Ontwikkelingspsychologie hoorcolleges

Hoorcollege 1

In de 17e eeuw waren er de trappen des ouderdoms. Deze trap verandert door de tijd het een en ander qua opstelling en vormgeving. Rond de middelbare leeftijd sta je als leider aan de trap. De Joods-orthodoxe trap is van rechts naar links weergegeven, wat in de trap van de 20e eeuw te zien is.

 

Baltes heeft een invloeden model van ontwikkeling gemaakt. Hierin beschreef hij de interactie tussen normatief leeftijdsgebonden(voor iedereen hetzelfde), normatief historische en niet-normatieve(uniek) processen. Vroeg in de ontwikkeling zijn er vooral biologische invloeden en later zijn culturele contexten van belang.

 

Oorzaken ontwikkeling

Benadering ontwikkeling

Domeinen ontwikkeling

biologisch, ofwel nature

beschrijven (wat?)

fysiek (motoriek, brein)

omgeving, ofwel nurture

verklaren (waarom?)

cognitief (denken, taal)

complex samenspel beiden

voorspellen (waar?): experimenteel

psychosociaal (interactie, persoonlijkheid)

 

interventie (hoe?): ingrijpen

 

 

Locke was voorstander en bedenker van de tabula rasa(het onbeschreven blad) en de mechanistische en continue benadering. Rousseau vond daarentegen dat kinderen werden geboren met capaciteiten waar de omgeving afbreuk aan doet. Het is organisch model met een discontinue benadering.

 

Theoretische perspectieven:

  • Psychoanalyse en psychoseksuele ontwikkeling van Freud

  • Psychosociale ontwikkeling van Erikson (sociaal en nog steeds na de kindertijd)

  • Leertheorie van Pavlov

  • Behaviorisme van Watson en Skinner

  • Sociale leertheorie van Bandura (persoon en wereld beïnvloeden elkaar)

  • Cognitieve ontwikkeling van Piaget (kwalitatief)

  • Informatieverwerkingsbenadering (kwantitatief)

  • Socioculturele theorie van Vygotsky (scaffolding en ZPD)

  • Contextueel perspectief van Bronfenbrenner

  • Evolutionair of sociologisch perspectief van Lorenz

  • Ethologie van Bowlby

 

Hoorcollege 2

Vroeg in de zwangerschap lijken soorten erg op elkaar, zowel dieren als mensen. Later zie je al snel grote verschillen ontstaan. De recapitulatie theorie is hiermee achterhaald; dat de mens uiteindelijk het meest complex zal ontwikkelen.

Drie fasen in de baarmoeder:

  • germinaal (0 tot 2 weken)

  • embryonaal (2 tot 8 weken)

  • foetaal (8 weken)

Teratogene invloeden zijn schadelijk op de ontwikkeling van een foetus. Denk hierbij aan alcohol, drugs, zwaar fysiek werk, ondervoeding, gewicht en voeding van de moeder, ziekte van de moeder, stress en depressie en tot slot een vervuilde leefomgeving.

Binnen de westerse wereld zijn er veel verschillen in kindersterfte. Nederland staat hierin vrij hoog, namelijk op plek drie. Inmiddels is het lager geworden, door betere voorlichting en een toename in het aantal echo’s tijdens de zwangerschap.

 

Na de geboorte zijn er:

  • posturale en locomotore reflexen (voor het lopen)

  • permanente en tijdelijke reflexen (primitief: roothing, Moro, grijp)

Zodra baby’s en ouders interacteren wordt er als het ware al ingegrepen in de ontwikkeling van de baby. De belangrijke kwestie is wat een goede ontwikkeling is. Hier is wel een soort basis idee over, daarom moeten ouders in de eerste levensjaren van het kind, vaak naar het consultatiebureau. 

In de eerste vier weken verandert het zicht van een baby enorm. Ze kunnen gezichten nu scherp zien i.p.v het bekijken van het contrast tussen licht en donker. Qua gehoor reageren baby’s meer op hoge tonen. 

De sekse van het kind heeft een belangrijke rol in de interactie met het kind. 

