1. Welke onderwerpen worden in het werkcollege behandeld?Bij wederrechtelijkheid gaat het om de vraag of een gedraging binnen een wettelijke delictsomschrijving valt. Sinds het Veearts-arrest is ook materiële wederrechtelijkheid een vereiste. Verder gaat het over causaliteit. In sommige delictsomschrijvingen is namelijk vereist dat door een handeling een bepaald gevolg intreedt. In de tenlastelegging en het strafproces is het dan dus noodzakelijk om na te gaan of er een causaal verband tussen de handeling van verdachte en het tenlastegelegde gevolg is. A en B zijn beiden heroïnegebruikers. Op een kwade dag steelt B de laatste voorraad heroïne van A. A wordt hier zo boos over dat hij B in de rug steekt, als gevolg waarvan B in het ziekenhuis opgenomen moet worden. Na enkele weken kan hij het ziekenhuis weer verlaten. Vanwege de aanval lijdt B erg onder stress. Als gevolg daarvan gaat hij nog meer heroïne gebruiken. Hierdoor loopt hij een bacteriële infectie op, waaraan hij, enkele maanden na het steekincident, overlijdt. Vervolgens wordt A vervolgd voor doodslag. De advocaat van A stelt dat A hier niet voor vervolgd kan worden, omdat er een te lange tijd tussen het steekincident en de dood van B zat.Kan A strafrechtelijk aansprakelijk gehouden worden voor de dood van B?Het is duidelijk dat de aanval van A een condicio sine qua non is voor de dood van B. Zo'n verband vormt echter de ondergrens van causaliteit. B heeft echter in min of meer gezonde toestand het ziekenhuis verlaten, en vrijwillig meer drugs gaan gebruiken. Het is bekend dat heroïnegebruik extreem schadelijk is voor de gezondheid. Daarnaast zit er een relatief groot tijdsverloop tussen het steekincident en het overlijden van B. A is dus niet strafrechtelijk aansprakelijk voor de dood van B. Cornelis en Dirk liggen elkaar niet zo. Op een avond krijgen ze...

Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Check page access:
      JoHo members
      Check more or recent content:

      Materieel Strafrecht - UL Rechten B2 2019-2020

      Materieel Strafrecht hoorcollege 1 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 1 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 1 - UL Rechten B2

      Inleiding

      1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

      • Grondtrekken van het vak
      • Bronnen van materieel strafrecht
      • Herkomst materieel strafrecht
      • Ontwikkelingen sinds 1886
      • Rechtvaardiging materiële strafrecht

      Het doel van dit vak is om de algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid bekend te maken. Deze leerstukken moeten dan ook toegepast worden op casus.

      Grondtrekken van het vak

      "Het materiële strafrecht is dat deel van het strafrecht waarin wordt aangegeven wie, waarvoor, wanneer en waarom een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd". Dit is de definitie van het materiële strafrecht. Het gaat dus om de vraag wanneer een strafrechtelijke sanctie opgelegd kan worden: wanneer is er sprake van strafrechtelijke aansprakelijkheid?

      Het materiële strafrecht heeft twee onderdelen: strafbaarstellingen en de algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het laatste onderdeel staat in dit vak centraal. Ook is er overlap met andere rechtsgebieden, zoals het burgerlijk- en het bestuursrecht. Ook daarin bestaat immers aansprakelijkheid. Toch is het strafrecht ook een autonoom rechtsgebied: de begrippen die er gebruikt worden gelden exclusief in het strafrecht. Het heeft een eigen invulling van leerstukken als causaliteit en schuld. Ten slotte is er de verhouding met het formele strafrecht: het strafprocesrecht. Het materiële strafrecht wordt verwezenlijkt in het formele strafrecht. 

      Bronnen van materieel strafrecht

      De eerste bron bestaat uit internationale en geratificeerde verdragen. Zij kunnen ook een strafrechtelijk onderdeel hebben, bijvoorbeeld het EVRM. In art. 7 van dit verdrag is het een en ander bepaald over het legaliteitsbeginsel. De uitleg van dit verdrag door het EHRM is ook van belang voor de nationale rechtspraak.

      Daarnaast is er supranationaal recht, voor Nederland vooral het recht van de Europese Unie. Dit bepaalt voor een groot deel de uitleg van bepaalde onderdelen van het Nederlandse strafrecht, bijvoorbeeld als het gaat over mensenhandel. Dit recht is steeds invloedrijker aan het worden.

      De derde bron is de wet, het Nederlandse recht. Er bestaat commuun (algemeen) en bijzonder strafrecht. De algemene leerstukken vallen meestal binnen het commune strafrecht. Ook in andere wetten kunnen echter strafbaarstellingen zijn: dan is er sprake van bijzonder strafrecht. Voorbeelden hiervan zijn de Opiumwet en de Wegenverkeerswet. Op lokaal niveau kunnen ook gemeentes op bepaalde gebieden strafbaarstellingen uitvaardigen.

      Ten vierde is de rechtspraak een belangrijke bron. Dit geldt zowel op nationaal als op internationaal niveau. Het EHRM en het HvJ zijn erg belangrijk. Op nationaal niveau gaat het vooral om de rechtspraak van de Hoge Raad.

      Voor het materiële strafrecht is, op grond van het legaliteitsbeginsel, de wet het belangrijkst. Van deze wetten heeft het Wetboek van Strafrecht het primaat (art. 91 Sr.). De praktijk is echter weerbarstig. Belangrijke begrippen zoals 'opzet' hebben geen wettelijke definitie. Hierdoor is de rechtspraak ook belangrijk geworden.

      Herkomst materieel strafrecht

      Het beeld dat van het strafrecht uit het verleden bestaat is vaak karikaturaal. Het was minder erg dan we vaak denken. In vergelijking met andere rechtsgebieden is het strafrecht een jong rechtsgebied. Rond de 11e eeuw begonnen steden een vorm van strafrecht in te voeren. Het strafrecht is

      .....read more
      Access: 
      Public
      Materieel Strafrecht casuscollege 1 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 1 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 1 - UL Rechten B2 - Inleiding

      1. Welke onderwerpen worden in dit werkcollege behandeld?

      Het gaat in dit casuscollege om het beslissingsmodel van art. 348/350 Sv. Dit ter opheldering van de stof van vorig jaar. De casus is daarom ook op dit beslissingsmodel toegespitst.

      Het beslissingsmodel van art. 348/350 Sv

      Dit is een belangrijk onderdeel van het vak Strafrecht uit het eerste jaar, maar ook in het materiële strafrecht speelt het een grote rol. Het doel van het strafproces is om antwoord te krijgen op de vier vragen van deze artikelen. Dit beslissingsmodel bestaat uit vier formele vragen in art. 348:

      1. Is de dagvaarding (inclusief de tenlastelegging) geldig? De tenlastelegging moet onderdeel zijn van de dagvaarding (art. 261 Sv). Daarnaast zijn er nog andere vereisten waar een dagvaarding aan moet voldoen.

      2. Is de rechtbank bevoegd?

      3. Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk?

      4. Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging?

      Daarna volgen er vier materiële vragen (art. 350):

      1. Is het tenlastegelegde feit bewezen? Dit kan ook gezien worden naar de vraag of er een menselijke gedraging heeft plaats gevonden. Het gaat dan om vraagstukken rond causaliteit, opzet en deelneming.

      2. Welk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op? Deze vraag kan gezien worden als een equivalent van het vereiste dat het moet gaan om een gedraging die valt binnen een wettelijke delictsomschrijving.

      3. Is de verdachte strafbaar? Hier wordt onderzocht of de gedraging van de verdachte wederrechtelijk en aan schuld te wijten is. Mogelijk blijken er strafuitsluitingsgronden aanwezig te zijn. Deze bestaan in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Deze tasten respectievelijk de wederrechtelijkheid of de verwijtbaarheid van de gedraging aan.

      4. Welke straf op maatregel moet opgelegd worden?

      Als bovenstaande vragen zonder problemen doorlopen worden is de vierde vraag van art. 350 het eindpunt. Als één van de vragen echter niet of moeilijk beantwoord kan worden, bieden de art. 349 respectievelijk 352 oplossing.

      Casus 1

      Een etalageruit van een winkel is 's nachts vernield en een deel van de etalageinhoud is meegenomen. De politie neemt bloedsporen mee. Eén van de bloedsporen leidt de politie naar een verdachte V, die al eerder is veroordeeld voor diefstallen. Hij verklaart dat hij uit frustratie een gat in de winkelruit geslagen heeft, maar niets heeft gestolen. De aanhouding vond plaats op 13 oktober 2010, op 15 oktober werd V weer in vrijheid gesteld. Vervolgens kreeg hij op 3 december 2012 een dagvaarding thuisgestuurd. Hem wordt diefstal met braak tenlastegelegd. De strafeis van de OvJ is drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

      De advocate van V heeft een aantal verweren: zo was V dronken en dus niet toerekenbaar, is de diefstal inmiddels verjaard en de zaak had bij de politierechter aanhangig gemaakt moeten worden, omdat de strafeis minder dan een jaar is en heeft V helemaal niets gestolen, alleen de ruit vernield.

      Hoe passen de verweren van de advocate in het beslissingsmodel?

      Verweer I (ontoerekenbaarheid): Dit is een strafuitsluitingsgrond, art. 39 Sr. Het is een schulduitsluitingsgrond. In art. 310 Sr is

      .....read more
      Access: 
      Public
      Materieel Strafrecht hoorcollege 2 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 2 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 2 - UL Rechten B2 - Legaliteit en daderschap

      1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

      • Enkele begrippen
      • Voorwaarden voor strafbaarheid
      • Daderschap
      • Legaliteitsbeginsel

      Enkele begrippen

      Dit zijn begrippen die nodig zijn om het materiële strafrecht te kunnen begrijpen en gebruiken. Duidelijke begrippen zijn nodig, omdat aan de hand daarvan bepaald kan worden of het strafrecht ingezet moet worden. Daarnaast heeft het ook een morele kant: het strafrecht mag ingrijpen in het leven van mensen, maar dit moet wel een goede reden hebben. 

      Strafwet: Dit begrip wordt onder andere gebruikt in art. 2 Sr. De Nederlandse strafwet is van toepassing op iedereen die in Nederland strafbare feiten begaat. De strafwet wordt gevormd door alle wetten waarin bepalingen opgenomen zijn waarin een gedraging met straf bedreigd wordt.

