Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 1


Vragen

Vraag 1

Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen.

Vonnis inzake Gemeente Schiedam versus Stichting Samenwerkende Schiedamse en Vlaardingse Ziekenhuizen (hierna: SSVZ)

‘2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast. 
2.1  Het Schieland ziekenhuis te Schiedam en het Holy ziekenhuis te Vlaardingen hadden eind tachtiger jaren ieder plannen voor ingrijpende renovaties van de bestaande ziekenhuisgebouwen. Op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zijn deze renovatieplannen ingetrokken en hebben de gezamenlijke besturen gekozen voor een nieuwbouw fusie-ziekenhuis. 
2.2 Bij brief van 25 oktober 1991 deelt algemeen directeur L.A. van Eijk namens het Schieland ziekenhuis en het Holy ziekenhuis aan de Gemeente onder meer het volgende mede: 
“Zoals eerder in onze correspondentie met het College van B.& W. is aangekondigd, 
zal door het Schieland Ziekenhuis en het Holy Ziekenhuis een locatiestudie worden gestart ten behoeve van een nieuwbouwziekenhuis in deze gezondheidsregio met een omvang van 605/635 bedden. Wij hebben hiervoor het bureau Zandvoort Ordening & Advies bv ingeschakeld. 
(…)”. 
2.3 Op verzoek heeft de Gemeente in dat kader een aantal potentiële locaties in Schiedam aangedragen, waaronder de locatie Nieuwland, gelegen tussen de Damlaan, de Poldervaart en het spoor. 
2.4 Het locatieonderzoek is in december 1991 uitgevoerd. Blijkens een rapport van stedebouwkundig bureau Zandvoort Ordening & Advies (hierna: Zandvoort), (…), oordeelt Zandvoort dat de locatie Nieuwland “duidelijk de beste plaats is voor de bouw van het nieuwe ziekenhuis”. Zandvoort komt vervolgens tot de volgende eindconclusie: “Wij adviseren de locatie Nieuwland als vestigingsplaats voor het nieuw te bouwen ziekenhuis”. 
2.5 Conform het externe advies van Zandvoort is door de besturen van beide ziekenhuizen gekozen voor de locatie Nieuwland als (bouw)locatie voor het nieuwe ziekenhuis. Dit besluit is op 12 december 1991 door middel van een persbericht kenbaar gemaakt. In dat persbericht is tevens medegedeeld “dat één dezer dagen het voornemen tot besluit inzake fusie door beide besturen zal worden ondertekend”, zomede ”dat op korte termijn met de Gemeente Schiedam nader overleg zal worden gevoerd over de verder te nemen stappen”. 
(….)
2.17  Bij brief van 8 september 1999 deelt SSVZ aan de Gemeente het volgende mede: 
“Ingevolge uw verzoek bevestigen wij hierbij onze uitspraken zoals gedaan tijdens de vergadering van de Raadscommissie ROVV van 31 augustus 1999. De stichting SSVZ zal de financiering en de exploitatie van de gebouwde parkeervoorziening verzorgen. (….). De stichting SSVZ zal meewerken aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van ziekenhuis en parkeergarage zal worden gevestigd. Binnen de exploitatiekosten gaat het daarbij om de standaardvoorzieningen zoals die rechtstreeks samenhangen met de vestiging van het ziekenhuis. Uiteraard zijn bijzondere onderwerpen zoals bijvoorbeeld het eventueel opwaarderen van de ecologische zone hier niet onder begrepen. Middels een voor beide partijen transparante open boekhouding zal de kostenneutraliteit bewaakt worden (…).”
2.18 Bij besluit van 2 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Schiedam, op voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2000, het bestemmingsplan “Ziekenhuis 1999” vastgesteld. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben bij besluit van 8 mei 2001 dit plan goedgekeurd. 
(…) 
2.19 Bij brief van 24 september 2001 deelt SSVZ aan de Gemeente onder meer mede dat SSVZ afziet van nieuwbouw op de locatie Nieuwland.’

Vraag 1a

De gemeente wil dat het ziekenhuis wel op de locatie Nieuwland wordt gebouwd.  Zij stelt daartoe dat de verplichting tot het bouwen aldaar voortvloeit uit een reeds tussen partijen gesloten overeenkomst.  De rechter overweegt echter dat van een rompovereenkomst tussen partijen nog geen sprake is.  Is dit - gezien onderstaande overwegingen – begrijpelijk?

‘5.3 Vaststaat dat de rechtsvoorgangster van SSVZ (besturen en directies van het Schieland ziekenhuis en het Holy ziekenhuis) het advies van stedebouwkundig bureau Zandvoort hebben overgenomen en conform dit advies hebben gekozen voor de locatie Nieuwland als (bouw)locatie voor het nieuwe ziekenhuis. Blijkens het daarvan opgemaakte verslag is tijdens de 8e vergadering van het projectteam Ziekenhuis op 4 juni 1999 ten aanzien van de locatiekeuze nog eens herhaald dat dié keuze is gemaakt en dat daarover geen discussie meer is. 
5.4 Daarnaast staat vast dat de Gemeente (planologische) werkzaamheden heeft verricht om ook de (rand)voorwaarden voor de nieuwbouw vervuld te krijgen. Tevens staat vast dat de gronduitgifte en -exploitatie op essentiële punten is geregeld. (veronderstelling wel rompovereenkomst). De Gemeente heeft activiteiten voorbereid om de grond bouwrijp te maken en noodzakelijke grondtransacties uitgevoerd. 
5.5 Hoewel partijen het min of meer eens zijn over de berekeningstechniek van de grondexploitatie en het uitgangspunt van beide partijen is dat wordt gewerkt aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van het ziekenhuis (en de parkeergarage) zal worden gevestigd met een voor beide partijen transparante open boekhouding (dat blijkt ook uit de brief van SSVZ d.d. 8 september 1999), staat nog niet helemaal vast in welke vorm de grondexploitatie zal geschieden. Met name staat niet vast of de grond wordt verkocht aan SSVZ of haar in erfpacht wordt gegeven. Daarnaast staan ook de definitieve cijfers en berekeningen voor de grondexploitatie nog niet vast.’

Vraag 1b

De gemeente vordert subsidiair dat SSVZ wordt veroordeeld tot (te goeder trouw) dooronderhandelen. In beginsel staat het onderhandelende partijen echter vrij om de onderhandelingen af te breken. Geef aan onder welke omstandigheden afbreken toch onaanvaardbaar zou kunnen zijn (ofwel: noem de criteria uit de relevante rechtsoverweging van het relevante arrest). 

Vraag 1c

De rechter overweegt dat SSVZ de onderhandelingen niet op deze wijze had mogen afbreken. Toetst hij daarbij – gegeven het onderstaande - aan de juiste criteria?  

