Artikelsamenvatting bij Two key steps in the evolution of human cooperation – the interdependence hypothesis van Tomasello et al. - Chapter


Waar gaat dit artikel over?

Vergeleken met andere primaten zijn mensen heel coöperatief. Dit is lastig om te begrijpen vanuit de moderne evolutietheorie. Er zijn twee theorieën over dit gedrag. De eerste theorie is de ‘Grote Fout Hypothese’. In deze theorie is het idee dat altruïstisch gedrag is ontstaan in de tijd dat mensen in kleine groepen leefden, vaak met hun familie. Dit gedrag was toen waardevol, omdat het was gericht op het helpen van familieleden en dus hun reproductiviteit verhoogt, en doordat het de kansen op reciprociteit zou verhogen voor degene die altruïst gedrag vertoonde. In de moderne wereld is dit lastiger, want mensen helpen ook vreemden en vertonen ook altruïstisch gedrag wanneer zij niet geobserveerd worden. De tweede theorie is de ‘Culturele Groepsselectie Hypothese’.  Deze theorie richt zich op een latere fase van evolutie. Het idee is dat sociale groepen met meer altruïsten het beter doen dan andere groepen. Daarnaast stelt deze theorie dat moderne mensen anderen imiteren. Wanneer een groep dus veel altruïsten heeft, dan zullen anderen deze groep imiteren en dit zal leiden tot groepssucces. In dit artikel wordt een andere hypothese over altruïstisch gedrag beschreven. Deze hypothese heet de ‘Onderlinge Afhankelijkheidshypothese’.

Volgens deze hypothese hebben mensen op een bepaald punt in de geschiedenis een specifieke levensstijl ontwikkeld waarbij collaboratie met anderen belangrijk was voor overleving en reproductie. Dit leed tot altruïstisch gedrag, omdat mensen degenen waarmee zij collaboreren moeten helpen, zodat zijzelf ook geholpen kunnen worden. Deze hypothese helpt ook om mensen hun cognitie en sociale organisatie te begrijpen. Er zijn twee belangrijke stappen in deze hypothese, ten eerste smalle contexten en contexten op groepsniveau. Collaboratie op klein niveau vond vooral plaats tijdens het foerageren. Dit houdt in dat mensen moesten samenwerken om voedsel te vinden. Collaboratie op groepsniveau houdt in dat mensen moesten samenwerken binnen hun groep om zo te winnen van andere groepen.

Wat is er bekend over collaboratief foerageren?

In het moderne leven moeten mensen vaak kiezen tussen hun eigen welzijn of dat van de groep. Dit wordt vaak het gevangen dilemma genoemd. Echter is het beter om het ‘Hertenjacht’ model te gebruiken om collaboratie te begrijpen. Hertenjacht situaties zijn situaties waarin individuen moeten samenwerken om iets te verkrijgen, waarin de voordelen van samenwerken groter zijn dan alleen werken, en waarin solo activiteiten opgegeven moeten worden. Als een voorbeeld, iemand is aan het jagen op een haas. Echter ziet deze persoon een hert, wat een veel grotere vangst is dan een haas. Echter heeft de persoon hulp nodig om het hert te kunnen vangen. Ditzelfde geldt voor een andere persoon. Daarom is het voor beide personen beter om samen te werken om zo een grotere vangst te verkrijgen.

Volgens de Onderlinge Afhankelijkheidshypothese is collaboratief foerageren op deze manier ontstaan. Mensen konden wel in hun eentje eten vinden, maar samen konden ze beter eten vinden. Moderne jagers werken minder samen, maar dit komt vooral doordat zij nu wapens tot hun beschikking hebben. Apen waren vaak individuele foerageren. Chimpansees en bonobo’s zoeken naar eten in kleine groepen, maar ze werken niet echt samen zoals mensen. Sommige groepen chimpansees jagen wél in een groep. Wat er gebeurt is dat één chimpansee een andere aap ziet die alleen is. Zij omcirkelen deze aap in een groep en jagen erop. Dit is dus ook een voorbeeld van een Hertenjacht situatie. Dit is waarschijnlijk de voorbode geweest van collaboratief foerageren in mensen. Mensen hebben echter andere strategieën ontwikkeld om problemen met collaboratie tijdens Hertenjacht op te lossen.

Wat zijn de strategieën die mensen hebben ontwikkeld?

Het verdelen van de roof

Chimpansees foerageren vooral voor fruit en insecten. Wanneer er fruit wordt gevonden krijgt meestal iedere chimpansee in de groep een gedeelte. Dit komt doordat fruit zich spreidt. Echter, wanneer voedsel zich niet spreidt, dan krijgt de meest dominante individu het grootste gedeelte van het voedsel. Echter is het niet zo dat alleen de dominante chimpansee eten krijgt. Wanneer een ondergeschikte chimpansee al voedsel vast heeft, wordt dit niet van de chimpansee afgepakt. Daarnaast is het zo dat het eten vaak te veel is voor één chimpansee. Als er dan andere, hongerige chimpansees zijn, dan vallen zij de dominante chimpansee aan.

Moderne menselijke jagers doen dit op een andere manier. Zij delen voedsel vaak en als er eten over is delen zij dit met anderen die geen voedsel hebben kunnen vergaren. Een ander verschil tussen apen en mensen die jagen is dat mensen voor hun kinderen zorgen totdat zij volwassen zijn. In experimenten zijn mensen dan ook meer genereus met hun eten dan apen en verwachten zij hetzelfde van de tegenpartij. In experimenten op basis van spellen denken mensen ook na over de behoeften van de tegenpartij, terwijl apen dit niet doen. In één spel genaamd het Dictator Spel geven mensen vrijwillig een gedeelte van hun winst aan de tegenpartij. Bij chimpansees is dit experiment nooit uitgevoerd, omdat men al weet dat apen al hun winst zelf zouden houden. In het Ultimatum Spel verwachten mensen dat de tegenpartij een redelijk aanbod verwacht en passen zij hun aanbod hierop aan. Chimpansees doen dit niet.

Ook kinderen, die nog geen normen en waarden kennen, zijn meer genereus dan apen. In een experiment werd er bijvoorbeeld gevonden dat apen, ongeacht of anderen ook voedsel zouden krijgen, voedsel probeerden te vergaren. Kinderen daarentegen kozen er vaker voor om voedsel te vergaren wanneer zij wisten dat ook andere kinderen hierdoor voedsel zouden krijgen. Chimpansees helpen soms anderen om voedsel te vergaren, maar alleen als dit leidt tot een betere vangst dan wanneer de chimpansee alleen voedsel moet vergaren. Daarnaast bleek uit onderzoek dat kinderen van 3 jaar oud hun voedsel eerlijk verdeelden wanneer dit voedsel in collaboratie was vergaard. Chimpansees delen hun voedsel (ze laten andere chimpansees hun voedsel afpakken) ongeacht hoe het voedsel werd vergaard.

Een mogelijke verklaring voor het verschil tussen apen en mensen is dat wanneer mensen ontstonden, er sprake was van droogte. Hierdoor waren er veel open landschappen en deden mensen aan ‘scavenging’ (afval opruimen). Dit houdt in dat de vangsten van andere dieren werden opgegeten. Om deze vangsten te verkrijgen moest men echter samenwerken. Daarnaast moesten individuen tolerant zijn voor anderen die ook de vangst samen met hun opeten. Dit heeft er waarschijnlijk toe geleid dat mensen beter kunnen collaboreren dan apen.

Coördinatie

Chimpansees zijn vooral geïnteresseerd in het verkrijgen van voedsel voor henzelf, maar zij begrijpen dat er soms anderen nodig zijn voor succes. Daarom vertonen ze ook gecoördineerd gedrag, zoals wachten op andere chimpansees of een deur openen voor een chimpansee die zij nodig hebben. Wanneer chimpansees en menselijke kinderen de keuze krijgen tussen het vergaren van voedsel alleen of samen, dan kiezen chimpansees er vaker voor om dit alleen te doen en mensen vaker om dit samen te doen.  Daarnaast blijkt het dat chimpansees niet veel communicatie vertonen over de collaboratie. Als chimpansees dus een hert zien en zij weten dat er anderen in de buurt zijn, dan vallen zij aan. Zij geven niet aan dat zij gaan aanvallen aan de andere chimpansees. Ze verwachten gewoon dat de andere chimpansee hen helpt. Dit wordt de leider-volger strategie genoemd. Mensen daarentegen coördineren hun acties vóórdat zij beginnen. Zij moeten zeker weten dat iedereen hetzelfde doel heeft. Daarnaast zorgenkinderen er voor dat beide partijen hun doel behalen, zelfs als één van de kinderen het doel al heeft behaald. Een mogelijke verklaring voor dit verschil tussen mensen en apen is dat mensen collaboratie in vogelvlucht bekijken. Hierdoor creëren zij een conceptuele organisatie waardoor communicatie mogelijk is. Een andere verklaring voor waarom mensen een andere strategie dan apen hebben bij jagen is dat voor hen het een te groot risico werd om alleen te jagen. Deze vaardigheden bleven dan bestaan en evolueerden zich, doordat betere coördinators en mensen die beter konden communiceren vaker werden gekozen als partners. Samengevat is het dus zo dat doordat het jagen verschoof van afval opruimen naar actieve collaboratie, zij meer uitdagingen ondervonden tijdens het jagen en dat zij daarom samen moesten werken om zo te kunnen overleven.

Verleidingen voor een ‘gratis rit’

In een Hertenjacht is het niet mogelijk dat sommige participanten voedsel krijgen door niks te doen (wat een gratis rit wordt genoemd). Dit worden ‘freeriders’ genoemd. Het is namelijk zo dat als één iemand niet meedoet, niemand eten krijgt. Tijdens de vroegste manifestaties van collaboratie in menselijk foerageren was er dus geen sprake van een gratis rit. Kinderen lijken ook niet te willen gaan voor een gratis rit, omdat zij samenwerken leuk vinden. Hoe werkt dit dan bij chimpansees die jagen op apen? Bij chimpansees gaat het dus vooral om wie de roof vangt. Deze persoon krijgt het grootste gedeelte van het eten en de rest krijgt minder. Bij hen is er dus wel sprake van een ‘gratis rit’ waarbij chimpansees die niks hebben betekend voor de vangst tóch eten krijgen. Wel krijgen degenen die het meest hebben betekend voor de vangst meer eten dan degenen die minder hebben betekend. Mensen hebben extreem gevoelige bedriegersdetectiemechanismen. Hierdoor kunnen zij bedriegers en freeriders herkennen en vermijden zij deze mensen. Mensen houden hier rekening mee en dit is ook een reden waarom zij vaak samenwerken. Doordat collaboratief foerageren belangrijk werd voor de overleving werd de reputatie van een goede collaborator zijn dus ook belangrijk. Een ander mechanisme heeft te maken met straffen. Naast dat mensen partners kiezen die goede collaborators zijn en mensen die dit niet zijn vermijden, straffen zij ook degenen die niet willen samenwerken. Ook belonen zij mensen die samenwerken. Chimpansees doen dit niet. Het hebben van een goede reputatie bij mensen hangt af van de motivatie van de collaborator, dus dat degene niet liegt en ook niet al het voedsel voor zichzelf pakt. Ook hangt het af van hoe goed iemand is in collaboratie.

Onderlinge afhankelijkheid en altruïstisch helpen

Het is handig om een partner te helpen tijdens een collaboratieve activiteit. Als een partner bijvoorbeeld geen goede gereedschappen heeft, is het belangrijk om de partner te helpen doordat dit de kansen op het verkrijgen van succes voor beide partners zal verhogen. Echter helpen mensen elkaar ook wanneer dit geen invloed heeft op henzelf. Zo helpen kinderen van twee jaar volwassenen met allerlei dingen, zoals het openen van deuren. Dit wordt altruïstisch gedrag genoemd. Dit wordt verklaard doordat collaboratief foerageren een onderlinge afhankelijkheid tussen de groepsleden creëert. Doordat mensen samen jagen, krijgen zij het gevoel dat zij anderen ook moeten helpen in situaties waar niet gejaagd wordt. Dit is een vorm van sociale selectie: ik help anderen die mij ook helpen.

Wat kan er worden geconcludeerd?

Collaboratief foerageren is specifiek voor mensen. Alleen een aantal chimpansees doen aan collaboratief foerageren en dit doen zij ook niet vaak. Mensen hebben ook cognitieve en motivationele mechanismen ontwikkeld voor het verdelen van voedsel, voor coördinatie en voor communicatie. Evolutie heeft dus geleid tot gedeelde collaboratie en onderlinge afhankelijkheid en tot sociale selectie op basis van een reputatie van het zijn van een goede collaborator.

Wat is er bekend over groepsgerichtheid?

Hoe kan het dat moderne mensen een andere manier van coöperatie hebben dan vroege jagers? Dit komt waarschijnlijk door twee demografische factoren. Ten eerste de groei van de populatie binnen groepen en de competitie tussen groepen. Doordat groepen groter werden moesten mensen leren om te coördineren om zo te winnen van andere groepen. Ten tweede is het zo dat doordat groepen groter werden, er minder beloningen konden worden uitgedeeld aan mensen die coöperatief waren. Dit is ook het moment waarop freeriders veel aanwezig waren. Men moest toen proberen om dit te controleren. Daarnaast moest men ook leren wie welke vaardigheden bezit in zo’n grote groep. Ook moest men weten wie betrouwbaar is en wie niet. Dit werd dan gedaan doordat groepsleden hun groepsidentiteit aantoonden. Dit houdt in dat men liet zien dat zij van een specifieke stam waren en dat zij de normen en waarden uit die stam vertegenwoordigen. Moderne mensen hebben allerlei manieren om groepsidentiteit te bepalen. Zo kiezen zij vaak voor mensen die op hen lijken, dus die dezelfde culturele praktijken hebben als zij. Culturele praktijken worden als ‘conventioneel’ gezien. Dit houdt in dat iedereen erover eens is dat dingen op een bepaalde manier gedaan moeten worden. Zij verwachten dan ook van anderen dat zij zich ook op deze conventionele manier gedragen. Om culturele praktijken vast te stellen is het dus van belang dat iedereen het ergens mee eens is. Deze culturele praktijken werden dan gebruikt om doelen vast te stellen en om collaboratieve activiteiten te ondernemen. Omdat dit een cognitieve activiteit is hebben apen niet zulke conventies.

Gedeelde culturele praktijken zijn handig, omdat dit betekent dat je samen kan werken, zelfs met vreemden die tot dezelfde cultuur behoren. Als beiden conventionele regels volgen, dan weten bijvoorbeeld beiden hoe ze moeten vissen en dit maakt samenwerken makkelijker. In lijn met deze redenering is uit experimenten gebleken dat kinderen vaker ander imiteren. Ook volwassenen imiteren anderen, zelfs wanneer zij weten dat zij het eigenlijk beter weten. Als een voorbeeld, als er aan een groep volwassenen wordt gevraagd wat het juiste antwoord op een vraag is en als één iemand ziet dat de anderen allemaal een ander antwoord hebben, dan veranderen mensen hun antwoord vaak op basis van andermans antwoord. Apen doen dit niet, zij houden vast aan hun eigen antwoord. Een ander verschil tussen mensen en apen is dat mensen een groepsidentiteit ontwikkelen. Dit houdt in dat zij zich vasthouden aan één groep en dat zij samenwerken. Ook schamen zij zich wanneer één lid van hun groep iets verkeerds doet. Mensen zijn dus ook groepsgericht.

Wat valt er te zeggen over sociale normen en instituties?

Culturele praktijken zijn dus conventies voor collaboratie. De manieren van sociale selectie werden ook gestandaardiseerd en dit leidde tot sociale normen. Sociale normen zijn dus conventies (standaardisaties) van de specifieke sociale beoordelingen die men maakte om collaboratieve partners te herkennen. Sociale normen zijn wederzijdse verwachtingen over dat mensen zich op bepaalde manieren moeten gedragen. Ze hebben twee aspecten. Ten eerste hebben ze macht over mensen hun gedrag. Mensen weten dat zij zich moeten aanpassen aan sociale normen om bij een groep te kunnen horen. Ook zijn mensen bang om gestraft omdat zij zich niet aanpassen. Iedereen weet dus dat het belangrijk is om zich aan te passen aan culturele praktijken en sociale normen. Daarnaast is het zo dat mensen zich aanpassen aan sociale normen van een groep. Als iemand zich dus niet aanpast, dan betekent dit eigenlijk dat de persoon het niet eens is met de groep. Ten tweede zijn sociale normen algemeen, doordat zij een objectieve standaard bieden waarop mensen hun gedrag wordt geëvalueerd en beoordeeld. Ook zijn zij algemeen omdat zij niet ontstaan door een individu, maar door de groep. Ten derde zijn sociale normen algemeen omdat zij gelden voor iedereen in de groep. Sociale normen helpen ook om te bepalen hoe te straffen. Het straffen van anderen is namelijk risicovol. Dit is waarom sociale normen waardevol zijn. Als een groep samen iemand straft, dan is het risico in straffen kleiner. Daarnaast blijkt dat mensen anderen die normoverschrijdend gedrag vertonen straffen, maar dat zij minder vaak een derde partij straffen. Als ik dus zie dat een ander iets verkeerds doet en ik zeg niks en jij ziet dat ik niks zeg, dan zal jij mij waarschijnlijk niet straffen. In de praktijk is het echter vaak niet nodig om mensen te straffen. Mensen zijn namelijk vaak zelf al in staat om zich aan de sociale normen te houden. Als mensen een norm overschrijden, dan voelen ze vaak ook schaamte en spijt. Dit is een vorm van zelfstraf. Dus spijt, schaamte en trots zijn geïnternaliseerde moralen. Deze moralen zijn vaak gebaseerd op de groep. Zo kan iemand het geen probleem vinden om honing te stelen, maar kan zich hierover wel schuldig voelen naar anderen. Alle coöperatieve mechanismen die zijn beschreven in dit artikel komen tot stand in de creatie van sociale instituties. Sociale instituties zijn collaboratieve culturele praktijken waarin men dezelfde doelen heeft. Sociale normen bepalen hoe men zich moet gedragen, hoe bedriegers worden behandeld en hoe freeriders worden gedetecteerd. Daarnaast bepalen instituties welke rol iemand heeft. Zo kan iemand ‘chef’ worden genoemd. Deze statussen zijn gebaseerd op gemeenschappelijke grond en dit betekent dat iedereen de status moet erkennen. Niemand kan ervoor kiezen om een status te negeren.

Wat kan er worden geconcludeerd?

Samenwerken verliep makkelijk tijdens jagen in een kleine groep. Toen groepen groter werden, ontstond er competitie tussen groepen. Dit heeft geleid tot groepsgerichtheid. Gedragsmatige tradities veranderden toen in culturele praktijken die iedereen kende en waar iedereen zich aan hield. Dit zorgde ervoor dat mensen ook met vreemden konden samenwerken. Groepsidentiteit was gebaseerd op de mate waarin men zich aan de culturele normen conformeerde. Vertrouwen was hoger voor mensen in dezelfde groep dan voor mensen in een andere groep. Culturele groepsselectie speelde ook een belangrijke rol. Sommige groepen creëerden culturele praktijken, normen en instituties die hen hielpen om beter te collaboreren en om zo van andere groepen te winnen. Echter is het belangrijk om te beseffen dat culturele groepsselectie pas ontstond nadat men sociale normen en instituties ontwikkelde. Het is dus wel een belangrijk component in het proces dat heeft bijgedragen aan de moderne menselijke coöperatie, maar dit gebeurde laat in het proces. Het ontstaan van de moderne mens is dus gebaseerd op een levensstijl waarin emotioneel-motivationele en cognitieve aanpassingen nodig waren. Mensen werden onderling afhankelijk aan elkaar en moesten hun egoïstische neigingen onderdrukken. Zo ontstond er ook groepsgerichtheid.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Click & Go to more related summaries or chapters:

Samenvattingen bij de voorgeschreven artikelen van Identiteit en de diverse mens 21/22 (UU)

Samenvattingen bij de voorgeschreven artikelen van Identiteit en de diverse mens 21/22 (UU)

Supporting content: 
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
931