      Wettelijke strafbepaling: (Art. 1 lid 1 Sr). Een wettelijke strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving en een sanctienorm. Het is een omschrijving van het gedrag aan de hand van objectieve en subjectieve (bij misdrijven) omstandigheden en de mededeling dat dit gedrag strafbaar is. De sanctienorm geeft de straf aan die maximaal opgelegd kan worden. In Nederland gelden geen minimumstraffen. De kwalificatie ('als schuldig aan') is geen onderdeel van de delictsomschrijving! De verschillende vereisten van de delictsomschrijving worden bestanddelen genoemd. 

      In de literatuur zijn verschillende typen delictsomschrijvingen bedacht, bijvoorbeeld: met gevolg (materiële delicten) of zonder gevolg (formele delicten). Ook kan het gaan om opzet (doleus) of schuld (culpoos).

      Strafbaar feit: Het gaat hier om een gebeurtenis die in de werkelijkheid is komen vast te staan, en waarvan de wet bepaalt dat het zich voordoen ervan wordt bestraft. Een feit is voor het strafrecht dus pas relevant als er ook een consequentie (straf) aan verbonden is.

      De wetsartikelen waarin het bovenstaande bepaald is, zijn art. 1 lid 1 Sr en art. 350 Sv. Wanneer een feit onder een wettelijke strafbepaling valt, is dit echter niet voldoende om ook daadwerkelijk straf op te leggen. Er bestaan echter uitzonderingen, bijvoorbeeld in art. 39 Sr. Er is dus meer nodig om tot straf te kunnen komen dan alleen een feit dat voldoet aan een wettelijke delictsomschrijving. Er is dus een belangrijk verschil tussen een strafbaar feit en strafbaarheid.

      Voorwaarden voor strafbaarheid

      Ten eerste moet er sprake zijn van een menselijke gedraging, die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. Daarnaast moet de gedraging wederrechtelijk zijn en aan de schuld van de dader te wijten zijn. 'Wederrechtelijkheid' en 'verwijtbaarheid' worden ook wel 'elementen' genoemd. Deze vier voorwaarden voor strafbaarheid zijn de kern van het materiële strafrecht. Ze zijn in vraagvorm opgenomen in art. 350 Sv en moeten door de rechter worden bewezen en aannemelijk gemaakt worden.

      Menselijke gedraging: Niet-mensen kunnen dus niet strafbaar zijn. Kort gezegd gaat het om een door de mens gewilde spierbeweging. De gedraging moet dus uit vrije wil begaan zijn. Dit is echter iets anders dan opzet of schuld. Het gaat verder om gedragingen in de zin van een doen of een nalaten, of een in stand laten van een

      .....read more
      Access: 
      Public
      Materieel Strafrecht casuscollege 2 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 2 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 2 - UL Rechten B2 - Legaliteit en daderschap

      1. Welke onderwerpen worden in het casuscollege behandeld?

      Het gaat deze week vooral over het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel. Daarnaast gaat het over de voorwaarden voor strafbaarheid, met name de eerste voorwaarde van de menselijke gedraging.

      Casus 1

      A en B bewonen een nieuw appartement in de binnenstad van Amsterdam. Onder hen wonen twee studenten, C en D. Het valt hen op dat ze na de intrek van A en B opeens veel betere Wi-Fi hebben. De nieuwe Wi-Fi van A en B hapert juist. Na een aantal maanden komen ze erachter dat hun onderburen hun Wi-Fi gebruiken. Daarom plaatst B snel een wachtwoord op de Wi-Fi. Hij overweegt echter ook aangifte te doen, omdat hij vindt dat zijn internetverbinding gestolen is. De OvJ besluit C en D te vervolgen voor diefstal in de zin van art. 310 Sr. 

      Is internetverbinding (bandbreedte) een goed in de zin van art. 310 Sr?

      Voor deze vraag is het Runescape-arrest een belangrijke bron. In dit arrest werd het slachtoffer door de dader gedwongen bepaalde virtuele goederen over te geven aan de dader. De Hoge Raad bepaalde dat ook virtuele objecten een bepaalde waarde kunnen vertegenwoordigen. In casu werden de virtuele goederen, waar het slachtoffer tijd en energie in gestoken had, uit zijn beschikkingsmacht gehaald door de dader. Het slachtoffer verloor zo het ongestoorde genot ervan.

      In de bovenstaande casus lijkt het Runescape-arrest ook op te gaan. Wel is het zo dat hier niet de beschikkingsmacht over de internetverbinding verloren werd; deze werd alleen trager, dus van mindere kwaliteit. Je kunt met deze vraag dus twee kanten op. Enerzijds beschikten A en B nog wel over bandbreedte, dus is hun niets ontstolen. Anderzijds is de kwaliteit van hun internetverbinding wel verminderd.

      Stel nu dat A en B geen onbeperkt internet, maar een abbonnement met datalimiet  hadden. Richting het einde van de maand merken ze dat hun data op is, dit komt vanwege het gebruik door C en D.

      Zorgt dit nieuwe feit voor een andere kwalificatie van het handelen van C en D?

      Ja, nu is het duidelijk dat het verbruikte internet niet meer onder de beschikkingsmacht van A en B valt, en is er dus duidelijk voldaan aan de voorwaarden van art. 310 Sr.

      Casus 2

      Klaas staat onder verdenking van het witwassen van een bedrag van ten minste continu € 105.000 in de periode 1 januari - 1 augustus 2002. Hij gebruikte dit geld als dagelijks betaalmiddel. Hij was zich ervan bewust dat dit geld afkomstig was uit de drugshandel van zijn broer. Lange tijd wist hij onder de radar te blijven, maar nu is hij toch gepakt. Sinds 1 januari 2015 staat er een hogere straf op gewoontewitwassen, het delict waar Klaas van verdacht wordt. De maximumgevangenisstraf is nu acht jaar. Dit betekent dat het misdrijf ook minder snel verjaart. Zonder de wetswijziging van 2015 was vervolging van Klaas dan ook onmogelijk geweest. Op 21 november 2018 vaardigt de OvJ

      .....read more
      Access: 
      Public
      Materieel Strafrecht hoorcollege 3 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 3 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 3 - UL Rechten B2 - Wederrechtelijkheid en causaliteit

      1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

      • Wederrechtelijkheid
      • Causaliteit

      Wederrechtelijkheid

      Normen vormen regels voor ons gedrag. er zijn sociale normen en rechtsnormen, voor dit vak zijn dat de strafrechtelijke normen. Het strafrecht strekt slechts over een beperkt aantal normen. Een gedraging in strijd met een rechtsnorm staat omschreven in een strafbaarstelling. Er is soms ook een wisselwerking tussen sociale normen en rechtsnormen.

      Voordat de vraag naar wederrechtelijkheid aan de orde komt, moet voldaan zijn aan de voorwaarden voor strafbaarheid, namelijk menselijk gedrag dat voldoet aan een wettelijke delictsomschrijving. Dit levert een vooronderstelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid op. Dit wordt ook wel 'formele wederrechtelijkheid' genoemd. Vervolgens komen dan de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid aan de orde. Onder omstandigheden kan er sprake zijn van formele wederrechtelijkheid, maar kunnen er redenen zijn om de gedraging toch niet strafbaar te achten. Dan ontbreekt de materiële wederrechtelijkheid: de wederrechtelijkheid als element. De Hoge Raad erkende dit in het Veearts-arrest. Dit is dus niet in de wet te vinden! Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid werd zo een ongeschreven strafuitsluitingsgrond.

      Sindsdien heeft de Hoge Raad deze oplossing echter nooit meer herhaald, omdat er kritiek kwam op deze uitspraak. De rechter zou teveel op de stoel van de wetgever zijn gaan zitten. Daarom wordt nu het ontbreken van wederrechtelijkheid aangenomen door een afbakening van de formele wederrechtelijkheid, of door het aannemen van een geschreven rechtvaardigingsgrond.

      De afbakening van de formele wederrechtelijkheid gebeurt door de bestanddelen van de delictsomschrijving een erg strikte uitleg te geven. Bijvoorbeeld bij art. 138 Sr. Soms wordt ook een bestanddeel in de delictsomschrijving ingelezen. Ten derde wordt soms de kwalificatie van een delict gebruikt om het bereik van de strafbepaling in te perken, bijvoorbeeld bij witwassen uit eigen misdrijf.

      Geschreven rechtvaardigingsgronden

      In het algemeen deel van het WvSr staan verschillende strafuitsluitingsgronden. Een deel daarvan houdt verband met de materiële wederrechtelijheid, bijvoorbeeld overmacht, noodweer of wettelijk voorschrift. De andere strafuitsluitingsgronden zien op de verwijtbaarheid.

      Wederrechtelijkheid als bestanddeel

      De wederrechtelijkheid is dan een bestanddeel van de delictsomschrijving. Dan is materiële wederrechtelijkheid dus geen element meer. Het betekent dat men in strijd met het objectieve recht moet handelen. Dit is dus een zeer algemene definitie. (arrest Dreigbrief). Aannemers die een badkamer slopen alvorens een nieuwe te installeren vallen bijvoorbeeld niet onder de delictsomschrijving van vernieling.

      Wanneer wederrechtelijkheid een element is, gaat het om de 3e vraag van art. 350 Sv. De aannemelijkheid van een rechtvaardigingsgrond leidt dan tot ontslag van alle rechtsvervolging. Wanneer wederrechtelijkheid een bestanddeel is, leidt het ontbreken ervan tot vrijspraak.

      Causaliteit

      Wanneer kan een causaal verband tussen een gedrag en een bepaald gevolg vastgesteld worden? Deze vraag speelt dus bij delicten die pas een delict zijn wanneer een bepaald gevolg ingetreden moet zijn. Dit zijn materiële delicten. Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid is dan dus een causaal verband vereist. Het gaat bij causaliteit daarom om een keten van gebeurtenissen. De vraag 'wat is er gebeurd?' is een feitelijke, maar mogelijk ook

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht werkgroep 3 - UL Rechten B2 - Wederrechtelijkheid en causaliteit

      Materieel Strafrecht werkgroep 3 - UL Rechten B2 - Wederrechtelijkheid en causaliteit

      Materieel Strafrecht werkgroep 3 - UL Rechten B2 - Wederrechtelijkheid en causaliteit

      1. Welke onderwerpen worden in het werkcollege behandeld?

      Bij wederrechtelijkheid gaat het om de vraag of een gedraging binnen een wettelijke delictsomschrijving valt. Sinds het Veearts-arrest is ook materiële wederrechtelijkheid een vereiste. Verder gaat het over causaliteit. In sommige delictsomschrijvingen is namelijk vereist dat door een handeling een bepaald gevolg intreedt. In de tenlastelegging en het strafproces is het dan dus noodzakelijk om na te gaan of er een causaal verband tussen de handeling van verdachte en het tenlastegelegde gevolg is.

