Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

BulletPointsamenvatting per hoofdstuk bij de 2e druk van Psychopharmacology van Ettinger - Chapter

Hoe functioneert het menselijke zenuwstelsel? - BulletPoints 1

  • De verschillende neuronen in onze hersenen zien er lang niet allemaal hetzelfde uit. De functie en de locatie van het neuron heeft invloed op de grootte, vorm en andere eigenschappen van het neuron. De drie belangrijkste neuronengroepen zijn sensorische neuronen, motorische neuronen en interneuron

  • Het cellichaam wordt ook wel soma genoemd en is het grootste deel van het neuron. Hier bevind zich het metabolisme van de cel en ik de nucleus vind je het DNA.

  • Dendrieten vangen signalen op van de omliggende neuronen. Hoe meer dendrieten een neuron heeft, hoe meer informatie dit neuron kan ontvangen. De locatie van het neuron heeft invloed op het aantal dendrieten, interneuronen hebben bijvoorbeeld meer dendrieten dan neuronen in het ruggenmerg.

  • Dendrieten vangen signalen op van de omliggende neuronen. Hoe meer dendrieten een neuron heeft, hoe meer informatie dit neuron kan ontvangen. De locatie van het neuron heeft invloed op het aantal dendrieten, interneuronen hebben bijvoorbeeld meer dendrieten dan neuronen in het ruggenmerg.

  • Het signaal van het neuron wordt doorgegeven via het axon, dit is een uitloper van het cellichaam en kan een lengte van een paar millimeter tot tientallen centimeters hebben. De axon hillock is de plaats waar zowel het axon als het elektrische signaal beginnen. Sommige axonen hebben een myeline laag, met name de perifere axonen. De myeline is een gliacel die het axon isoleert en zorgt voor een versnelde overdracht.

  • Het einde van het axon heet de terminal button. Hier worden neurotransmitters opgeslagen, vrijgelaten en is sommige gevallen ook weer heropgenomen. Voor de heropname is een bepaald eiwit erg belangrijk waar later in het hoofdstuk meer aandacht aan wordt gegeven aangezien veel psychotrope drugs op dit eiwit werken.

  • Zodra een neuron een signaal van een ander neuron krijgt, wordt het rustpotentiaal (-70mV) verstoord. Deze verstoring wordt een graded potential genoemd. Bij snel opvolgende of gelijktijdige graded potentials wordt de drempelwaarde overschreden en depolariseert het neuron waardoor er een actiepotentiaal ontstaat.

  • De drempelwaarde voor depolarisatie en dus het ontstaan van een actiepotentiaal is ongeveer  -55mV. Tijden een depolarisatie ontstaat er een ladingverschuiving van -70 naar +30mV. Dit komt doordat de natriumionen (Na+) door het celmembraan worden gelaten. Daarnaast verlaten sommige negatieve ionen de cel. Hierna wordt het rustpotentiaal weer opgezocht waarbij er een korte hyperpolarisatie in het membraan ontstaat. Het actiepotentiaal duurt op zichzelf slechts 1 milliseconde.

  • Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale (hersenen en ruggenmerg) en perifere (spieren, klieren, organen en huid) zenuwstelsel. Deze twee zenuwstelsels moeten samenwerken. Drugs die gebruikt worden voor psychologische aandoeningen hebben vaak effect op beide systemen. Tijdens de behandeling wordt de focus gelegd op effecten op het centrale zenuwstelsel, terwijl er vaak veel perifere bijwerkingen zijn.

  • Het limbisch systeem is zeer belangrijk bij emotie en motivatie. Daarnaast spelen de bijbehorende structuren ook een rol bij leren en geheugen. Het limbisch systeem bestaat onder andere uit de amygdala, de hippocampus, de nucleus accumbens en de hypothalamus (deels). Schade of stimulatie van gebieden in dit systeem kunnen extreme reacties geven op een situatie of juist een verminderde emotionele reactie.

Wat wordt er onderzocht in de psychofarmacologie? - BulletPoints 2

  • Bloedbrein barrière (BBB). Door deze barrière kunnen alleen essentiële stoffen zoals glucose en sommige aminozuren probleemloos heen. Andere stoffen kunnen er alleen komen via een speciaal transport. Zo wordt het brein beschermd tegen de gevaarlijke werking van allerlei giftige stoffen.

