvatting.
    3. Kent de klassiek-liberale rechtsstaat uitsluitend positieve, en geen negatieve vrijheden.
    4. Waarborgt de klassiek-liberale rechtsstaat niet zozeer actief overheidsoptreden, maar vooral overheidsonthouding.

    Vraag 5

    Medebewind kan (op basis van de Grondwet) in ieder geval niet worden gevorderd bij:

    1. Een wet in formele zin.
    2. Een algemene maatregel van bestuur.
    3. Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur.
    4. Een ministeriële regeling.

      Vraag 6

      Artikel 12 Grondwet bevat geen:

      1. Competentievoorschrift.
      2. Delegatiebepaling.
      3. Proportionaliteitseis.
      4. Procedurevoorschrift.

        Vraag 7

        Welke van de onderstaande stellingen over de binding aan het recht van de Europese Unie is juist?

        1. Een ieder verbindende bepalingen uit het Unierecht werken op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Spoorwegstaking.
        2. Op grond van de artikelen 93 en 94 Grondwet werken een ieder verbindende bepalingen uit het Unierecht rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde.
        3. Unierecht werkt op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Van Gend & Loos.
        4. Een ieder verbindende bepalingen van Unierecht werken op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Costa/ENEL in combinatie met het arrest Rookverbod.

        Vraag 8

        Welke van onderstaande stellingen is onjuist?

        1. Een wet in formele zin kan op basis van geldige delegatie worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
        2. Een wet in formele zin kan tevens een wet in materiële zin zijn.
        3. Een wet in materiële zin kan in bepaalde gevallen worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
        4. Een wet in formele zin is afkomstig van regering en parlement.

          Vraag 9

          Bovenaan een document staat de volgende tekst:

          ‘Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 april 2005, kenmerk Z/VV-2577868; Gelet op de artikelen 11, derde en vierde lid, 20, 22, vijfde lid, 32, tweede en derde lid, 34, derde lid, en 89, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet; De Raad van State gehoord (advies van 20 juni 2005, nr. W13.05.0153/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 juni 2005, kenmerk Z/VV-2596179; Hebben goedgevonden en verstaan:’

          Met welke van de onderstaande soorten wetgeving hebben we hier te maken?

          1. Een wet in formele zin.
          2. Een algemene maatregel van bestuur.
          3. Een ministeriële regeling.
          4. Een Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

          Vraag 10

          De verordenende bevoegdheid ligt binnen de gemeente bij de gemeenteraad. Welk vergelijkbaar orgaan binnen het waterschap beschikt over deze bevoegdheid?

          1. Het dagelijks bestuur.
          2. Het algemeen bestuur.
          3. De Hoogheemraad.
          4. De vergadering van ingelanden.

              Vraag 11

              Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de Nederlandse democratische rechtsstaat is onjuist?

              1. Nederland kent een stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
              2. In Nederland is sprake van een parlementair stelsel.
              3. In Nederland mag de rechter formele wetten toetsen aan de Grondwet.
              4. De Nederlandse wetgever bestaat uit de regering en de Staten-Generaal.

                Vraag 12

                Welke van de onderstaande elementen is geen vorm van beperking van grondrechten:

                1. Doelcriteria.
                2. Competentievoorschriften.
                3. Het vereiste van relativiteit.
                4. Het vereiste van proportionaliteit.

                  Vraag 13

                  Welke van de onderstaande stellingen over het Meerenberg-arrest, artikel 89 Grondwet en het Fluoridering-arrest is onjuist?

                  1. Artikel 89 van de Grondwet maakt het mogelijk voor de regering om zelfstandig algemene maatregelen van bestuur vast te stellen.
                  2. De Hoge Raad zag in het Fluoriderings-arrest geen deugdelijke wettelijke grondslag voor de staatssecretaris om het toevoegen van fluoride toe te staan.
                  3. Anno 2018 mogen op basis van het Meerenberg-arrest geen zelfstandige algemene maatregelen van bestuur worden vastgesteld.
                  4. Voorafgaand aan het Meerenberg-arrest ging de regering ervan uit dat haar alles was toegestaan wat de wet of de Grondwet haar niet expliciet verbood.

                  Vraag 14

                  Uitdrukkelijke goedkeuring, middels een wet, van een verdrag door de Tweede Kamer:

                  1. Is altijd vereist.
                  2. Is alléén vereist ingeval de Tweede Kamer meent dat dit noodzakelijk is.
                  3. Is alléén vereist als de regering daartoe besluit.
                  4. Is vereist indien het verdrag noodzaakt tot afwijken van de Grondwet.

                    Vraag 15

                    Welke van de onderstaande stellingen ten aanzien van de kabinetsformatie is juist?

                    1. De Tweede Kamer benoemt alleen de informateur.
                    2. Aan de vooravond van de verkiezingen, ontslaat de Koning het oude kabinet.
                    3. De formateur van het nieuwe kabinet is doorgaans de beoogde minister-president.
                    4. Het nieuwe kabinet dat gevormd is door de formateur is demissionair totdat de ministers en staatssecretarissen officieel door de Koning benoemd zijn.

                    Vraag 16

                    Voordat een klacht bij het EHRM ontvankelijk kan worden verklaard, moet aan een aantal eisen worden voldaan. Aan welke van de onderstaande voorwaarden hoeft daarvoor niet te worden voldaan?

                    1. Alle nationale rechtsmiddelen dienen te zijn uitgeput.
                    2. De klager dient op nationaal niveau voor de rechter gelijk te hebben gekregen.
                    3. De klacht moet gaan over een in het EVRM opgenomen recht.
                    4. De klacht moet aan de eisen voortvloeiend uit artikel 35 EVRM voldoen.

                    Vraag 17

                    Artikel 120 Grondwet verbiedt toetsing:

                    1. Van de bepalingen uit de Grondwet aan wetten en verdragen.
                    2. Van de Grondwet aan bepalingen uit gemeentelijke verordeningen.
                    3. Van bepalingen uit verdragen aan de Grondwet.
                    4. Van ministeriële regelingen aan algemene rechtsbeginselen.