      Casus 1

      A en B zijn beiden heroïnegebruikers. Op een kwade dag steelt B de laatste voorraad heroïne van A. A wordt hier zo boos over dat hij B in de rug steekt, als gevolg waarvan B in het ziekenhuis opgenomen moet worden. Na enkele weken kan hij het ziekenhuis weer verlaten. Vanwege de aanval lijdt B erg onder stress. Als gevolg daarvan gaat hij nog meer heroïne gebruiken. Hierdoor loopt hij een bacteriële infectie op, waaraan hij, enkele maanden na het steekincident, overlijdt. Vervolgens wordt A vervolgd voor doodslag. De advocaat van A stelt dat A hier niet voor vervolgd kan worden, omdat er een te lange tijd tussen het steekincident en de dood van B zat.

      Kan A strafrechtelijk aansprakelijk gehouden worden voor de dood van B?

      Het is duidelijk dat de aanval van A een condicio sine qua non is voor de dood van B. Zo'n verband vormt echter de ondergrens van causaliteit. B heeft echter in min of meer gezonde toestand het ziekenhuis verlaten, en vrijwillig meer drugs gaan gebruiken. Het is bekend dat heroïnegebruik extreem schadelijk is voor de gezondheid. Daarnaast zit er een relatief groot tijdsverloop tussen het steekincident en het overlijden van B. A is dus niet strafrechtelijk aansprakelijk voor de dood van B.

      Casus 2

      Cornelis en Dirk liggen elkaar niet zo. Op een avond krijgen ze in het café ruzie. Cornelis geeft Dirk een harde klap op het hoofd, waardoor Dirk hersenletsel oploopt. Hij wordt naar het ziekenhuis vervoerd. De artsen zien per abuis echter geen reden tot ingrijpen. Als gevolg van het hersenletsel overlijdt Dirk een week na de vechtpartij. Het blijkt dat alleen bij een tijdige, correcte diagnose door de artsen zijn leven gered had kunnen worden. Cornelis wordt zware mishandeling met de dood tot gevolg tenlastegelegd (art. 302 lid 2 Sr). De advocate van Cornelis stelt dat Cornelis slechts een enkele klap aan Dirk gegeven heeft, en dat Dirk hier nooit aan heeft kunnen overlijden.

      Wat is rechtens? Heeft de advocate van Cornelis gelijk, of is er wel een voldoende verband tussen de klap en het overlijden van Dirk om Cornelis strafrechtelijk aansprakelijk te kunnen stellen?

      In Nederland heerst nu de leer van de redelijke toerekening. Dit betekent dat voor het vaststellen van causaliteit bepaald moet worden of het overlijden van Dirk redelijkerwijs aan de klap van Cornelis toe te rekenen is. Zware mishandeling is een opzetdelict. Voor het intreden van het gevolg is

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht hoorcollege 4 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 4 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 4 - UL Rechten B2 - Opzet

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Betekenissen van schuld
      • Algemene opmerkingen over opzet
      • Voorwaardelijk opzet

      Betekenissen van schuld

      In het recht heeft schuld verschillende betekenissen. Ook de Romeinen maakten al onderscheid tussen opzet en schuld. Schuld is een uitdrukking van een bepaalde gesteldheid tijdens de handeling, er hoeft nog geen relatie met de fout te zijn. Schuld kan een bestanddeel zijn, dan is er sprake van culpa.

      Bij misdrijven moet er altijd sprake zijn van opzet of culpa. Bij overtredingen is meestal geen opzet of culpa vereist.

      Als de schuldvorm in de delictsomschrijving ontbreekt, hoeft opzet of schuld niet bewezen te worden. Als de delictsomschrijving van de overtreding is vervuld, is er dan sprake van strafrechtelijke aansprakelijkheid? Volgens de leer van het materiële feit wel, maar dit is in het Melk en water-arrest veranderd. Sindsdien moet ook als een schuldvorm in de delictsomschrijving ontbreekt, onderzocht worden of de verdachte een verwijt gemaakt kan worden. Schuld werd zodoende de vierde voorwaarde voor strafbaarheid. Het Melk en water-arrest voerde de buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond Afwezigheid Van Alle Schuld in.

      Sindsdien heeft schuld dus de betekenis van bestanddeel (als culpa), als schuldvorm in de wet opgenomen, en als schuld in de zin van verwijtbaarheid.

      Algemene opmerkingen over opzet

      Opzet is de meest voorkomende schuldvorm. Het speelt ook een rol bij andere leerstukken, zoals poging (art. 45 Sr) en voorbereiding (art. 46 Sr).

      Opzet is 'een kwestie van de door bewustzijn gedreven vrije wil'. Het gaat om willens en wetens handelen of nalaten. Er moet dus sprake zijn van zowel een doelgericht als een bewust element.

      Er zijn verschillende variaties van opzet. Zo kan het gaan om de aanwezigheid van een terroristisch oorgmerk, 'wetende dat', of is er sprake van 'ingeblikt opzet', bijvoorbeeld bij het doen van een belofte. Dit impliceert al opzet.

      In de delictsomschrijving ziet opzet alleen op die bestanddelen die in de omschrijving na het bestanddeel opzet vermeld zijn. De andere bestanddelen zijn dan geobjectiveerde bestanddelen. Ook kan er sprake zijn van bepaalde gevolgen die aan het opzet onttrokken zijn, bijvoorbeeld zware mishandeling met de dood tot gevolg. Het gevolg van overlijden hoeft dan niet opzettelijk te zijn.

      Meestal hoeft er geen opzet op wederrechtelijkheid vastgesteld te worden, alleen opzet op de onderdelen van de delictsomschrijving. Dit wordt ook wel 'kleurloos opzet' genoemd.

      Gradaties van opzet

      De bovengrens van opzet is opzet als bedoeling. Je hebt een doel, en met het plegen van het misdrijf bereik je dat doel. Dit is zuiver of vol opzet. De ondergrens van opzet is voorwaardelijk opzet. Je beoogt iets anders dan het gevolg dat intreedt. Je aanvaardt echter bewust de aanmerkelijke kans dat dit ten laste gelegde gevolg intreedt.

      Voorwaardelijk opzet is niet voldoende voor het bewijzen van de aanwezigheid van een oogmerk. Voor het bewijzen van de bestanddelen 'opzettelijk', 'wetende dat' en ingeblikt opzet is voorwaardelijk opzet meestal wel voldoende.

      Voorwaardelijk opzet

      De definitie hiervan: 'Bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht werkgroep 4 - UL Rechten B2 - Opzet

      Materieel Strafrecht werkgroep 4 - UL Rechten B2 - Opzet

      Materieel Strafrecht werkgroep 4 - UL Rechten B2 - Opzet

      1. Welke onderwerpen worden in de werkgroep behandeld?

      In de werkgroep gaat het om het vaststellen van opzet. Wanneer is hier sprake van en wanneer niet? Het is dan vooral belangrijk de omstandigheden van het specifieke geval mee te wegen. Worden er bijvoorbeeld normen overtreden? Is er sprake van een Garantenstellung?

      Casus

      Albert rijdt de auto van zijn vader door Rotterdam. Op een bepaald moment rijdt hij over de trambaan. Een agent op de fiets sommeert hem te stoppen. Albert had geen toestemming om de auto van zijn vader te gebruiken en is bang dat hij er zo achter zal komen. Daarom rijdt Albert hard weg van de agent. Op een bepaald moment plaats de agent zijn fiets dwars op de weg. Albert rijdt recht op de agent af, waarbij hij meer gas geeft. De agent kan nog net op tijd opzij springen. Later wordt Albert aangehouden. Hij verklaart dat hij alleen maar zo hard reed en de agent wilde ontvluchten omdat hij bang was dat zijn ouders erachter zouden komen dat hij hun auto zonder toestemming gebruikt had. Hij wilde nooit iemand doodrijden.

      Aan Albert wordt poging tot doodslag (art. 45 Sr jo. art. 287 Sr.) ten laste gelegd. Kan opzet op de dood van de agent bewezen worden?

      Art. 45 lid 1 geeft aan dat er sprake is van een poging wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Daarvan lijkt in deze casus duidelijk sprake te zijn: Albert reed met verhoogde snelheid op de agent af. Voor art. 287 is echter opzet vereist. Albert heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om de agent te doden. Van zuiver opzet is dus geen sprake. Wel zijn er een aantal normen overtreden. In het algemeen de norm dat personen die aan het verkeer deelnemen zich voorzichtig moeten gedragen, maar waarschijnlijk ook een snelheidsnorm. Mogelijk is er daarom wel sprake van voorwaardelijk opzet; dit is de ondergrens voor het vaststellen van opzet. De dader heeft dan 'bewust de aanmerkelijke kans dat het ten laste gelegde gevolg zal intreden, aanvaard'. Met een auto op een relatief onbeschermd iemand inrijden leidt tot een aanmerkelijke kans dat deze persoon zal overlijden. Een gemiddeld mens zal zich in de omstandigheden waarin Albert verkeerde, dat ook beseffen. Dan is ten slotte nog van belang of Albert deze aanmerkelijke kans ook aanvaard heeft. Daarvan is hier sprake, omdat hij nog extra gas gaf toen de agent voor hem op de weg ging staan. Opzet op de dood van de agent kan daarom dus bewezen worden: er is sprake van voorwaardelijk opzet.

      Vervolg casus: Na het ternauwernood ontwijken van de agent rijdt Albert met te hoge snelheid verder. De broers Bart en Cornelis steken op dat moment de weg over over het zebrapad, als ze opeens Albert op hen af zien komen rijden. Albert rijdt veel te hard, maar denkt dat hij nog net voorbij hen over het zebrapad

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht hoorcollege 5 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 5 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 5 - UL Rechten B2 - Culpa

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Van opzet naar culpa
      • Algemene opmerkingen over culpa
      • Omschrijving van culpa
      • Bewijzen van culpa
      • Roekeloosheid
      • Culpa en art. 350 Sv

      Van opzet naar culpa

      Opzet is willens en wetens handelen. Bij culpa is er juist sprake van een niet-willen. De ernst en de aard van het gemaakte verwijt is daarom anders. Op culpoze delicten staan lagere straffen.

