Artikelsamenvatting bij Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study van Miyamoto e.a. - 2017


Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Check page access:
      JoHo members
      Check more or recent content:

      Bundel Samenvattingen Voorgeschreven Artikelen bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling (2021) - Universiteit Leiden

      Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

      Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

      Image

      Het is je vast wel eens overkomen. Je begint aan een nieuw vak tijdens je studie, leest de vakinformatie en ziet dan dat er alleen maar wetenschappelijke artikelen zijn voorgeschreven als literatuur. Maar hoe lees je nou deze artikelen? En wat moet je nou echt weten voor het tentamen? Hieronder geef ik jou wat tips over hoe je een wetenschappelijk artikel kan lezen en samenvatten. 


      Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

      Zelf vind ik het altijd fijn om eerst even kort te scannen wat voor kopjes er allemaal in het artikel aanwezig zijn. Dit zijn vaak standaard koppen zoals introductie, methode, resultaten en discussie en conclusie. Tijdens het samenvatten is het fijn om je artikel op te delen in deze koppen en per kopje een samenvatting te maken.

      Introductie

      De introductie van een artikel introduceert jou in het onderwerp van het artikel en beschrijft wat de onderzoeksvraag is. Schrijf alleen de kern op en zorg dat je altijd de volgende vragen beantwoord:

      • Waar gaat het onderzoek over?
      • Waarom is het relevant?
      • Wat zijn de hypotheses?
      • Wat zijn belangrijke begrippen en wat houden ze in?

      Methode

      De methode sectie is vaak erg uitgebreid en beschrijft de doelgroep van het artikel, de verschillende variabelen en meetinstrumenten, de procedures en de analyses die ze hebben uitgevoerd. Voor je tentamens hoef je deze sectie vaak niet zo uitgebreid te weten. Zorg dat je de volgende vragen kan beantwoorden:

      • Hoe ziet de sample eruit? (grootte, kinderen of volwassenen, beknopte achtergrond zoals SES als relevant)
      • Hoe ziet het design van het onderzoek er kort uit? (controle groepen, experimentele groepen en hoe verdeeld)
      • Welke variabelen worden onderzocht? (dit wordt vaak al geïntroduceerd in de introductie, maar in deze sectie verder uitgelegd. Je hoeft dit maar kort op te schrijven)

      Resultaten

      De resultaten kunnen soms onoverzichtelijk ogen, doordat er veel resultaten van verschillende analyses worden beschreven. Dit kan er voor zorgen dat je de kluts kwijt raakt. Probeer eerst naar de tabellen en grafieken te kijken of je daar in één oogopslag al wijzer uit wordt. Zo niet, dan kun je het beste de resultaten eerst even scannen en vervolgens het volgende kort opschrijven:

      • Beknopt de resultaten (staan vaak aan het begin of aan het eind van een alinea, significantie en richting van de relatie is belangrijk)

      Is deze sectie lastig om te lezen? Sla de resultaten sectie dan over en ga alvast door naar de discussie. Na de discussie kun je weer terugkeren naar deze sectie.

      Discussie en conclusie

      In deze secties staan de resultaten vaak wat makkelijker uitgeschreven en worden verklaringen voor de bevindingen gegeven. Je kan dus meteen zien of je de resultaten goed geïnterpreteerd hebt of een duidelijker beeld krijgen van de resultaten. Zorg dat je de volgende vragen beantwoord:

      • Wat zijn de belangrijkste resultaten?
      • Werden de hypotheses bewezen of afgewezen? Wat zijn de verklaringen volgens de auteurs?
      • Wat was opvallend?
      • Wat zijn de belangrijkste limitaties van het onderzoek?

      Ben je klaar met deze sectie? Super! Je hebt nu al een geheel artikel gelezen en samengevat. Zijn er secties geweest die je hebt overgeslagen? Probeer nu eens om deze stukken opnieuw te lezen en samen te vatten. Dat gaat nu vast beter!

      De eerste paar keren is het altijd even wennen, maar hoe meer je oefent met het lezen van wetenschappelijke artikelen, hoe makkelijker het wordt. Blijf dus vooral oefenen! Heb je een vraag, tip of iets anders leuk te vertellen? Laat dan vooral een berichtje achter!

        Artikelsamenvatting bij Victimization of children with disabilities van Hershkowitz e.a. - 2007

        Artikelsamenvatting bij Victimization of children with disabilities van Hershkowitz e.a. - 2007

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Hershkowitz, I., Lamb, M. E., & Horowitz, D. (2007). Victimization of children with disabilities, voorgeschreven literatuur bij week 1 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Kinderen met mentale (inclusief communicatieve en leer) beperkingen zijn 2 tot 3 keer zo vaak slachtoffer van kindermishandeling dan kinderen die geen beperkingen hebben.
        • In dit onderzoek wordt er gekeken naar in welke mate kinderen met een beperking (Children With Disabilities, CWD) een verhoogd risico lopen op specifieke vormen van mishandeling, hun waarschijnlijkheid om mishandeling te melden bij ondervraging en de kenmerken van de gemelde mishandeling in een grote dataset vergeleken met controle groep (Typical Developing, TD).

        Eerder onderzoek

        • Er is gemengde steun voor de hypothese dat kinderen met mentale beperkingen een verhoogd risico lopen op mishandeling.
        • Latere grote studies hebben sterk bewijs geleverd voor de associatie tussen mishandeling en de ernst van de beperking.
        • Een studie heeft gevonden dat intra-familiale mishandeling 1,7 keer vaker voorkwam bij kinderen met een beperking dan bij kinderen zonder beperkingen.
          • Jongens van 4 jaar of ouder met beperkingen liepen vooral hoog risico.
          • Ouders/hoofdverzorgers waren minder vaak verdachten van mishandeling bij kinderen met een beperking dan bij kinderen zonder beperkingen.
        • Een andere studie vond dat jonge kinderen met een beperking een groter risico liepen op mishandeling dan oudere kinderen met een beperking (de jongere kinderen werden vaker slachtoffer van fysieke en seksuele mishandeling en andere vormen van mishandeling).
          • Familieleden waren de meest voorkomende dader, ongeacht de aanwezigheid van een beperking.
        • Een andere studie concludeerde dat kinderen met een beperking extra kwetsbaar zijn vanwege hun afhankelijkheid van verzorgers voor hulp bij hun fysieke, sociale en emotionele behoeften, hun gebrek aan controle over hun eigen leven, hun neiging om gehoor te geven en goedkeuring te zoeken van anderen, hun gebrek aan kennis en begrip over seks, hun isolatie en afwijzing door anderen en hun onvoldoende sociale en communicatieve vaardigheden die hen beperken in het voorkomen van slachtofferschap en het melden ervan als het voorkomt.
        • Onderzoekers hebben aangetoond dat kinderen met een beperking vaak ongeloofwaardig worden bevonden in het forensische proces en te maken krijgen met ongepaste ondervraging.

        Dit onderzoek

        • 4 hypotheses:
        1. Kinderen met een beperking zijn waarschijnlijker seksuele dan fysieke mishandeling te melden dan kinderen zonder beperkingen.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence: A systematic review van Lemaigre e.a. - 2017

        Artikelsamenvatting bij Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence: A systematic review van Lemaigre e.a. - 2017

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Lemaigre, C., Taylor, E. P., & Gittoes, C. (2017). Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence: A systematic review, voorgeschreven literatuur bij week 1 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Seksueel misbruik bij kinderen (Child Sexual Abuse, CSA) = 'betrokkenheid van een kind bij seksuele activiteiten die hij of zij niet volledig begrijpt en waarvoor hij of zij geen geïnformeerde toestemming kan geven' (referentie: WHO)
        • Prevalentie in recente onderzoeken van 11,8% onder 9.911.748 deelnemers, met hogere percentages voor vrouwen (18%) dan voor mannen (7,6%).
          • Het is niet duidelijk of deze onevenwichtigheid tussen mannen en vrouwen een weerspiegeling is van sekseverschillen in de prevalentie van seksueel misbruik bij kinderen of de openbaarmakingspercentages, maar weerspiegelt wel de oververtegenwoordiging van vrouwen in de bredere CSA-literatuur.
        • Kinderen die het slachtoffer zijn van CSA, vertellen er niet vaak over, wat ertoe leidt dat de daders ongeïdentificeerd blijven en seksueel misbruikt blijft.
          • Gemengde ondersteuning als jongere kinderen de onthulling eerder uitstellen dan oudere kinderen.
        • Belemmeringen en facilitators voor het bekendmaken van seksueel misbruik zijn een complex samenspel tussen verschillende intrapersoonlijke, interpersoonlijke en sociale factoren, die nog maar ten dele worden begrepen.
          • Naast een complexe wisselwerking tussen veelzijdige interne en externe factoren, zijn cognitieve en ontwikkelingsbarrières belangrijke drijfveren bij de beslissing van kinderen en adolescenten om informatie niet te onthullen (anders dan bij volwassenen).
        • Vragen in dit onderzoek:
          • Met welke barrières worden kinderen en adolescenten geconfronteerd wanneer ze seksueel misbruik bekendmaken?
          • Welke factoren houden verband met het faciliteren van kinderen en adolescenten om hun ervaringen met seksueel misbruik bekend te maken?