                    Vraag 18

                    Uit het arrest Verfbommetje kunnen we opmaken dat:

                    1. Onder ‘meningsuiting’ enkel een uiting met (geschreven of gesproken) woorden wordt verstaan.
                    2. Het bestraffen van het gooien met een verfbommetje naar de Gouden Koets proportioneel is.
                    3. Uitingen tegen de Koning niet worden beschermd door grondrechten.
                    4. Er pas sprake is van ‘meningsuiting’ indien hiermee een bijdrage wordt geleverd aan enig debat.

                    Vraag 19

                    Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de (door)werking van rechten uit het EVRM is onjuist?

                    1. EVRM-rechten werken door op basis van de artikelen 93 en 94 Grondwet.
                    2. EVRM-rechten kunnen door de overheid worden ingeroepen voor de Nederlandse rechter.
                    3. EVRM-rechten hebben voorrang op nationaal recht.
                    4. EVRM-rechten kunnen door een persoon zonder geldige verblijfsvergunning worden ingeroepen voor de nationale rechter.

                      Vraag 20

                      Welke van de onderstaande opsommingen geeft het meest compleet de bronnen van het staatsrecht weer?

                      1. De Grondwet, de Wet openbaar lichaam Aruba (WolA), de geschreven en ongeschreven conventies.
                      2. De Grondwet, de organieke wetgeving en de opinio iuris seu necessitatis.
                      3. De Grondwet, de organieke wetgeving, het ongeschreven staatsrecht en de conventies.
                      4. De Grondwet, de jurisprudentie en de ongeschreven ministeriële verantwoordelijkheid.

                      Vraag 21

                      Welke van de onderstaande organen maken deel uit van dezelfde organisatie?

                      1. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie.
                      2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Europese Commissie.
                      3. De Europese Commissie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
                      4. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Europese Raad.

                      Vraag 22

                      In de gemeente Nijmegen heeft het pastafarisme de afgelopen jaren stevig aan populariteit gewonnen. Veel Nijmeegse studenten lopen tegenwoordig dagelijks met een pastavergiet op hun hoofd. Het is de Nijmeegse wethouder Stormans een doorn in het oog. Hij meent dat het maar eens uit moet zijn met de gekkigheid. Hij stelt de gemeenteraad voor om de volgende bepaling in de APV op te nemen: “Het is in Nijmegen verboden om keukengerei op het hoofd of aan het lichaam te dragen”.

                      Wat is rechtens correct?

                      1. Deze APV is in strijd met de territoriale grens.
                      2. Deze APV is in strijd met de benedengrens.
                      3. Deze APV is in strijd met de zijgrens.
                      4. Deze APV is niet in strijd men enige grens.

                        Vraag 23

                        In een persbericht van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State viel onlangs het volgende te lezen:

                        ‘“Pastafarisme” is geen godsdienst Woensdag 15 augustus 2018

                        Het 'pastafarisme', dat uitgaat van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster, is geen godsdienst. Het dragen van een vergiet door aanhangers van het pastafarisme is dan ook geen godsdienstige uiting. De vrijheid van godsdienst vereist dus niet dat voor aanhangers van deze stroming, de pastafarians, een uitzondering moet worden gemaakt op de regel dat voor reisdocumenten pasfoto's met een onbedekt hoofd nodig zijn. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald in een uitspraak van vandaag (15 augustus 2018).’

                        Welke van de onderstaande stellingen is, in het licht van wat u uit deze alinea uit het persbericht kunt afleiden, juist?

                        1. Volgens de ABRvS vormde het verbieden van het dragen van een vergiet op pasfoto’s een proportionele inbreuk op de vrijheid van godsdienst van de aanhangers van het pastafarisme.
                        2. Volgens de ABRvS was het verbieden van het dragen van een vergiet op pasfoto’s niet bij wet voorzien en om die reden niet toelaatbaar.
                        3. Volgens de ABRvS valt het dragen van een vergiet op pasfoto’s niet onder de reikwijdte van het recht op vrijheid van godsdienst.
                        4. Volgens de ABRvS diende het verbieden van het dragen van een vergiet op pasfoto’s een legitiem doel en was om die reden sprake van een gerechtvaardigde inbreuk op de grondrechten van de aanhangers van het pastafarisme.

                        Vraag 24

                        Welke van de onderstaande eisen wordt niet door de Gemeentewet aan een noodverordening gesteld?

                        1. Er dient sprake te zijn van een oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.
                        2. De burgemeester dient de noodverordening schriftelijk bekend te maken.
                        3. De noodverordening dient te worden vastgesteld ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar.
                        4. De noodverordening moet verenigbaar zijn met de Grondwet.

                        Vraag 25

                        In Nederland is sprake van (een vorm van) democratie. Wat maakt niet noodzakelijk onderdeel uit van de democratie?

                        1. Bindende referenda.
                        2. Actief en passief kiesrecht in vrije, geheime verkiezingen.
                        3. Openbaarheid van informatie en transparantie.
                        4. Politieke grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting.

                        Vraag 26

                        Sinds 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Daardoor geldt in de gehele Europese Unie dezelfde privacywetgeving. In Nederland is de Autoriteit persoonsgegevens, een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de AVG. Stel: Eerste Kamerlid Tokassen heeft haar twijfels omtrent de naleving van de AVG en wil daarvoor iemand ter verantwoording roepen. Wat is rechtens correct?

                        1. Tokassen kan een schriftelijke vraag als bedoeld in art. 140 RvO EK aan de directie van de Autoriteit persoonsgegevens stellen.
                        2. Tokassen kan een interpellatie met de minister van Rechtsbescherming aanvragen, mits minimaal 36 andere Kamerleden daarmee instemmen.
                        3. Tokassen kan de minister van Rechtsbescherming schriftelijk vragen om op grond van art. 20 Kaderwet ZBO’s nadere informatie bij de Autoriteit persoonsgegevens in te winnen.
                        4. Tokassen heeft in dit geval geen mogelijkheden om iemand ter verantwoording te roepen.