      Algemene opmerkingen over culpa

      Culpa is net als opzet een schuldvorm. In de kern gaat het om een dusdanige onvoorzichtigheid dat diegene een strafrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Alleen grove onvoorzichtigheid levert culpa op.

      In de wet wordt het weergegeven met 'schuld' of 'redelijkerwijs moet vermoeden', etc.

      In de praktijk komt culpa vaak naar voren bij verkeersongevallen met ernstig letsel of dodelijke afloop, en bij ongevallen op het werk. Het gaat vaak om ongelukken waar de deelnemers niet op berekend waren. De daders zijn dan ook geen 'typische misdadigers'.

      Omschrijving van culpa

      Culpa heeft geen wettelijke omschrijving. Het gaat om verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De verdachte had dus anders moeten en kunnen handelen. In de tenlastelegging wordt culpa door de OvJ geconcretiseerd. De rechter moet dan bepalen of het ten laste gelegde gedrag heeft plaatsgevonden, en vervolgens of dit gedrag verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig was.

      Soms is causaliteit een deel van het culpa-oordeel, omdat er sprake is van gevolgsdelicten. Bijvoorbeeld bij dood door schuld.

      Aanmerkelijke onvoorzichtigheid

      Dit veronderstelt een aanzienlijke mate van onvoorzichtigheid. Onvoorzichtigheid is een generieke term. Het kan inhouden: onoplettendheid, onachtzaamheid, onzorgvuldigheid, nalatigheid. Een zwaardere variant is roekeloosheid.  Wat precies onvoorzichtig is, wordt bepaald door de gedraging en de omstandigheden van de gedraging. Gedrag is bijvoorbeeld onvoorzichtig wanneer normen geschonden zijn. Als je onvoorzichtig achter het stuur zit, schendt je bijvoorbeeld de norm van voorzichtigheid in het verkeer.

      Normen kunnen geschreven zijn in wetten, protocollen, etc. maar er zijn ook ongeschreven regels van maatschappelijke betamelijkheid. De context waarin de gedraging plaatsvindt is daarom erg belangrijk. Welke normen zijn op die context van toepassing?

      Wanneer er sprake is van een verdachte die in een bepaald beroep of context werkzaam is, zijn de voor die context geldende normen van extra belang. We spreken dan van een Garantenstellung. Deze personen moeten borg staan voor het naleven van de voor hen geldende normen.

      Is overtreden van één norm genoeg om van aanmerkelijke onvoorzichtigheid te spreken? Dit hangt mede af van de in het geding zijnde norm en de gedragingen van de verdachte. De aard van het gevolg is hiervoor niet belangrijk.

      Een ander lastig punt zit bij de vraag wat een geoorloofd risico is. Risico's op een bepaald gevolg zijn nooit helemaal uit te sluiten. Wanneer er teveel risico genomen wordt hangt mede af van de in het geding zijnde rechtsbelangen. Op het sportveld mag je bijvoorbeeld relatief veel risico's nemen.

      Ook voorzienbaarheid speelt soms een rol. Kon de verdachte op basis van de concrete omstandigheden het intreden van het gevolg voorzien?

      Als uiteindelijk de aanwezigheid

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht werkgroep 5 - UL Rechten B2 - Culpa

      Materieel Strafrecht werkgroep 5 - UL Rechten B2 - Culpa

      Materieel Strafrecht werkgroep 5 - UL Rechten B2 - Culpa

      1. Welke onderwerpen worden in het werkcollege behandeld?

      In deze werkgroep wordt het begrip culpa, dat in het hoorcollege uitgelegd is, verder behandeld aan de hand van verschillende casus.

      Casus I

      Barend rijdt in zijn auto over de weg. Het is schemerig en het regent. Hij nadert een kruispunt, waar hij voorrang moet verlenen aan al het overige verkeer. Corstiaan rijdt met zijn fiets op de voorrangsweg; zijn licht brandt. Barend draait zonder goed te kijken de voorrangsweg op en raakt daarbij Corstiaan. Corstiaan loopt letsel op wat hem er een periode van weerhoudt zijn werk te kunnen doen.

      De officier van justitie vervolgt Barend voor overtreding van art. 6 WVW. Is er sprake van schuld in de zin van dit artikel?

      Barend heeft door geen voorrang te verlenen, een verkeersnorm overtreden. Dit is een grond voor het aannemen van culpa. Doordat hij niet goed keek heeft hij ook zorgvuldigheidsnormen overtreden. In de gegeven weersomstandigheden mag ook van automobilisten verwacht worden dat zij extra op hun hoede zijn. Er is in deze casus ook sprake van een Garantenstellung, namelijk de criteriumfiguur van de automobilist. Barend had anders moeten en kunnen handelen. Er is in deze casus dus sprake van onbewuste schuld.

      Casus II

      Daan en Eduard zijn al lange tijd met elkaar bevriend. Op een goede zomeravond zijn ze bij elkaar in de tuin van Daan. Daan heeft zojuist een nieuw pistool gekocht, en wil dit aan Eduard laten zien. Daan is onder invloed van wiet en alcohol. Na aan Eduard een aantal keer voorgedaan te hebben hoe het wapen doorgeladen moet worden geeft hij het, met twee patronen in het magazijn, aan Eduard. Vervolgens richt hij zijn aandacht even op iets anders, waardoor hij Eduard uit het zicht verliest. Na verloop van tijd neemt Daan het wapen weer over van Eduard. Hij richt het pistool op Eduard en haalt de trekker over. Het wapen gaat af, en Eduard wordt in de borst geraakt waarna hij overlijdt.

      Daan wordt roekeloos handelen in de zin van art. 307 lid 2 Sr. ten laste gelegd. Zijn advocaat verdedigt hem door te stellen dat Daan niet wist dat het pistool doorgeladen was op het moment dat hij de trekker overhaalde. Volgens hem is er daarom geen sprake van roekeloosheid.

      Is het handelen van Daan te kwalificeren als roekeloosheid?

      De omstandigheden van het geval zijn hier erg belangrijk. Voor het aannemen van roekeloosheid gelden zware eisen. De vraag is of het handelen van Daan buitengewoon onvoorzichtig was. Daan wist niet dat het wapen doorgeladen was op het moment dat hij de trekker overhaalde. Toch had hij dit wel moeten weten. Hij had aan Eduard uitgelegd hoe het wapen doorgeladen moest worden, en had er daarna niet meer op gelet. Hij had moeten beseffen dat de kans dat Eduard het wapen doorgeladen had erg groot was. Ook als de kans dat het wapen doorgeladen was erg klein geweest was, was het alsnog bijzonder onvoorzichtig

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht hoorcollege 6 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 6 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 6 - UL Rechten B2 - Strafbare poging en voorbereiding

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Gevaarzetting in het strafrecht
      • Poging
      • Voorbereiding
      • Vrijwillige terugtred

      Gevaarzetting in het strafrecht

      De meeste delicten gaan over voltooide gebeurtenissen, bijvoorbeeld over diefstal of doodslag. De meeste delicten stellen krenking van rechtsbelangen of het veroorzaken van schade strafbaar. Ook het realiseren van gevaar voor krenking of schade is echter strafbaar gesteld. Dit zijn gevaarzettingsdelicten. De achterliggende reden hiervoor is dat het gecreëerde gevaar op zich al zodanig kan zijn dat het rechtsgevoel van de maatschappij erdoor geschokt wordt.

      Gevaarzetting is te vinden in de voorfase. Een specifiek voorbeeld hiervan is te vinden in art. 141a Sr. Algemene delicten die als voorfase strafbaar gesteld zijn zijn samenspanning (art. 80), voorbereidingshandelingen (art. 46) en poging (art. 45). Het delict samenspanning geldt alleen bij zeer ernstige feiten, zoals het beramen van een aanslag op de koning. Het bereik van de voorbereiding is ruimer dan dat van de samenspanning, maar ook voorbereiding is niet bij elk strafbaar feit strafbaar. In de praktijk is poging het meest gebruikte leerstuk in de voorfase. In de huidige maatschappij is haatzaaien een hekel onderwerp. Geert Wilders is er in eerste instantie voor veroordeeld. Het kenmerkende van delicten in de voorfase is dat zij plaatsvinden voor het eigenlijke krenkingsdelict.

      Poging (art. 45 lid 1)

      Het voornemen van de dader moet zich door een begin van uitvoering geopenbaard hebben. De drie vereisten:

      Misdrijf: Of er sprake is van poging, hangt vooral af van het ten laste gelegde misdrijf. Het misdrijf moet dus specifiek omschreven zijn; het gaat om poging tot een bepaald misdrijf. Dit betekent onder meer dat er geen strafbare poging tot overtreding is. Ook poging tot mishandeling is niet strafbaar (art. 300 lid 5). Ook poging tot culpose delicten valt hier niet onder.

      Voornemen: Dit verwijst naar het opzet. Dit opzet ziet op alle bestanddelen van de delictsomschrijving die na het opzet staan. Deze gelijkschakeling betekent dat poging erg dicht op het voltooide delict zit. Ook voorwaardelijk opzet kan gebruikt worden, wanneer dit bij het voltooide delict ook gebruikt kan worden. Dit volgt uit het arrest Inrijden op agent. Dit voornemen moet zich in een begin van uitvoering hebben geopenbaard.