Volgens de ecologische theorie van Gibson is de mens niet zo maar een passief instrument dat informatie opneemt maar een die zich actief instelt op de kenmerken van de omgeving. Denk hierbij aan het visuele cliff experiment. 

Collier deed een experiment naar de mentale kennis van een baby van de wereld. Dit deed hij door een touwtje aan een mobiel vast te maken en het andere einde aan het beentje van de baby. De eerste keer ging het na 50 pogingen doelgericht met het beentje bewegen. De tweede keer had het maar 10 pogingen nodig.

Kinderen hebben een voorkeur voor nieuwe dingen, wat dishabituatie doet optreden. Dit betekend dat er een toename in responsiviteit plaatsvindt door een nieuwe stimulus.

Het still-face experiment concludeerde dat een baby interactie nodig heeft van de moeder, het kind doet er alles aan om de aandacht van de moeder weer terug te krijgen.

Hoorcollege 3

Een baby heeft een idee wat normaal is en wat hiervan afwijkt. Het afwijkende wordt dan bijvoorbeeld als grappig geïnterpreteerd. 

Het boek Homoludens van J.Huizinga gaat over het spelelement in de ontwikkeling.

Voor een kind is tekenen een beweeglijk iets. Tijdens het tekenen verandert de strategie en het moet schijnbaar niet per se op één vel staan om één tekening te zijn. Met vier jaar tekenen kinderen wat ze weten en met zes jaar tekenen ze wat ze zien (Piaget).

 

Het hersengewicht van een driejarige is 90% van het uiteindelijke gewicht. De piek in synaptische dichtheid zal met vier jaar zijn.

Accommodatie= jezelf aanpassen 

Assimilatie= kennis aanpassen

In het sensomotorische stadium: 

  •  objectpermanentie (kennis over objecten en symbolen) 

  • symbolisch (begrip plaatjes)

  • denken als uitwendig intentioneel (als actie)

In het preoperationele stadium:

  • symbolisch (nog beter)

  • egocentric (bergen-experiment)

  • intuïtiviteit i.p.v logisch denken

  • onvermogen tot meedoen aan dingen (ze snappen niet hoe ze een concept omzetten in een handeling)

  • aminisme (geen onderscheid in levende dingen)

  • conservatie probleem (glazen water experiment)

 

Prosociaal gedrag is het helpen van anderen, dit is al vroeg in de ontwikkeling aanwezig. Dit zowel bij de mens als bij Chimpansees. Bij agressief gedrag kan je overt(direct) of relationeel(sociaal/indirect) zijn.

Cognitieve niveaus van spelen:

  • functioneel: locomotorisch

  • constructief: objectgericht

  • dramatisch: verbeelding

  • formeel spel met regel: georganiseerd

Dimensies van spelen:

  • rustig spelen

  • eenzaam spelen

  • waarnemend spelen

  • parallel spelen

  • associërend spelen

  • meewerkend spelen

 

 Zelfregulatie van emoties is belangrijk in de omgang met anderen. Dit houdt o.a een uitstel van directe behoeftebevrediging in (marshmallow-experiment). Als je je op drie/vierjarige leeftijd kan beheersen zul je later een groter academisch succes hebben. Kinderen van tegenwoordig kunnen het langer volhouden dan vroeger, want ze hebben meer vertrouwen in volwassenen. Ook kunnen ze het beter volhouden als ze samen met iemand zijn.

 

Hechtingspatronen zijn onderzocht met ‘the strange situation’ van Ainsworth. 60-70% voelde zich veilig en de onveiligen waren vermijdend, angstig/afwerend of disorganized/disorientated. De lange termijn effecten zijn weergegeven in het interne werkmodel(voor latere relaties), de intergenerationele continuïteit(misbruik, mishandeling, trauma) en het zelfvertrouwen van het kind. Hechting houdt dus verband met het ontstaan van intieme relaties.

 

Hoorcollege 4

Ginzberg: “love of life should never weaken”

Bronfenbrenners ecologische systeemtheorie:

  • microsysteem (school en gezin)

  • mesosysteem (school- en gezinsverbanden)

  • exosysteem (werk van de ouders, vriendenkring, buurt, etc.)

  • macrosysteem (politiek, levensbeschouwelijke opvattingen, ideologie)

  • chronosysteem (tijd)

Vanaf vijf jaar ben je leerplichtig, dit mag ook thuisscholing zijn. Tot en met je 16e of 18e ben je leerplichtig (middelbare schooldiploma).

Het beste is een mix van informeel en formeel leren. Bijvoorbeeld op school en leren tellen bij Sesamstraat op een speelse manier. Dit is sterk visueel gericht op de korte aandachtsspanne van kinderen. Sesamstraat vergroot echter de kloof tussen kinderen uit arme en middenklasse gezinnen. We zijn van een leescultuur naar een beeldcultuur gegaan. De schermpjes vervangen het spelen, dat is zorgwekkend en veroorzaakt ook motorische problemen. 

 

In het onderwijs wordt er middel en doel gebruikt. ‘Être et avoir’ niet meer spelenderwijs(filmpje powerpoint over tekenen van Jojo). Het schoolkind komt in de concreet-operationele stadium (causaliteit, ruimtelijke relaties, categorisatie)

School als ontwikkelingspsychologische werkplaats:

  • omgang volwassenen en peers.

  • sociale regels, normen en waarden.

  • zone van  de naaste ontwikkeling, scoffolding.

  • intelligentie, cognitie, taal, zelfbeeld, routines en werkhouding

De leraar fungeert soms even als prefrontale cortex, als die het kind even bij de aandacht roept. Na de oorlog is de prijzing van kinderen in het onderwijs toegenomen.

 

Deductief= naar specifiek

Inductief= naar algemeen

 

Gezinsatmosfeer

Gezinsroutines

Gezinsstructuur

internaliseren en externaliseren van gedrag

versterking van taalontwikkeling

gezinssamenstelling

van controle naar coregulatie

minder emotionele problemen

broers en zussen

 

reductie eetstoornissen

gezinsgrootte

 

gezonder eetpatroon in volwassenheid

oudste kind wordt anders beoordeeld

 

bewustzijn van culturele tradities

scheiding

 

Er zijn vier verschillende opvoedstijlen:

  • authoritarian (sterke regels, weinig speelruimte) (Aziatisch)

  • authoritative (zelfstandig maar wel regels)

  • uninvolved (afstand, niet geïnteresseerd)

  • persmissive (veel toestaan, vriendelijke context, geen regels)

 

Voor een leraar is het lastig om pesten te herkennen of wordt het probleem kleiner gemaakt dan het is. Soms lacht deze mee of doet deze mee met nicknames. Bij pesten heeft een docent dus de sleutelrol. Keurt deze het af of grijpt deze in.

Bij pesten wordt er niet altijd ingegrepen om de volgende redenen:

  • diffusie van verantwoordelijkheid

  • pesters zijn vaak populair

  • apathie / negatief oordeel

 

Het zelfconcept:

  • voor het 5e jaar: alles-of-niks oordelen, single representations

  • 5 tot 7 jaar: representational mapping, vaak nog alles-of-niets oordelen

  • 8+: representational systems, leren dat je tegengestelde kenmerken kan hebben als één persoon

Self-esteem(waardering)= zelf-evaluatieve deel van zelfconcept. Hangt o.a af van de evaluatie van de omgeving.

 

Hoorcollege 5

De Nederlandse jongeren behoren tot de gelukkigste ter wereld. Ze hebben een hoge score op relatie met de ouders en het (gezonde) eetpatroon. Tegelijkertijd zien we een enorme tendens van steeds jongere mensen die zich bij een psycholoog aanmelden. Meisjes zijn sterker geneigd om problemen te internaliseren en jongens neigen juist naar externalisatie. Over het algemeen kunnen jongeren meer stress aan dan ouderen. 

 

Hall: we hadden in de tijd voor de adolescentie(12-22 jaar) meer overeenkomst met andere primaten dan de mens. Er vindt bij de adolescentie dan een soort 2e geboorte plaats. Het is een transitiefase. Rite de passage= een soort ritueel voor jongeren in de volwassenheid komen. De tegenstrijdigheid is terug te vinden in de architectuur van het brein.

Tegenstrijdige tendensen:

  • energie vs lethargie(luiheid)

  • euforie vs melancholie(treurig)

  • egoïsme vs altruïsme

  • onafhankelijkheid vs groepsconformisme(niet uitgesloten willen worden)

 

In het begin van de puberteit zijn er hormonale veranderingen en wordt er een specifieke maat van lichaamsvet bereikt. Uitstel van de puberteit kan komen door ziekte, eetproblemen of topsport. In de puberteit verandert het lichaamsbeeld over jezelf, velen zijn ontevreden. 

 

De seksuele activiteit begint steeds later, terwijl de puberteit steeds vroeger begint. Dit komt o.a door een beter eetpatroon en hierdoor een eerder bereik van specifieke lichaamsvetten. De volwassenheid komt ook steeds later.

Cognitieve rijping vindt bij jongens later plaats dan bij meisjes. Dit kan van invloed zijn op de onderwijsprestaties. In de adolescentie is het beloningsgebied al erg actief, we zien hier een piek in. Je kan het brein vergelijken met een auto waarvan de motor goed werkt, alleen de remmen en het stuur nog niet. Antisociaal gedrag is in deze periode van het leven heel “normaal”. Rond het 13e levensjaar is er een piek in conflicten tussen ouder en kind, afname tot het 17e levensjaar.

Het onrijpe brein:

  • pruning(snoeien) van neuronale verbindingen

  • groei van prefrontale cortex (executieve functies)

  • risico op functionaliteit van onrijpheid

 

Erikson zat in de leer bij Anna Freud en had het over de zoektocht naar identiteit (zelf-concept) . Elke ontwikkelingsfase is het product van een crisis in de persoonlijkheid. het gevoel dezelfde persoon te zijn. De ontwikkeling stopt dan volgens hem ook niet na de adolescentie. Erikson was gefocust of psychosociaal in tegenstelling tot Freud eerder, die focuste op het psychoseksuele. Het psychosociale zou 8 stadia bevatten. 

 

Marcia beschreef de aan- of afwezigheid van ciris en commitment. Er zijn hiervan vier situaties: achievement(ideale uitkomst), moratorium(uitstellen proces), foreclosure(zonder crisis al een commitment) en diffusion(permanente verwarring). Onder studenten is het geoorlooft om nog geen definitieve commitment aan te geven, dus moratorium. Diffusion en foreclosure zijn gekarakteriseerd met een afhankelijke houding i.p.v zelf een weg kiezen.

 

Hoorcollege 6

Als kinderen over volwassenheid spreken, lopen droom en realiteit door elkaar heen. Ze hebben een duidelijk idee wat het inhoudt om volwassen te zijn. 

Wanneer ben je volwassen? Arnett heeft deze criteria volgens studenten onderzocht:

  • verantwoordelijkheid voor handelen

  • relatie met ouders als gelijkwaardig

  • vermijden kleine criminaliteit

  • overtuigingen en waarden onafhankelijk van elkaar

Vrouwen vinden over het algemeen dat ze bij 32 jaar volwassen zijn, bij mannen ligt de grens op 40 jaar.

 

Het emerging adulthood ligt tussen adolescentie en volwassenheid in. Deze heeft Arnett in ht leven geroepen. Het is de uitdijende adolescentie, de onvolledige volwassenheid en bestaat uit vier revoluties: technologisch (arbeid), seksueel (grotere speelruimte), vrouwenbeweging en jeugdbeweging (steeds dominanter, want volwassenen gaan zich spiegelen aan jongeren i.p.v andersom). Vroeger wilde je er zo snel mogelijk ouders uitzien en dat is nu andersom, er vindt een rolwisseling plaats. De specifieke kenmerken van de emerging adulthood:

  • identity exploration

  • instability

  • self-focused

  • feeling in-between

  • possibilities

Er vindt een verlengt moratorium plaats, dus een langere exploratie. Ook is er sprake van recentering, ofwel een veranderende oriëntatie op het ouderlijk gezin.

Er wonen steeds meer jongeren bij hun ouders. Dit kan ook een economisch aspect hebben en hoeft niet altijd een vrijwillige keuze te zijn. Normalisering van het samenwonen begon na de WOII, daarvoor ging je pas samenwonen als je getrouwd was. Om die reden trouwden meer mensen. Vanaf 2005 is het omgedraaid, eerst samenwonen en dan trouwen.

De sociale klok(on-time, off-time) betekent wanneer je aan bepaalde zaken toe bent. Denk hierbij aan een kind. Er zijn hierin grote verschillen tussen culturen. Het emerging adulthood past bij het late moederschap, door bijvoorbeeld een carrière. De gemiddelde leeftijd van moederschap ligt nu later dan vroeger het geval was. Tussen de 18 en 30 jaar is er bij een vrouw sprake van optimale vruchtbaarheid. Een kind is een belangrijke factor om een partner te kiezen voor millennials. 

 

Het formeel denken is bij heel weinig adolescenten geheel aanwezig. Het is geen alles-of-niets kwestie maar ontwikkelt zich langzaam. 

Theory of mind: competenties van jonge kinderen worden onderschat en op oudere kinderen overschat.

Heinz dilemma: ontwikkeling van moreel redeneren (dilemma met de man die wel of geen medicijnen zou mogen stelen voor zijn stervende vrouw). Kohlberg heeft vooral het morele redeneren onderzocht en niet het morele handelen. Kinderen zouden bijvoorbeeld ook kunnen zeggen wat ze denken dat de volwassene wil horen.

 

De criteria voor postformeel denken zijn: pragmatism(choose the best), multiple solutions, awareness of paradox en self-referential thought(awareness that you have to choose which logic to use). Eer is niet altijd één juist antwoord en één onjuist antwoord.

Psychometrische tests laten zien dat we steeds intelligenter worden, het onderwijs kan hierin een grote rol spelen. In het type intelligentie verandert met de tijd het een en ander. Fluid intelligence(aangeboren) daalt met ouder worden en crystalized intelligence(leren en ervaringen) stijgt met het ouder worden.

Sternberg: triarchische theorie van intelligentie:

  • componentieel element (analytisch)

  • experienteel element (inzicht en creativiteit)

  • contextueel element (praktisch, tacit knowledge)

Het beste is als alle drie aanwezig zijn. 

Volgens Gardner bestaat intelligentie uit meerdere factoren. Er zijn dan ook 8 typen.

Binnen de psychologie is de emotionele intelligentie erg populair. Het is lastig aan te tonen maar geeft een rijker idee dan alleen maar analytische intelligentie.

De rol van expertise en ervaring laat Sybrands heel mooi zien. Hij is wereldkampioen dammen en kan dit blind, tegen veel tegenstanders tegelijk. Gaandeweg heeft hij van alles aangeleerd: concentratie, dammen, zonder slaap kunnen, etc. Tegelijkertijd heeft hij geen geweldig geheugen, wat gek is. 

De mechaniek neemt af en de pragmatiek neemt toe, met ouder worden.

Hoorcollege 7

 

Standaardlevensloop(in het begin veel variatie) of keuzebiografie(boomstructuur, gaandeweg veel variatie).

Sommige effecten van veroudering komen eerder aan bod dan andere aspecten. De kalenderleeftijd heeft inmiddels minder betekenis dan vroeger, mensen worden steeds ouder. De functionele leeftijd geeft de verschillen het best aan. In sommige culturen zijn ouderen economisch gezien een last. De jeugd wordt gezien als ideaal en veroudering als schrikbeeld.

 

Gezondheidsproblemen ontstaan vaak vroeg in de levensloop maar komen pas later naar voren. De gezondheid op een bepaald moment in de levensloop, voorspelt de gezondheid later. Dit houdt bijvoorbeeld sporten en gezond eten in. Het opleidingsniveau(en hiermee het inkomen) heeft ook een relatie met gezondheid, hoe hoger hoe gezonder. Dit kan zes tot zeven jaar verschil geven.

 

Progeria= een ziekte waarbij je elk jaar tien jaar ouder wordt. De stem blijft echter wel heel hoog. 

Heel veel verouderingsprocessen lopen niet synchroon. Rond 65 jaar liggen de meeste processen echter wel lager dan eerst.

Waarom veranderen we?Dit ligt aan het genetisch programma en de variable-rate theories= veroudering als resultaat van random processen die schade opleven:

  • wear and tear theory= schade op moleculair niveau.

  • free-radical theory= elektron gaan verkeerde bindingen aan.

  • rate of living theory= metabolisme verstoring.

  • auto-immune theory= gaandeweg worden er meer delen van het lichaam als lichaamsvreemd beschouwd en raakt het lichaam in de war.

Al deze theorieën gaan niet uit van één verstoring of kapot iets. Het gaat om een opeenstapeling van elk ding. Invloeden van buitenaf kunnen deze processen verhelpen/verlaten, zoals medicijnen of een bepaald dieet. 

 

De levensverwachting is sinds 1970 toegenomen, er zijn wel enorme culturele verschillen. De populatieopbouw wordt hierdoor beïnvloedt, bijvoorbeeld dat vrouwen vaker alleen leven dan de mannen. In de bevolkingsopbouw is dit terug te zien, na de WOII veel kinderen en daarna veel in de categorie middelbare leeftijd. Nu is er van alles relatief veel.

 

Het verouderende brein heeft een afname in gewicht, het aantal neuronen, etc. Het blijven gebruiken van het brein houdt het gezond. Dementie/alzheimer zijn lastig vast te stellen, zeker bij iemand met een hoog opleidingsniveau. Deze mensen kennen allerlei trucjes, waardoor de omgeving niks door heeft. Iets wat niet hoort bij het normale gedrag van de persoon kan opvallend zijn voor deze patiënten. Mensen met dementie/alzheimer ondervinden een afname het sociale functioneren, aspecten van het alledaagse functioneren en persoonlijke autonomie. Utermohlen was een schilder met de diagnose alzheimer, hij schilderde elk jaar een zelfportret. Deze vervreemde steeds meer. 

 

De gezondheid en de aanwezigheid van een partner zijn belangrijk voor geluk van volwassenen. Voor ouderen kan dit beide minder zijn. Enigszins mindere gezondheid heeft al gelijk effect op het welbevinden. The U-bend of well being laat zien dat bij het ouder worden het welbevinden toeneemt. 

Bij een minder goed welzijn vindt er een versnelde veroudering plaats.

De longfunctie neemt bij iedereen af, niet per se met hinder. Rokers hebben al eerder een afname en kunnen er dan last van gaan krijgen.

 

Copingmodellen: persoon/omgeving fit

Strategie: proactief(bij voorbaat al maatregelen nemen)/passief

 

Zowel positieve als negatieve levensgebeurtenissen kunnen hetzelfde effect geven. Na een ervaring gedij je een soort crisis. Denk bij iets positiefs aan het winnen van een grote prijs en hierna weer zin moeten geven aan het leven. 

 

Disengagement theorie= steeds meer los moeten laten, hier hebben weinig mensen baat bij (bv. pensioneren). De periode na de pensionering wordt steeds langer, door een hogere levensverwachting.

Activiteitentheorie= nieuwe dingen ontdekken (vrije tijd, grootouderschap, nieuwe relaties)

Ouderen hebben opzich vrij veel geld te besteden. Toch blijven ouderen in sommige dingen achter, bijvoorbeeld internet. Deze achterstand is echter het kleinst in mensen met een hogere opleiding. Dit kan bijvoorbeeld komen door het werk.

Continuïteitstheorie= het patroon in gedrag neem je mee naar de rest van je leven.

 

Dynamische relatie tussen biologie en cultuur (culturele hulpbronnen). Culturele compensatie naarmate we ouder worden, bijvoorbeeld een elektrische fiets. Effectiviteit van aanpassingen is lager dan bij jongeren. Die fietsen namelijk veel harder op zo’n fiets. Toch is de balans hierin heel belangrijk volgens Baltes. Ook schreef hij over optimalisatie van middelen met compensatie van tekorten. Bijvoorbeeld dat een oudere pianist een repertoir verkleint(compensatie) en er harder op gaat studeren(optimalisatie). 

 

Bij het oud worden zoeken we steeds meer emotie en steeds minder kennis.

In de zelfdoding in Nederland is sinds 2013 een piek te zien bij 50-60 jarigen. Dit kan komen door scheidingen of het verlies van een partner. 

 

 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2172