        Methode

        • Studies met betrekking tot de onthullingen van seksueel misbruik door kinderen en adolescenten (leeftijd < 18 jaar).
        • 13 studies werden beoordeeld en beoordeeld op methodologische kwaliteit.
        • 658 vrouwen 421 mannen.

        Resultaten

        Belemmeringen

        • 6 onderzoeken vonden een waargenomen gebrek aan begrip en beperkte steun van volwassenen (ouders of professionals) belemmeringen voor openbaarmaking.
          • Congruent met onderzoek, waaruit is gebleken dat verwachte sociale reacties een belangrijke drijvende factor zijn bij de beslissing van een individu om informatie openbaar te maken.
        • Uit onderzoek is gebleken dat kinderen en adolescenten bang zijn voor negatieve gevolgen voor zichzelf, zoals sancties van ouders, het verlies van familiesteun, sociale schaamte, het ruïneren van hun reputatie, het schenden van de familie-eer en de dood. 
          • Kinderen waren ook bang voor negatieve
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways that children tell? van London e.a. - 2005

        Artikelsamenvatting bij Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways that children tell? van London e.a. - 2005

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel London, K., Bruck, M., Ceci, S. J., & Shuman, D. W. (2005). Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways that children tell?, voorgeschreven literatuur bij week 1 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Child sexual abuse accommodation syndrome (CSAAS) = theoretisch model dat stelt dat seksueel misbruikte kinderen vaak geheimhouding, voorzichtige onthullingen en intrekkingen van misbruikverklaringen vertonen, werd herzien.
        • We weten niet precies hoeveel kinderen er worden misbruikt, komt door:
          • Incidentie van seksueel misbruik van kinderen (Child Sexual Abuse, CSA) vaak gebaseerd is op ambtsberichten en niet alle gevallen daarin terechtkomen.
          • Er is niet altijd (voldoende) bewijs om CSA vast te stellen.
            • De onthulling van kinderen is vaak bewijs in de rechtbank, maar het probleem is dat kinderen het misbruik vaak niet onthullen of zelfs ontkennen.
               
        • Het CSAAS-model geeft een verklaring voor het niet openbaar maken van CSA. Dit model bestaat uit vijf onderdelen:
        1. Vertrouwelijkheid;
        2. hulpeloosheid;
        3. beknelling en accommodatie;
        4. tegenstrijdige, onduidelijke en vertraagde openbaarmaking
        5. intrekking van een openbaarmaking.
        • Als gevolg van CSA worstelen kinderen met zelftwijfel en schaamte en angst voor de dader.
          • Om hiermee om te gaan, passen kinderen zich aan (accommoderen) door het misbruik te accepteren en geheim te houden.
          • Als kinderen het al onthullen, verandert het vaak in de loop van de tijd, met perioden waarin ze het misbruik ontkennen.
        • In dit CSAAS-model zijn er twee verschillende aspecten:
          • Psychische gevolgen van het misbruik (schuldgevoel, accommodatie en angst)
            • Gevolgen daarvan op het gedrag (ontkenning, herroeping openbaarmaking en geheimhouding).
          • Van de kinderen die later het misbruik ontkennen, passen alleen degenen die het misbruik eerst ontkennen zich aan (aanpassen) door het misbruik te accepteren en geheim te houden.

        Openbaarmaking volwassenen met retrospectief onderzoek

        Openbaarmakingspercentages

        • Het aantal onthullingen van volwassenen die aangaven CSA in de kindertijd te hebben meegemaakt, is ongeveer 1/3.
        • 2/3 van de volwassenen die aangaven als kind te zijn misbruikt, meldde dit niet in de kindertijd.
        • Deze percentages werden in de meeste onderzoeken gevonden.
        • De gemiddelde openbaarmakingstijd in één onderzoek was 15 jaar.
        • Mannen zijn meer geneigd dan vrouwen om het misbruik nooit te onthullen.
        • In één onderzoek werd een meldingspercentage van bijna 90% gevonden, maar dit komt deels doordat er een brede definitie van seksueel misbruik werd gehanteerd en doordat de volwassenen in de steekproef relatief jong waren.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors van Goodman e.a. - 2014

        Artikelsamenvatting bij Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors van Goodman e.a. - 2014

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Goodman, G.S., Goldfarb, D.A., Chong, J.Y., & Goodman-Shaver, L. (2014). Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors, voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting is oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


        Introductie

        • Zijn getuigenverklaringen van kinderen accuraat?
        • Veel onderzoek is afhankelijk van rechtszaken en dat is controversieel bij seksueel misbruik.
        • Kinderen hebben ontwikkelende cognitieve vermogens en hebben sociaalemotionele steun nodig om in een legale context goed te kunnen functioneren.
        • Er moet aandacht besteed worden aan de vermogens, kwetsbaarheden en behoeften van kind getuigen, omdat anders onder-geloof of over-geloof geriskeerd wordt.
          • Onder-geloof = kan resulteren in gebrek aan bescherming van misbruikte kinderen en vrijheid voor daders om te blijven misbruiken.
          • Over-geloof = kan leiden tot het verwoesten van de levens van onschuldige mensen, terwijl de ware dader vrij is door te gaan met misbruiken.
        • Dit artikel bekijkt cognitieve en sociaalemotionele factoren die invloed hebben op:
          • onthulling en nondisclosure van seksueel misbruik van kinderen,
          • ooggetuigen geheugen
          • getuigenis bij proces.

        Disclosure en nondisclosure van kind seksueel misbruik

        • Kinderen rapporteren bijna nooit seksueel misbruik uit zichzelf.
        • Nondisclosure = kan komen door gevoelens van schaamte, realisatie dat seksuele handelingen taboe zijn, of angst zichzelf of anderen in de problemen te krijgen.
          • De signalen die kinderen wel afgeven worden vaak gemist door ouders (‘moet ik echt de avond met Oom Jim doorbrengen?’).
          • Ook al herinneren kinderen de seksuele gebeurtenissen, ze hebben tegenzin hierover te vertellen.
        • Wetenschappelijk studies zijn gebaseerd op rapportages van daders of van slachtoffers.
          • Ze vergelijken dit met latere interviews over hun onthullingen.
          • Uit onderzoek van Leander et al. is gebleken dat kinderen niet alleen tegenzin hebben in rapporteren seksueel misbruik bij intrafamiliaal misbruik, maar ook bij extra familiaal misbruik.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Planting misinformation in the human mind: a 30 year investigation of the malleability of memory van Loftus - 2005

        Artikelsamenvatting bij Planting misinformation in the human mind: a 30 year investigation of the malleability of memory van Loftus - 2005

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Loftus, E.F. (2005). Planting misinformation in the human mind: a 30 year investigation of the malleability of memory, voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting is oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


        Introductie

        • In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het onderzoek wat de afgelopen 30 jaar gedaan is naar het geven van misleidende informatie en de invloed daarop op herinneringen.
        • Ook is gekeken naar de condities waarin deze misleidende informatie invloed heeft op het geheugen en wanneer niet.
        • Wanneer na een bepaalde gebeurtenis verkeerde informatie gegeven werd, werd die verkeerde informatie in bijna de helft van de gevallen herinnerd als deel van de echte gebeurtenis.
        • Het geven van verkeerde informatie zorgt dus voor beperkingen van het geheugen.
        • De neurale activiteit tijdens de gebeurtenis en tijdens het geven van de verkeerde informatie zou het ‘misinformation effect’ voorspellen.
          = effect wijst op de veranderingen in het rapporteren van gebeurtenissen die ontstaan na het krijgen van verkeerde, misleidende informatie.