‘De Gemeente staat op het standpunt dat indien de president ervan uitgaat dat op dit moment nog geen zodanige overeenstemming tussen haar en SSVZ zou bestaan dat gesproken zou kunnen worden van een SSVZ bindende overeenkomst waarvan de nakoming thans door de Gemeente zou kunnen worden afgedwongen, er toch in ieder geval sprake is van een gerechtvaardigd bij haar ontstaan vertrouwen in de totstandkoming van die overeenkomst, zodat SSVZ, gelet op het stadium van overleg en de mate van overeenstemming welke partijen hadden bereikt, zich daaraan in redelijkheid en billijkheid niet meer kan onttrekken, zodat de Gemeente kan verlangen dat SSVZ te goeder trouw dat overleg zal voortzetten zulks met de oprechte bedoeling om tot definitieve overeenstemming te komen. 
5.9 (…) 
5.10 Het gaat om twee partijen die al haast meer dan tien jaar met elkaar praten en daadwerkelijk bezig zijn om op de reeds in een vroeg stadium van dat overleg gekozen locatie een nieuw ziekenhuis te bouwen respectievelijk aan die bouw haar medewerking te verlenen. In een dergelijk geval is bij het oordeel omtrent de vraag of het afbreken van de besprekingen/onderhandelingen onaanvaardbaar is wegens gerechtvaardigd vertrouwen in het totstandkomen van de overeenkomst, voor wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend hoe daaromtrent ten slotte, op het moment van afbreken, moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen. 
5.11 Het valt in deze zaak op dat na tien jaren van (niet echt onderhandelen, maar meer) gestructureerd, regelmatig en al vér gevorderd overleg en samenwerking (waren er knelpunten dan werd een oplossing gevonden), SSVZ omstreeks begin september 2001 - voor de eerste keer en zonder vooraf ooit haar bedenkingen te hebben geuit, althans dat is niet gebleken - aan de Gemeente mededeelt dat van de bouw wordt afgezien en dat alsnog is gekozen voor nieuwbouw op het terrein van het Holy ziekenhuis te Vlaardingen, zulks terwijl partijen het eens zijn over een zeer groot aantal zaken en vrijwel alleen de modaliteiten van de grondexploitatie nog punt van discussie lijken. 
5.12 Het op deze wijze afbreken van de onderhandelingen, terwijl naar voorlopig oordeel aan de zijde van de Gemeente het gerechtvaardigde vertrouwen bestond - zulks mede tegen de achtergrond van de hiervoor onder 2. vermelde vaststaande feiten - dat bouw van het ziekenhuis op de locatie Nieuwland in het verschiet lag, is in beginsel onaanvaardbaar te achten. 
5.13 Dit beginsel leidt uitzondering indien zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan die met zich meebrengen dat van SSVZ in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij haar ziekenhuis op de ten processe bedoelde locatie bouwt. Dergelijke omstandigheden zijn evenwel niet gebleken. 
5.13.1 In dit verband heeft SSVZ aangevoerd dat zij de laatste tijd in toenemende mate heeft geconstateerd dat voor nieuwbouw op de locatie Nieuwland slechts een gering maatschappelijk en politiek draagvlak in Schiedam is. 
Naar voorlopig oordeel is daarvan in onvoldoende mate gebleken. SSVZ verwijst naar een uitspraak van Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de Gemeente tot vaststelling van het bestemmingsplan “Ziekenhuis 1999” is geschorst. Gelet op de overwegingen van deze beschikking ligt het voor de hand dat partijen opheffing van deze schorsing (kunnen) vragen. Deze schorsing is immers mede gebaseerd op de uitlating van SSVZ “dat in beginsel wordt afgezien van de ontwikkeling van een ziekenhuis in het plangebied”. 
5.13.2 Als reden voor haar koerswijziging voert SSVZ tevens aan dat het thans mogelijk is om zonder vertraging alsnog voor de locatie Holy ziekenhuis te kiezen en nieuwbouw aldaar sneller te realiseren dan thans het geval zou zijn. Tegenover de betwisting door de Gemeente heeft SSVZ voor die stelling evenwel onvoldoende gronden aangevoerd. Bovendien is niet gebleken dat SSVZ eerder bezwaar heeft gemaakt tegen bedoelde duur.’ 

Vraag 1d

Veronderstel dat tussen partijen sprake is van dusdanige verstoorde verhoudingen dat toewijzing van een vordering tot dooronderhandelen zinloos zou zijn. Wat zou in dat geval wellicht een betere vordering zijn en wat wordt in dat kader bedoeld met ‘positief contractsbelang’?

Vraag 2 

N.B. deze opdracht betreft de basiskennis inzake volmacht/vertegenwoordiging. Bepaal – na de relevante wettelijke afdeling (art. 3:60 e.v. BW) aan de hand van voorgeschreven literatuur te hebben bestudeerd - allereerst wat de belangrijke wetsartikelen zijn. Bekijk vervolgens of je de casus aan de hand van deze wetsartikelen kunt beantwoorden.   

Alberts verleent aan Berendsen twee volmachten. De eerste volmacht betreft de aankoop van een perceel grond dat door Draver te koop is aangeboden. De volmacht is schriftelijk verleend. In dit geschrift is geen maximum genoemd met betrekking tot de koopsom. De volmacht is aan Draver getoond. Monde­ling heeft Alberts aan Berendsen laten weten dat hij beslist niet hoger wil gaan dan € 150.000. Berendsen sluit met Draver in naam van Alberts een overeenkomst tot aankoop van het perceel grond voor € 160.000.

Vraag 2a

Is Alberts verplicht om € 160.000 voor het perceel grond te betalen?

Vraag 2b

Gesteld dat Alberts gebonden is aan de overeenkomst met Draver, kan hij Berendsen dan met succes aanspreken tot vergoeding van de schade die hij lijdt doordat hij voor het perceel grond € 10.000 meer moet betalen dan hij er zelf voor wilde betalen?

De tweede volmacht betreft de verkoop van een aan Alberts toebehorende antieke klok. Deze volmacht is mondeling verleend. Alberts heeft Berendsen laten weten dat hij hoopt de klok voor € 5.000 te kunnen verkopen, maar dat hij hem eventueel voor € 4.000 van de hand wil doen. Berendsen doet geruime tijd zijn best een koper voor de klok te vinden. Ten slotte sluit hij in naam van Alberts met Everdingen een overeenkomst tot verkoop van de klok voor € 3.600. Nog voordat de klok aan hem is geleverd, verkoopt Everdingen de klok aan Feith voor € 4.200.

Vraag 2c

Is Alberts verplicht tot levering van de klok voor € 3.600?

Vraag 2d

Gesteld dat Alberts niet verplicht is tot levering, kan Everdingen dan Berendsen met succes aanspreken tot vergoeding van schade bestaande in een winstder­ving van €600?