      Begin van uitvoering: De uitvoeringshandeling staat in de tenlastelegging. De inhoud van de betrokken delictsomschrijving is van groot belang bij het bepalen van het begin van uitvoering. Er zijn twee theorieën om het begin van uitvoering vast te stellen. De subjectieve theorie gaat uit van de gevaarlijke wil die uit de gedragingen blijkt. De objectieve theorie gaat daarentegen uit van de objectieve gevaarlijkheid die uit de gedragingen blijkt. Het uitgangspunt van de Nederlandse rechtspraak is vastgelegd in het Cito-arrest. Dit ging om een poging tot een overval. De daders werden echter aangehouden voordat zij echt tot de overval konden overgaan. In dit arrest bedacht de Hoge Raad het volgende criterium om begin van uitvoering vast te stellen: namelijk het criterium de uiterlijke verschijningsvorm. Zijn de

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht werkgroep 6 - UL Rechten B2 - Strafbare poging en voorbereiding

      Materieel Strafrecht werkgroep 6 - UL Rechten B2 - Strafbare poging en voorbereiding

      Materieel Strafrecht werkgroep 6 - UL Rechten B2 - Strafbare poging en voorbereiding

      1. Welke onderwerpen worden in de werkgroep behandeld?

      • Casus 1 (Poging)
      • Casus 2 (Vrijwillige terugtred)
      • Casus 3 (Voorbereiding)

      Casus 1 (Poging)

      Arend is van plan een hoeveelheid hasj vanuit Marokko naar Nederland te vervoeren. Om dat plan uit te voeren heeft hij een bestelbusje gekocht met een dubbele bodem, en is hij met dat busje naar Marokko gereden. Zijn vriend Berend doet hetzelfde, met een eigen busje. Wanneer Berend echter met de hasj teruggereden is naar Nederland, wordt hij aangehouden. Arend, die nog in Marokko is en dit bericht hoort, schrikt. Hij besluit zijn inmiddels verkregen hasj achter te laten en met het vliegtuig naar Nederland terug te gaan. In Nederland wordt hij echter aangehouden en vervolgd voor het pogen van het binnenbrengen van hasj (art. 45 Sr jo. art. 3 onder a Opiumwet). De OvJ acht het tenlastegelegde bewezen omdat de gedragingen van Arend 'ontegenzeggelijk gericht waren op het transporteren van hasj van Marokko naar Nederland'. Volgens deze OvJ was er daarom ook sprake van een begin van uitvoering op het moment dat Arend met zijn omgebouwde bus naar Marokko vertrok.

      Vraag: Kunt u als Arends advocaat een kansrijk verweer voeren ten aanzien van de tenlastegelegde poging?

      De vereisten voor het vaststellen van poging zijn: er moet sprake zijn van een misdrijf, er moet sprake zijn van een voornemen en er moet sprake zijn van een begin van uitvoering. Aan de eerste voorwaarde is voldaan. Aan de tweede voorwaarde is ook voldaan, er was namelijk sprake van een voornemen toen Arend uit Nederland vertrok. De vraag of aan de derde voorwaarde is voldaan is lastiger. Tenlastegelegd is een poging om hasj binnen het grondgebied van Nederland te brengen. De advocaat kan erop hameren dat Arend hier nog niet aan begonnen was. Mogelijk was het vertrek naar Marokko wel onderdeel van de voorbereiding, maar hij was nog niet vanuit Marokko naar Nederland teruggereden. Integendeel, hij besloot zonder drugs terug te vliegen. Dit verweer kan dan vrij kansrijk zijn.

      Vraag: Heeft een beroep op vrijwillige terugtred kans van slagen?

      Om een beroep op vrijwillige terugtred te kunnen doen, moet er eerst sprake zijn van een poging. Zoals uit het bovenstaande bleek, is dat echter waarschijnlijk niet het geval omdat er nog geen begin gemaakt was met de uitvoering. Een beroep op vrijwillige terugtred heeft dan dus geen kans van slagen.

      Casus 2 (Vrijwillige terugtred)

      Cornelis woont in een mooie villawijk in Rotterdam. Vlakbij zijn huis heeft hij een horecabedrijf. Vaak neemt hij de dagomzet contant mee naar huis. Daan is hiervan op de hoogte, en heeft het plan om de dagomzet te stelen. Daarom wacht hij op een zaterdagavond Cornelis op bij de oprit van zijn woning. Daan heeft een rol tape meegenomen om Cornelis vast te maken. Het plan gaat echter niet zoals gepland. Er ontstaat een worsteling tussen Cornelis en Daan. Daan merkt op dat Cornelis al een man op leeftijd is, iets

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht hoorcollege 7 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 7 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 7 - UL Rechten B2 - Deelneming

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Weblecture A: Deelnemingsvormen
      • Weblecture B: Medeplegen
      • Weblecture C: Medeplichtigheid

      Weblecture A - Deelnemingsvormen

      Bij deelneming is er sprake van een strafbaar feit waarbij méér dan een persoon betrokken is. Dit was bijvoorbeeld het geval in de Nijmeegse scooter-zaak. Het ging daar om de vraag wie de bestuurder van de scooter was en wie er achterop zat. De verdachten wezen elkaar aan als bestuurder. De vraag 'wie deed wat' is een vraag die steeds terugkomt bij het leerstuk van de deelneming.

      De vormen van deelneming worden genoemd in art. 47 en 48 Sr.: Doen plegen, medeplegen, uitlokken en medeplichtigheid. In bepaalde delictsomschrijvingen in het bijzondere deel van het Wetboek van Strafrecht staan echter nog andere specifieke deelnemingsvormen genoemd.

      Van niet alle deelnemingsvormen is er een wettelijke omschrijving, uitlokking staat in art. 47 lid 1 onder 2 en medeplichtigheid in art. 49 lid 4. Bij uitlokking gaat het erom te onthouden dat de uitgelokte geen willoos persoon is. Dit betekent dat hij ook strafbaar is. De uitlokker is de middelijke dader, de uitgelokte is de onmiddelijke dader. Het verschil met medeplichtigheid is dat de medeplichtige daar niet de 'kwade geest' achter het misdrijf is.

      De invulling van de doen plegen en medeplegen is overgelaten aan de rechtspraak en wetenschap. Medeplegen lijkt het meest op plegen; de betrokkenen hebben daar een min of meer gelijk aandeel in het plegen. Bij doen plegen is van deze gelijkwaardigheid zeker geen sprake. De pleger is daar een willoos werktuig in de hand van de doen-pleger. Degene die daar het strafbare feit verricht is niet strafbaar. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het Melk en water-arrest.

      De vormen van deelneming die in art. 47 genoemd zijn worden strafwaardiger geacht dan de deelnemingsvorm van art. 48 (medeplichtigheid). Dit blijkt uit de frase 'daders van een strafbaar feit' in art. 47. De plegers van een deelnemingsvorm worden in dat artikel dus op een lijn gesteld met 'echte' plegers. Bij medeplichtigheid wordt het woord 'daders' niet gebruikt. Dit is een belangrijk onderscheid, want voor daders geldt het in de wet voorziene strafmaximum. Medeplichtigen zijn echter geen dader, wat betekent dat het strafmaximum met een derde verminderd wordt. Het feit dat medeplichtigheid minder strafwaardig geacht wordt blijkt ook uit het feit dat er bij medeplichtigheid sprake moet zijn van een misdrijf, en niet van een strafbaar feit.

      De rechtvaardiging van het strafbaar stellen van deelnemingsvormen

      In de literatuur zijn er twee opvattingen te vinden. De eerste gaat uit van de gedachte dat het plegen van strafbare feiten door meerdere personen in het algemeen de criminaliteit bevordert. Mensen die het alleen te risicovol vinden, gaan dan immers samenwerken totdat ze het wel durven. Dit moet voorkomen worden. Daarnaast is er de tweede rechtvaardiging, die ervan uitgaat dat strafbare feiten die door meerdere personen gepleegd worden een grotere dreiging met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan een inbraak door meerdere personen.

      Gemeenschappelijke

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht werkgroep 7 - UL Rechten B2 - Deelneming

      Materieel Strafrecht werkgroep 7 - UL Rechten B2 - Deelneming

      Materieel Strafrecht werkgroep 7 - UL Rechten B2 - Deelneming

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Opmerkingen m.b.t. de theorie
      • Casus I
      • Casus II
      • Casus III

      Opmerkingen m.b.t. de theorie

      Deelneming gaat over de uitbreiding van de strafrechtelijke aansprakelijkheid: ook degene die bijvoorbeeld behulpzaam is kan aansprakelijk zijn. Deze werkgroep gaat vooral over medeplegen en medeplichtigheid.

      Voor elke deelnemingsvorm gelden twee basisvereisten, die je altijd moet controleren. Is er sprake van accessoriteit (de link met het ten laste gelegde feit) en dubbel opzet?

      Medeplegen

      De wet geeft hiervan geen definitie. In het overzichtsarrest Medeplegen is een model gegeven dat je kunt gebruiken om te beoordelen of er sprake is van medeplegen. Zo moet er sprake zijn van een bijdrage van voldoende intellectuele en materiële omvang. Ook een spontaan ontstane taakverdeling kan vallen onder medeplegen. De Hoge Raad heeft een aantal gezichtspunten opgesteld om te kunnen beoordelen of sprake is van de nauwe (objectieve zijde) en bewuste (subjectieve zijde) samenwerking:

      • De intensiteit van de samenwerking. Hoe intenser, hoe eerder er sprake is van een nauwe samenwerking.
      • De onderlinge taakverdeling. Hoe duidelijker deze is, hoe eerder er sprake is van een nauwe samenwerking.
      • De rol in de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van de aangeklaagde. Maakt het samenstel van de handelingen in deze fases dat er sprake is van medeplegen? (Moord op advocaat-arrest)
      • Het belang van de rol van de verdachte.
      • De aanwezigheid op belangrijke momenten van de verdachte. Als de verdachte op het moment suprême aanwezig is, vormt dit een belangrijke aanwijzing voor het aannemen van medeplegen.
      • Het zich niet distantiëren van het strafbare feit. Aan dit laatste punt komt echter in mindere mate betekenis toe.

      Dan moet getoetst worden of de verdachte ook dubbel opzet had: zowel op het samenwerken als op het grondfeit.

      Nog een aantal punten die ervoor kunnen zorgen dat de bovenstaande gezichtspunten anders ingevuld worden:

      • De aard van het delict. Het soort delict kan ervoor zorgen dat er sneller sprake is van medeplegen, of dat het strafwaardiger is. Bedreiging door twee personen is bijvoorbeeld ingrijpender dan bedreiging door één persoon.
      • De procesopstelling van de verdachte (arrest Tandprothetische praktijk). Als de verdachte niet met een aannemelijk verhaal over zijn rol komt, kan medeplegen toch worden aangenomen, ook al zijn de precieze feiten erg onduidelijk.