  • Medicijnmetabolisme is het verwerken en uitscheiden van het middel uit het lichaam. Als een aantal middelen zich bindt aan inactieve plaatsen (inactieve proteïne of oplossen in vetten) spreek je van depot binding. Zodra de concentratie van de drugs in het bloed zakt kunnen de stoffen die zich op depot sites gebonden hebben zich weer ontbinden en opnieuw in bloedstroom komen

  • Na herhaaldelijk gebruik van medicijnen kan tolerantie optreden. Bij tolerantie wordt het effect van de medicamenten minder. Tolerantie verschilt per middel per tijd. Als er tolerantie is opgetreden voor een bepaald middel, kan het zijn dat voor andere middelen met een vergelijkbare samenstelling ook tolerantie is opgetreden. Dit noem je cross-tolerance. Er zijn verschillende soorten tolerantie.

  • In feite zijn er twee groepen medicamenten te onderscheiden: Agonisten en Antagonisten

Hoe ziet de farmacologische benadering van depressie er uit? - BulletPoints 3

  • De diagnostische criteria staan beschreven in de DSM-IV of DSM-V. Er moeten ten minste vijf symptomen worden ervaren gedurende ten minste twee weken.

  • Monoamine hypothese: Afwijkingen in de serotonine en norepinefrine systemen, kunnen een depressie veroorzaken. Men weet dit omdat medicamenten die werken op deze monoaminen (serotonine en norepinefrine) de depressie verminderden of juist veroorzaakten. Bewijs hiervoor is het medicijn Reserpine. De huidige versie van de monoamine hypothese stelt dat depressie het gevolg is van neurale degeneratie in de hippocampus en de frontale cortex.

  • Tricyclische antidepressiva: De medicijnen binden zich aan de proteïnen die zorgen voor de heropname van serotonine en norepinefrine. Zo beïnvloeden ze de tijd waarna deze neurotransmitters weer worden opgenomen. Op deze manier blijven de stofjes langer actief in de synaptische spleet.

  • MAOI’s zorgen voor de opslag en het gebruik van neurotransmitters. Ze zijn in twee groepen te verdelen. Groep 1: MAO-a, waaronder norepinefrine, serotonine en dopamine.Groep 2: MAO-b, waaronder dopamine en phenylamine.

  • Selective serotonin reuptake inhibitors (SSRI’s) blokkeren alleen de serotonine receptoren. Dit doen zij door zich te binden aan alle subtypen serotonine transport proteïne.

  • Serotonine Norepinefrine Reuptake Inhibitors (SNRI’s) richten zich puur op de neurotransmitters serotonine en norepinefrine. Hierdoor hebben zij iets minder bijwerkingen dan de eerste generatie antidepressiva.

  • Atypische antidepressiva zijn medicijnen voor depressie die de beschikbare neurotransmitters in de hersenen niet aanpassen

  • Bipolaire stoornissen onderscheiden zich van andere depressies door de aanwezigheid van manische episoden. Een manische episode is een staat van euforie, waarin iemand ook last kan hebben van waanideeën en hallucinaties

Hoe ziet de farmacologische benadering van angst eruit? - BulletPoints 4

  • Angst is een aangeleerde emotionele en fysiologische reactie op gebeurtenissen om iemand heen. Het beïnvloedt gedrag, hartslag, hormoonafgifte en lichamelijke sensaties. Door deze ervaringen leren mensen gevaarlijke situaties te vermijden.

  • Paniekstoornis: De persoon heeft last van herhaalde onverwachtse paniekaanvallen en is gedurende ten minste één maand bang voor nog een aanval of voor de consequenties van zo'n aanval.

  • De criteria voor GAS zijn: Extreme angst en zorgen voor meerdere dagen tot zes maanden; moeite met het in controle houden van piekeren; de angst en zorgen gaan gepaard met rusteloosheid, vermoeidheid, moeite met concentratie, irritatie, spanning in de spieren en slaapstoornissen; Het veroorzaak problemen in het sociale en dagelijkse functioneren.

  • Barbituraten werden als angstmedicijnen gebruikt voor de ontdekking van betere medicijnen. Daarnaast verdoven ze en worden ze (nog steeds) gebruikt voor narcose.

  • Benzodiazepinen zorgen voor anti-angst (anxiolytix) en hebben een hypnotische werkingen. .De eerste benzodiapine was Librium, de tweede Valium. De benzodiazepinen vervingen al heel snel de barbituraten en werden zo de meest voorgeschreven psychoactieve medicijnen ter wereld.

  • Derde generatie angstremmers: Partial GABA agonisten, Serotonine 5-HT1a agonisten, Buspirone (BuSpar), Gamma Hydroxybutyric Acid receptor agnosten (GHB).

  • OCD: dit is een angststoornis met ongewilde gedachten en herhaaldelijke gedragingen. Het niet uitvoeren van bepaalde gedragingen (compulsies) zorgt voor veel stress. Patiënten met OCD erkennen vaak wel dat hun obsessies en compulsies onredelijk zijn, maar dat vermindert hun angst niet.

  • PTSS: de persoon heeft een traumatische ervaring meegemaakt of gezien, de ervaring komt steeds terug in gedachten of dromen, de persoon vermijdt situaties die lijken op het trauma, de persoon heeft last van verhoogde arousal en de symptomen zorgen voor ongemak in het leven van de persoon en duren ten minste een maand.

Wat is de werking van opiaten en verdoving? - BulletPoints 7

  • In opiaten zitten de farmacologisch actieve stoffen morfine, codeïne en thebaïne alkaloïden. Alkaloïden zijn natuurlijke bestanddelen die zich in verschillende middelen bevinden en stikstof bevatten. Er zijn verschillende pogingen gedaan alkaloïden te synthetiseren. Daarom maakt het boek onderscheid in opiaten (natuurlijk en ontstaan vanuit opium) en opioïden (synthetisch geproduceerde verdovingsmiddelen).

  • Pijn kan op veel verschillende manieren ontstaan. De pijnreceptoren worden nociceptoren genoemd. De pijnsignalen worden verstuurd via snelle gemyeliniseerde vezelbanen en via langzame ongemyeliniseerde vezelbanen. De gemyeliniseerde vezelbanen leiden tot een scherpe, snelle pijn, terwijl de ongemyeliniseerde vezelbanen een doffe en langzame pijn veroorzaken. Deze pijn komt vaak na de korte, scherpe pijn bij weefselschade. De pijnperceptie verschilt per persoon. Depressie maakt mensen gevoeliger voor pijn.

  • Middelen die zich aan opiaatreceptoren binden kunnen vele effecten veroorzaken. Pure agonisten zijn middelen die de effecten van de ligands nadoen (zoals morfine, codeïne enzovoorts). Partiële agonisten zijn middelen die een selectieve of lagere affiniteit hebben met de receptorsubtypes. Gemengde agonisten-antagonisten hebben agnostische effecten op sommige receptoren en antagonistische effecten op andere receptoren. Voor verdoving kunnen het beste pure antagonisten worden gebruikt.

  • Wanneer opiaten herhaaldelijk gebruikt worden, wordt het opiaat sneller gemetaboliseerd omdat je lichaam meer hulpstoffen paraat heeft staan, dit heet metabole tolerantie. Het is echter nog belangrijker te kijken naar de neuronen die receptoren hebben om opiaten op te nemen. Deze neuronen passen zich aan aan het gebruik van de opiaten (cellulaire tolerantie). Hierdoor kan de productie van andere stoffen worden geïnhibeerd.

  • De behandeling van mensen met een afhankelijkheid van opiaten moet zich richten op de gedragsmatige en de farmacologische kant. Dit zorgt voor een kleinere kans op terugval.

Wat verandert er in de neurobiologie bij middelenmisbruik en verslaving? - BulletPoints 8

  • Verslaving is niet altijd hetzelfde als afhankelijkheid. Een verslaving is het gevolg van specifieke neurale veranderingen die het gevolg zijn van het gebruik van drugs. Het gaat hierbij om drugs die invloed hebben op de dopamine activiteit in de mesolimbische en mesocorticale systemen. Niet alle drugs die zorgen voor een afhankelijkheid produceren deze neurale veranderingen. Alcohol, cocaïne, amfetamine, opiaten en tabak doen dit onder andere wel.

  • Het beloningssysteem bestaat uit:
    Het mesolimbische dopamine systeem: VTA, mediale voorhersenbundel (‘medial forebrain bundle'), amygdala, laterale hypothalamus en de nucleus accumbens.
    Het mesocorticale dopamine systeem: VTA en prefrontale cortex.

  • Er bestaan verschillende hypothesen die verklaren waarom de snelheid van drugsinname de verslaving bepaalt:
    Des te sneller drugs de hersenen binnenkomen, des te meer euforie.
    De psychomotore en prikkelsensibilisatie zijn nauw verbonden met de verslavende werking van drugs.