Vraag 3

De kunstacademie in Arnhem beschikt over een aantal éénkamer-appartementen, bestemd voor de huisvesting van studenten aan deze opleiding. De huurprijs is laag met als gevolg dat studenten die hun opleiding aan de kunstacademie voortijdig afbreken graag in zo’n flat willen blijven wonen. In het huurcontract staat echter dat zij de woning binnen drie maanden na het einde van hun studie moeten hebben verlaten. 

Omdat - de bij nader inzien toch niet voldoende kunstzinnig aangelegde - ex-student Sebastiaan zich niet aan deze verplichting houdt, schakelt de kunstacademie een advocaat in om een ontruimingsprocedure tegen Sebastiaan te beginnen. In een poging tot minnelijke schikking doet de advocaat aan Sebastiaan het voorstel om voor de rest van het academisch jaar een reële huurprijs te betalen, zodat hij tot het eind van dat jaar zal kunnen blijven zitten. Sebastiaan gaat akkoord.

De kunstacademie is not amused en stelt slechts opdracht te hebben gegeven voor het aanhangig maken van een ontruimingsprocedure. Zij vreest dat van de getroffen regeling een ongewenste precedentwerking zal uitgaan.

Is de kunstacademie gebonden aan de door de advocaat met Sebastiaan getroffen schikking?

Vraag 4

In een aflevering van NJ Feitenrechtspraakuit 2018 verscheen een uitspraak van de voorzieningenrechter Den Haag die zich als volgt laat samenvatten:

Cum Laude Events BV (hierna: Cum Laude) is een uitzendbureau voor horecapersoneel. Cateraar ADO Hospitality and Events (hierna: ADO) exploiteert horeca in het Cars Jeans stadion. ADO wordt door Cum Laude aangesproken tot nakoming van een beweerdelijk gesloten samenwerkingsovereenkomst. De heer B., commercieel manager van ADO, heeft deze samenwerkingsovereenkomst in naam van ADO gesloten met Cum Laude. Het bedrag dat met de samenwerkingsovereenkomst gemoeid is, blijkt echter de bevoegdheid van B. te overschrijden. ADO weigert na te komen. 

Cum Laude vordert ADO te veroordelen volledige uitvoering te geven aan de samenwerkingsovereenkomst. Cum Laude voert daartoe aan dat zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat B. bevoegd was ADO te vertegenwoordigen op grond van feiten en omstandigheden die voor rekening van ADO komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van volmachtverlening kan worden afgeleid. 

De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien daarvan:

“4.6. Het vorenstaande betreft het handelen van B., zijnde de onbevoegd handelende persoon. Daar komt echter bij dat ADO B. heeft aangesteld als commercieel manager, waarbij B. ook is toegetreden tot het managementteam van ADO dan wel ADO Den Haag, hetgeen ook extern is gecommuniceerd. B. is vervolgens niet alleen gesprekken met partners en derden gaan voeren over mogelijke samenwerkingen, hetgeen volgens ADO ook zijn taak is, maar hij heeft ook regelmatig contracten met zakenpartners ondertekend. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het daarbij ook gaat om minimaal één contract met een waarde van meer dan € 25.000. ADO heeft te dien aanzien gesteld dat die kwestie geheel anders is als het onderhavige geval, nu dat contract door B. wél uitvoerig met A.* is besproken en later door A. is bekrachtigd. Dat betekent echter dat het kennelijk vaker voorkomt dat een overeenkomst namens ADO door de onbevoegde B. wordt getekend, waarbij die overeenkomst vervolgens echter wel gestand wordt gedaan. De interne acties waaraan ADO refereert zijn daarbij voor derden niet kenbaar, maar het handelen van B. in naam van ADO wel. 

4.7. Verder is gebleken dat Cum Laude na de ondertekening van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst foodcounters heeft geplaatst — waaraan in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt gerefereerd —, zij uitvoering is gaan geven aan de in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst overeengekomen commerciële tegenprestatie en zij facturen heeft gestuurd op basis van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst, die door 

ADO ook zijn betaald. Ook als ADO zou worden gevolgd in haar stelling dat A. niet op de hoogte was van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst en dat niet zichtbaar was dat voormelde acties werden verricht op basis van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst, dan nog heeft te gelden dat wel ruim zes maanden lang uitvoering aan de nieuwe samenwerkingsovereenkomst is gegeven door beide partijen. ADO heeft daarbij kennelijk aan B. de vrijheid gegeven om een en ander zelfstandig namens ADO uit te voeren.”

* A. is de algemeen directeur van ADO

Vraag 4a

Op welk wetsartikel doet Cum Laude een beroep?

Vraag 4b

Fruytier bespreekt in zijn artikel drie recente arresten. Wat voegen deze arresten toe aan hetgeen werd beslist in ING/Bera?

Vraag 4c

Welke van de door Fruytier onderscheiden gezichtspunten herken je in de bovenstaande overwegingen? 

Vraag 4d

De voorzieningenrechter heeft de vordering van Cum Laude in deze zaak toegewezen. Stel nu dat de rechter de vordering had afgewezen. Cum Laude wil de schade die zij in dat geval lijdt op commercieel manager B. verhalen. Noem de twee rechtsgronden die tot haar beschikking staan en bespreek welke rechtsgrond in beginsel de meeste kans van slagen biedt.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

De conclusie dat het er nog geen sprake is van een rompovereenkomst is begrijpelijk. De rompovereenkomst verschilt van een gewone overeenkomst. Een rompovereenkomst bestaat namelijk wanneer er akkoord is over de belangrijkste onderdelen van de overeenkomst. Leemtes worden dan ingevuld door de wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 1), maar de essentiële punten moeten al zijn vastgesteld. 

In dit geval zijn er nog veel leemtes in de rompovereenkomst. Er is namelijk nog veel niet besproken en besloten. Dit is te zien in de onderstreepte tekst hieronder (einde van ro. 5.5). Dit betekent dat de essentialia nog niet vast staat en het begrijpelijk is dat hier nog geen sprake was van een rompovereenkomst.

5.4 Daarnaast staat vast dat de Gemeente (planologische) werkzaamheden heeft verricht om ook de (rand)voorwaarden voor de nieuwbouw vervuld te krijgen. Tevens staat vast dat de gronduitgifte en -exploitatie op essentiële punten is geregeld. (veronderstelling wel rompovereenkomst).De Gemeente heeft activiteiten voorbereid om de grond bouwrijp te maken en noodzakelijke grondtransacties uitgevoerd. 
5.5 Hoewel partijen het min of meer eens zijn over de berekeningstechniek van de grondexploitatie en het uitgangspunt van beide partijen is dat wordt gewerkt aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van het ziekenhuis (en de parkeergarage) zal worden gevestigd met een voor beide partijen transparante open boekhouding (dat blijkt ook uit de brief van SSVZ d.d. 8 september 1999), staat nog niet helemaal vast in welke vorm de grondexploitatie zal geschieden. Met name staat niet vast of de grond wordt verkocht aan SSVZ of haar in erfpacht wordt gegeven. Daarnaast staan ook de definitieve cijfers en berekeningen voor de grondexploitatie nog niet vast.’