      Medeplichtigheid

      Ook hiervoor gelden de twee bovengenoemde vereisten. Belangrijk is echter dat er sprake moet zijn van een misdrijf (art. 52 Sr.). Daarnaast ben je als medeplichtige geen dader. Ook het strafmaximum voor medeplichtigheid is lager. Het gaat hier niet om een nauwe en bewuste samenwerking, maar om het feit dat de verdachte het misdrijf dat door een ander begaan is, bevorderd of vergemakkelijkt heeft. In omstandigheden kun je ook passief medeplichtig zijn, bijvoorbeeld als je een plicht om te handelen negeert (Honden Peter-arrest).

      Wat nu als er sprake was van uiteenlopend opzet? In dit geval heeft de medeplichtige opzet op een ander misdrijf dan de dader uiteindelijk pleegt. In de jurisprudentie wordt vaak voldoende

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht hoorcollege 8 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 8 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht hoorcollege 8 - UL Rechten B2 - Strafuitsluitingsgronden

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Weblecture A - Inleiding en overzicht
      • Weblecture B - Ontoerekenbaarheid
      • Weblecture C - Noodweer

      Weblecture A - Inleiding en overzicht

      Bij strafuitsluitingsgronden gaat het om gevallen waarin weliswaar een strafbaar feit gepleegd is, maar vanwege een bijzondere omstandigheid wordt de gedraging gerechtvaardigd of niet verwijtbaar geacht. De gedraging of de dader is dan niet strafbaar. In die situaties is er begrip voor de burger die strafbaar gehandeld heeft. Dit begrip is echter niet onbeperkt.

      Strafuitsluitingsgronden zijn opgedeeld in wettelijke (art. 39-43 Sr) en buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden. Daarnaast is er in beide categorieën een onderscheid tussen algemeen toepasselijke uitsluitingsgronden en uitsluitingsgronden die van toepassing zijn op een specifiek feit.

      Wettelijke strafuitsluitingsgronden (algemeen toepasselijk)

      1. Ontoerekenbaarheid (art. 39)
      2. Overmacht (art. 40) Dit valt uiteen in noodtoestand en psychische overmacht.
      3. Noodweer
      4. Noodweerexces
      5. Wettelijk voorschrift
      6. Bevoegd gegeven ambtelijk bevel
      7. Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel

      Buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden (algemeen toepasselijk)

      1. Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Dit komt uit het Veearts-arrest.
      2. Afwezigheid van alle schuld (AVAS). Dit komt uit het Melk en water-arrest.

      Deze uitsluitingsgronden fungeren in de praktijk als restcategorie; een beroep erop wordt niet vaak gehonoreerd. In specifieke gevallen zijn ze echter wel belangrijk, als het veroordelen van een persoon onrechtvaardig zou zijn.

      Rechtvaardigingsgronden vs schulduitsluitingsgronden

      Dit is een tweedeling in de strafuitsluitingsgronden. Bij een rechtvaardigingsgrond is de gedraging zelf te rechtvaardigen. Er is dus geen sprake van wederrechtelijkheid. Bij een schulduitsluitingsgrond is de gedraging wel wederrechtelijk, maar is de persoon niet strafbaar. De gedraging is dus niet verwijtbaar.

      De vraag naar de wederrechtelijkheid komt aan de orde bij een andere vraag van het beslissingsmodel van art. 350 dan de vraag naar verwijtbaarheid.

      Gemeenschappelijke aspecten in de beoordeling van strafuitsluitingsgronden

      1. Proportionaliteit: Was het middel dat gebruikt werd, bijvoorbeeld bij noodweer, proportioneel? Stond het handelen van de verdachte in een redelijke verhouding tot de omstandigheden waarin hij verkeerde?
      2. Subsidiariteit: Was er een alternatieve manier van handelen beschikbaar om hetzelfde doel te bereiken?
      3. Garantenstellung:In principe wordt uitgegaan van de gemiddelde burger. In sommige gevallen verkeert de verdachte echter in een bepaalde hoedanigheid, bijvoorbeeld van verpleegster of agent. Deze hoedanigheid kan van invloed zijn op de vraag of het handelen van de verdachte proportioneel/subsidiair was.
      4. Culpa in causa: Heeft degene zich verwijtbaar in een bepaalde situatie gebracht en kan hij daardoor geen beroep doen op de strafuitsluitingsgronden?

      Per strafuitsluitingsgrond hebben deze aspecten ieder een eigen uitwerking. In de volgende weblectures zal dit blijken als de ontoerekenbaarheid en noodweer behandeld worden.

      Weblecture B - Ontoerekenbaarheid

      Dit is een schulduitsluitingsgrond. Niet-toerekenbaarheid wordt vastgesteld in drie stappen. De eerste vraag is of iemand lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Daarnaast moet er een causaal verband zijn tussen de stoornis en het strafbare feit. Zo ja, kan dit strafbare feit dan aan de verdachte toegerekend worden? Als dit zo is, kan de verdachte geen verwijt gemaakt worden. Er volgt dan geen straf, mogelijk

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht werkgroep 8 - UL Rechten B2 - Strafuitsluitingsgronden

      Materieel Strafrecht werkgroep 8 - UL Rechten B2 - Strafuitsluitingsgronden

      Materieel Strafrecht werkgroep 8 - UL Rechten B2 - Strafuitsluitingsgronden

      1. Welke onderwerpen worden in dit werkcollege behandeld?

      • Casus 1 Noodweer(exces)
      • Casus 2 Culpa in causa
      • Casus 3 Psychische overmacht, culpa in causa

      Casus 1 Noodweer(exces)

      Op 14 oktober loopt Gerard met zijn vrouw en vierjarig zoontje door het park. Ook Stefan en zijn vrienden zijn in het park aanwezig, en lopen terwijl ze een aantal onfrisse leuzen roepen dreigend op Gerard en zijn vrouw af. Ook gooien ze met flesjes en glazen. Het komt tot een handgemeen tussen Gerard en Stefan, waarbij Gerard een aantal keer door Stefan wordt geslagen met een riem. Gerard ziet dat Stefan een kapot bierflesje oppakt en dit richting zijn vrouw wil gooien. Om dit te voorkomen slaat Gerard Stefan, waarbij hij een blauw oog oploopt. De vrouw en het zoontje van Gerard zijn inmiddels naar de auto gerend. Ook Gerard gaat snel in de auto zitten. Als ze weg willen rijden, wil de auto echter niet starten. Een woeste Stefan rent in zijn eentje op de auto af met het bierflesje in zijn hand. Gerard pakt uit het dashbordkastje van de auto een geladen vuurwapen. Hij schiet van een afstand van ongeveer 10 meter op Stefan. Stefan wordt niet geraakt.

      Gerard wordt vervolgd voor mishandeling en poging tot doodslag van Stefan. Tijdens de rechtszitting verklaart Gerard dat hij schoot om zichzelf en zijn gezin te verdedigen, zowel tegen Stefan als tegen zijn vriendengroep. Vanwege de dreigende situatie was hij zo in verwarring geraakt dat hij geen andere optie zag dan te schieten.

      Vraag: Op welke strafuitsluitingsgrond zal Gerard een beroep doen in de zaak betreffende de mishandeling? Heeft dat beroep kans van slagen?

      De feiten in de casus wijzen in de richting van de rechtvaardigingsgrond noodweer. De vereisten hiervoor staan in de wet opgenomen. In de casus lijkt sprake te zijn van een 'ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding', omdat Stefan het flesje leek te gaan gooien richting Gerards vrouw. Ook anderen mag je verdedigen volgens art. 41 Sr. Had Gerard in redelijkheid anders kunnen handelen? Er lijkt sprake te zijn van een noodzakelijke verdediging, de uitgedeelde klap lijkt ook proportioneel te zijn. Ter zake van de mishandeling kan Gerard dus een succesvol beroep doen op noodweer.

      Vraag: Op welke strafuitsluitingsgrond zal Gerard primair een beroep doen in de zaak betreffende de poging tot doodslag? Heeft dat beroep kans van slagen?

      Gerard zag dat Stefan woest op de auto aan kwam lopen. Er was dus sprake van een onmiddelijke dreiging. Voor wat betreft de noodzakelijkheid probeerde Gerard te vluchten, maar de auto startte niet. Hij was dus gedwongen over te schakelen op een bepaalde verdediging. Zijn reactie lijkt echter niet in verhouding te staan tot de dreigende aanranding. Er kan dus geen geslaagd beroep gedaan worden op noodweer.

      Vraag: Op welke strafuitsluitingsgrond zal Gerard subsidiair een beroep doen in de zaak betreffende de doodslag? En heeft dat beroep kans van slagen?

      Gerard kan een beroep doen op noodweerexces. Er moet dan sprake zijn

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht Hoorcollege 9 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht Hoorcollege 9 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht Hoorcollege 9 - UL Rechten B2 - Rechtspersonen

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Weblecture A - De rechtspersoon in het Nederlands strafrecht: wettelijk kader
      • Weblecture B - Strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon
      • Weblecture C - Strafrechtelijke aansprakelijkheid van de 'feitelijk leidinggever'

      Weblecture A - De rechtspersoon in het Nederlands strafrecht: wettelijk kader

      In de strafzaak tegen het bedrijf Chemie-Pack werden zowel rechtspersonen als natuurlijke personen vervolgd. Deze natuurlijke personen waren bij de rechtspersoon betrokken, het ging om de directeur, de veiligheidscoördinator en de productieleider. Hen werd verweten dat ze feitelijk leiding hadden gegeven aan het verwijtbaar laten ontstaan van een brand en aan een aantal milieudelicten. Zowel de rechtspersoon als de natuurlijke personen werden hiervoor veroordeeld. Wanneer een rechtspersoon verantwoordelijk gehouden wordt voor een gedraging sluit dit dus niet uit dat ook natuurlijke personen voor dezelfde gedraging verantwoordelijk gehouden worden.

      Wat is de achterliggende motivatie van deze aansprakelijkheid? Eén van de redenen is het feit dat de rol van bedrijven steeds groter is geworden, ze hebben steeds meer invloed op hoe wij leven. Hierbij hoort een grotere verantwoordelijkheid, soms dus zelfs een strafrechtelijke. Daarnaast is er in het strafrecht een ontwikkeling van een fysiek handelingsbegrip naar een meer functioneel handelingsbegrip. Men richt zich nu dus minder op de persoon die fysiek een feit pleegt, en heeft nu ook aandacht voor degene die de handeling niet fysiek verricht maar er wellicht wel verantwoordelijk voor is.