                        Vraag 27

                        Welke van de onderstaande stellingen is juist?

                        1. De ministerraad bestaat uit de Koning en de ministers.
                        2. De Staten-Generaal is hetzelfde als de Tweede Kamer.
                        3. De Staten-Generaal is hetzelfde als het parlement.
                        4. De regering bestaat uit de koning, de ministers en de staatssecretarissen.

                        Vraag 28

                        De Trias Politica (of machtenscheiding) zoals die door Montesquieu werd voorgestaan is in Nederland nooit volledig gerealiseerd. Waaruit blijkt dit?

                        1. De regering is zowel onderdeel van de wetgevende als van de uitvoerende macht.
                        2. De Officier van Justitie is zowel onderdeel van de wetgevende als van de uitvoerende macht.
                        3. De Eerste Kamer is zowel onderdeel van de wetgevende als van de uitvoerende macht.
                        4. De Raad van State is zowel onderdeel van de wetgevende als van de uitvoerende macht.

                        Vraag 29

                        Rechters worden in Nederland voor het leven benoemd. Dit is te vinden in artikel 117 lid 1 Grondwet. De ratio hiervan is:

                        1. Rechterlijke onpartijdigheid te garanderen.
                        2. Rechterlijke onafhankelijkheid te garanderen.
                        3. Goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW te garanderen.
                        4. De grondrechten van rechters te garanderen.

                        Vraag 30

                        In de Nederlandse rechtsorde geldt dat door Nederland geratificeerd verdragsrecht:

                        1. Altijd geldend recht is.
                        2. Alleen geldend recht is voor zover het voldoet aan de eisen van artikel 93 Grondwet.
                        3. Op nationaal niveau wel geldend recht is, maar niet op decentraal niveau (voor gemeenten en provincies).
                        4. Op basis van het arrest Rookverbod alleen geldend recht is in de specifieke context van het geval.

                        Onderdeel B – open vraag

                        Het Urgenda-arrest van het Haagse Gerechtshof (van 9 oktober 2018), waarin dat Hof bevestigde dat de Staat verplicht is om op korte termijn de uitstoot van CO 2 drastisch te verminderen, zorgde de afgelopen weken voor grote opschudding. Hoewel de regering ‘om prinicpiële redenen’ aangaf tegen het arrest in cassatie te gaan bij de Hoge Raad, gaf minister Wiebes van Klimaat aan dat het kabinet wel vergaande maatregelen overweegt om de uitstoot van CO 2 terug te dringen.

                        Stelt u zich het volgende fictieve scenario voor: de Amsterdamse gemeenteraad is van mening dat het kabinet te lang wacht met het nemen van maatregelen om het klimaatprobleem het hoofd te bieden. De gemeenteraad besluit daarom in haar Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een bepaling op te nemen die de maximumsnelheid op Amsterdamse snelwegen begrenst tot 90 km/h. Zij beoogt daarmee de uitstoot van CO 2 te verminderen. Het is namelijk bekend dat het terugbrengen van de maximumsnelheid voor autoverkeer een grote invloed heeft op de uitstoot van CO 2.

                        De net afgestudeerde jurist Marie Lumiere heeft van haar eerste advocatensalarissen een snelle (tweedehands) sportauto gekocht. Zij vindt de nieuwe plannen van de gemeente Amsterdam maar niets en vraagt zich af of dit allemaal zo maar kan. Veel tijd om het zelf uit te zoeken heeft ze niet, maar ze ziet zo snel wel een paar juridische problemen. Zo vraagt ze zich bijvoorbeeld af of de APV van de gemeente Amsterdam niet in strijd komt met artikel 21, aanhef en onder a Reglement Verkeersregels en Verkeertekens 1990 (RVV 1990). Sinds 1 september 2012 schrijft die bepaling namelijk op snelwegen een maximumsnelheid van 130 km/h voor. Omdat een beroep op mensenrechten altijd wel iets kan opleveren, denkt Lumiere bovendien dat een (forse) verlaging van de maximumsnelheid mogelijk ook nog de bewegingsvrijheid van artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 2 P4 EVRM) aantast.

                        U loopt toevallig net stage op het kantoor waar Lumiere als advocaat werkt. Zij vraagt u om de kwestie beter te bekijken. Geef in dit verband antwoord op de volgende vragen.

                        Deelvraag 1

                        Wat voor soort regeling is het RVV 1990?

                        Deelvraag 2

                        Zijn de nieuwe bepalingen uit de APV Amsterdam onverbindend wegens strijd met artikel 21, aanhef en onder a RVV 1990? U mag er daarbij van uitgaan dat de regering bij de vaststelling van de maximumsnelheid op snelwegen in deze bepaling op 1 september 2012 slechts beoogde de verkeersveiligheid te behartigen.

                        Deelvraag 3

                        Zou de rechter de nieuwe bepaling uit de APV van Amsterdam kunnen toetsen aan de bewegingsvrijheid van artikel 2 P4 EVRM?

                        (NB: u hoeft de nieuwe bepaling niet zelf te toetsen aan artikel 2 P4 EVRM, maar slechts te beargumenteren of de rechter dit mag doen).

                        Deelvraag 4

                        Stel: de regering is het met de Amsterdamse gemeenteraad eens dat de maximumsnelheid op snelwegen moet worden teruggeschroefd. Is de regering bevoegd om daarvoor het RVV 1990 aan te passen met als doel de uitstoot van CO 2 terug te brengen en daarmee het milieu te beschermen (betrek in uw antwoord de verschillende leden van artikel 2 WVW)?

                        Schrijf een beknopte notitie van één tot anderhalve pagina (250-350 woorden). Zorg er daarbij voor dat u advocaat Lumiere een duidelijk en logisch antwoord op haar vragen geeft. Schrijf uw notitie in goed lopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in dat verband gebruik van de begrippen die u in de studiestof bent tegengekomen en verwijs waar mogelijk naar relevante wetsartikelen en/of jurisprudentie.

                        Antwoordindicatie meerkeuzevragen

                        1. b

                        2. a

                        3. a

                        4. d

                        5. c

                        6. c

                        7. c

                        8. a

                        9. b

                        10. b

                        11. c

                        12. c

                        13. c

                        14. d

                        15. c

                        16. b

                        17. c

                        18. d

                        19. b

                        20. c

                        21. b

                        22. b

                        23. c

                        24. b

                        25. a

                        26. c

                        27. c

                        28. a

                        29. b

                        30. a

                        Antwoordindicatie onderdeel B: open vraag

                        Deelvraag 1

                        Het gaat om een Algemene maatregel van bestuur. Zie de considerans: Raad van State is geconsulteerd, maar geen gemeen overleg met Staten-Generaal, geplaatst in Staatsblad.

                        Deelvraag 2

                        De APV Amsterdam is ten opzichte van het RVV 1990, zoals vastgesteld op 1 september 2012, een posterieure verordening. Dan geldt artikel 121 Gemeentewet. Dit betekent dat de gemeente Amsterdam op hetzelfde onderwerp (maximumsnelheid) regelend mag optreden zolang de APV niet in strijd is met het RVV. Een belangrijke voorvraag is dan of de APV en het RVV het zelfde onderwerp betreffen. Daarvoor is in de jurisprudentie beslissend of het motief van de beide regelingen hetzelfde is. Zie het arrest Emmense Baliekluivers of APV Schiermonnikoog. Het motief van de regering was het waarborgen van de verkeersveiligheid. Het motief van de Amsterdamse gemeenteraad ligt echter bij milieuoverwegingen. Hier is dus niet sprake van hetzelfde motief. Dan is het nog wel de vraag of de APV van Amsterdam de werking van het RVV 1990 doorkruist. Daarvan lijkt hier inderdaad sprake te zijn. Als het RVV expliciet toelaat dat automobilisten op snelwegen 130 km/h mogen rijden, dan maakt een algemene regeling voor de gemeente Amsterdam de werking van het RVV 1990 feitelijk onmogelijk. De conclusie is dan dus dat de APV onverbindend is.

                        Deelvraag 3

                        Dat hangt ervan af. Om te beginnen is artikel 2 P4 EVRM een verdrag dat doorwerkt krachtens artikel 93 Grondwet (alternatief: het is geldend recht op basis van het monistische rechtssysteem). Voor de vraag of burgers zich er ook op kunnen beroepen is van belang of de bepaling bekendgemaakt is en of zij, naar haar aard eenieder kan verbinden. Daarvoor zijn de arresten Spoorwegstaking en/of Rookverbod beslissend. Van belang is dan of de bepaling als objectief recht kan functioneren, d.w.z. voldoende concreet is. Dat is hier wel het geval (maar ander antwoord is ook toegestaan). De rechter kan de APV vervolgens aan art. 2 P4 EVRM toetsen op basis van artikel 94 Grondwet.

                        Deelvraag 4

                        De bevoegdheid tot het vaststellen (en dus ook het wijzigen) van een Amvb komt, op basis van artikel 89 Grondwet, toe aan de regering. In beginsel kan de regering deze regeling dus inderdaad vaststellen. Aangezien de maximumsnelheden door straffen gehandhaafd worden, moet daarvoor echter wel een wettelijke grondslag zijn. Die wettelijke grondslag kan worden gevonden in de WVW (in de artikelen 13 en 14, maar die hoeven studenten niet te noemen). Dan moet het doel dat de regering met wijziging van het RVV voor ogen heeft (terugbrengen uitstoot) vallen onder de doelstellingen die in artikel 2 WVW worden genoemd. Artikel 2 lid 2 sub a noemt het beperken van milieuschade expliciet als doelststelling. (andere doelstellingen die daarbij in de buurt komen zoals zuinig energiegebruik ex lid 3 zijn ook goed te rekenen). De gewijzigde amvb kan dus worden gebaseerd op de WVW.

                        Alternatief: noodzaak voor wettelijke grondslag is de ingrijpendheid van de regeling, o.b.v. het fluorideringsarrest.

                        Annex I

                        Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                        Besluit van 26 juli 1990, houdende vaststelling van een nieuw Reglement verkeersregels en verkeerstekens

                        Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

                        Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 mei 1989, nr. RW 26148, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

                        Gelet op artikel 2 en 34 van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554);

                        Gelet op het op 8 november 1968 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake het wegverkeer (Trb. 1974, 35), het op 8 november 1968 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake verkeerstekens (Trb. 1974, 36), de op 1 mei 1971 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst tot aanvulling van het Verdrag inzake het wegverkeer dat op 8 november 1968 te Wenen voor ondertekening werd opengesteld (Trb. 1974, 37), de op 1 mei 1971 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst tot aanvulling van het Verdrag inzake verkeerstekens dat op 8 november 1968 te Wenen voor ondertekening werd opengesteld (Trb. 1974, 38) en het op 1 maart 1973 te Genève tot stand gekomen Protocol inzake tekens op het wegdek, aanvulling op de Europese Overeenkomst tot aanvulling van het Verdrag inzake verkeerstekens dat op 8 november 1968 te Wenen voor ondertekening werd opengesteld (Trb. 1975, 114);

                        De Raad van State gehoord (advies van 2 maart 1990, nr. W09.89.0262);

                        Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 juli 1990, nr. RW65898, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

                        Hebben goedgevonden en verstaan:

                        [...]

                        Artikel 21

                        Buiten de bebouwde kom gelden de volgende maximumsnelheden:

                        a. voor motorvoertuigen op autosnelwegen 130 km per uur, op autowegen 100 km per uur en op andere wegen 80 km per uur;

                        b. voor bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een motor:

                        1. op het fiets/bromfietspad 40 km per uur;
                        2. op de rijbaan 45 km per uur;
                        3. op het fietspad, voor de hier bedoelde gehandicaptenvoertuigen, 40 km per uur;

                        c. voor gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een motor, en snorfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet op het trottoir of het voetpad 6 km per uur.

                        Access: 
                        Public
                        Check more of this topic?
                        Work for WorldSupporter

                        Image

                        JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

                        Working for JoHo as a student in Leyden

                        Parttime werken voor JoHo

                        Image

                        This content is also used in .....

                        Beginselen van de democratische rechtsstaat: TentamenTests - UL

                        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2018

                        Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2018


                        Meerkeuzevragen

                        Vraag 1

                        Welke van de onderstaande stellingen over de Eerste Kamer is juist?

                        1. De Eerste Kamer beschikt over het recht van initiatief.
                        2. De Eerste Kamer beschikt niet over het recht van amendement.
                        3. De Eerste Kamer heeft het politieke primaat.
                        4. De Eerste Kamer kan wetsvoorstellen intrekken.

                        Vraag 2

                        Welke van de onderstaande stellingen ten aanzien van door de regering bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstellen is juist?

                        1. Een door de Tweede Kamer, maar nog niet door de Eerste Kamer, aangenomen wetsvoorstel kan door de regering worden ingetrokken.
                        2. Als de meerderheid van de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt, wordt het wetsvoorstel teruggezonden naar de Tweede Kamer.
                        3. Om een wetsvoorstel te bekrachtigen is slechts een handtekening van de Koning vereist.
                        4. De bekendmaking van een bekrachtigde formele wet vindt plaats in de Staatscourant.

                        Vraag 3

                        Welke van de onderstaande elementen is geen onderdeel van de rechtsstaat?

                        1. De parlementaire vertrouwensregel.
                        2. Het legaliteitsbeginsel.
                        3. De grondrechten.
                        4. De machtenscheiding.

                          Vraag 4

                          Anders dan de sociale rechtsstaat:

                          1. Kent de klassiek-christelijke rechtsstaat geen geloofsvrijheid.
                          2. Vloeit de klassiek-christelijke rechtsstaat niet voort uit het Marxisme maar uit de theocratische staatsopvatting.
                          3. Kent de klassiek-liberale rechtsstaat uitsluitend positieve, en geen negatieve vrijheden.
                          4. Waarborgt de klassiek-liberale rechtsstaat niet zozeer actief overheidsoptreden, maar vooral overheidsonthouding.

                          Vraag 5

                          Medebewind kan (op basis van de Grondwet) in ieder geval niet worden gevorderd bij:

                          1. Een wet in formele zin.
                          2. Een algemene maatregel van bestuur.
                          3. Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur.
                          4. Een ministeriële regeling.

                            Vraag 6

                            Artikel 12 Grondwet bevat geen:

                            1. Competentievoorschrift.
                            2. Delegatiebepaling.
                            3. Proportionaliteitseis.
                            4. Procedurevoorschrift.

                              Vraag 7

                              Welke van de onderstaande stellingen over de binding aan het recht van de Europese Unie is juist?

                              1. Een ieder verbindende bepalingen uit het Unierecht werken op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Spoorwegstaking.
                              2. Op grond van de artikelen 93 en 94 Grondwet werken een ieder verbindende bepalingen uit het Unierecht rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde.
                              3. Unierecht werkt op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Van Gend & Loos.
                              4. Een ieder verbindende bepalingen van Unierecht werken op eigen kracht door in de Nederlandse rechtsorde. Dit volgt uit het arrest Costa/ENEL in combinatie met het arrest Rookverbod.

                              Vraag 8

                              Welke van onderstaande stellingen is onjuist?

                              1. Een wet in formele zin kan op basis van geldige delegatie worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
                              2. Een wet in formele zin kan tevens een wet in materiële zin zijn.
                              3. Een wet in materiële zin kan in bepaalde gevallen worden vastgesteld bij algemene maatregel van
                              .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen herfst 2015

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen herfst 2015

                              Image


                              Meerkeuze vragen

                              Vraag 1

                              De vereniging van Frisdranken, Waters en Sappen is niet tevreden over de belastingverhoging op water en sap die laatst is aangekondigd door de regering. De vereniging wil de kwestie door middel van een burgerinitiatief, art. 132 a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, op de agenda van de Tweede Kamer krijgen. Dit burgerinitiatief zal echter niet zijn toegestaan omdat het belastingen betreft.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 2

                              Een anterieure gemeentelijke verordening die hetzelfde onderwerp bestrijkt als een hogere regeling komt van rechtswege te vervallen.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 3

                              Op grond van art. 9 lid 2 Gw kan de regering in een algemene maatregel van bestuur beperkingen stellen aan het recht tot vergadering en betoging ter bescherming van gezondheid, mits de formele wetgever de bevoegdheid om beperkingen te stellen heeft gedelegeerd aan de regering.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 4

                              Leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast kunnen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal disciplinair worden ontslagen.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 5

                              Artikel 3, eerste lid van het IVRK luidt:

                              'Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.'

                              Uit het arrest Spoorwegstaking (HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688) volgt dat deze bepaling slechts 'een ieder verbindend' in de zin van artikelen 93 en 94 Gw kan zijn, indien de opstellers van het betreffende verdrag dit hebben geoogd.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 6

                              De regering kan een door haar ingediend wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is geamendeerd altijd intrekken, zolang het nog niet is aangenomen door de Staten-Generaal.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 7

                              De procedure voor het vormen van een nieuw kabinet kan alleen worden veranderd als er tweederdemeerderheid van de Tweede Kamer ermee instemt.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 8

                              Artikel 89 lid 1 Gw:

                              1. atribueert een regelgevende bevoegdheid
                              2. delegeert een regelgevende bevoegdheid

                              Vraag 9

                              Om zijn 'positieve verplichtingen' na te komen, dient de staat zich te onthouden van inmenging in de vrijheden van de burgers.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 10

                              Bij mandaat is het bestuursorgaan niet langer verantwoordelijk voor de wijze waarop de gemandateerde taak wordt uitgevoerd, terwijl het bestuursorgaan bij delegatie wel verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van een gedelegeerde bevoegdheid.

                              1. Correct
                              2. Niet correct

                              Vraag 11

                              Welke stelling klopt?

                              1. Uit art. 17 VEU volgt
                              2. .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2015

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2015

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              Als Nederland uit de Europese Unie stapt is ons land volledig soeverein.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              Voor de invoering van het contraseign was de Koning verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer en sinds de invoering zijn de ministers verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              De burgemeester is voorzitter van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              Artikel 6 lid 1 Grondwet bepaalt dat de vrijheid van godsdienst door de formele wetgever mag worden beperkt en dat deze beperkingsbevoegdheid mag worden gedelegeerd aan lagere organen.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              Tegenwoordig wordt de Koning tijdens een kabinetsformatie geadviseerd door de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer, door de vice-president van de Raad van State en door alle fractievoorzitters uit de Tweede Kamer.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 6

                              Het recht van parlementaire enquête kan in de Tweede Kamer wel en in de Eerste Kamer niet door een minderheid worden uitgeoefend.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 7

                              Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld op grond van artikel 89 lid 1 Grondwet.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 8

                              Uit het arrest APV Schiermonnikoog (HR 23 december 1980, NJ 1981, 171) volgt dat indien het onderwerp van een later in werking getreden verordening verschilt van een eerder in werking getreden wet, de verordening alsnog onverbindend moet worden verklaard wanneer hij in strijd is met het stelsel van de eerdere wet.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 9

                              Zelfstandige bestuursorganen zijn buiten de departementale organisatie geplaatst en niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister. Toch kunnen ministers controle uitoefenen op het functioneren van zelfstandige bestuursorganen.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 10

                              Regels over aangelegenheden van het Koninkrijk die gelden in Aruba, Sint Maarten of Curaçao, worden bij rijkswet vastgesteld.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 11

                              Indien de Gemeentewet verplichtingen oplegt aan een gemeentebestuur, dan spreekt men van medebewind.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 12

                              De politieagent die onbevoegd een fietser een bekeuring geeft oefent gezag uit.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 13

                              Een lid van de Europese Commissie vertegenwoordigt op Europees niveau zijn lidstaat.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 14

                              Het discriminatieverbod in artikel 1 Grondwet verbiedt iedere.....read more

                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2014

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2014

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              Eén van de onderwerpen die centraal stond in de zogenoemde ‘Schoolstrijd’, welke leidde tot de grondwetsherziening van 1917, was de invoering van algemeen kiesrecht.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              De vrijheid van een staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, noemt men soevereiniteit.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              De rechter mag een algemene maatregel van bestuur toetsen aan de Grondwet.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              Aangezien rijkswetten gelden voor alle landen van het Koninkrijk, moet een wetsvoorstel tot wijziging van een rijkswet ter stemming worden gebracht in de parlementen van alle landen van het koninkrijk en kan de Koning zo’n wetsvoorstel pas bekrachtigen als die parlementen het wetsvoorstel hebben goedgekeurd.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              Preventief toezicht tast de autonomie van decentrale overheden meer aan dan repressief toezicht.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 6

                              Artikel 89 lid 1 van de Grondwet vormt een bijna letterlijke codificatie van het Meerenberg-arrest (HR 13 januari 1879, W 1879, 4330). In dit arrest stelde de Hoge Raad immers voor het eerst vast dat de Koning (tegenwoordig: regering) zelfstandige algemene maatregelen van bestuur kan uitvaardigen, omdat anders realisering van de verzorgingsstaat onmogelijk zou zijn.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 7

                              Volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet toetsen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘toetsingsverbod’. Desondanks biedt de Grondwet rechters wél de mogelijkheid wetten aan bepaalde bepalingen van verdragen te toetsen.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 8

                              In het arrest Prof. Van den Bergh (HR 17 januari 1961, NJ 1963, 248) oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet met zich brengt dat de rechter de inhoud van een wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet, maar wel de wijze waarop de wet tot stand is gekomen.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 9

                              Op basis van artikel 67 lid 3 Grondwet mogen parlementariërs stemmen zonder dat ze daarover verantwoording hoeven af te leggen aan hun kiezers, maar mogen zij daarbij niet van het partijstandpunt afwijken.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 10

                              Volgens de vertrouwensregel of vertrouwensnorm heeft het Nederlandse parlement de mogelijkheid haar vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet op te zeggen. Dat kan met een zogeheten motie van wantrouwen. Vanwege het primaat van de rechtstreeks gekozen.....read more

                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2013

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2013

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              De raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.

                              1. Dit is juist.
                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 6

                              Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad verbiedt artikel 120 Grondwet de rechter onder andere:

                              1. het toetsen van wet- en regelgeving aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen;
                              2. het toetsen van verdragen aan wetten in formele zin;
                              3. het toetsen van wetten in formele zin aan de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk;
                              4. het toetsen van de Grondwet aan verdragen.

                              Vraag 7

                              Tijdens een werkgroepbijeenkomst van het vak Inleiding staats- en bestuursrecht wordt het begrip ‘wetgeving in materiële zin’ behandeld.

                              • Student X merkt op dat wetten in materiële zin slechts tot stand kunnen komen door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.

                              • Student Y stelt dat wetten in materiële zin ook zelfstandig kunnen worden vastgesteld door de regering, in de vorm van algemene maatregelen van bestuur.

                              • Student Z meent dat wetten in materiële zin zelfs kunnen worden vastgesteld door een individuele minister, mits hem de bevoegdheid daartoe door een wet of algemene maatregel van bestuur is gedelegeerd. Wie van hen heeft/hebben gelijk?

                               

                              1. Alleen student X.
                              2. Student Y en student Z.
                              3. Student X en student Y.
                              4. Alleen student Z.

                              Vraag 8

                              Binnen het Nederlandse constitutionele recht, met name het recht inzake het functioneren van het parlementaire stelsel, komen enkele regels voor die niet zijn gecodificeerd. Een belangrijke reden voor het niet codificeren van die regels is gelegen in:

                              1. het rigide karakter van de Nederlandse Grondwet;
                              2. de opkomst van het fenomeen van de kaderwetgeving en de delegatie van regelgevende bevoegdheid door de wetgever in formele zin;
                              3. de attributie van regelgevende bevoegdheid aan de regering in artikel 89 lid 1 Grondwet;
                              4. het feit dat
                              5. .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2012

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2012

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              Een ministeriële regeling die algemeen verbindende voorschriften bevat is een voorbeeld van wetgeving in materiële zin.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              Het rigide karakter van onze Grondwet draagt bij aan het bestaan van het fenomeen van ongeschreven staatsrechtelijke regels.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              Het lidmaatschap van de Tweede Kamer is verenigbaar met het lidmaatschap van de Raad van State.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              De verplichting voor de ministers om de Kamers uit eigen beweging te informeren is niet in artikel 68 Grondwet neergelegd, maar vormt een uitvloeisel van de ministeriële verantwoordelijkheid van artikel 42, tweede lid, Grondwet.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 6

                              Artikel 120 Grondwet houdt in dat de rechter in Nederland wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen. In de jurisprudentie is echter een belangrijke uitzondering op dit toetsingsverbod geformuleerd, namelijk dat toetsing van formele wetten aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en aan ongeschreven rechtsbeginselen wel is toegestaan.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 7

                              De beperkingsclausule van de godsdienstvrijheid in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat een proportionaliteitseis. De grondwettelijke beperkingsclausule van dit recht bepaalt slechts dat de wetgever bevoegd is de uitoefening van de godsdienstvrijheid in te perken, zonder daarbij aan te geven hoe ver die beperking mag gaan.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 8

                              Een van de staatsrechtelijke knelpunten rondom het bestaan van een grote hoeveelheid zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) is de aantasting van de ministeriële verantwoordelijkheid en van de mogelijkheden tot controle door het parlement. Daarom is tegenwoordig wettelijk vastgelegd dat zbo’s alleen om bepaalde redenen kunnen worden opgericht. Eén van die redenen is de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 9

                              Welke van de onderstaande opmerkingen over de Nationale ombudsman is juist?

                              1. De Nationale ombudsman kan alleen een onderzoek instellen naar aanleiding van een ingediend verzoekschrift en niet uit eigen beweging.

                              2. In de Algemene wet bestuursrecht is geen beperking aangebracht ten aanzien van de personen die een verzoekschrift kunnen indienen bij de Nationale ombudsman.

                              3. De competentie van de Nationale ombudsman strekt zich wel uit tot gedragingen van

                              4. .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (1)

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (1)

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              De vertrouwensregel is niet vermeld in de Grondwet maar maakt wel deel uit van de Nederlandse constitutie.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              Het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is in de Grondwet verankerd en maakt als zodanig deel uit van de Nederlandse constitutie.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              De Trias Politica (of de scheiding der machten) van Montesquieu vindt in het hedendaagse Nederlandse staatsrecht nog altijd strikte toepassing.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              Volgens Rousseau's theorie van het 'contrat social' is het uitoefenen van overheidsgezag gebaseerd op vrijwillige aanvaarding daarvan door de burger.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              Volgens de Nederlandse Grondwet is uitsluitend de formele wetgever bevoegd om beperkingen aan grondrechten te stellen; daarbij heeft de formele wetgever heeft niet de mogelijkheid om die beperkingsbevoegdheid te delegeren, aangezien het woord 'wet', dat in alle grondwettelijke beperkingsclausules voorkomt, gelezen moet worden als 'wet in formele zin'.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 6

                              Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 7

                              Het koninklijk besluit bedoeld in artikel 11:2 Awb is een zogenoemd 'klein KB'.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 8

                              Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 9

                              Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 10

                              Wie van de onderstaande personen maakt in grondwettelijke zin geen deel uit van de Nederlandse regering?

                              1. Koningin Beatrix, omdat sinds de Grondwet van 1848 de ministers

                              2. .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (2)

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2011 (2)

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              Als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kan zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel, namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

                              Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

                              De stelling van het betreffende Kamerlid is:

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              Binnen het Nederlandse staatsbestel heeft zich sinds het ontstaan van het Koninkrijk langzaam een democratisch systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld. Daarbij vonden diverse malen belangrijke constitutionele ontwikkelingen plaats, zonder dat de tekst van de Grondwet werd aangepast.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              Het huidige artikel 42 lid 2 Grondwet stamt uit 1848, in de jaren daarvoor was de Koning derhalve niet ‘onschendbaar’.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit

                              3. .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2010

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2010

                              Image


                              Open vragen

                              Vraag 1

                              In de klassiek-liberale opvatting over de rechtsstaat neemt de binding van de overheid aan de wet een centrale plaats in. In deze opvatting vervult de wet een aantal functies. Omschrijf twee van die functies.

                              Vraag 2

                              Lees het nu volgende nieuwsbericht uit NRC Handelsblad van 4 juni 2009:

                              “Politici die kritiek leveren op de rechter moeten in hun toonzetting in elk geval respect voor de positie van de rechter uitdrukken.”

                              Dit zei de president van de Hoge Raad, Geert Corstens, gisteren bij de presentatie van het jaarverslag. Corstens signaleert dat politici steeds vaker openlijke kritiek hebben op de rechtspraak. Onlangs lieten minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken, PvdA) en de Amsterdamse burgemeester Cohen weten ongelukkig te zijn met vonnissen voor geweld tegen agenten. Volgens Corstens moeten politici de rechter niet alleen respecteren maar dat respect ook actief uitdragen. [..]

                              1. Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat de hierboven weergegeven stelling van de heer Corstens onderbouwt.

                              2. Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat tegen deze stelling van de heer Corstens kan worden ingebracht.

                              Vraag 3

                              De heer Tuinman, als ambtenaar werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft heimelijk een grote hekel aan Roma (zigeuners). Als de heer Tuinman op een kwade dag een krantenartikel leest over de uitzetting van Roma in Frankrijk, laat hij zijn schroom varen. Hij schrijft een opruiende ingezonden brief voor een landelijk dagblad, waarin hij zich in zeer boude, negatieve bewoordingen over Roma uitlaat en voorstelt om ‘het Franse voorbeeld te volgen’. Tuinman ondertekent de brief met zijn naam en functie. Zijn brief wordt echter niet geplaatst. Tuinman belt daarop de krantenredactie. Tegenover de hoofdredacteur stelt hij onder meer dat het niet-plaatsen van zijn brief in strijd is met het grondwettelijk censuurverbod (art. 7 lid 1 Grondwet).

                              1. Met betrekking tot de werking van grondrechten wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen verticale en horizontale werking van grondrechten. Leg uit welk van deze twee soorten in de bovenstaande casus aan de orde is.

                              In het telefoongesprek weet Tuinman de hoofdredacteur over te halen de brief toch te plaatsen. Enkele dagen later verschijnt deze in de krant. Als de chef van de heer Tuinman bij de IND de brief onder ogen krijgt, wordt Tuinman op staande voet ontslagen. Tuinman vecht zijn ontslag daarop aan bij de bestuursrechter. Tegenover de rechtbank stelt hij onder meer dat zijn ontslag een ontoelaatbare inbreuk op zijn door art. 7 Grondwet beschermde vrijheid van meningsuiting inhoudt.

                              1. Kan de heer Tuinman zich als ambtenaar op art. 7 Grondwet beroepen, en zo ja in hoeverre? [In uw antwoord hoeft u niet in te gaan op de

                              2. .....read more
                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Extra oefententamen

                              Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Extra oefententamen

                              Image


                              Meerkeuzevragen

                              Vraag 1

                              De Europese Commissie is geen onderdeel van de Europese Unie.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 2

                              Het is niet mogelijk om tegelijkertijd lid te zijn van zowel de Tweede Kamer als van de Raad van State.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 3

                              Volgens art. 125a Ambtenarenwet kunnen ambtenaren zich beroepen op de vrijheid van meningsuiting.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 4

                              De uitspraak in het Van Gend & Loos-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is vooral van belang in dualistische stelsels.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 5

                              In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is een beperkingsclausule opgenomen welke een proportionaliteitseis bevat. De beperkingsclausule van dit recht bepaalt dat alleen de wetgever de godsdienst mag inperken. De beperkingsclausule bepaalt echter niet hoe ver deze beperking mag gaan.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 6

                              De beruchte groep volleybalhooligans wil een bijeenkomst houden op de Dam in Amsterdam. Deze groep staat bekend als een criminele organisatie en is zeer gevaarlijk. De burgemeester verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van concurrent volleybalhooligans. Om dit te voorkomen kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden, met als rechtsgrond van de Wet openbare manifestaties.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 7

                              Er is tegenwoordig veel commentaar op het bestaan van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Om een grote hoeveelheid aan dit soort bestuursorganen te voorkomen is wettelijk vastgelegd dat ZBO’s alleen om bepaalde redenen opgericht kunnen worden. Een van die redenen is niet de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 8

                              Artikel 120 van de Grondwet houdt in dat Nederlandse rechters de grondwet niet aan wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 9

                              Met een motie van wantrouwen kan het Nederlandse parlement het vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet opzeggen. Aangezien de Tweede Kamer direct door de bevolking gekozen is, wordt de motie van wantrouwen in de praktijk niet veel gebruikt en geldt het meer als een controlemiddel.

                              1. Dit is juist.

                              2. Dit is onjuist.

                              Vraag 10

                              Wanneer er ernstige wanordelijkheden zijn dan kan de burgemeester besluiten om tijdelijk af te wijken van voorschriften die bij de Grondwet.....read more

                              Access: 
                              Public
                              Oefententamens Beginselen van de Democratische Rechtsstaat - Universiteit Leiden

                              Oefententamens Beginselen van de Democratische Rechtsstaat - Universiteit Leiden


                              Oefententamen 2013

                              Vragen

                              1. De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

                              a) Dit is juist.

                              b) Dit is onjuist.

                              2. Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.

                              a) Dit is juist.
                              b) Dit is onjuist.

                              3. De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

                              a) Dit is juist.
                              b) Dit is onjuist.

                              4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.

                              a) Dit is juist.
                              b) Dit is onjuist.

                              5. De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.

                              a) Dit is juist.
                              b) Dit is onjuist.

                              6. Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad verbiedt artikel 120 Grondwet de rechter onder andere:

                              a) het toetsen van wet- en regelgeving aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen;
                              b) het toetsen van verdragen aan wetten in formele zin;
                              c) het toetsen van wetten in formele zin aan de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk;
                              d) het toetsen van de Grondwet aan verdragen.

                              7. Tijdens een werkgroepbijeenkomst van het vak Inleiding staats- en bestuursrecht wordt het begrip ‘wetgeving in materiële zin’ behandeld.
                              Student X merkt op dat wetten in materiële zin slechts tot stand kunnen komen door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.
                              Student Y stelt dat wetten in materiële zin ook zelfstandig kunnen worden vastgesteld door de regering, in de vorm van algemene maatregelen van bestuur.
                              Student Z meent dat wetten in materiële zin zelfs kunnen worden vastgesteld door een individuele minister, mits hem de bevoegdheid daartoe door een wet of algemene maatregel van bestuur is gedelegeerd. Wie van hen heeft/hebben gelijk?

                              a) Alleen student X.
                              b) Student Y en student Z.
                              c) Student X en student Y.
                              d) Alleen student Z.

                              8. Binnen het Nederlandse constitutionele recht, met name het.....read more

                              Access: 
                              Public
                              Beginselen van de democratische rechtsstaat: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
                              Comments, Compliments & Kudos:

                              Add new contribution

                              CAPTCHA
                              This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
                              Image CAPTCHA
                              Enter the characters shown in the image.
                              Promotions
                              special isis de wereld in

                              Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

                              Check how to use summaries on WorldSupporter.org


                              Online access to all summaries, study notes en practice exams

                              Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

                              There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

                              1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
                              2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
                              3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
                              4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
                              5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

                              Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

                              Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

                              Field of study

                              Check related topics:
                              Activities abroad, studies and working fields
                              Countries and regions
                              Institutions and organizations
                              Access level of this page
                              • Public
                              • WorldSupporters only
                              • JoHo members
                              • Private
                              Statistics
                              3486