Vraag 1b

Het relevante arrest hierbij is CBB/JPO. Er moet gekeken worden naar ro. 3.6:

‘Als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandeling afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragenen met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hier kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.’

Criteria: partijen zijn vrij om de onderhandelingen af te breken, tenzij er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen of er andere omstandigheden zijn die het geval onaanvaardbaar maken. Hierbij moet worden gelet op de mate en wijze van vertrouwen, onvoorziene omstandigheden en het gehele verloop van de onderhandelingen.

Contractsvrijheid wordt dus vooropgezet (negatieve contractsvrijheid), maar uit dit arrest blijkt dat je niet altijd een contract kan beëindigen. 

Vraag 1c

Mate en wijze van vertrouwen: 10 jaar lanf onderhandelingen en er heeft veel overleg plaatsgevonden. Dit is te zien in ro. 5.12

Onvoorziene omstandigheden: geen onvoorziene omstandigheden volgt uit ro. 5.13.

Vraag 1d

Schadevergoeding valt niet te vorderen op grond van art 6:74, omdat er geen verbintenis tot stand is gekomen. Eventueel aanspreken voor onrechtmatige daad art. 6:162.

Vraag 2a

Stappenplan:

  1. Art 3.60 BW 
  2. Art 3:66 BW lid 1, twee vereisten: binnen de grenzen van zijn bevoegdheid + in de naam van
  3. In naam van: staat in dit geval letterlijk vernoemd in de casus dus hieraan is voldaan
  4. Bevoegdheid: de bevoegdheid is de volmacht die verleend is. Er is sprake van een bevoegdheidsoverschrijding, omdat Berendsen boven het bedrag heeft geboden. Dus er is geen overeenkomst. 
  5. Wat kan wederpartij vorderen? 3:61 lid 2. Dit is het geval als de wederpartij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het bod binnen de grenzen van de verklaring van de achterman man.In dit geval is hier aanleiding voor. 
  6. Dus Alberts is verplicht om het perceel grond te betalen.

Uitgewerkt:

Op grond van art. 3:60 lid 1 is een volmacht de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten.

In casu heeft Albert een volmacht gegeven aan Berendsen. Op grond van art. 3:66 lid 1 treft een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtigde verrichte rechtshandeling, in haar gevolgen alleen de volmachtgever. Dit betekent dat de volmachtgever alleen gebonden is aan de rechtshandelingen die in de volmacht waren besproken. Dit artikel brengt 2 vereisten met zich mee om te kunnen spreken van een geldige overeenkomst: binnen de grenzen van de bevoegdheid en in naam van. Aan het in naam van vereiste is voldaan, dat staat duidelijk in de casus. Maar Berendsen is wel zijn bevoegdheid te buiten gegaan, dus aan het vereiste van binnen de grenzen van de bevoegdheid is niet voldaan. Dit komt doordat 160.000 boven de afgesproken maximale prijs van 150.000 ligt. Albert zou hierdoor niet gebonden zijn aan de overeenkomst, omdat Berendsen zijn bevoegdheid te buiten is gegaan.

Vervolgens moet er gekeken worden of de wederpartij wordt beschermd op grond van art. 3:61 lid 2. Als de wederpartij gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat het gedane bod binnen de grenzen van de verklaring van de achterman was, dan zou er toch een rechtshandeling tot stand zijn gekomen (gerechtvaardigd vertrouwen of toedoenbeginsel). Dravor heeft in het onderhavige geval de geschreven volmacht gezien. De mondelinge volmacht ging enkel over de afgesproken maximale prijs. Hierdoor mocht Dravor er van uit gaan dat er geen maximale prijs was afgesproken, gezien de volmachtverlening die hij gezien heeft. Dit betekent dat Albert op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep kan doen, omdat Dravor gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een verklaring van de achterman Albert. Albert zal de 160.000 moeten betalen aan Dravor, waardoor er toch een geldige overeenkomst tot stand is gekomen.

Vraag 2b

Albert kan schadevergoeding eisen van Berendsen op grond van art. 6:74. Art. 6:74 veronderstelt een tekortkoming bij het totstandkomen van een verbintenis. De grondslag ligt in de nakoming van de verbintenis bij het contract. Maar de volmacht kan ook op zichzelf staan (blote volmacht). Een volmacht verplicht niet tot een handelen van de gevolmachtigde. Als de volmachtigde wel gaat handelen op basis van de volmacht, moet hij dit in naam van doen en binnen de grenzen van de bevoegdheid. Als de gevolmachtigde hieraan niet voldoet, dan komt de gevolmachtigde het contract niet na en kan er een beroep op schadevergoeding op grond van art. 6:74 worden gedaan. 

Vraag 2c

Albert heeft een volmacht gegeven aan Berendsen. Op grond van art. 3:66 lid 1 moet Berendsen binnen de grenzen van zijn bevoegdheid blijven en in naam van handelen. Berendsen handelt in naam van Albert, dit is gegeven in de vraag. Door de klok voor 3600 te verkopen is Berendsen wel buiten zijn bevoegdheid getreden. Dit betekent dat er op grond hiervan geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Albert en Everdingen. Nu moet er gekeken of Everdingen een beroep kan doen op art. 3:61 lid 2. Er is hier geen sprake van gerechtvaardigd vertrouwen art. 3:61 lid 2, omdat er geen reden was om aan te nemen dat deze volmacht was verleend. Er zijn geen handelingen door de volmachtgever geweest waardoor Everdingen op de volmacht kon vertrouwen. 

Vraag 2d

Op grond van art. 3:70 staat Berendsen jegens de wederpartij Everdingen in voor het bestaan en de omvang van de volmacht. Dit betekent dat Berendsen hier een verbintenis tegenover Everdingen heeft en hij de schade moet vergoeden (positief belang). Dit wordt anders wanneer Berendsen kan aantonen dat Everdingen weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt of de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft medegedeeld.