      Art. 51 Sr.

      Aansprakelijkheid van rechtspersonen is geregeld in art. 51 Sr. Ook rechtspersonen kunnen dader zijn (hieronder valt ook deelneming, medeplegen, etc.). Dit geldt voor alle strafbare feiten. Hiervoor zijn alle straffen en maatregelen mogelijk, mits zij daarvoor in aanmerking komen. Je kunt rechtspersonen bijvoorbeeld niet opsluiten. Meestal worden boetes opgelegd. De strafrechtelijke aansprakelijkheid kan gelden voor de rechtspersoon, daarbij betrokken natuurlijke personen, of beiden. Ten slotte blijkt uit lid 3 dat het strafrecht een ruimer begrip van rechtspersoonlijkheid heeft dan het civiele recht.

      Art. 51 zegt niets over de vraag hoe strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon wordt vastgesteld. De invulling hiervan is overgelaten aan de rechtspraak. Daarnaast is dit leerstuk vooral van belang voor privaatrechtelijke rechtspersonen. Voor overheden (publiekrechtelijke rechtspersonen) geldt immers in beginsel strafrechtelijke immuniteit.

      Weblecture B - Strafrechtelijke aansprakelijkheid van een rechtspersoon

      Hoe moet deze strafrechtelijke aansprakelijkheid vastgesteld worden? Ten eerste moet daderschap van de rechtspersoon vastgesteld worden. Daarna moet vastgesteld worden dat de rechtspersoon daar ook aansprakelijk voor is.

      Daderschap van de rechtspersoon

      De Hoge Raad gebruikt hiervoor het criterium van de redelijke toerekening. In het arrest Drijfmest heeft de Hoge Raad daar handvaten voor gegeven.  Redelijke toerekening is mogelijk als de gedraging plaatsvond 'in de sfeer van de rechtspersoon'. Dit is het zogenaamde oriëntatiepunt. Om dat vast te stellen zijn vier omstandigheden relevant, alhoewel er ook andere relevante omstandigheden kunnen zijn die hier niet tussen staan:

      1. Het betreft een gedraging van een persoon werkzaam ten behoeve van de rechtspersoon. Als hiervan sprake is, is het niet meer dan een indicatie. Deze
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht Werkgroep 9 - UL Rechten B2 - Aansprakelijkheid van rechtspersonen

      Materieel Strafrecht Werkgroep 9 - UL Rechten B2 - Aansprakelijkheid van rechtspersonen

      Materieel Strafrecht - Werkgroep 9 - UL Rechten B2 - Aansprakelijkheid van rechtspersonen

      1. Welke onderwerpen worden in het werkcollege behandeld?

      • Casus I (functioneel daderschap)
      • Casus II (Aansprakelijkheid rechtspersoon)

      Casus  I (functioneel daderschap)

      Kooiman Groenvoorziening is een eenmanszaak die van de gemeente de opdracht krijgt om 50 eiken in een bepaald natuurgebied te rooien. Edwin is de baas van dit bedrijf, en Peter en Norbert zijn zijn medewerkers. Peter rijdt op de tractor en Norbet gebruikt de cirkelzaag. Edwin heeft hen een kaart meegegeven waarop de beschermde dier- en plantensoorten te zien zijn die zij niet moeten verstoren. Hij is echter vergeten verdere tekst en uitleg bij deze kaart te geven. Hij had het druk met andere dingen. Daarom gaat hij ook niet mee als Peter en Norbert aan de klus beginnen. Later op die dag worden zij gecontroleerd door Thijs, een opsporingsambtenaar die onder meer toezicht houdt op de naleving van de Flora- en faunawet. Hij ziet meteen een ernstige overtreding: de tractorsporen hebben veel beschermde plantensoorten vernield. De officier van justitie besluit Edwin te vervolgen voor overtreding van de Flora- en faunawet. Hij moet voor de economische politierechter verschijnen.

      Vraag: In welke verschillende hoedanigheden zou Edwin vervolgd kunnen worden?

      Kijkend naar de casus is het het meest voor de hand liggend om Edwin als functioneel dader te vervolgen. Er is immers geen sprake van doen plegen, omdat Peter en Norbert zelfstandig handelden. Daarnaast kan Edwin niet vervolgd worden vanwege zijn positie als eigenaar van het bedrijf, aangezien een eenmanszaak geen rechtspersoon is.

      Vraag: De officier van justitie legt de zaak aan de economische politierechter voor. Zal de politierechter Edwin als dader aanmerken?

      Kan het handelen van Paul worden toegerekend aan Edwin? Daarvoor moet getoetst worden aan de IJzerdraad-criteria van beschikken en aanvaarden. Edwin had in ieder geval beschikkingsmacht, omdat hij de baas van Paul was. Van actieve aanvaarding is geen sprake, wel heeft hij onvoldoende instructies gegeven of toezicht gehouden. Er is hier sprake van een overtreding, en dus is opzet niet vereist. Daarom kan daderschap aangenomen worden.

      Casus II (Aansprakelijkheid rechtspersoon)

      In een kinderdagverblijf is de zes maanden oude baby Rick overleden nadat hij bekneld was geraakt in een kapot bedje. De stichting die wordt vervolgd voor dood door schuld (art. 307 Sr) is exploitant van het kinderdagverblijf. Op elke locatie is een locatiemanager, maar de algehele leiding berust bij de stichting. Uit het onderzoek na afloop van het overlijden is gebleken dat er een aantal onzorgvuldigheden plaatsgevonden hebben. Op 5 oktober constateerde groepsleidster Ineke dat een bedje kapot was, waardoor beknelling van een kind een reëel risico was. Zij gaf dit echter niet duidelijk door aan haar collega's maar plaatste een reiswiegje in het bedje. Locatiemanager Matthijs ging hiermee akkoord. Hij heeft geen opdracht gegeven om het bedje zo snel mogelijk te repareren. Op 11 oktober heeft medewerkster Suzanne, die voor Rick verantwoordelijk was, het wiegje verwijderd en Rick in het bedje gelegd zonder trappelzak. Aan haar was niets meegedeeld over het defect

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht Hoorcollege 10 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht Hoorcollege 10 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht Hoorcollege 10 - UL Rechten B2 - Ne bis in idem en samenloop

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Weblecture A - Inleiding en wettelijk kader
      • Weblecture B - Het begrip 'hetzelfde feit'
      • Weblecture C - Het ne bis in idem-beginsel
      • Weblecture D - Samenloop

      Weblecture A - Inleiding en wettelijk kader

      De laatste weken ging het vaak over strafzaken waarbij één specifieke gedraging centraal stond. Vaak zijn er echter meerdere gedragingen strafrechtelijk van belang. In de Nijmeegse scooter-zaak werden de daders bijvoorbeeld aansprakelijk gesteld voor twee losse feiten. Niet altijd is het echter zo duidelijk dat er sprake is van twee gevallen die apart van elkaar bestraft moeten worden of dat er van één feit sprake is. Zo bestaat er een grote gelijkenis tussen schuldwitwassen en schuldheling en kan het zo zijn dat zij beide van toepassing zijn in één zaak. Kan je dan voor beide feiten veroordeeld worden? Bij die vraag is de bestaansgrond van de betrokken bepalingen van belang. Dienen zij beiden om hetzelfde belang te beschermen, of lopen de beschermingsdoeleinden uiteen? 

      De laatste jaren is er in de strafbepalingen steeds meer overlap waarneembaar. Een gedraging kan daardoor makkelijker onder meerdere bepalingen valen. Dit komt onder meer door het ruime bereik van onze strafwet en erg ruim geformuleerde strafbepalingen. Een voorbeeld is heling en witwassen. Een andere oorzaak komt vanwege de rol die algemene leerstukken zoals poging en voorbereiding in het strafrecht spelen. Deze overlap is aanvaardbaar, mits de wet voorziet in mogelijkheden om een onevenredige bestraffing te voorkomen.

      Onaanvaardbaarheid van overlap

      Situaties waarin overlap onaanvaardbaar geacht wordt zijn gevallen waarin een meervoudige aansprakelijkstelling voor hetzelfde feit plaatsvindt, of wanneer onevenredige bestraffing zou volgen omdat een gedraging meerdere strafbare feiten omvat.

      Wettelijke mogelijkheden om onevenredigheid te voorkomen

      • Art. 55 Sr
      • Art. 56 Sr
      • Art. 57 Sr
      • Art. 63 Sr: Dit en bovenstaande artikelen zorgen voor strafmatiging. Deze bepalingen zijn gericht tot de rechter, ze worden ook wel de samenloopregeling genoemd en hebben tot doel het voorkomen van onevenredige bestraffing.
      • Art. 68 Sr: Dit artikel zorgt voor een beperking in de vervolgbaarheid. Deze bepalingen zijn gericht op het OM, omdat ze de mogelijkheden om te vervolgen beperken. Dit artikel bevat het ne bis in idem-beginsel, het doel is het voorkomen van een onevenredige aansprakelijkheidsstelling.

      Er zijn dus twee wettelijke manieren waarop onevenredigheid voorkomen wordt.

      Weblecture B - Het begrip 'hetzelfde feit'

      Zowel bij de samenloopregeling als het ne bis in idem-beginsel speelt het begrip 'feit' een belangrijke rol. Soms kun je door één handeling op één tijdstip meerdere strafbare feiten plegen. Het is een relevante vraag voor welke feiten je dan aangesproken kan worden. Er zijn verschillende invullingen van het feitbegrip mogelijk:

      De feitelijke invulling van het feitsbegrip

      Deze invulling is gebaseerd op een fysiek handelingsbegrip. Het gaat om de eenheid van tijd, plaats en waarneembaarheid. Het probleem van de feitelijke invulling is dat er in sommige gevallen sprake is van meerdere strafbare feiten terwijl er fysiek waarneembaar maar

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht casuscollege 3 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 3 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 3 - UL Rechten B2 - Ne bis in idem en samenloop

      1. Welke onderwerpen worden in dit werkcollege behandeld?

      • Casus I (Samenloop)
      • Casus II (vervolg casus I)
      • Casus III (Ne bis in idem)

      Casus I (Samenloop)

      Tegen verdachte Joris B. is door de Rechtbank Limburg het volgende bewezenverklaard:

      1. Hij heeft, om zijn voornemen tot inbraak in de woning van Hendrik uit te voeren, de tuin van Hendriks woning betreden en geprobeerd twee ramen te forceren met gereedschap. Hij slaagde er echter niet in de woning van Hendrik binnen te komen.

