Deze bijdrage geeft a.d.h.v. bevindingen uit een aangehaald proefschrift inzicht in een aantal fundamentele kwetsbaarheden in de rechtsbescherming van jeugdige verdachten bij de toepassing van voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland. Nederland ontvangt kritiek op de wijze waarop wordt omgegaan met voorlopige hechtenis van jeugdige verdachten. Rode draad: de voorlopige hechtenis van jeugdigen wordt niet terughoudend genoeg toegepast, zoals in IVRK en andere verdragen. Deze kritiek lijkt gebaseerd op het grote aantal voorlopig gehechten binnen de totale minderjarigenpopulatie in JJI’s.
Om inzicht te krijgen in de praktijk is er in dit onderzoek gebruikgemaakt van kwalitatieve empirische onderzoeksmethoden: observaties bij voorgeleidingen en raadkamerzittingen van jeugdige verdachten, raadkameroverleg en semigestructureerde interviews met rechters, OvJ, advocaten, RvdK, JR en JJI’s > gedetailleerd beeld van hoe rechters beslissingen nemen over voorlopige hechtenis.
Uiteindelijk is in het proefschrift geconcludeerd dat de Nederlandse wet en toepassingspraktijk van de voorlopige hechtenis van jeugdigen niet volledig in overeenstemming is met het internationale kader van kinder- en mensenrechten.
Internationale kinder- en mensenrechten eisen dat de voorlopige hechtenis van jeugdigen op een rechtmatige en niet-willekeurige wijze wordt toegepast en enkel als een uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur > art. 37 IVRK, General Comment no. 10, Beijing Rules, Havana Rules.
Voorlopige hechtenis kan alleen gerechtvaardigd worden o.b.v. beperkte en nauwgedefinieerde gronden die een duidelijke basis hebben in de nationale wet. Jurisprudentie EHRM: aanvaardbare gronden: het bestaan van een ernstig gevaar dat de jeugdige verdachte, als hij wordt vrijgelaten, vlucht, het onderzoek frustreert, recidiveert of maatschappelijke onrust veroorzaakt. Voorlopige hechtenis mag in elk geval niet worden gebruikt om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf, omdat dit strijdig is met de onschuldpresumptie en het recht op een eerlijk proces. Ook mag het niet gebruikt worden voor andere buitenwettelijke doeleinden, zoals crisisinterventie.
Het VN Kinderrechtencomité dringt erop aan dat strikte termijnen worden toegepast bij voorlopige hechtenis van jeugdigen, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de rechtmatigheid van de voorlopige hechtenis periodiek wordt getoetst door een rechter. Jeugdige verdachten in voorlopige hechtenis moeten zo snel mogelijk in vrijheid worden gesteld, zo nodig onder voorwaarden. Als invrijheidsstelling niet mogelijk is, dan zo snel mogelijk een berechting. Het VN Kinderrechtencomité beveelt Staten aan ervoor te zorgen dat jeugdigen in voorlopige hechtenis binnen dertig dagen formeel worden aangeklaagd en voor de rechter worden gebracht en dat de zaak in elk geval binnen zes maanden met een beslissing in eerste aanleg is afgedaan. Daarnaast moeten staten zorgdragen voor een effectief pakket aan alternatieven voor voorlopige hechtenis: vormen van toezicht, intensieve zorg of plaatsing bij een gezin, in een educatieve instelling of
.....read more
Add new contribution