        Wanneer

        • Bepaalde condities zijn vatbaarder voor misinformatie dan andere.
        • Wanneer er een langere tijdsperiode na de gebeurtenis is en de herinnering wat begint te vervagen, is men vatbaarder voor misinformatie.
        • Wanneer de gebeurtenis al heel lang geleden is, kan het zelfs zo zijn dat de herinnering zo zwak is dat het niet meer herkenbaar is na misinformatie.
        • Als men niet duidelijk meer onderscheid kan maken tussen de herinnering en de misinformatie, kunnen herinneringen gemakkelijker veranderd worden = ‘Discrepancy Detection principle’.
        • Wanneer na een kort tijdsinterval tussen de misinformatie en een test gevraagd werd of de informatie misinformatie was of dat het echt had plaatsgevonden, gaven de meesten aan dat het zowel uit de misinformatie als uit de echte gebeurtenis kwam.
        • Het tijdelijk veranderen van iemands toestand (bijvoorbeeld teveel alcohol drinken) kan ervoor zorgen dat mensen vatbaarder zijn voor misinformatie.

        Waarschuwingen

        • Het waarschuwen van mensen voor misinformatie heeft effect, maar alleen als dit voor het geven van de misinformatie gebeurt.
        • Een waarschuwing na het geven van misinformatie werkt waarschijnlijk niet doordat de gewijzigde herinnering al in het
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij A new solution to the recovered memory debate van McNally & Geraerts - 2009

        Artikelsamenvatting bij A new solution to the recovered memory debate van McNally & Geraerts - 2009

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel McNally, R. J., & Geraerts, E. (2009). A new solution to the recovered memory debate, voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • De controverse over hervonden herinneringen aan seksueel misbruik in de kindertijd (CSA) wordt gekenmerkt door 2 perspectieven.
          • Onderdrukking interpretatie/perspectief = sommige mensen onderdrukken hun herinneringen aan misbruik omdat deze ervaringen zo emotioneel traumatisch zijn geweest, en ze kunnen zich de CSA alleen herinneren wanneer het psychologisch veilig is om dat vele jaren later te doen.
            • Een defensief, remmend mechanisme moet de toegang tot het geheugen hebben geblokkeerd gedurende jaren dat het niet in je opkwam.
          • Valse geheugeninterpretatie/perspectief = veel meldingen van herstelde herinneringen aan seksueel misbruik zijn valse herinneringen, vaak onbedoeld gekoesterd door therapeuten.
        • Er zou bewijs kunnen zijn voor een derde interpretatie die van toepassing is op een subgroep van seksueel misbruik in de kindertijd (CSA) die mensen niet als traumatiserend hebben ervaren en zich spontaan hebben herinnerd nadat ze herinneringen buiten de psychotherapie tegenkwamen.
          • Sommige mensen hebben zich CSA herinnerd, maar zijn dat later weer vergeten.

        Onderdrukking interpretatie/perspectief

        • Onderdrukkingstheoretici: hervonden herinneringen zijn verdrongen herinneringen.
        • Andere termen: traumatische amnesie, dissociatieve amnesie, traumatische dissociatieve amnesie, dissociatie.
        • Een slachtoffer heeft een traumatische ervaring gecodeerd en omdat het zo emotioneel verwoestend was, kan het slachtoffer zich de ervaring pas herinneren als het psychologisch veilig is om dat te doen, vaak vele jaren later.
        • Hoe traumatischer een gebeurtenis is, hoe moeilijker het kan zijn om die te onthouden.
        • Als therapeuten vermoeden dat verdrongen herinneringen aan CSA de psychologische symptomen van de patiënt veroorzaken, moeten ze de patiënt helpen de geheugenverliesbarrière te overwinnen en de herinneringen onder de aandacht te brengen.

        Valse geheugeninterpretatie/perspectief 

        • Theoretici van valse herinneringen zijn van mening dat, omdat emotionele opwinding het geheugen versterkt, traumatische gebeurtenissen zoals SMK beter onthouden zouden moeten worden in plaats van minder goed.
        • Ze staan sceptisch tegenover degenen die zich naar verluidt emotioneel traumatisch misbruik herinneren nadat ze er jarenlang totaal niet van op de hoogte waren.
          • Ze zijn vooral sceptisch
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting van Dekens & Van der Steen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel

        Artikelsamenvatting van Dekens & Van der Steen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Dekens & Van der Steen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

        Introductie

        • De uitgeschreven versie van de verklaring die een kind geeft in de kindvriendelijke verhoorstudio kan dienen als bewijsmateriaal in een rechtszaak, omdat kinderen onder de twaalf jaar vaak niet worden gehoord op een rechtszitting.

        6.1 Het scenariomodel

        • Het scenariomodel is een gestructureerde verhoormethode om een getuigenverklaring te krijgen die zo zuiver mogelijk is. Er bestaan drie scenario’s:
        1. Een getuige verklaart spontaan na een neutrale openingsvraag.
        2. Een getuige verklaart na bevraging op een indirecte manier.
        3. Een getuige heeft voorinformatie nodig.
        • De ideale situatie wordt beschreven bij scenario A.
        • Het scenariomodel omvat drie onderdelen en zorgt ervoor dat het verhoor in totaal ongeveer één tot anderhalf uur duurt, afhankelijk van de leeftijd en concentratieboog van het kind:

        1. Introductie

        • De verhoorder haalt het kind en de ouders of begeleiders op in de wachtkamer.
        • Het kind krijgt een rondleiding door de regiekamer en de verhoorkamer.
        • Er wordt aandacht besteedt aan opgehangen tekeningen van andere kinderen, zodat het kind weet dat er vaker kinderen komen.
        • Ze keren vervolgens terug naar de wachtruimte, waarna de verhoorder en het kind naar de verhoorkamer gaan.
        • De ouders mogen niet meekijken met het verhoor, ze mogen de opname wel achteraf bekijken.
          • Tijdens het verhoor vertelt de verhoorder wat over zijn of haar rol en over het doel van het gesprek. Het kind krijgt de keuze: praten of nog even wat anders doen. Als het kind voor het laatste kiest, wordt de afspraak gemaakt dat er daarna wordt gesproken over de verklaring. De verhoorder probeert zoveel mogelijk gebruik te maken van free recall.

        2. Zaakgericht deel

        • Het kind krijgt zoveel mogelijk de gelegenheid om vrijuit te vertellen waarom hij of zij gekomen is.
        • Vooraf krijgt het kind instructies, bijvoorbeeld dat hij of zij het mag zeggen als hij of zij het antwoord niet weet.
        • Vervolgens wordt er gestart met een neutrale algemene openingsvraag, zoals ‘waarover kom je praten?’.
        • Daarna worden er zoveel mogelijk open vragen gesteld door de verhoorder.
        • De drie eerder genoemde scenario’s (A, B en C) kunnen dan ontstaan. 

        3. Afsluiting

        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij The NICHD investigative interview protocol: A meta-analytic review van Benia e.a. - 2015

        Artikelsamenvatting bij The NICHD investigative interview protocol: A meta-analytic review van Benia e.a. - 2015

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Benia, L. R., Hauck-Filho, N., Dillenburg, M., & Stein, L. M. (2015). The NICHD investigative interview protocol: A meta-analytic review, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Getuigenissen van kinderen zijn vaak het enige beschikbare bewijs om te beoordelen of er een zedenmisdrijf heeft plaatsgevonden, aangezien fysiek bewijs schaars is en psychologische symptomen geen betrouwbaar onderscheid maken tussen misbruikte en niet-misbruikte kinderen.
        • Er is veel onderzoek gedaan naar het opstellen van best practice-richtlijnen voor kinderen om hun getuigenis te geven door open vragen te beantwoorden in plaats van gesloten vragen.
        • NICHD ontwikkelde evidence-based richtlijnen die in de dagelijkse praktijk in het veld kunnen worden gebruikt = NICHD Investigative Protocol 
          • = omvat een reeks geheugenophaal- en communicatietechnieken die zijn ontworpen om de hoeveelheid betrouwbare informatie die van een jonge geïnterviewde kan worden verkregen, te vergroten. Het protocol biedt de verhoorder een stapsgewijze aanpak en leidt hem of haar tot in detail door alle fasen van het onderzoeksverhoor.
          • In de beginfase stelt de interviewer zichzelf voor en legt hij de basisregels van het interview uit aan het kind.
          • In de rapportbuilding-fase probeert de interviewer een ondersteunende omgeving voor het kind te creëren en spoort hem of haar aan om te oefenen met het vertellen van een gebeurtenis.
          • In de volgende fase is er een overgang naar inhoudelijke kwesties die is ontworpen om door te gaan naar de doelgebeurtenis(sen) die moeten worden onderzocht met behulp van open, niet-suggestieve verbale aanwijzingen.
          • In de free-recall-fase worden specifieke incidenten onderzocht met behulp van een verscheidenheid aan open prompts en cued-uitnodigingen.
          • Pas nadat de open vragen zijn uitgeput, gaan interviewers over op gerichte vragen. Als er nog steeds cruciale details ontbreken in het account van het kind, stellen interviewers vervolgens beperkte optievragen, terwijl suggestieve vragen altijd worden vermeden.
          • Ten slotte verzamelt de interviewer informatie over het openbaarmakingsproces en beëindigt hij het interview
        • Forensische interviewers die het NICHD-protocol gebruikten, gebruikten significant meer open vragen dan zonder het protocol, gebruikten minder suggestieve vragen en suggestieve vragen, en kinderen verstrekten aanzienlijk meer forensisch relevante details in reactie op vragen om vrij terug te roepen.
        • Deze studie onderzoekt de effectiviteit van het NICHD Investigative Protocol

        Discussie

        • Het NICHD Onderzoeksprotocol is een effectief instrument, ook bij het interviewen van kleuters en oudere kinderen.
          • Kleuters
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Children's suggestibility research: Things to know before interviewing a child van Hritz e.a. - 2015

        Artikelsamenvatting bij Children's suggestibility research: Things to know before interviewing a child van Hritz e.a. - 2015

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Hritz, A. C., Royer, C. E., Helm, R. K., Burd, K. A., Ojeda, K., & Ceci, S. J. (2015). Children's suggestibility research: Things to know before interviewing a child, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Confirmatory bias

        • Het is aangetoond dat mensen de neiging hebben om bevooroordeeld te zijn in de richting van informatie die hun eigen persoonlijke overtuigingen bevestigt, en informatie afwijzen die niet met die overtuigingen overeenkomt.
        • Als een interviewer een kamer binnenkomt, bereid om een kind te ondervragen en vooraf vastgestelde overtuigingen over de zaak of de juistheid en geloofwaardigheid van het kind meebrengt, kan de interviewer onbedoeld onevenredig zwaar wegen op sommige uitspraken van het kind terwijl hij andere negeert. Als de aanvankelijke vermoedens van de interviewer onjuist zijn, kan dit leiden tot een valse melding = Vooringenomenheid van de interviewer
          • Verontreinig niet alleen de nauwkeurigheid van het kind, maar ook de nauwkeurigheid van de interviewer.
          • Gegevens suggereren dat ongeacht wat kinderen daadwerkelijk zeggen, bevestigende vooringenomenheid ertoe leidt dat interviewers de beweringen van het kind onnauwkeurig rapporteren om ze consistent te maken met hun eigen hypothesen.
        • Om deze voorkeur voor bevestiging tegen te gaan, hebben onderzoekers aanbevolen dat interviewers die een kind over een gebeurtenis ondervragen, alternatieve hypothesen moeten testen over wat er mogelijk is gebeurd.
          • Het testen van alternatieve hypothesen is belangrijk omdat er veel situaties zijn waarin de verklaringen van een kind verkeerd begrepen kunnen worden, zelfs als er geen flagrante suggestieve vragen worden gesteld of situaties waarin een kind de interviewer het antwoord geeft waarvan hij aanneemt dat deze het wil horen.
        • Sommige interviewers lijken te geloven dat gedrag bij het afleggen van een valse of gesuggereerde verklaring te onderscheiden is van gedrag bij het vertellen van een ware verklaring.
          • Studies hebben echter aangetoond dat zelfs professionals valse verklaringen niet van echte kunnen onderscheiden
        • Hoewel kinderen niet altijd valse verklaringen afleggen wanneer specifieke, misleidende vragen worden gesteld, geven ze ook niet altijd waarheidsgetrouwe, nauwkeurige informatie wanneer ze spontaan spreken, dat wil zeggen bij afwezigheid van misleidende vragen.
          • Deze spontane generatie van valse informatie kan zelfs optreden na een lange vertraging tussen het voorgestelde interview en de vrije herinnering.
          • Verwarrende of dubbelzinnige gebeurtenissen kunnen aanleiding geven tot spontane valse herinneringen aan verwante gebeurtenissen.
        • Dus hoewel reacties op vrije herinnering en spontane verklaringen waarschijnlijk nauwkeuriger zijn dan reacties op directe vragen, kunnen kinderen inderdaad spontaan onjuiste informatie rapporteren.
        • Belangrijk om de getuigenis van het kind niet buiten beschouwing te laten: het is gebleken dat verkeerde informatie de geheugennauwkeurigheid daadwerkelijk vergroot in bepaalde
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence van Moreno - 2003

        Artikelsamenvatting bij Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence van Moreno - 2003

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Moreno, J.A. (2003). Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence., voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Inleiding

        • In dit artikel wordt beschreven in hoeverre rechters, advocaten en juristen op de hoogte zijn van wetenschappelijke bevindingen met betrekking juridisch bewijs en in hoeverre zij deze kennis toepassen in de praktijk.

        Conclusie

        • Hoewel experts graag willen dat hun geval wint in de rechtszaal, mag dit niet ten koste gaan van een objectieve manier van onderzoek doen.
        • In zaken waarin de wet en de wetenschap beide voorkomen, moet de wettelijke juistheid van de rollen van de rechters en de experts geëvalueerd worden.
        • Het bewijsmateriaal van medische experts hebben vaak invloed op de uitspraak van de rechter.
          • Daarom moet op de juiste manier naar dit bewijs gekeken worden.
        • Als laatste moeten rechters rekening houden met het feit dat experts als gevolg van een gebrek aan ervaring en/of een gebrek aan formele kwalificaties (zoals een bepaalde certificatie) niet in staat zijn om een goede verklaring af te leggen.
        • De kwaliteit van de verklaringen kan verhoogd worden door de juiste training en door ervaring met soortgelijke gevallen.
        • Een ander voorstel is dat medische experts de onderstaande gegevens over zichzelf moeten rapporteren aan de rechter:
          • Algemene training of ervaring met kindermishandeling en verwaarlozing;
          • Specifieke training of ervaring met een bepaald type kindermishandeling in de rechtszaal;
          • Lidmaatschap van relevante professionele verenigingen;
          • Relevante professionele publicaties.
        • Hiermee kunnen experts aantonen in hoeverre ze verstand hebben van bepaalde medische kwesties.
        • Het begrijpen van de wetenschap is belangrijk in gevallen van kindermishandeling, omdat het om het leven van het kind gaat.
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Bruises in children: normal or child abuse? van Harris - 2010

          Artikelsamenvatting bij Bruises in children: normal or child abuse? van Harris - 2010

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Harris, T. S. (2010). Bruises in children: normal or child abuse?, voorgeschreven literatuur bij week 4 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


          Inleiding

          • Kneuzingen met specifieke patronen of op specifieke plaatsen kunnen het gevolg zijn van mishandeling.
          • Kneuzingen van de huid
            • Kneuzing van de huid treedt op na een stomp trauma, dat onderliggende bloedvaten verstoort en lekkage en ophoping van bloed in de dermale lagen veroorzaakt.
            • De afbraak van hemoglobine en bloedcellen resulteert in een reeks kleuren, waaronder rood, paars, zwart, blauw, geel, groen en bruin.
            • Eeuwen van blauwe plekken
              • Een blauwe plek met geel is waarschijnlijk ouder dan 18 uur
              • de kleuren rood, blauw, paars of zwart kunnen op elk moment optreden vanaf 1 uur na blauwe plekken totdat ze zijn verdwenen
              • rood kan aanwezig zijn in een blauwe plek, ongeacht de leeftijd
              • blauwe plekken van dezelfde leeftijd en oorzaak bij dezelfde persoon vertonen mogelijk niet dezelfde kleur of veranderen niet in hetzelfde tempo.
            • Het uiterlijk en de resolutie van een blauwe plek wordt beïnvloed door vele factoren, waaronder de hoeveelheid gebruikte kracht, vasculariteit van onderliggende weefsels, ziekten, leeftijd en huidskleur.
              • Blauwe plekken zijn beter zichtbaar op een lichtere huid.
              • De locatie van een blauwe plek is ook een belangrijke factor. In gebieden waar de huid los of oppervlakkig is, zoals het periorbitale gebied, ontstaan gemakkelijker blauwe plekken.

          Evaluatie van kind met blauwe plekken

          • Evaluatie van een kind met blauwe plekken moet beginnen met een gedetailleerde geschiedenis, inclusief het huidige probleem en de medische geschiedenis van het kind en het gezin, met name aandacht voor bloedingsstoornissen, psychosociale geschiedenis en beoordeling van systemen (wie was bij het kind enz.).
          • Vervolgens moet het kind, afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau, rechtstreeks worden ondervraagd over de verwonding.
          • Rode vlaggen die de aanbieder moeten waarschuwen voor mogelijk misbruik, zijn onder meer een geschiedenis die niet overeenkomt met het letsel, geen verklaring voor het letsel, een geschiedenis die niet overeenkomt met het ontwikkelingsniveau van het kind en/of letsel dat wordt toegeschreven aan een ander
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Predicting child abuse potential: An empirical investigation of two theoretical frameworks van Begle e.a. - 2010

          Artikelsamenvatting bij Predicting child abuse potential: An empirical investigation of two theoretical frameworks van Begle e.a. - 2010

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Begle, A. M., Dumas, J. E., & Hanson, R. F. (2010). Predicting child abuse potential: An empirical investigation of two theoretical frameworks, voorgeschreven literatuur bij week 5 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


          Inleiding

          • Om beperkingen en mogelijke onderschattingen door zelfrapportage (terughoudendheid toegeven) en CPS-administratieve databases te voorkomen, gebruiken onderzoekers risico-instrumenten voor kindermishandeling = informatie geven over de kans dat de respondent kindermishandeling pleegt.
            • Child Abuse Potential Inventory (CAPI) gebruikt
          • Child abuse occurence = vaststelling kindermishandeling door officiële instantie.
          • Child Abuse Potential = zelfrapportage van de ouder over de waarschijnlijkheid of mogelijkheid van misbruik.
            • Potentie leidt niet noodzakelijkerwijs tot voorkomen, maar CAPI toonde aan dat het sterk gecorreleerd is.
          • Risicomarkeringen = variabelen die verband houden met de uitkomst van belang, hoewel bevindingen geen sterke empirische ondersteuning bieden voor een causaal verband
            • Dit is waar we naar kijken in deze studie
          • Risicofactoren = variabelen die oorzakelijk verband impliceren en (a) de ‘causale’ variabele moet worden geïsoleerd van alle andere potentiële variabelen, (b) er moet een verband bestaan tussen de van belang zijnde variabelen, en (c) de richting van invloed moet worden bepaald

          Risicomarkeringen voor zorgverleners

          • Mantelzorgers met een geschiedenis van kindermishandeling misbruiken hun eigen kinderen (30%)
          • Lagere opvoedingstevredenheid tot verhoogd risico op krachtig kindermisbruik.
          • Een groter potentieel voor kindermishandeling werd gevonden bij verzorgers die het gevoel hadden dat ze minder controle hadden over moeilijk gedrag van kinderen en die negatieve interne attributies hadden met betrekking tot de stijl van hun verzorger en de acties van hun kinderen.

          Risicomarkeringen voor kinderen

          • Leeftijd, fysieke gezondheid en storend gedrag van het kind getest in deze studie

          Sociodemografische kenmerken

          • Maternale etniciteit: Afro-Amerikaanse verzorgers hadden meer meldingen van kindermishandeling dan Europees-Amerikaanse en Latino verzorgers.
          • Alleenstaande, jonge moeders met een laag inkomen lijken het grootste risico te lopen op kindermishandeling.
          • Moeders die het hoger potentieel van de middelbare school niet hebben afgemaakt.

          Huishoudelijke kenmerken

          • Ongeorganiseerde huishoudens (meer stress), grotere gezinsgrootte en minder beschikbare huishoudelijke ruimte gekoppeld aan meer fysiek geweld
          • Interactie tussen verzorger en kinda
          • Beledigende verzorgers hadden minder positieve interacties, waren minder responsief en toonden minder positieve genegenheid jegens hun kinderen in vergelijking met niet-beledigende verzorgers.
          • Parent Child Interaction Therapy
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Juveniles Who Commit Sex Offenses Against Minors van Finkelhor e.a. - 2009

          Artikelsamenvatting bij Juveniles Who Commit Sex Offenses Against Minors van Finkelhor e.a. - 2009

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Finkelhor, D., Ormrod, R., & Chaffin, M. (2009). Juveniles Who Commit Sex Offenses Against Minors, voorgeschreven literatuur bij week 5 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


          Belangrijkste bevindingen

          • Jongeren zijn goed voor meer dan een derde (35,6 procent) van degenen waarvan de politie weet dat ze zedendelicten tegen minderjarigen hebben gepleegd.
            • De grote meerderheid (ongeveer 85-95 procent) van de zedendelinquente jongeren heeft geen arrestaties of rapporten voor toekomstige seksuele misdrijven of anderszins niet-seksuele misdrijven.
            • Jeugdige zedendelinquenten hebben verschillende achtergronden en delicten (kleine vergrijpen tot gangbangs).
          • Een klein aantal jeugdige delinquenten – 1 op de 8 – is jonger dan 12 jaar.
          • Het aantal jongeren dat bij de politie komt voor zedendelicten neemt sterk toe op 12-jarige leeftijd en vlakt af na 14-jarige leeftijd.
            • De vroege adolescentie is de piekleeftijd voor misdrijven tegen jongere kinderen.
            • Misdrijven tegen tieners nemen toe tijdens de midden tot late adolescentie, terwijl misdrijven tegen slachtoffers onder de 12 jaar afnemen.
          • Jongeren die zedendelicten tegen andere kinderen plegen, hebben meer kans dan volwassen zedendelinquenten om in groepen en op scholen delicten te plegen en meer mannelijke en jongere slachtoffers te maken.
            • Ze hebben ook meer kans op sodomie of liefkozing, en minder kans op verkrachting
            • Jeugdige zedendelinquenten richten zich vaker op andere jongeren die wat jonger zijn dan zij.
              • Wanneer tienerdelinquenten zich op jongens richten, richten ze zich eerder op veel jongere en seksueel onvolwassen jongens dan op hun leeftijdsgenoten, terwijl wanneer oudere tienerdelinquenten zich op meisjes richten, ze zich meer richten op seksueel volwassen vrouwen.
              • Deze bevinding kan voortkomen uit het feit dat jeugdige delinquenten het gemakkelijker vinden om meisjes en jongere jongens te domineren dan om oudere jongens te domineren.
            • Het kan echter ook zijn dat oudere mannelijke slachtoffers van tienerdelinquenten bijzonder terughoudend zijn om aangifte te doen bij de politie in vergelijking met vrouwelijke tienerslachtoffers.
          • Jongere daders verschillen van oudere daders:
            • Daders jonger dan 12 jaar zijn iets vaker dan oudere daders vrouw en plegen meerdere dader- en slachtofferepisodes.
            • Ook plegen jongere daders iets vaker dan oudere daders misdrijven tegen familieleden en in de woonomgeving.
            • Jongere daders richten zich vaker dan oudere daders op mannelijke slachtoffers (37 procent versus 20 procent) en jongere slachtoffers dichter bij hun eigen leeftijd.
            • Hun ernstigste vergrijp is eerder strelen en minder snel verkrachting.
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Reconstructing the Risk–Need–Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation van Ward e.a. - 2007

          Artikelsamenvatting bij Reconstructing the Risk–Need–Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation van Ward e.a. - 2007

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Ward, T., Melser, J., & Yates, P. M. (2007). Reconstructing the Risk–Need–Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation, voorgeschreven literatuur bij week 5 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


          Introductie

          • Risk-Need-Responsivity (RNR)-model = omvat drie principes die als leidraad moeten dienen voor interventies bij overtreders.
          1. Risicoprincipe: daders met een hoger risico op recidive zullen het meeste baat hebben bij een hogere mate van interventie, waaronder intensieve behandeling, en dat daders met een lager risico minimale, routinematige of geen interventie moeten krijgen.
          2. Behoefteprincipe: alleen die factoren die verband houden met vermindering van recidive (d.w.z. criminogene behoeften) moeten in de interventie worden aangepakt.
          3. Responsiviteitsprincipe: correctionele programma's moeten worden afgestemd op kenmerken van de dader, zoals leerstijl, motivatieniveau en de persoonlijke en interpersoonlijke omstandigheden van het individu.
          • Elke rehabilitatietheorie bestaat uit ten minste drie componenten:
          1. primaire doelen, waarden en principes;
          2. etiologische en methodologische veronderstellingen;
          3. implicaties voor de praktijk.

          Aard van de revalidatietheorie

          • Revalidatietheorie = verwijst naar de algemene doelen, waarden, principes en etiologische aannames die worden gebruikt om de behandeling van delinquenten te begeleiden, en vertaalt hoe deze principes moeten worden gebruikt om therapeuten te begeleiden.
          • We stellen dat een goede theorie van rehabilitatie van delinquenten de doelen van de therapie moet specificeren, een rechtvaardiging van deze doelen moet geven in termen van de kernaannames over etiologie en de waarden die ten grondslag liggen aan de aanpak, klinische doelen moet identificeren en moet schetsen hoe de behandeling moet verlopen in het licht van deze aannames en doelen.
          • 3 niveaus van componenten voor revalidatie:
            • Reeks algemene principes en aannames die de waarden specificeren die ten grondslag liggen aan de revalidatiepraktijk en het soort algemene doelen waarnaar clinici zouden moeten streven.
            • We hebben waarden nodig om rehabilitatie te ondersteunen, aangezien deze dienen om therapeutische doelen te identificeren (bijv. om een goed leven te bevorderen of om risico's voor de gemeenschap te verminderen) en om rehabilitatiepogingen te beperken (bijv. tot onnodig stressvolle situaties).
            • Etiologische veronderstellingen die dienen om delinquentie te verklaren en de functies ervan te identificeren, althans in algemene zin.
              • Etiologische veronderstellingen helpen therapeuten om te begrijpen hoe ze zich op specifieke variabelen moeten richten en om aan te geven waarop ze zich moeten richten.
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij A review of maternal and paternal filicide van Bourget e.a. - 2007

          Artikelsamenvatting bij A review of maternal and paternal filicide van Bourget e.a. - 2007

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Bourget, D., Grace, J., & Whitehurst, L. (2007). A review of maternal and paternal filicide, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


          Introductie

          • Filicide = moord op kind door ouder, veelzijdig fenomeen met verschillende oorzaken en kenmerken.
          • Neonaticide = moord op kind op de dag van geboorte.
          • Filicide is ingedeeld in verschillende systemen naar motief of oorzaak.

          Bourget en Gagné classificatiesysteem voor filicide:

          • Alle soorten kindermoord (d.w.z. geestesziek, fataal misbruik, vergelding, barmhartigheid en andere/onbekende) worden gespecificeerd als zijnde met of zonder bedoeling, het bewuste verlangen om te doden.
          • Geesteszieke kindermoord = gevallen waarin het delict verband houdt met een DSM-IV13 belangrijke As I geestesziekte die actief was op het moment van de kindermoord.
            • De aan- of afwezigheid van psychose als determinant wordt in deze categorie gedocumenteerd, evenals gevallen van kindermoord, een term die alleen wordt gebruikt om postpartumverschijnselen, hormonale invloeden en andere niet-specifieke mentale stoornissen te verklaren bij moeders die binnen het jaar zijn bevallen.
          • Dodelijke mishandeling filicide = gevallen van kinderverwaarlozing en mishandelde-kind- en shaken-baby-syndromen.
            • Dit type kindermoord wordt gepleegd zonder specifieke bedoeling en de gebeurtenis kan niet voldoen aan de criteria voor geesteszieke kindermoord.
          • Vergeldende kindermoord = geassocieerd met specifieke intentie om moord te plegen en kan het resultaat zijn van woede of wraak.
          • Mercy filicide = gepleegd met de specifieke bedoeling om te doden en vindt plaats wanneer het kind een ernstige, slopende ziekte heeft.
            • De ouder heeft geen psychose en de gebeurtenis kan niet beter worden verklaard door een andere categorie.
          • De categorie overig/onbekend wordt alleen gebruikt wanneer de informatie onvoldoende is om een nauwkeurige classificatie mogelijk te maken en kan gevallen met meerdere factoren omvatten

          Algemene kenmerken van kindermoord

          • Terwijl moeders oververtegenwoordigd zijn in gevallen van kindermoord, worden kindermoorden die plaatsvinden na de eerste levensweek vaak gepleegd door de vader of stiefvader, waarbij vaders de meest voorkomende daders van kindermoord zijn in de latere kinderjaren.
          • Bij neonaticiden zijn evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers.
          • Moeders zullen eerder meisjes vermoorden en vaders jongens, vooral jongens boven de 15 jaar.
            • Jongere slachtoffers zijn wellicht vaker fysiek mishandeld door de ouder.
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Fatal child maltreatment: Characteristics of deaths from physical abuse versus neglect van Damashek e.a. - 2013

          Artikelsamenvatting bij Fatal child maltreatment: Characteristics of deaths from physical abuse versus neglect van Damashek e.a. - 2013

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Damashek, A., Nelson, M. M., & Bonner, B. L. (2013). Fatal child maltreatment: Characteristics of deaths from physical abuse versus neglect, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


          Introductie

          • De huidige studie onderzocht:
            • Kenmerken van slachtoffer, verzorger, familie, vermeende dader en incident
            • Of de kenmerken van het kind, de verzorger, het gezin en de vermeende dader verschilden voor sterfgevallen als gevolg van fysieke mishandeling versus verwaarlozing.
          • Hypotheses 1e doel:
            • Slachtoffers zouden in de eerste plaats jonger zijn dan 5 jaar
            • Minderheidskinderen zouden oververtegenwoordigd zijn in de gegevens
            • Minderheid van de slachtoffers zou onderwerp zijn van eerdere rapporten aan kinderwelzijn en
            • Vermeende daders zouden in de eerste plaats biologische ouders zijn.
          • Hypotheses 2e doel:
            • Mannen zouden meer kans hebben op fatale mishandeling en vrouwen zouden meer kans hebben op fatale verwaarlozing.
            • Sterfgevallen als gevolg van verwaarlozing zouden vaker voorkomen in huizen met meer personen dan sterfgevallen als gevolg van fysieke mishandeling.
          • Variabelen die we hebben onderzocht, waren onder meer:
            • Kind (leeftijd, geslacht, etniciteit)
            • Verzorger (leeftijd moederfiguur, leeftijd vaderfiguur)
            • Gezin (aantal kinderen in huis, ongeacht of ouders samenwoonden of getrouwd waren)
            • Vermeende dader (geslacht, al dan niet biologisch gerelateerd aan slachtoffer) variabelen,
            • Of gezinnen al dan niet eerder betrokken waren bij kinderwelzijn.

          Methode

          • 685 gevallen geïdentificeerd door kinderwelzijnsdiensten over een periode van 21 jaar, gebruikt om kenmerken van sterfgevallen als gevolg van fysieke mishandeling versus verwaarlozing te vinden.

          Resultaten en discussie

          • Jongere kinderen (5 jaar en jonger dan) waren de meest voorkomende slachtoffers en de meeste vermeende daders waren ouders.
          • Afro-Amerikaanse en Latino-kinderen waren aanzienlijk oververtegenwoordigd
          • De meeste slachtoffers van de FCM van kinderen stierven aan verwaarlozing en waren niet betrokken bij kinderwelzijnsdiensten voorafgaand aan hun overlijden
          • Voorspellers van het fataal type mishandeling (d.w.z. fysiek misbruik versus verwaarlozing):
            • Een groter aantal kinderen in het huis voorspelde een hoger risico op dodelijke verwaarlozing (versus fysiek misbruik)
              • Mogelijk dat middelen voor gezinsmateriaal onder meer kinderen moeten worden uitgerekt, en het is daarom moeilijker om aan hun fysieke
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Abusive head trauma in children: a literature review van Lopes e.a. - 2013

          Artikelsamenvatting bij Abusive head trauma in children: a literature review van Lopes e.a. - 2013

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Lopes, N. R., Eisenstein, E., & Williams, L. C. (2013). Abusive head trauma in children: a literature review, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


          Introductie

          • Beledigend hoofdtrauma bij kinderen (shaken-babysyndroom) = letsel aan de schedel of intracraniale inhoud van een baby of kind jonger dan 5 jaar als gevolg van een opzettelijke abrupte impact en/of hevig schudden.

          • Het komt voornamelijk voor bij baby's en kinderen jonger dan 1 jaar en kan ernstige gevolgen hebben, van lichamelijke of geestelijke handicaps tot de dood.
          • Een manier om een baby te schudden die resulteert in aanzienlijk hersenletsel, is door het kind bij de borstkas of een extremiteit vast te houden en het met geweld heen en weer te schudden, waardoor het hoofd met herhaalde versnellingen en vertragingen in elke richting zweeft.
          • Er kan een kenmerkend letselpatroon worden waargenomen, waaronder netvliesbloeding, fracturen, vooral in de ribben en het uiteinde van lange botten, en erkende patronen van hersenletsel.
            • Telkens wanneer het hoofd van de baby tegen een voorwerp botst, kunnen er extra verwondingen zijn, zoals blauwe plekken, snijwonden en breuken.
          • Kinderen jonger dan 1 jaar lopen meer kans op hersenletsel door kindermishandeling dan door ongelukken.
            • Zou kunnen omdat ze meer alleen zijn met verzorger en hun hoofd relatief groter is dan hun lichaam en hun nekspieren nog niet volledig ontwikkeld zijn.
          • Hoewel er specifieke tekenen zijn voor deze vorm van misbruik, kunnen ze worden aangezien voor veelvoorkomende ziekten bij kinderen of accidenteel hoofdletsel.
        • 173 artikelen over Abusive Head Trauma (AHT) gebruikt.
        • Prevalentie

          • 14,7 tot 38,5 gevallen per 100.000 kinderen, met een grotere incidentie bij kinderen jonger dan 1 jaar.
          • Prevalentie kan een onderschatting zijn
          • Prevalentie kan ook worden bestudeerd door te bestuderen hoeveel ouders hun baby hebben geschud om hem stil te krijgen.

          Kenmerken AHT

          • Kenmerken van AHT zijn subduraal hematoom, hersenoedeem en retinale bloeding.
            • AHT lijkt de belangrijkste oorzaak te zijn van subdurale hematomen bij jongere kinderen.
            • Als er geen grote voorgeschiedenis is van accidenteel hoofdtrauma bij kinderen, zoals een auto-ongeluk of een val van grote hoogte, moet een netvliesbloeding een waarschuwing zijn voor
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study van Miyamoto e.a. - 2017

          Artikelsamenvatting bij Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study van Miyamoto e.a. - 2017

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Miyamoto, S., Romano, P. S., Putnam-Hornstein, E., Thurston, H., Dharmar, M., & Joseph, J. G. (2017). Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


          Introductie

          • Deze studie identificeert risicofactoren voor fatale en niet-fatale kindermishandeling in gezinnen die bekend zijn bij CPS.
          • IPV = intiem partnergeweld.

          Methode

          • 234 casuskinderen en 468 controle over een periode van 13 jaar.

          Discussie

          • Case-kinderen waren vaker mannelijk dan controle-kinderen.
          • Moederlijke verzorgers van casuskinderen waren significant jonger dan die van controlekinderen
          • Aanzienlijk meer controleverzorgers waren betrokken bij HG dan mantelzorgers
          • Risicofactoren voor de verzorger van de moeder
            • Mannelijk kind geslacht
            • Scoring 'matig of hoog risico' op SDM-risicobeoordeling
            • Meer dan 3 kinderen jonger dan 5 jaar in huis hebben
          • Risico voor niet-moederlijke verzorger
            • Jongere leeftijd verzorger
            • Meer dan 3 kinderen jonger dan 5 jaar in huis hebben
            • Minstens één biologisch kind dat niet bij een van beide ouders woont
          • Verminder het risico op mishandeling
            • Betrokkenheid van moeder bij partnergeweld (zowel verzorger van moeder als niet-moeder)
              • De reactie van het systeem op IPV kan de dader effectief verwijderen door arrestatie of een straatverbod of kan het risico verkleinen door deelname aan afleidingsprogramma's verplicht te stellen of door kinderen in beschermende hechtenis te plaatsen. Deze reacties kunnen kinderen beschermen tegen ernstige gevolgen van mishandeling.
            • Inschrijving van kinderen in de openbare ziektekostenverzekering (verzorger van de moeder)
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Sexual abuse history among adult sex offenders and non-sex offenders: A meta-analysis van Jespersen e.a. - 2009

          Artikelsamenvatting bij Sexual abuse history among adult sex offenders and non-sex offenders: A meta-analysis van Jespersen e.a. - 2009

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Jespersen, A. F., Lalumière, M. L., & Seto, M. C. (2009). Sexual abuse history among adult sex offenders and non-sex offenders: A meta-analysis, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


          Introductie

          • Seksueel misbruikt – seksuele misbruikerhypothese = er is een specifieke relatie tussen de geschiedenis van seksueel misbruik en zedendelicten, zodat personen die seksueel misbruikt zijn, aanzienlijk meer kans hebben om zich later in te laten met seksuele misdrijven.
          • Omdat seksueel misbruik in de kindertijd vaak gepaard gaat met andere moeilijke ervaringen (bijv. andere vormen van misbruik, verwaarlozing, geweld gericht tegen andere gezinsleden, algemene ontberingen in het gezin), en omdat seksueel delict meestal niet voorkomt als er geen ander probleemgedrag is (bijv. , niet-seksuele misdrijven, middelenmisbruik), is het moeilijk vast te stellen of de ervaring van seksueel misbruik een unieke associatie heeft met het plegen van zedendelicten.
            • Het ervaren van seksueel misbruik kan deel uitmaken van een meer algemeen ongunstige vroege omgeving die verband houdt met meerdere problemen later in het leven.
          • Deze relatie tussen seksueel misbruik in de kindertijd en seksueel misbruiker worden op volwassen leeftijd kan prospectief (volgens een bepaalde groep) of retrospectief worden bestudeerd
          • Deze studie bestudeert retrospectief deze relatie.
            • Niet alleen waargenomen bij adolescente delinquenten, maar ook bij volwassen delinquenten. Als de hypothese van seksueel misbruikt-seksuele misbruiker juist is, zullen volwassen zedendelinquenten meer kans hebben op een geschiedenis van seksueel misbruik dan andere soorten daders, en zou er een veel kleiner of zelfs kleiner verschil moeten zijn tussen deze groepen met betrekking tot andere vormen van misbruik.
            • Verwachtte een hogere prevalentie van seksueel misbruik in de geschiedenis van zedendelinquenten tegen kinderen in vergelijking met daders van volwassenen, en geen verschil voor de geschiedenis van fysiek misbruik.
            • Ten slotte onderzochten we de geschiedenis van misbruik van zedendelinquenten tegen kinderen die werden geclassificeerd als pedofiel of niet-pedofiel (pedofilie wordt gedefinieerd als een aanhoudende seksuele aantrekking tot prepuberale kinderen).
              • Niet alle zedendelinquenten tegen kinderen zijn pedofielen - Seto (2008) suggereerde dat tot de helft van de zedendelinquenten tegen kinderen geen pedofielen zijn en beledigen als gevolg van andere motiverende factoren - en het kan zijn dat de seksueel misbruikte seksuele misbruiker associatie wordt gemedieerd door pedofilie.
              • Het is dus waarschijnlijker dat pedofielen seksueel misbruik in hun jeugd hebben meegemaakt en eerder seksueel contact zoeken met kinderen, terwijl er mogelijk geen significant verband bestaat tussen niet-pedofiele delinquenten.
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders van Levenson e.a. - 2015

          Artikelsamenvatting bij Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders van Levenson e.a. - 2015

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Levenson, J., Willis, G., & Prescott, D. (2015). Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


          Introductie

          • Uit verschillende studies blijkt dat tussen de 14 en 24% van de misbruikte jongens en 6 en 14% van de misbruikte meisjes misbruikt zijn door een vrouw. Echter is maar 2 tot 5% van seksuele overtreders in het rechtssysteem vrouw.
            • Dit kan komen door stigma, het idee dat misbruik door een vrouw minder schadelijk is, of de angst van slachtoffers om niet geloofd te worden.
            • In sommige landen kunnen vrouwen zelfs niet terecht gesteld worden voor verkrachting.
              • Echter is er een opkomend veld in het onderzoek naar geslacht specifieke factoren in de etiologie en behandeling van seksuele overtredingen.
          • Wat wellicht kan bijdrage zijn negatieve ervaringen in de kindertijd, zoals kindermishandeling en disfunctioneren in het huishouden.
            • Deze factoren worden vaker gezien in misbruikers dan in niet-seksuele criminelen en de algemene populatie.
            • In de huidige studie wordt gekeken naar verschillende nare ervaringen in de jeugd en de relatie met eigenschappen in vrouwelijke overtreders.

          Negatieve ervaringen in de algemene populatie

          • Vrouwen hebben meer ervaring met seksueel (25%) en emotioneel (13%) misbruik dan mannen (16 en 8%), terwijl mannen iets vaker fysiek misbruikt worden (30% vs. 27%).
          • Vrouwen worden ook vaker emotioneel verwaarloosd, zijn vaker getuige van huiselijk geweld en hebben vaker een middelen misbruikende of mentaal zieke ouder.
          • Verder blijkt dat de kans op een negatieve ervaring verhoogd na een eerdere negatieve ervaring.
          • Het lijkt erop dat vrouwen vaker een negatieve ervaring meemaken in de kindertijd dan mannen.
          • Wanneer er hoger gescoord wordt op verwaarlozing en misbruik, is de kans op alcohol en drugs misbruik, roken, depressie, zelfmoordpogingen, hartziekten, etc. ook hoger.

          Negatieve ervaringen van vrouwelijke overtreders

          • Uit een onderzoek kwam naar voren dat zo’n 36,7% van de vrouwen in de gevangenis seksueel of fysiek misbruik hadden meegemaakt voor hun 17e.
            • Bovendien was dit misbruik gerelateerd aan een hogere kans op een geweldsovertreding en huishouden disfunctioneren.
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination van Logan-Greene & Semanchin - 2015

          Artikelsamenvatting bij Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination van Logan-Greene & Semanchin - 2015

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Logan-Greene, P., & Semanchin Jones, A. (2015). Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

          Introductie

          • Kinderverwaarlozing = medische, educatieve of emotionele verwaarlozing, waarbij zorgverleners niet voorzien in de medische behoeften van kinderen, ervoor zorgen dat ze naar school gaan en naar school gaan, of emotionele koestering bieden; en o omvat het niet voorzien in de basisbehoeften van een kind, waaronder voedsel, kleding en onderdak, of het niet voorzien in adequaat toezicht op kinderen passend bij de leeftijd en ontwikkelingscapaciteiten van het kind.
          • Chronische verwaarlozing verwijst naar verwaarlozing die in de loop van de tijd aanhoudend terugkeert, maar er zijn verschillende definities:
            • Zoals een totaal aantal gerapporteerde incidenten van mishandeling in de loop van de tijd of als er incidenten waren in meer dan één ontwikkelingsstadium
          • Gezinnen met chronische verwaarlozing ervaren vaak meer stressfactoren in vergelijking met gevallen van verwaarlozing met een enkel incident en worden eerder gekenmerkt door chaotische omgevingen
            • Specifieke familiale stressoren: extreme armoede, aanhoudend middelenmisbruik en psychische problemen, ontwikkelingsstoornissen van kinderen of ouders, grotere gezinnen met meer kinderen en gebrek aan sociale steun.
            • Kinderen die verwaarlozing ervaren, hebben meer kans op herhaalde mishandeling in vergelijking met kinderen die alleen fysiek of seksueel misbruik ervaren.
          • Chronische verwaarlozing creëert een schadelijke opeenstapeling van problemen voor kinderen en gezinnen, evenals systemen voor kinderwelzijn.
            • Het kan een negatief effect hebben op de geestelijke gezondheid en het sociaal-emotionele welzijn van kinderen; kan ook de vroege hersenontwikkeling beïnvloeden, wat traumasymptomen kan veroorzaken en een negatieve invloed kan hebben op de latere cognitieve ontwikkeling en affectregulatie; kan resulteren in agressief en delinquent gedrag in de adolescentie; en het is duur voor het systeem voor kinderwelzijn
          • Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat kinderen die verwaarloosd waren, in vergelijking met kinderen die niet verwaarloosd waren, een groter risico liepen op drugs- en alcoholmisdrijven door jongeren en andere jeugddelicten; en agressief of gewelddadig gedrag in de adolescentie; evenals latere betrokkenheid bij strafrechtsystemen als volwassenen (maar geen duidelijke consensus).
          • De reacties van kinderen op trauma kunnen zijn: moeite met het identificeren en beheersen van emoties; moeite om onderscheid te maken tussen veilige en onveilige omgevingen; hyper-waakzaamheid of vermijdingsgedrag; en moeite met zelfregulatie en het vermogen om zichzelf te kalmeren.
            • Moeite met het reguleren van emoties en een slechte impulsbeheersing kunnen leiden tot agressief en delinquent gedrag.
            • Complex trauma = blootstelling aan meerdere of chronische interpersoonlijke traumatische ervaringen.
              • Kinderen die zijn blootgesteld aan complex trauma lopen een groter risico op problemen in de neurologische ontwikkeling, waaronder ontwikkelingsachterstanden in taal en geheugen; sociaal-emotioneel
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models van Topizes e.a. - 2012

          Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models van Topizes e.a. - 2012

          Image

          Dit is een samenvatting van het artikel Topizes, J., Mersky, J.P., Reynolds, A.J. (2012). From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

          Introductie

          • Gesteld wordt dat kindermishandeling geweldsdelicten door jongeren voorspelt.
            • Er is echter weinig bekend over de onderliggende mechanismen en kenmerken van de dader.
            • In deze studie probeert men daar meer over te weten te komen.
          • Onderzoek heeft aangetoond dat kindermishandeling kan leiden tot geweldsdelicten bij jongeren.
            • Dit geldt niet alleen voor fysieke mishandeling, maar ook voor bijvoorbeeld seksueel misbruik en verwaarlozing.
              • De meeste kinderen die mishandeld zijn, worden echter niet gewelddadig later.
            • Mechanismen die een rol spelen bij latere geweldsdelicten zijn onder andere spanning, sociale leertheorieën en sociale controle.
            • Kindermishandeling kan via negatieve school- en gezinsprocessen, negatieve verhoudingen tot leeftijdsgenoten en emotionele-gedragsproblemen tot geweld leiden.
          • Er zijn echter verschillende beperkingen in de studie naar de slachtoffer-dadercyclus:
              1.  
          1. Veel studies hebben onderzoek gedaan vanuit de theorie.
          2. Er zijn maar weinig prospectieve onderzoeken gedaan en veel retrospectief onderzoek, wat voor een bias kan zorgen.
          3. Er is wel onderzoek gedaan naar kindermishandeling en geweld in de adolescentie, maar niet naar geweld in de volwassenheid als gevolg van kindermishandeling.
          4. In veel onderzoeken gebruikgemaakt van slechts een paar variabelen, terwijl er veel factoren zijn die kindermishandeling en geweldsdelicten aan elkaar relateren.
          5. Weinig studies gedaan naar de verschillen in geslacht en de slachtoffer-dadercyclus en zijn de meeste studies gericht op mannen.
          • Als laatste is in weinig onderzoeken gekeken naar de invloed van mensen uit lage inkomensgroepen of minderheidsgroepen. Om deze beperkingen op te lossen, zijn in deze studie de volgende onderzoeksvragen gesteld:
          1. Voorspelt kindermishandeling (bij kinderen van 0-11 jaar) significant het aantal geweldsdelicten bij volwassenen (18-26 jaar) en bij jongeren/volwassenen (12 tot 26 jaar)?
          2. Blijft de relatie kindermishandeling-geweldsdelict bestaan als gecontroleerd is voor geslacht?
          3. Verklaren theoretische mechanismen de relatie tussen kindermishandeling en later geweld bij mannen en vrouwen?
          • Getest worden: Internaliserend en externaliserend gedrag, instabiliteit van de omgeving en sociale beperkingen.

          Review van de literatuur

          Onderzoeksvraag 1: Hoofdeffect

          • Zowel fysieke kindermishandeling als kindermishandeling in het algemeen voorspellen significant
          .....read more
          Access: 
          JoHo members
          Work for WorldSupporter

          Image

          JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

          Working for JoHo as a student in Leyden

          Parttime werken voor JoHo

          Check more of this topic?
          How to use more summaries?


          Online access to all summaries, study notes en practice exams

          Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

          There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

          1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
          2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
          3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
          4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
          5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

          Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

          Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

          Field of study

          Access level of this page
          • Public
          • WorldSupporters only
          • JoHo members
          • Private
          Statistics
          983
          Comments, Compliments & Kudos:

          Add new contribution

          CAPTCHA
          This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
          Image CAPTCHA
          Enter the characters shown in the image.