Vraag 3

Kunstacademie Arnhem beschikt over de appartementen en huurt een advocaat in. Er is hier sprake van een volmacht art. 3:60 om de ontruimingsprocedure tegen Sebastiaan te beginnen. De volmachtgever is de kunstacademie en de gevolmachtigde is de advocaat. De advocaat treedt namelijk in naam van de kunstacademie op. Op grond van art. 3:66 lid 1 moet de gevolmachtigde in naam van handelen en binnen de grenzen van zijn bevoegdheid blijven. De kunstacademie kan in dit geval aanvoeren dat de advocaat buiten zijn bevoegdheid is getreden. Nu is het hier de vraag of Sebastiaan gerechtvaardigd heeft vertrouwd op het handelen van de advocaat. Op grond van art. 3:61 lid 2 is er in casu geen aanleiding dat Sebastiaan er niet op mocht vertrouwen dat de advocaat buiten zijn volmacht trad. Dit vertrouwen is echter niet veroorzaakt door de kunstacademie zelf. Er is geen volmacht getoond en hij heeft geen verder onderzoek gedaan. Hierdoor is de kunstacademie niet gebonden aan de schikking afgesproken door de advocaat met Sebastiaan.

Vraag 4a

Cum Laude doet een beroep op art. 3:61 lid 2.

Vraag 4b

Uit het artikel: ‘Recentelijk heeft de Hoge Raad in de arresten Tamacht/Hodenius,8 Aventura9 en Gesplitste appartementen10 het risicobeginsel verder verduidelijkt door te oordelen dat het niet zover gaat dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon. De rechter moet volgens de Hoge Raad in zijn uitspraak mede feiten of omstandigheden vaststellen die de onbevoegd vertegenwoordigde betreffen en die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt.’

In het arrest ING/Bera werd bepaald dat de schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde kan worden toegerekend, wanneer men op grond van de feiten en omstandigheden gerechtvaardigd op de volmachtverlening heeft vertrouwd. 

Hieruit volgt dat de arresten het risicobeginsel verduidelijken.

Vraag 4c

Fruytier artikel: 

Algemene perspectieven àrisicotoedeling (moet het in de gegeven omstandigheden naar verkeersopvatting voor risico van de vertegenwoordigde komen), profijtbeginsel, invloedbeginsel, organisatie risico en voorkoming van misbruik.

Algemene gezichtspunten àaard van de partijen, aard van de pseudovertegenwoordiger, organisatie en transparantie van de pseudovertegenwoordigde, de functie die de pseudovertegenwoordiger bekleedt binnen de organisatie, de frequentie van de gedragingen van de vertegenwoordiger, de kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de pseudovertegenwoordigde om de rechtshandeling te verrichten.

  1. de aard van partijen: professioneel groot bedrijf
  2. de aard van de pseudovertegenwoordiger en de inhoud van de door hem verrichte rechtshandeling: aangesteld tot manager binnen ADO, B tekende vaker onbevoegd voor ADO.
  3. de organisatie van de pseudovertegenwoordigde: vaker getekend door B
  4. de functie die de pseudovertegenwoordiger bekleedt binnen de organisatie
  5. de frequentie van de gedragingen van de pseudovertegenwoordiger: vaker wat niet tot problemen heeft geleid, daar werd de overeenkomst wel standgehouden.
  6. de kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de pseudovertegenwoordigde om de rechtshandeling te verrichten.

Vraag 4d

Er kan dan een beroep worden gedaan op art. 3:70: de gevolmachtigde staat jegens de wederpartij in voor het bestaan en de omvang van de volmacht. 

Anders art. 6:162 jo. art. 6:170: ondergeschikte bij aansprakelijkheid.

Check page access:
Public
This content is related to:
Verbintenissenrecht - UU - B2 - Werkgroepen 19/20
Check more or recent content:

Verbintenissenrecht - UU - B2 - Werkgroepen 19/20

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 1

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 1


Vragen

Vraag 1

Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen.

Vonnis inzake Gemeente Schiedam versus Stichting Samenwerkende Schiedamse en Vlaardingse Ziekenhuizen (hierna: SSVZ)

‘2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast. 
2.1  Het Schieland ziekenhuis te Schiedam en het Holy ziekenhuis te Vlaardingen hadden eind tachtiger jaren ieder plannen voor ingrijpende renovaties van de bestaande ziekenhuisgebouwen. Op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zijn deze renovatieplannen ingetrokken en hebben de gezamenlijke besturen gekozen voor een nieuwbouw fusie-ziekenhuis. 
2.2 Bij brief van 25 oktober 1991 deelt algemeen directeur L.A. van Eijk namens het Schieland ziekenhuis en het Holy ziekenhuis aan de Gemeente onder meer het volgende mede: 
“Zoals eerder in onze correspondentie met het College van B.& W. is aangekondigd, 
zal door het Schieland Ziekenhuis en het Holy Ziekenhuis een locatiestudie worden gestart ten behoeve van een nieuwbouwziekenhuis in deze gezondheidsregio met een omvang van 605/635 bedden. Wij hebben hiervoor het bureau Zandvoort Ordening & Advies bv ingeschakeld. 
(…)”. 
2.3 Op verzoek heeft de Gemeente in dat kader een aantal potentiële locaties in Schiedam aangedragen, waaronder de locatie Nieuwland, gelegen tussen de Damlaan, de Poldervaart en het spoor. 
2.4 Het locatieonderzoek is in december 1991 uitgevoerd. Blijkens een rapport van stedebouwkundig bureau Zandvoort Ordening & Advies (hierna: Zandvoort), (…), oordeelt Zandvoort dat de locatie Nieuwland “duidelijk de beste plaats is voor de bouw van het nieuwe ziekenhuis”. Zandvoort komt vervolgens tot de volgende eindconclusie: “Wij adviseren de locatie Nieuwland als vestigingsplaats voor het nieuw te bouwen ziekenhuis”. 
2.5 Conform het externe advies van Zandvoort is door de besturen van beide ziekenhuizen gekozen voor de locatie Nieuwland als (bouw)locatie voor het nieuwe ziekenhuis. Dit besluit is op 12 december 1991 door middel van een persbericht kenbaar gemaakt. In dat persbericht is tevens medegedeeld “dat één dezer dagen het voornemen tot besluit inzake fusie door beide besturen zal worden ondertekend”, zomede ”dat op korte termijn met de Gemeente Schiedam nader overleg zal worden gevoerd over de verder te nemen stappen”. 
(….)
2.17  Bij brief van 8 september 1999 deelt SSVZ aan de Gemeente het volgende mede: 
“Ingevolge uw verzoek bevestigen wij hierbij onze uitspraken zoals gedaan tijdens de vergadering van de Raadscommissie ROVV van 31 augustus 1999. De stichting SSVZ zal de financiering en de exploitatie van de gebouwde parkeervoorziening verzorgen. (….). De stichting SSVZ zal meewerken aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van ziekenhuis en parkeergarage zal worden gevestigd. Binnen de exploitatiekosten gaat het daarbij om de standaardvoorzieningen zoals.....read more

Access: 
Public
Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 2

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 2


Opdrachten

Opdracht 1 

(Bij een geschil over de uitleg van een overeenkomst staan soms grote belangen op het spel, zoals wordt geïllustreerd in onderstaande uitspraak.)

Lees het navolgende vonnisen geef antwoord op de volgende vragen:

Vraag 1A

Op welke rechtsgrond wordt de vordering tot betaling van bijna vijf miljoen euro gebaseerd?

Vraag 1B

Waarover wordt in deze zaak getwist?

Vraag 1C

Wat is het verschil tussen de Haviltex- en de caonorm? In welk soort zaken wordt de eerste toegepast; in welk soort zaken de tweede?

Vraag 1D

Welke norm is relevant voor de onderhavige zaak? 

Vraag 1E

Past de rechtbank deze norm correct toe?

.....read more

 

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Vonnis van 13 december 2006 

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 
UNOCAL NETHERLANDS B.V., 
gevestigd te 's-Gavenhage, 
eiseres, 
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, 

tegen 

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 
WINTERSHALL NOORDZEE B.V., 
gevestigd te 's-Gavenhage, 
gedaagde, 
procureur voorheen mr. H.C. Grootveld, 
thans mr. W. Heemskerk   

Partijen zullen hierna Unocal en Wintershall worden genoemd. 

(…)

2.  De feiten 
2.1 Bij besluit van 9 juni 1980 heeft de Minister van Economische Zaken op grond van de destijds geldende Mijnwet continentaal plat van 23 september 1965 (hierna te noemen: "de Mijnwet") een vergunning verleend aan Unocal en DSM Energie B.V. (hierna te noemen: "DSM"). Deze vergunning geeft recht op het winnen van aardolie en aardgas alsmede van andere in dezelfde afzetting voorkomende delfstoffen (hierna te noemen: "koolwaterstoffen") in het deel van het continentaal plat dat is aangeduid als blok Q1 (hierna te noemen: "de winningvergunning"). 

2.2 Unocal heeft krachtens een overeenkomst met DSM recht op een aandeel van 80% van de productie van koolwaterstoffen in blok Q1 en DSM heeft recht op een aandeel van 20% daarin.   

2.3 Unocal heeft haar aandeel, voor zover dit betrekking heeft op het diepe gedeelte van het continentaal plat (in navolging van partijen hierna aan te duiden als "de deep"), overgedragen aan Clyde Petroleum Exploratie B.V. (hierna te noemen: "Clyde"). Op 29 september 2000 hebben Unocal en Clyde daartoe een zogenoemde Farm-in Agreement gesloten (hierna te noemen: "de overeenkomst"). Hierin is onder meer het volgende bepaald: 

"ARTICLE 1   DEFINITIONS AND INTERPRETATION 
(..) 
"Hydrocarbons"  means natural gas, crude oil, natural gas liquids and similar substances before refining. 

"Interest" means the interest of UNOCAL in respect of the Deep, comprising of 80% (eighty percent) of all right, title and interest in any way related to the Deep and all property, assets, rights and liabilities which are directly or indirectly connected therewith, as such interest is further specified in Annex I hereto. 
(..) 
"Reservoir"  means a reservoir of Hydrocarbons fully or partly located in the Deep. 

ARTICLE II  TRANSFER   

2.1 Subject to the terms, provisions

Access: 
Public
Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 3

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 3


Opdrachten

Opdracht 1

Woningexploitant Aarts overhandigt aan al zijn nieuwe huurders een afschrift van een door beide partijen ondertekende schriftelijke huurovereenkomst waarin wordt verwezen naar door Aarts gehanteerde voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel ter plaatse. 

Deze voorwaarden bevatten de volgende clausule: ‘Huurder mag de door hem gestorte waarborgsom nimmer verrekenen met enige andere op hem jegens verhuurder rustende verplichting.’

Vraag 1A

Is op een dergelijke clausule afdeling 6.5.3 van toepassing?

Vraag 1B

Kunnen de huurders zich met succes tegen een beroep op de clausule verweren door te stellen dat de algemene voorwaarden geen deel van de overeenkomst zijn geworden?

Vraag 1C

Zo nee, bieden de artt. 6:233 t/m 237 BW de huurders mogelijkheden zich met succes tegen een beroep op deze clausule te verweren?

Opdracht 2 

Firma Knoops is gespecialiseerd in het tijdelijk in bewaring houden van jassen op evenementen. Bij een garderobe die door Knoops op een landbouwbeurs is geïnstalleerd, geeft Titia, werkneemster bij een zuivelproductiebedrijf, haar jas tegen betaling van € 2 in bewaring. Aan het eind van de dag blijkt haar jas onvindbaar. Als Titia aanspraak maakt op schadevergoeding, vestigt een medewerker van Knoops haar aandacht op een (overigens duidelijk zichtbaar) bord waarop geschreven staat: ‘Wij zijn niet aansprakelijk voor verlies en/of diefstal.’

Gegeven het bord met de hierboven weergegeven tekst: is Knoops aansprakelijk voor het verlies van Titia’s jas?

Opdracht 3

Tip: houd het artikel van De Graaf bij de hand.

Maroeska runt een webwinkel genaamd ‘De taart onder de kers’, gericht op de online verkoop van bakgerei. Zij bestiert deze webwinkel alleen, vanuit de grote schuur bij haar boerderij in Loosdrecht, waarin ze een kantoor en magazijn heeft ingericht. 

Vraag 3A

Is Maroeska te kwalificeren als ‘dienstverlener’ in de zin van het Burgerlijk Wetboek? Is zij (ook) te kwalificeren als ‘dienstverrichter’?  

Stel dat Maroeska in ieder geval kan worden gekwalificeerd als ‘dienstverlener’. De overeenkomsten die zij met haar klanten sluit, bevatten zowel algemene voorwaarden als contractvoorwaarden niet zijnde algemene voorwaarden. Als bezoekers van haar webwinkel iets kopen, kunnen ze, voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst, in de bestelomgeving alle voorwaarden inzien en als pdf-bestand op hun computer opslaan. De voorwaarden zijn behalve in deze bestelomgeving niet op haar website te vinden.

Vraag 3B

Voldoet Maroeska in haar hoedanigheid van dienstverleneraan haar wettelijke informatieplichten met betrekking tot de door haar gehanteerde voorwaarden? Verwacht je dat De Graaf zich kan vinden in deze uitkomst?

Stel dat het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt. Rechtenstudent Hans heeft in de webshop van Maroeska een bakvorm besteld, die bij nader inzien toch niet geschikt is voor de bruidstaart die hij van plan is te maken. Hij wil de door Maroeska verzaakte informatieplicht aangrijpen om van de overeenkomst af te komen. 

Vraag 3C

Biedt de wet Hans aanknopingspunten om wegens de verzaakte informatieplichtde.....read more

Access: 
Public
Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 4

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 4


Opdrachten

Opdracht 1

Mijnheer A koopt een trui voor € 50. Na twee weken trekt hij de trui voor het eerst aan en ontdekt dan dat in het breiwerk een fout zit. Hij gaat terug naar de winkel, ziet dat er nog enkele identieke truien hangen en vraagt de verkoper zijn trui te ruilen voor een exemplaar zonder breifout. De verkoper weigert, onder verwijzing naar de kassabon, waarop staat dat ruilen alleen mogelijk is met bon en binnen acht dagen. A heeft geen bon en de acht dagen zijn ook voorbij. Overigens betwist de verkoper niet dat de trui bij hem is gekocht. Heeft A recht heeft op een andere trui?

Opdracht 2

Maartje is net naar Utrecht verhuisd en heeft eindelijk een eigen appartement. Na een tijdje heeft zij genoeg van het gesjouw naar de wasserette en besluit zij een wasmachine te kopen. In de winkel ziet ze meerdere modellen en vraagt de verkoper waarop de prijsverschillen zijn gebaseerd. Ze krijgt te horen dat de duurdere modellen, meestal Duitse ‘Qualitätsprodukte’, langer meegaan en twee jaar garantie hebben. De goedkopere modellen daarentegen hebben maar één jaar garantie. De keuze is niet moeilijk, want Maartje zit krap bij kas: ze schaft het goedkoopste exemplaar aan. De wasmachine wordt een week later geleverd. 

Nadat de wasmachine 14 maanden lang tenminste twee keer per week gedraaid heeft, werkt geen enkel programma meer. Maartje gaat terug naar de winkel en wil een kosteloos herstel van haar wasmachine. De verkoper deelt haar mee dat dit helaas niet mogelijk is, omdat de garantietermijn is verlopen. 

Vraag 2A

Wat is een garantie? 

Vraag 2B

Welk voordeel biedt een garantie in bewijsrechtelijk opzicht?

Vraag 2C

Waarom is het antwoord van de verkoper onjuist? Besteed in je antwoord tevens aandacht aan de bewijsrechtelijke positie van Maartje.

Vraag 2D

Kan Maartje met succes vorderen dat zij de koopprijs krijgt terugbetaald (in plaats van herstel)?

Opdracht 3

Lees onderstaande casus. 

Begint je achternaam met de letter A t/m L, bereid dan een kort pleidooi in hoger beroep voor waarin je verdedigt dat de vordering van appellante in hoger beroep alsnog moet worden toegewezen. Begint je achternaam met de letter M t/m Z, verdedig dan het standpunt dat het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg in stand moet worden gehouden. In beide pleidooien moeten de volgende aspecten aan de orde komen:

  • betreft het al dan niet een consumentenkoop (en de relevantie hiervan);
  • is er sprake van nonconformiteit/garantie (en de relevantie hiervan);
  • is er voldaan aan de klachtplicht (en de relevantie hiervan).

4.1 [appellante] heeft op 27 mei 2008 een gebruikte auto van het type Range Rover, merk Landrover, kenteken: TH-PT-63 (hierna: de auto) gekocht van Hazet voor een bedrag van € 7.002,-. Op diezelfde dag is de auto geleverd. De afspraken die in.....read more

Access: 
Public
Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 5

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 5


Opdrachten 

Opdracht 1 

Huizing is een liefhebber van het golfspel. Op zondag 4 juli doet hij dat met zijn vrienden Boer en Riemersma. Terwijl Huizing nog maar een korte afstand hoeft af te leggen naar de volgende ‘hole’, gebruikt hij een verkeerde ‘club’, waardoor hij de bal veel harder slaat dan bedoeld. De bal treft Boer in zijn oog, die daardoor aan een oog blind raakt.

Vraag 1A

Aangesproken door Boer verweert Huizing zich met de stelling dat hij niet aansprakelijk is, omdat Boer dit risico heeft aanvaard. Beoordeel dit verweer.

Vraag 1B

Is Huizing aansprakelijk?

Vraag 1C

Stel dat de bal niet Boer treft, maar toeschouwer Jolink. Is Huizing aansprakelijk jegens Jolink?

Vraag 1D

Stel dat niet Boer getroffen wordt, maar een voorbijganger buiten het golfterrein. Heeft Huizing onrechtmatig gehandeld?

Opdracht 2

Kees de Wit is meermaals geconfronteerd met inbraken, diefstal en vernieling rondom zijn woning. De daders zijn onbekend. Kees heeft hiervan regelmatig aangifte gedaan. Tot op heden is niemand gearresteerd, laat staan berecht of veroordeeld. Kees heeft er dan genoeg van en stelt de politie aansprakelijk voor de door hem geleden materiële schade, omdat de politie niet voldoende adequaat opsporingshandelingen heeft verricht. Kees redeneert dat wanneer de politie dit wél had gedaan en de daders zouden zijn gevonden, hij de schade op hen had kunnen verhalen. Nu dat niet is gebeurd, wil Kees dat de politie betaalt.

Geef aan gemotiveerd aan waarom Kees de politie al dan niet succesvol aansprakelijk kan stellen. Besteed in uw antwoord aandacht aan de onrechtmatigheidsvraag en de relativiteitsvraag. NB: zie art. 3 Politiewet.

Opdracht 3

Hansen, werkzaam bij de Gemeente Solingerland, wandelt in 1994 op een zaterdagmiddag langs de rivier. Vanuit tegengestelde richting komt Veenman hem tegemoet. Veenman heeft een hond bij zich die niet is aangelijnd. Als beide heren elkaar treffen springt de hond van Veenman tegen Hansen op. Hansen, die erg bang is voor honden, slaat instinctief de hond van zich af. Veenman wordt heel kwaad op Hansen en schopt en slaat Hansen, waardoor de laatste in de rivier valt. Veenman maakt zich vervolgens met zijn hond uit de voeten. Hansen kan zelf uit het water komen. Hij is gewond geraakt en hij is erg van slag.

Enkele maanden later komt in rechte vast te staan dat Veenman aansprakelijk is voor de schade die Hansen heeft geleden. Hansen krijgt ook betaald.  In 1999 heeft Hansen echter nog steeds klachten van mentale en fysieke aard, waardoor hij zijn werk niet meer goed kan doen. Hansen dreigt daardoor (nog meer) schade te lijden. Hansen lijdt echter ook al sinds zijn jeugd aan suikerziekte. Hansen wil graag zijn schade verhalen op Veenman, omdat hij van mening is dat deze schade nog steeds is terug te voeren op de onfortuinlijke gebeurtenissen in 1994. In het kader van een nieuwe gerechtelijke.....read more

Access: 
Public
Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 6

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 6


Opdrachten 

Opdracht 1 

Een enigszins aangeschoten fietsendief, Felix B. (30 jaar oud), zwalkt met zijn nieuwe aanwinst over de rijweg. Als Felix weer plotseling naar het midden van de rijweg uitwijkt wordt hij aangereden door Van Aalst, die achter hem reed in zijn zojuist gekochte Volkswagen en hem voorzichtig probeerde in te halen. Felix heeft letselschade en de zojuist gejatte fiets is total loss. Van Aalst verklaart tegenover de politie dat hij al van veraf kon zien dat de fietser niet helemaal nuchter was. Felix spreekt Van Aalst aan voor de door hem geleden schade. Vaststaat dat het gedrag van Felix voor 60% aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen.

Vraag 1A

Kan Van Aalst zich met succes op overmacht beroepen? Welk criterium is hier beslissend?

Vraag 1B

Veronderstel dat bij de aanrijding ook de aldaar geparkeerde auto van Beets is beschadigd door de auto van Van Aalst. Kan Beets zijn schade verhalen op Van Aalst op grond van art 185 WVW?   

Vraag 1C

Felix is door de aanrijding gewond geraakt en hij moet de duim van zijn linkerhand missen. Hij vordert van Van Aalst € 9.000 smartengeld, een op zichzelf billijk bedrag bij verlies van een duim. Dient Van Aalst deze schade volledig te vergoeden?

Vraag 1D

Stel dat Felix 13 jaar is, verandert het antwoord dan? Behandel daarbij zowel de vraag naar de vestiging van  de aansprakelijkheid als de vraag naar de omvang van de schadevergoeding.

Vraag 1 E

De zorgverzekeraar van Felix wil de kosten van geneeskundige behandeling (€ 10.000) van Felix verhalen op Van Aalst. Slaagt deze vordering?

Vraag 1F

Veronderstel dat Van Aalst door de aanrijding een forse deuk in zijn auto heeft opgelopen (schade € 2.000). Kan hij deze schade verhalen op de 30-jarige Felix?

Opdracht 2

Kluyt koopt voor eigen gebruik voor € 299 (spectaculaire eenmalige aanbieding) een nieuwe wasdroger van een hem onbekend merk bij een plaatselijke witgoedwinkel. Al bij de eerste droogbeurt gaat er iets mis met de droger, waardoor het apparaat gloeiend heet wordt en de kleren in de droger verloren gaan. Ook de wasdroger is niet langer bruikbaar. Kluyt wil zijn schade (€ 299 en naar schatting € 650 aan kapotte kleren) vergoed krijgen. In het garantiebewijs van de fabrikant staat onder andere vermeld dat de fabrikant gedurende twee jaar na aankoop alleen aansprakelijk is voor gratis vervanging van kapotte onderdelen van de wasdroger.

Vraag 2A

Kan de producent met succes aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade? 

Vraag 2B

Na onderzoek blijkt dat de oververhitting is ontstaan in een schakelaar die is vervaardigd met behulp van een nieuw materiaal, Novopet, dat in de ruimtevaart zijn goede eigenschappen heeft bewezen en daarom door veel wasdrogerfabrikanten in hun producten wordt toegepast. Kort voordat Kluyts wasdroger is geproduceerd, is bij de NASA uit onderzoek gebleken dat kwaliteit.....read more

Access: 
Public
Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 7

Verbintenissenrecht - UU - B2 - 2019/2020 - Werkgroep Week 7


Opdrachten

Opdracht 1

Heemskerk BV exploiteert een bedrijf dat zich bezighoudt met de samenstelling van kunstmest. Het bedrijf maakt daarbij gebruik van stoffen die bij aanraking schadelijk zijn voor de gezondheid. Door slecht onderhoud ontploft een stookketel en komen schadelijke stoffen vrij in de vorm van een poederwolk die zich snel in de buurt verspreidt. De gevolgen zijn aanzienlijk: de pui en de aluminium kozijnen van het naastgelegen bouwbedrijf Moerman worden door de stof aangetast. Vijf werknemers van Moerman worden ernstig ziek, één van hen, Luiten, blijkt overgevoelig voor de stof en raakt blijvend invalide, twee anderen, Zwaan en Muller, raken onvruchtbaar.

Vraag 1A

Op welke gronden kan Moerman proberen Heemskerk BV aansprakelijk te stellen voor de schade aan de pui? Je kunt volstaan met het noemen van de grondslag en een korte motivering. Bespreek ten minste drie mogelijke grondslagen.

Stel dat Heemskerk aansprakelijk is voor de gevolgen van de ontplofte ketel.

Vraag 1B

Moerman is krachtens de wet (art. 7:629 BW) verplicht loon door te betalen aan zijn zieke werknemers. Kan Moerman deze bedragen verhalen op Heemskerk BV?

Moerman lijdt als gevolg van de uitstoot van de schadelijke stoffen omzetschade.

Vraag 1C

Stel dat de omzetschade het gevolg is van de ziekte van zijn werknemers (en hij zo snel geen adequate vervanging kan regelen). Komt deze schade voor vergoeding in aanmerking?

Vraag 1D

Stel dat de omzetschade het gevolg is van schade aan het bedrijfspand waardoor dit enige tijd moet worden gesloten. Komt deze schade voor vergoeding in aanmerking?

Vraag 1E

Moerman wenst de schade aan de kozijnen vergoed te zien. Maakt het voor de omvang van de vergoeding waarop hij aanspraak heeft verschil of hij:

I.       de oude kozijnen laat zitten;

II.      de kozijnen met behulp van eigen medewerkers vervangt (inkoopkosten kozijnen € 6.500); 

III. de kozijnen door een aannemingsbedrijf laat vervangen (kosten kozijnen € 9.000, kosten arbeidsloon € 4.000)?

Vraag 1F

De partner van Luiten besteedt vele uren per week aan de verzorging van haar invalide man. Heeft zij recht op een vergoeding ter zake?

Vraag 1G

Heeft de partner van Zwaan recht op smartengeld omdat haar man geen kinderen kan verwekken?

Opdracht 2 

Beoordeel de volgende stellingen als juist of onjuist en motiveer uw antwoord.

Vraag 2A

Volgens het huidige Nederlandse schadevergoedingsrecht kan een directe nabestaande van een slachtoffer die is overleden op grond van een gebeurtenis waarvoor een aansprakelijke partij kan worden aangewezen, van deze aansprakelijke partij vergoeding vorderen van zowel de begrafeniskosten als van immateriële schade die het gevolg is van het verdriet wegens het wegvallen van het slachtoffer.

Vraag 2B

Een toegewezen verzoek tot winstafdracht op grond van art. 6:104 BW heeft volgens de Hoge Raad niet alleen een compensatoir, maar ook een punitief karakter.

Opdracht 3 

Een vijf maanden oude baby is door de oppas geschud en geslagen, toen de.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1426
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.