  • Drugsverslaving is het gevolg van blijvende neurale veranderingen. Deze neurale veranderingen passen de breinreactie op dopamine aan. Het onderliggende mechanisme hiervoor lijkt door CREB geactiveerd c-FOS te zijn.

  • Immunisatie. een van de meest veelbelovende benaderingen is het voorkomen dat de drugs de hersenen binnengaat. Hier heb je twee manieren voor, passieve en actieve immunisatie.  Passieve immunisatie: met katalytische antilichamen wordt cocaïne gedegradeerd. Het lange termijn effect is hier echter nog niet van aangetoond. Actieve immunisatie: met een cocaïne-proteïne verbuiging (‘conjugate’) wordt de vorming van cocaïne specifieke antilichamen gestimuleerd. Er wordt ervanuit gegaan dat een cocaïne molecuul die op een antilichaam zit niet door de bloedbreinbarrière heen komt waardoor minder drugs de hersenen bereiken. Dit effect is door verschillende dierstudies aangetoond. De resultaten van onderzoeken met mensen zijn gemengd.

  • Terugval voorkomen. Tijdens periodes van stress of bij blootstelling aan drugs is de kans op terugval groot. Onderzoek heeft aangetoond dat projectie van corticale neuronen naar de nucleus accumbens hierbij een belangrijke rol spelen. Zo is er bewijs gevonden dat glutaminerge neuronen geprojecteerd worden van de prefrontale cortex naar de nucleus accumbens. Deze neuronen worden geactiveerd tijdens stress of bij blootstelling aan drugs en reguleren het vrijkomen van dopamine in de nucleus accumbens. Blokkeren van de glutamaat AMPA receptoren in de nucleus accumbens en de activatie van inhiberende glutamaat autoreceptoren voorkomen cue-induced drugs zoekend gedrag (in dieren). Medicijnen gericht op deze receptoren zijn in ontwikkeling.

Wat is het effect van alcohol op het lichaam? - BulletPoints 10

  • De bloed alcohol concentratie (BAC) wordt uitgedrukt in het aantal gram alcohol per honderd milliliter bloed. Een blaastest kan onmiddellijk de BAC bepalen door de adem van een individu te analyseren. De adem bevat namelijk alcohol die via de bloedbaan in de longen terecht is gekomen.

  • Het alcoholmetabolisme begint gelijk na consumptie. Ongeveer 90-95 procent van de alcohol wordt gemetaboliseerd door de enzymgroep alcoholdehydrogenase. De overige vijf tot tien procent wordt uitgescheden door transpiratie en ademhaling of wordt gemetaboliseerd door een ander leverenzym. Dit enzym heet P450 en is essentieel voor zuurstofreacties die betrokken zijn bij de stofwisseling. Slechts een kleine fractie van alcohol wordt niet-gemetaboliseerd uitgescheden via de urine.

  • Alcohol heeft een agonistisch effect op GABA receptoren, specifiek op de GABAA receptor. Veel van de gedragseffecten van alcohol worden gemedieerd door verhoogde GABA activiteit. Het middel Ro15-4513 is een sterke competitieve antagonist voor de effecten van alcohol. Omdat dit middel zich competitief bindt aan de delta receptor wordt er aangenomen dat alcohol ook een affiniteit heeft met dit receptor subtype.

  • Het ontwikkelen van tolerantie van alcohol is afhankelijk van het drinkpatroon en de hoeveelheid drank die er wordt gedronken. Zware, frequente drinkers ontwikkelen vrij snel tolerantie ten opzichte van sporadische drinkers. Er is sprake van kruistolerantie als drugs dezelfde actiemechanismes delen. Mensen die bijvoorbeeld tolerantie voor benzodiazepinen hebben ontwikkeld laten ook tolerantie voor alcohol zien, ook als zij nog nooit alcohol hebben gedronken.

  • Afhankelijkheid van alcohol is een patroon van symptomen dat wordt waargenomen tijdens onthouding van alcohol na chronisch gebruik. De duur en de ernst van deze symptomen is afhankelijk van de duur en intensiteit van het alcoholgebruik en de genetische factoren die neuronale veranderingen controleren. Symptomen zijn onder andere misselijkheid, overgeven, hoofdpijn, zweten, trillen/beven en beroertes tijdens de periode van onthouding.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1621 1