      2. Hij heeft opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten, toebehorend aan de woning van Hendrik, vernield.

      De rechtbank heeft het hierboven bewezenverklaarde gekwalificeerd als de meerdaadse samenloop van poging tot diefstal, waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft heeft door middel van braak. Het tweede onderdeel van de samenloop is het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een goed dat aan een ander toebehoort.

      Vraag: Wat is de achtergrond/ratio van de regeling van de meerdaadse samenloop?

      Disproportionele bestraffing moet worden voorkomen. De regeling van de meerdaadse samenloop geeft namelijk een plafond aan het toepasselijke strafmaximum. Er is sprake van beperkte cumulatie. Het optellen van de straffen bij de bijbehorende bepalingen wordt dus beperkt. Een andere ratio is dat men uitgaat van het afnemend strafnut. Hoe langer iemand opgesloten zit, hoe minder nut de straf heeft.

      Vraag: Wat is de maximale gevangenisstraf die de rechtbank in deze casus mag opleggen bij toepassing van de huidige regeling van meerdaadse samenloop?

      Het strafmaximum bij meerdaadse samenloop wordt bij gevangenisstraffen met een derde verhoogd ten aanzien van het toepasselijke hoogste strafmaximum. De maximale straf op poging tot diefstal met braak is 4 jaar. Voor vernieling geldt een strafmaximum van 2 jaar. De op te leggen straf is dus 4 jaar + 1/3 van 4 jaar: 5 jaar en 4 maanden gevangenisstraf.

      Casus II (vervolg casus I)

      Op grond van art. 358 lid 4 Sv. vermeldt het vonnis van de rechtbank onder meer art. 57 als wettelijk voorschrift waarop de straf gebaseerd is. De rechtbank heeft Joris B. veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hierbij overwoog hij onder meer dat de verdachte bij zijn poging tot woninginbraak twee ramen vernield heeft. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en levenssfeer van anderen. Daarnaast heeft hij voor de bewoners van de woning overlast en financiële schade veroorzaakt. Een poging tot woninginbraak brengt bij burgers een gevoel van onveiligheid teweeg.

      Joris gaat tegen het vonnis van de rechtbank in beroep en stelt dat er onjuiste toepassing gegeven is aan de samenloopregeling. Volgens hem was er primair sprake van eendaadse samenloop, secundair van voortgezette handeling. Er is volgens Joris in ieder geval geen sprake van meerdaadse samenloop.

      Vraag: Wat is de maximale gevangenisstraf die het hof mag opleggen als toepassing wordt gegeven aan de regeling van eendaadse

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht Hoorcollege 11 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht Hoorcollege 11 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht Hoorcollege 11 - UL Rechten B2 - Europeanisering van het materieel strafrecht

      1. Welke onderwerpen worden in het hoorcollege behandeld?

      • Internationalisering en Europeanisering
      • Hoe vindt beïnvloeding plaats?
      • Welke strafbare feiten?
      • Europeanisering en nationale systematiek
      • EU-richtlijn mensenhandel

      Het strafrecht wordt gezien als een rechtsgebied dat uitdrukking geeft aan nationale opvattingen over recht, politiek en cultuur. Het materiële strafrecht is hier een goed voorbeeld van, zeker als het gaat over maatschappelijke thema's zoals abortus en euthanasie. Ook in drugsbeleid bestaan er grote nationale verschillen. Toch is ook een groot deel van het Nederlandse strafrecht beïnvloed door het internationale en Europese recht. Een voorbeeld is de Wet economische delicten. Die is voor een groot deel gebaseerd op Verordeningen van de Europese Unie.

      Economische delicten in Nederland zijn dus voor een belangrijk deel geformuleerd op het niveau van de EU. Er is dus invloed van een andere rechtsorde.

      Deze invloed is ook zichtbaar in art. 197 Sr. Dit artikel is een implementatie van de Terugkeer-Richtlijn. Ook art. 273f, waarin mensenhandel strafbaar gesteld is, is een voorbeeld. Het internationale en Europese recht geeft minimumstandaarden over de strafbaar gestelde gedragingen. In Nederland is meer strafbaar dan alleen gedragingen omschreven in deze minimumstandaarden.

      Internationalisering en Europeanisering

      Deze ontwikkelingen hebben te maken met de algemene ontwikkelingen van internationalisering en Europeanisering. De mobiliteit van personen is de laatste 100 jaar enorm toegenomen, waardoor landsgrenzen makkelijker overschreden worden. Hier maken ook criminelen gebruik van. Dat leidde tot de behoefte om samen te werken tussen landen in strafzaken.

      Daarnaast is de kennis over grootschalige misdaad toegenomen, wat er ook voor zorgde dat men gezamenlijk internationaal actie wilde ondernemen om deze misdaad te bestrijden. Dit leidde tot het ontstaan van een supranationale strafrechtelijke rechtsorde. Om efficiënt samen te kunnen werken zijn gezamenlijke normen erg handig. Gelijke delictsomschrijvingen en sanctieniveau's bijvoorbeeld.

      Met betrekking tot Europa was de nasleep van de Tweede Wereldoorlog belangrijk. Men wilde nooit meer zo'n oorlog en men wilde de mensenrechten waarborgen. Daarom waren landen steeds meer bereid onderdelen van hun soevereiniteit af te staan. Bevoegdheden werden overgedragen aan internationale organisaties, zoals de Raad van Europa en de Europese Unie. Afdracht van soevereiniteit kan ook bestaan in het maken van afspraken over bijvoorbeeld uitlevering. Dit leiden vaak tot een plicht tot samenwerking.

      Een derde manier waarop soevereiniteit afgestaan kan worden is door het afstemmen van de eigen regelgeving.

      De rest van dit hoorcollege gaat vooral over Europeanisering, die vooral plaatsvindt vanuit de Raad van Europa (van het EVRM en het EHRM) en de Europese Unie. Sinds de jaren '90 heeft de EU ook bevoegdheden op het terrein van het strafrecht.

      Hoe vindt beïnvloeding plaats?

      Beïnvloeding gebeurt via wet-en regelgeving. Op Europees niveau komen verdragen, richtlijnen en verordeningen tot stand. Daaruit vloeien verplichtingen voor de lidstaten voort, die ze dan in hun eigen rechtsorde moeten verwerken. Deze invloed heeft vooral betrekking op het bijzondere deel van het Wetboek van strafrecht. Het Europese recht gaat dus niet over de definitie van medeplegen of poging. Wel bevat het

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Materieel Strafrecht casuscollege 4 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 4 - UL Rechten B2

      Materieel Strafrecht casuscollege 4 - UL Rechten B2 - Europeanisering van materieel strafrecht

      1. Welke onderwerpen worden in dit werkcollege behandeld?

      • Algemene omschrijving van mensenhandel
      • Vraag I
      • Casus I (jurisprudentie)
      • Casus II (uitbuiting van strafbare feiten)

      Mensenhandel

      Dit casuscollege is toegespitst op het Europeesrechtelijke kader van het verbod op mensenhandel. In Nederland verstaat men hieronder 'het werven, vervoeren, overbrengen, opnemen of huisvesten van een persoon, met gebruik van dwang (dit wordt ruim uitgelegd) en met het doel die persoon uit te buiten'. Die uitbuiting vormt de kern van de mensenhandel. Het komt relatief veel voor in de seksindustrie, landbouw en horeca. Personen hebben dan zulke slechte arbeidsomstandigheden dat hun mensenrechten in het geding zijn.

      De dwang die bij de mensenhandel gebruikt wordt, kan verschillende vormen aannemen. Zo kan gedreigd worden met fysiek geweld, maar ook misleiding of misbruik van een kwetsbare positie wordt gezien als dwang. Bij het werven of vervoeren van een minderjarige met het oogmerk van uitbuiting is er altijd sprake van mensenhandel, ook als dwang afwezig is.

      In het Nederlandse recht is het verbod op mensenhandel vastgelegd in art. 273f Sr. Dit is een complex artikel. In lid 1 zijn al 9 varianten van mensenhandel gegeven. Voor de praktijk zijn sub a, c en d van lid 1 het belangrijkst. Die komen in de rechtspraak het meeste terug.

      Vraag I

      Op welke rechtsgrondslag in het Verdrag van Lissabon zijn de in Richtlijn 2011/36/EU vervatte strafbaarstellingen gebaseerd?

      Dit is artikel 83 VWEU. In het Verdrag van Lissabon is voorzien in een rechtsgrondslag voor bepalingen op het terrein van het materiële strafrecht.

      Casus I (jurisprudentie)

      Vraag: Wat is in het arrest HR 5 april 2016 (Telefoonabbonementen) in de kern het verschil van opvatting tussen het Openbaar Ministerie en de Hoge Raad met betrekking tot het vereiste van 'uitbuiting' in art. 273f Sr?

      Het OM stelt dat het Hof ongelijk had in zijn oordeel dat er in deze casus geen sprake was van uitbuiting. Bij sub 4 lid 1 van art. 273f hoeft er volgens het OM strikt genomen geen sprake te zijn van uitbuiting, wat betekent dat dit niet glashard bewezen hoeft te worden. Volgens het OM was er hier wel sprake van dwang, en daarmee ook van uitbuiting. Het feit dat er dwang aanwezig was, maakt op zichzelf al dat er sprake was van uitbuiting. De Hoge Raad stelde echter dat er geen sprake was van uitbuiting. Hiervoor gebruikt de Hoge Raad onder meer de Memorie van Toelichting, waarin veel aandacht is voor de aanwezigheid van uitbuiting, waarin onder meer de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers beperkt wordt. De Hoge Raad maakt in dit arrest daarom onderscheid tussen het delict mensenhandel en het veel lichtere delict van oplichting. In deze casus was er geen sprake van oplichting. Het vereiste van uitbuiting moet dus eigenlijk in sub 4 lid 1 van art. 273f 'ingelezen' worden. Het is een impliciet bestanddeel.

      Vraag: Waarom was er in het arrest HR 16 oktober 2018 (Uitbuiting in Chinese horeca) volgens

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Check more of this topic?
      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      1351
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      special isis de wereld in

      Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering