Oefenpakket Contractenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013


 

Casusvragen mei 2010

Casus I: Slagerij Silvia

Silvia neemt op 1 januari de goed lopende slagerij van Julia in de binnenstad over en verwerft van deze ook de eigendom van het pand waarin deze slagerij is gevestigd alsook de eigendom van de daar aanwezige machines van Julia. Wanneer Silvia op 2 januari de deuren van haar slagerij, die zij toepasselijk ‘Slagerij Silvia’ heeft genoemd, opent, merkt ze tot haar plezier dat de loop er meteen goed in zit.

Een van de redenen waarom Silvia geïnteresseerd was in de overname van Julias slagerij was dat deze een langdurig contract met Schoon had gesloten waarbij deze laatste zich tegen een laag tarief jegens Julia heeft verbonden tot onderhoud van de machines in de slagerij. Schoon weigert echter om dit contract jegens Silvia na te komen.

 

1)      Staat Schoon in zijn recht?

In het aangrenzende pand wordt druk getimmerd en een week later blijkt waartoe dit heeft geleid: een slagerij die wordt geëxploiteerd door … Julia. Het laat zich raden dat Silvia haar zojuist verworven klanten binnen de kortste keren kwijt is aan Julia. In het schriftelijke contract met Julia is wel voorzien in een vergoeding voor de zogenaamde ‘goodwill’ die Julia in de loop der jaren had opgebouwd, maar is niets bepaald met betrekking tot de vraag of Julia Silvia concurrentie mag aandoen. Onder ‘goodwill’ wordt in dit verband verstaan de mogelijkheid om winst te behalen op basis van de contacten die Julia in de loop der jaren heeft opgebouwd.

 

2)      Heeft Silvia er recht op dat Julia deze concurrentie staakt?

Al op 1 februari ontstaan vochtige plekken in de kelder van het pand. Aangezien Silvia de vochtplekken niet helemaal vertrouwt, maar geen verstand heeft van bouwkundige zaken, geeft ze aan bouwkundig bureau Bouma opdracht te onderzoeken of de plekken iets om het lijf hebben. Vier maanden later komt Bouma met een rapport waaruit blijkt dat het ernstig mis is: de vochtplekken zijn het gevolg van diverse grote scheuren in de fundering en in muren van het pand. Silvia stuurt dit rapport de volgende dag door naar Julia. Wanneer Julia in het rapport leest dat Silvia al vier maanden geleden opdracht aan Bouma heeft gegeven tot het onderzoek en dus al vier maanden geleden van de vochtige plekken wist, weet Julia genoeg en wijst ze elke aansprakelijkheid af.

 

3)      Op welke grond zal Julia elke aansprakelijkheid afwijzen? Is deze afwijzing gegrond?

Stel dat Julia aansprakelijk is voor de schade, maar Silvia er door de drukte in haar slagerij maar niet toe komt om tegen Julia een rechtsvordering tot schadevergoeding in te stellen.

     

4) Hoe lang kan Silvia wachten met het instellen van deze rechtsvordering? Kan Silvia bedoelde periode verlengen?

Stel dat Silvia bij de overname was bijgestaan door makelaardij Mooij en dat deze makelaardij, in een stadium waarin Silvia nog geen overeenstemming met Julia had bereikt over de koopprijs, eigenmachtig aan Julia had gemeld dat ‘het contract de volgende dag op het kantoor van makelaardij ondertekend kon worden.’ Wanneer Mooij ook Silvia opgewekt uitnodigt om het contract te komen ondertekenen, is deze des duivels.

 

5) Is onder deze omstandigheden denkbaar dat Silvia aan het overnamecontract gebonden is?

 

Antwoorden Casus Slagerij Silvia

1) Silvia heeft de machines in eigendom verworven van Julia; ook Julias recht op onderhoud ter zake van deze machines alsook de daartegenover staande contraprestatie gaan van rechtswege over op Silvia, aangezien Julia alleen belang heeft bij haar recht op onderhoud zolang ze eigenaar van de machines blijft (art. 6:251 BW). Dus staat Schoon niét in zijn recht wanneer hij zich jegens Silvia niet gebonden acht.

N.B. Dit is echter anders voor het geval Schoon deze overgang in zijn contract met Julia had uitgesloten: dan is geen ‘voor overgang vatbaar recht’ (art. 6:251 lid 1 BW)

 

2) Ja, op Julia rust de verbintenis zich te onthouden van de opening van een slagerij naast Silvia, welk antwoord op elk van de navolgende 2 manieren kan worden gemotiveerd:

-        het overnamecontract, met name de bepaling inzake goodwillvergoeding, moet aan de hand van het Haviltex-criterium zo worden uitgelegd dat Julia zich van deze concurrentie dient te onthouden, aangezien er anders weinig terecht zou komen van de bedoeling Silvia te laten profiteren van de door Julia in de loop der jaren opgebouwde goodwill bij diens klanten. Anders gezegd: het overeenkomen van een vergoeding voor goodwill is zinloos indien Julia haar klantenkring zou behouden; de overeenkomst moet aan de hand van de Haviltex-maatstaf zo worden uitgelegd dat tegenover het betalen van een vergoeding voor de goodwill de verplichting voor Julia staat om zich te onthouden van de concurrentie; of

-                     het overnamecontract vertoont (ook) na uitleg aan de hand van het Haviltex-criterium op het stuk van de geoorloofdheid van deze concurrentie een leemte, maar de eisen van redelijkheid en billijkheid vullen deze leemte aan met de verbintenis van Julia zich van deze concurrentie te onthouden (vgl. art. 6:248 lid 1 BW).

 

3) - Op de grond dat Silvia niet binnen bekwame tijd nadat ze de vochtplekken heeft ontdekt (of redelijkerwijze had behoren te ontdekken) bij Julia over dit gebrek heeft geklaagd (art. 7:23 lid 1 BW).

- Dit is waarschijnlijk niet terecht: wanneer een koper ondeskundig is, mag hij i.h.a. eerst een deskundige inschakelen en begint pas met het uitkomen van diens advies de klachttermijn te lopen (HR 29 juni 2007. NJ 2008, 606, Pouw/Visser).

 

4) - Twee jaren na ontvangst van Silvias klacht verjaren rechtsvorderingen gebaseerd op de non-conformiteit (art. 7:23 lid 2 BW).

- Silvia kan deze verjaringstermijn echter stuiten, bijv. door Julia schriftelijk aan te manen tot vergoeding van haar schade (art. 3:317 lid 1 BW), in welk geval een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen van gelijke lengte als de gestuite (art. 3:319 BW).

 

5) Silvia wordt niét aan het overnamecontract gebonden, aangezien art. 3:61 lid 2 BW  op grond waarvan wederpartijen van onbevoegde optredende vertegenwoordigers worden beschermd niet opgaat:

- indien Julia al gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de totstandkoming van het overnamecontract, berust dit vertrouwen niet op ‘toedoen’ van de zijde van Silvia en evenmin op omstandigheden die voor Silvias rekening komen (vgl. HR 27 november 1992, NJ 1993, 28, Felix/Aruba)); of

- makelaardij Mooij heeft niet voorgegeven dat hij ‘een rechtshandeling in naam van een ander verricht’ (art. 3:61 lid 2 BW): Mooij sluit immers niet in naam van Silvia het overnamecontract, maar geeft juist aan dat Silvia dit nog moet gaan sluiten.

 

Casus II: De camper-koop

Laurens en Martijn geven de brui aan hun rechtenstudie en besluiten een camper te kopen om daarmee de wereld rond te reizen. Op de website marktplaats.nl zien ze precies wat ze zoeken: een camper die nog maar 100.000 km heeft gereden. Ze nemen direct contact op met de particuliere verkoper, Veenstra, en kopen de camper voor € 10.000. Op de avond voor hun vertrek komen ze in de kroeg een beschonken Veenstra tegen, die opbiecht dat hij voor het sluiten van de overeenkomst de kilometerstand van de camper 400.000 km heeft teruggedraaid. Laurens en Martijn schrikken. De prijzen van vergelijkbare campers zijn in de tussentijd gestegen tot € 13.000. Ze denken niet dat een camper met zo’n hoge kilometerstand de reis zal kunnen doorstaan en zullen dus een nieuwe camper moeten kopen. Om die reden willen zij aanspraak maken op een schadevergoeding van € 3.000.

 

  1. Op welke wijze kunnen Laurens en Martijn, in het licht van deze aanspraak, het beste van de overeenkomst af?

 

  1. Stel dat de jongens de camper hadden gekocht bij Garage Zo Geregeld BV. Verandert dat het antwoord op de vorige vraag?

 

Laurens en Martijn schakelen een advocaat in om namens hen een procedure te voeren. Het wordt een langdurige procedure en de jongens ontwikkelen een vriendschappelijke band met hun advocaat. Uiteindelijk stelt de rechter Laurens en Martijn in het gelijk. Tijdens het afscheidsdiner zegt de advocaat dat hij de jongens waarschijnlijk geen rekening zal sturen. Laurens en Martijn vertrekken vier maanden later alsnog met een nieuwe camper op wereldreis (ze hebben sinds het afscheidsdiner niets meer van de advocaat gehoord). Als ze na twee jaar in Nederland terugkomen, vinden ze een brief van de deurwaarder op de mat waarin ze worden aangemaand tot betaling van de rekening van de advocaat en van de daarbij komende incassokosten.

 

 

  1. Kunnen de jongens zich hiertegen verweren?

 

Stel dat Laurens, gevierd fotomodel, voor vertrek met een Nederlands modellenbureau heeft afgesproken dat hij vanuit Australië naar Nederland zal vliegen voor een fotosessie. Op de dag van vertrek wordt hij geïnformeerd dat hij, vanwege een aswolk afkomstig van een krater in IJsland, alleen naar Istanbul kan vliegen. Vanaf Istanbul zal hij dan per bus naar Nederland moeten.

De reis zal ten minste dertig uur in beslag nemen en hij zal meerdere malen moeten overstappen. Laurens ziet de lange reis niet zitten, temeer omdat hij als gevolg van een achtervolging door een krokodil in Australië zijn rug ernstig heeft bezeerd. Het modellenbureau staat echter op Laurens’ terugkomst.

 

 

  1. Heeft Laurens mogelijkheden om zich tegen een vordering van het bureau te verweren?

 

Terug in Amsterdam besluiten de jongens de camper voor het komende jaar onder te brengen bij Garage BV. Garage BV heeft plaatsgebrek en vraagt aan de jongens toestemming de camper elders onder te brengen. De jongens geven Garage BV toestemming om de camper op een andere plek te stallen. Garage BV huurt voor een habbekrats een loods van Blamage BV voor het parkeren van de auto’s waarvoor hij in zijn eigen garage geen plek heeft. In het huurcontract van Garage BV en Blamage BV neemt Blamage BV een beding op waarbij zij aansprakelijkheid voor schade uitsluit.  Op een dag staken de werknemers van Blamage BV en vernielen ze de camper. Laurens en Martijn stellen Blamage BV aansprakelijk voor de schade op grond van onrechtmatige daad.

 

  1. Kan Blamage BV zich verweren tegen de aansprakelijkheidsstelling?

 

Juni 2010 - Casus: De bouwbus

Klaassen laat zijn badkamer renoveren door Bouwbus BV. Bouwbus zal onder meer vloerverwarming aanleggen in de badkamer en het gehele sanitair vervangen. Voor de installatie van de vloerverwarming schakelt Bouwbus een gespecialiseerd bedrijf in, “De Warmtebron”. De vloerverwarming wordt geïnstalleerd door Van Dijk, een nog jonge werknemer van “De Warmtebron”, voor wie dit de eerste bouw is die hij zelfstandig uitvoert.

Van Dijk maakt bij het aanleggen van de vloerverwarming een fout, waardoor bij het inwerkingstellen van de vloerverwarming een van de buizen gaat lekken.

Naar aanleiding van deze gebeurtenis deelt Klaassen aan Bouwbus schriftelijk mee dat de maat vol is en dat, gezien eerdere kleine incidenten bij eerdere werkzaamheden, Klaassen niets meer met Bouwbus te maken wil hebben. Klaassen zal de reparatie en de verdere voltooiing van de badkamer niet meer door Bouwbus maar door een andere installateur laten uitvoeren. Bouwbus stelt echter dat Klaassen niet zonder meer de overeenkomst kan beëindigen.

 

1.         Heeft Bouwbus gelijk?

2.         Heeft Bouwbus gelijk als de Draft Common Frame of Reference van toepassing zou zijn?

 

Klaassen spreekt Bouwbus BV aan tot vergoeding van zijn schade van € 1.000 ten gevolge van het lek in een van de buizen van de vloerverwarming. Bouwbus stelt echter dat zij niet gehouden is tot betaling van schadevergoeding omdat Van Dijk nog onervaren is en bovendien geen werknemer van Bouwbus is.

 

3.         Gaan deze verweren op?

Stel dat Bouwbus BV in zijn overeenkomst met Klaassen is overeengekomen dat Bouwbus BV niet aansprakelijk zal zijn voor enigerlei schade voortvloeiend uit de uitvoering van haar overeenkomst met Klaassen.

 

4.         Kan Klaassen in dat geval vergoeding van zijn schade van Van Dijk krijgen?

 

Stel dat Bouwbus gehouden is aan Klaassen schadevergoeding te betalen. Bouwbus stelt zich echter op het standpunt dat zij ontslagen is van de verplichting om het gehele bedrag aan Klaassen te betalen omdat Bouwbus nog recht heeft op betaling door Klaassen van een gedeelte van de rekening van de verbouwing van diens keuken, enkele maanden eerder. Ondanks diverse aanmaningen staat er nog een bedrag van € 300 open.

 

5.         Gaat dit verweer op?

 

Antwoorden: de bouwbus

1. Ja, de Bouwbus heeft gelijk. Nakoming is nog mogelijk, zodat Klaassen pas kan ontbinden als Bouwbus in verzuim is gekomen, art. 6:265 lid 2 BW. Het verzuim treedt in wanneer de schuldenaar door de schuldeiser schriftelijk wordt aangemaand waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven, art. 6:81-82 BW. Het recht op ontbinding ontstaat pas als nakoming binnen deze termijn uitblijft.

 

2. Volgens de DCFR is een overeenkomst slechts voor ontbinding vatbaar indien er sprake is van een wezenlijke tekortkoming ( “fundamental non-performance”), zie art. III.–3:502 DCFR. Er is sprake van een wezenlijke tekortkoming indien het “substantially deprives”Albert van hetgeen Albert mocht verwachten onder de overeenkomst, zie art. III.-3:502 lid 2(a). In dit geval mocht Albert een deugdelijke vloerverwarming verwachten, zodat de tekortkoming als wezenlijk (“fundamental”) kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat Klaassen de overeenkomst kan ontbinden en heeft de Bouwbus dus geen gelijk.

 

3. Nee, Bouwbus is aansprakelijk op grond van het bepaalde in art. 6:74 BW omdat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst ten gevolge van een lek in een van de buizen van de vloerverwarming.

De tekortkoming kan ook aan Bouwbus worden toegerekend op grond van art. 6:75 jo. 6:76 BW, omdat Bouwbus voor de gedragingen van de door haar ingeschakelde hulppersoon op gelijke wijze aansprakelijk is als voor eigen gedragingen. Van Dijk is een hulppersoon in de zin van art. 6:76 BW. Dat Van Dijk geen werknemer is van Bouwbus, maar van De Warmtebron, maakt een en ander niet anders, omdat De Warmtebron door Bouwbus was ingeschakeld voor de uitvoering van zijn verbintenis.

Als Bouwbus zelf deze fout had gemaakt bij het aanleggen van de vloerverwarming, zou deze tekortkoming hem toe te rekenen zijn op grond van art. 6: 75 BW. Het feit dat Van Dijk nog onervaren is, doet niet af aan de toerekenbaarheid van de tekortkoming omdat dat voor risico van Bouwbus komt. Bouwbus is daarom aansprakelijk voor de gedraging van Van Dijk zodat de verweren niet opgaan. 

 

4. Ja, Klaassen kan Van Dijk ter zake van de door deze veroorzaakte schade aanspreken op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Van Dijk kan geen beroep doen op  de exoneratie die Bouwbus jegens Klaassen kan inroepen, art. 6:257 BW (blokkering paardensprong). Dat kan niet omdat Van Dijk geen werknemer is van Bouwbus, maar een werknemer van De Warmtebron en die is geen partij bij de overeenkomst met Klaassen. Er is dus geen sprake van een “ondergeschikte”, zoals bedoeld in art. 6:257 BW. Klaassen kan Van Dijk dus aanspreken, mits aan de vereisten van de onrechtmatige daad is voldaan.

 

5. Ja, Bouwbus moet verklaren dat hij zijn schuld zal verrekenen met de tegenvordering op Klaassen zodat hij slechts € 700 hoeft te betalen, art. 6:127 BW. De vordering is opeisbaar, want Bouwbus heeft blijkens de casus al diverse aanmaningen gestuurd, art. 6:127 lid 2 BW. Ook beantwoordt de vordering aan een schuld jegens dezelfde wederpartij.

 

 

Casusvragen juni 2011

 

Algemene opmerking: bij de beantwoording van de vragen van deze casus dient alléén het algemeen overeenkomstenrecht gebruikt te worden!

 

 

Het voormalige klooster

Kerkplan is eigenaar van een voormalig klooster in de Warmoesstraat te Amsterdam en is van plan om het pand te verkopen. De gemeente Amsterdam heeft een sinds decennia bestaand recht van eerste aankoop op dit pand. Twentse Ambassade wil het pand graag kopen om het, na verbouwing, te verhuren aan ondernemers uit Twente die in Amsterdam zaken willen doen en behoefte hebben aan flexibele werkplekken. Twentse Ambassade praat uitgebreid met Kerkplan over de aankoop. Kerkplan vergeet daarbij melding te maken van het recht van eerste aankoop van de gemeente. Over vrijwel alles wordt overeenstemming bereikt tussen Kerkplan en Twentse Ambassade: de koopprijs zal € 5 mln. bedragen, de levering van het pand zal plaats vinden op 1 december 2010. Twentse Ambassade heeft intussen, met medeweten van Kerkplan, een architect ingeschakeld voor de noodzakelijke verbouwingen. Kort voordat de overeenkomst definitief zal worden gesloten, maakt de gemeente echter onverwachts gebruik van haar recht van eerste aankoop. Het pand wordt geleverd aan de gemeente Amsterdam. Twentse Ambassade lijdt hierdoor schade: de rekening van de architect voor het ontwerp van de verbouwing bedraagt € 150.000.

 

 

1. Heeft Twentse Ambassade recht op vergoeding van de door haar geleden schade?

 

 

Hofstra, een medewerker bij de afdeling Juridische Zaken van de gemeente Amsterdam, heeft gehoord van de belangstelling van Twentse Ambassade voor het pand. Hij neemt contact op met Twentse Ambassade en zegt dat Twentse Ambassade het pand kan huren van de gemeente voor een huurprijs van € 10.000 per maand. Twentse Ambassade moet dan wel zelf zorg dragen voor de voor het beoogde gebruik van het pand noodzakelijke verbouwing. Twentse Ambassade stemt hiermee in. Op de dag dat Twentse Ambassade de sleutel van het pand denkt te krijgen, deelt het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) haar echter mede dat Hofstra niet bevoegd was om de gemeente aan de huurovereenkomst te binden: hiervoor was een besluit van B&W vereist, maar dit is nooit genomen.

 

 

2. Is de gemeente gebonden aan de huurovereenkomst?

 

 

3. Is de gemeente gebonden aan de huurovereenkomst indien de Draft Common Frame of Reference van toepassing zou zijn?

 

 

Stel dat de gemeente gebonden is aan de huurovereenkomst. De gemeente stelt dat zij zich genoodzaakt heeft gevoeld om het pand aan Twentse Ambassade te verhuren, omdat supporters van FC Twente op websites hadden opgeroepen om niet alleen de binnenstad van Amsterdam, maar ook de gezichten van Amsterdamse gemeente-ambtenaren te ‘verbouwen’ als de gemeente het pand niet zou verhuren aan Twentse Ambassade. Vaststaat dat Twentse Ambassade wel van deze oproepen had gehoord, maar er niets mee te maken had.

 

 

4. Kan de gemeente van de huurovereenkomst af?

 

Stel dat de gemeente niet van de huurovereenkomst af kan. Wanneer Twentse Ambassade de voor de verbouwing noodzakelijke sloopwerkzaamheden verricht, blijkt dat er aan de binnenkant van het schoorsteenkanaal een grote hoeveelheid asbest is gebruikt. Noch de gemeente, noch Twentse Ambassade wisten hiervan.  De kosten die Twentse Ambassade moet maken voor de verbouwing zullen hierdoor verdubbelen. Twentse Ambassade kan dit niet betalen en wil daarom van de huurovereenkomst af.

 

 

5. Kan Twentse Ambassade van de huurovereenkomst af?

 

Casusvragen Juni 2011 - Antwoorden

 

Modelantwoord Tentamencasus Contractenrecht

 

Het voormalige klooster

1. In principe staat het partijen tijdens de precontractuele fase vrij om onderhandelingen af te breken. Dat is alleen niet het geval indien de wederpartij van de afbreker er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat een overeenkomst tot stand zou komen en het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (HR CBB/JPO). Bij de beantwoording van de vraag of het afbreken onaanvaardbaar is, moet rekening worden gehouden met:

- de mate van bijdragen aan het gerechtvaardigd vertrouwen door de afbrekende partij;

- de gerechtvaardigde belangen van de afbrekende partij;

- eventuele gewijzigde of onvoorziene omstandigheden.

 

Ten aanzien van de bovengenoemde omstandigheden kan worden vastgesteld:

(i) Twentse Ambassade heeft met medeweten van Kerkplan een architect ingeschakeld om een ontwerp te maken voor de noodzakelijke verbouwing en heeft daarbij behoorlijke kosten gemaakt. Door Twentse Ambassade hiervan niet te weerhoudenm heeft Kerkplan hiermee bijgedragen aan het gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen van Twentse Ambassade.

(ii) Ook het vergeten van de melding van het recht van eerste aankoop van de gemeente is een aan Kerkplan toe te rekenen omstandigheid waardoor het vertrouwen van de Twentse Ambassade is gewekt, zeker gelet op het vergaande stadium van de onderhandelingen.

(iii) Kerkplan heeft een gerechtvaardigd belang om de onderhandelingen met Twentse Ambassade af te breken, omdat zij bij het nakomen van een met Twentse Ambassade te sluiten overeenkomst, wanprestatie zal moeten leveren in de nakoming van de koopovereenkomst met de gemeente.

(iv) Dat de gemeente een aankooprecht had, is als zodanig geen onvoorziene omstandigheid. Dat Kerkplan vergeten is hiervan melding te maken aan Twentse Ambassade, doet daar niet aan af. Er zijn dan ook geen onvoorziene omstandigheden die het afbreken van de onderhandelingen rechtvaardigen.

 

Verdedigbaar is dat het enige punt dat in het voordeel van de gemeente pleit – het onder (iii) vermelde – zwaarwegend genoeg is om het afbreken te rechtvaardigen, maar in dat geval zal Kerkplan de kosten die Twentse Ambassade heeft gemaakt, moeten vergoeden, omdat deze omstandigheid wel volledig in de risicosfeer van Kerkplan ligt, art. 6:2 jo. art. 6:74 BW.

Als daarentegen wordt geoordeeld dat het voorkomen van de dreigende wanprestatie niet een rechtvaardiging biedt voor het afbreken van de onderhandelingen, dan moet de conclusie zijn dat het afbreken van de onderhandelingen door Kerkplan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In dat geval dient Kerkplan zelfs het positief contractsbelang te vergoeden, zie HR CBB/JPO.

 

In beide gevallen moet de conclusie luiden dat Kerkplan in ieder geval de kosten die Twentse Ambassade heeft gemaakt, zal moeten vergoeden.

 

2. Hofstra heeft geen bevoegdheid om de gemeente te vertegenwoordigen. Er kan dus niet op grond van art. 3:66 lid 1 BW een overeenkomst tussen Twentse Ambassade en de gemeente tot stand komen. Nu geen sprake is van bekrachtiging (art. 3:69 BW) kan gebondenheid van de gemeente alleen ontstaan als Twentse Ambassade zich met succes kan beroepen op de derdenbescherming van art. 3:61 lid 2 BW. Voor een geslaagd beroep op art. 3:61 lid 2 BW dienen de vier in dat artikel tot uitdrukking gebrachte vereisten vervuld te worden:

 

(1) ‘In naam van’: Hofstra heeft hier duidelijk de bedoeling niet zelf aan de overeenkomst te worden gebonden, maar uitsluitend de gemeente te binden: het voorstel dat Hofstra doet betreft de huur van het pand door Twentse Ambassade van de gemeente. Vgl. HR Kribbenbijter.

(2) Vertrouwen: Twentse Ambassade heeft daadwerkelijk vertrouwd op het bestaan van een volmacht. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat Twentse Ambassade instemt met de sluiting van de overeenkomst (dat doe je normaal gesproken niet als je twijfelt), maar ook uit de opdracht van Twentse Ambassade aan de architect.

(3) Gerechtvaardigd vertrouwen: In het algemeen kan niet gesteld worden dat elke medewerker bij een gemeente bevoegd is tot het sluiten van huurcontracten van derden in naam van de gemeente, ook niet als, zoals hier, die medewerker op de afdeling Juridische Zaken werkzaam is. Van de Twentse Ambassade had dan ook mogen worden verwacht dat ze naar de bevoegdheid van Hofstra een onderzoek zou hebben ingesteld, vgl. art. 3:11 BW. Dat geldt te meer omdat het Hofstra zelf is die contact opneemt met Twentse Ambassade: iedereen kan wel zeggen dat hij ‘namens de gemeente Amsterdam’ handelt.

(4) Toedoen principaal: Volgens dit vereiste moet het gerechtvaardigd vertrouwen van Twentse Ambassade gegrond zijn op een verklaring of gedraging van de gemeente. Er zijn argumenten aan te dragen dat dit het geval is:

- Op basis van HR Felix/Aruba valt te verdedigen dat het optreden van Hofstra een factor is die binnen de risicosfeer valt van de gemeente.

- Ook kan op basis van HR Felix/Aruba worden verdedigd dat de organisatie van een gemeente en de bevoegdheidsverdeling binnen een gemeente onduidelijk is.

Anderszijds zijn er ook argumenten voor het tegendeel:

- De bevoegdheidsverdeling binnen een gemeente is in het algemeen niet zo ondoorzichtig of onduidelijk dat het voor een derde onmogelijk is om daar inzicht in te verkrijgen: voor de meeste beslissingen van grotere aard zijn óf instemming van de gemeenteraad, of een besluit van B&W vereist (of beide).

- Bovendien blijkt in deze casus niet dat de gemeente op de hoogte was van de onderhandelingen tussen Hofstra en Twentse Ambassade. Met name kan van de gemeente niet worden verwacht dat zij Twentse Ambassade waarschuwt voor het ontbreken van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Hofstra als zij niet van de onderhandelingen op de hoogte is.

 

Op basis van het voorgaande is verdedigbaar dat Twentse Ambassade niet gerechtvaardigd heeft vertrouwd op het bestaan van een volmacht en dat er te weinig aanknopingspunten zijn voor voldoening aan het toedoenvereiste, maar ook de tegenovergestelde conclusie is verdedigbaar.

 

3. Op grond van art. II.–6:105 DCFR wordt de principaal ten opzichte van de derde (de wederpartij) gebonden door handelingen van de vertegenwoordiger (gevolmachtigde) indien deze (sub a) in de naam van de principaal heeft gehandeld en (sub b) binnen het bereik van zijn bevoegdheden heeft gehandeld. Dit artikel is materieel gelijk met het Nederlandse art. 3:66 lid 1 BW. In art. II.–6:103 onder 3 DCFR wordt een met art. 3:61 lid 2 BW vergelijkbare regeling voor de bescherming van derden gegeven in het geval de vertegenwoordiger (gevolmachtigde) de grenzen van zijn bevoegdheid overschrijdt. Op grond van art. II.–6:103 onder 3 juncto art. II.–6:105 DCFR zou het antwoord op de vraag dan ook gelijk luiden aan het antwoord op vraag 2.

Aangezien de regels van de DCFR op dit punt niet afwijken van die van het Nederlandse recht, moet de conclusie ook dezelfde zijn als die bij het antwoord op vraag 2.

 

4. De huurovereenkomst tussen de gemeente en Twentse Ambassade is mogelijk vernietigbaar op grond van art. 3:44 lid 1 en lid 2 BW jo. art. 3:44 lid 5 BW. De gemeente is bedreigd door de in de casus genoemde supporters van FC Twente. Vastgesteld moet worden dat de gemeente door deze bedreiging beïnvloed is. De vraag is echter of een redelijk oordelend persoon in dezelfde omstandigheden als de gemeente onder de indruk zou zijn geweest (causaal verband): kan de gemeente de dreigementen in redelijkheid serieus hebben genomen? Dat hangt onder meer af van de ernst van de dreigementen. Bij de beoordeling daarvan zijn alle feitelijke omstandigheden van het geval van belang; bijzondere omstandigheden worden in de casus niet gegeven.

Causaal verband alleen is echter niet voldoende. De supporters van FC Twente zijn immers geen partij bij de huurovereenkomst tussen Twentse Ambassade en de gemeente. Als echter aangenomen wordt dat de gemeente redelijkerwijs onder invloed van de bedreiging van de supporters de huurovereenkomst heeft kunnen aangaan, kan op deze vernietigingsgrond jegens Twentse Ambassade een beroep worden gedaan. Twentse Ambassade was immers op de hoogte van de oproepen van de supporters van FC Twente, waardoor voldaan is aan de vereisten voor toepasselijkheid van art. 3:44 lid 5 BW.

 

5. Er is hier sprake van wederzijdse dwaling in de zin van art. 6:228 lid 1 sub c BW. Noch de gemeente, noch Twentse ambassade was op de hoogte van het bestaan van asbest in het pand: zij zijn beiden van dezelfde onjuiste vooronderstellingen uitgegaan: vergelijk HR Schirmeister/ De Heus.(oldtimer) Als Twentse Ambassade van het bestaan van asbest in het schoorsteenkanaal op de hoogte was geweest, was zij de huurovereenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden aangegaan, vooral gezien het feit dat de verwijdering van asbest aanzienlijke kosten met zich brengt. De gemeente heeft dit ook begrepen of had dit behoren te begrijpen. Ook voor de gemeente is het al of niet aanwezig zijn van asbest van belang voor het aangaan van de overeenkomst, omdat dat de huurprijs en de voorwaarden van de huur beïnvloedt.

 

In het geval van wederzijdse dwaling rust op de dwalende in beginsel een zwaardere onderzoeksplicht dan gebruikelijk (art. 6:228 lid 2 BW). Het is voor Twentse Ambassade echter problematisch om aan haar onderzoeksplicht te voldoen. Om er achter te komen dat zich asbest in het pand bevindt, moet Twentse Ambassade namelijk eerst beginnen met slopen, aangezien de asbest zich in het schoorsteenkanaal bevindt. Het gaat in deze casus bovendien om huur en niet om koop. In dat geval reikt de onderzoeksplicht minder ver, omdat ervan mag worden uitgegaan dat de verhuurder op de hoogte is van de staat van het te verhuren pand. Het beroep op art. 6:228 lid 1 sub c BW door de Twentse Ambassade zal waarschijnlijk slagen, op grond waarvan zij de huurovereenkomst kan vernietigen, art. 3:49 BW.

 

Eventueel kan de gemeente een voorstel doen tot wijziging van de overeenkomst dat het nadeel van Twentse Ambassade voldoende opheft, art. 6:230 lid 1 BW. Wordt in het voorstel inderdaad het nadeel op voldoende wijze opgeheven, dan verliest de Twentse Ambassade haar vernietigingsbevoegdheid. In deze casus kan het nadeel voor Twentse Ambassade waarschijnlijk alleen opgeheven worden als de gemeente zelf voor de kosten van de verwijdering van de asbest zorg draagt.

 

 

Begrippenlijst

 

Verbintenis: Het begrip verbintenis wordt op verschillende wijzen gedefinieerd. Eenstemmigheid bestaat daarover dat het begrip verbintenis een rechtsverhouding tussen twee partijen aanduidt, krachtens welke een der partijen, de schuldenaar of debiteur, een op het terrein van het vermogen liggende prestatie verschuldigd is aan de andere partij, de schuldeiser of crediteur, die deze van haar te vorderen heeft. De verbintenis is dus zowel vorderingsrecht als schuld. (p. 4 SBR 4)

 

De natuurlijke verbintenis: De natuurlijke verbintenis is een verbintenis waarvan niet in rechte de nakoming kan worden gevorderd. (p. 6 SBR 4)

 

Generieke verbintenis: Bij deze verbintenis is de prestatie alleen naar soort bepaald. De schuldenaar komt zijn verbintenis na door zaken van de aangeduide soort te leveren. (p. 48 SBR 4)

 

Specifieke verbintenis: Bij de specifieke verbintenis is de prestatie zodanig geïndividualiseerd dat de schuldenaar alleen door deze ene specieszaak te leveren aan de verbintenis kan voldoen. (p. 48 SBR 4)

 

Inspanningsverbintenis: Een verbintenis die strekt tot het verrichten van een zekere inspanning. De verbintenis is nagekomen wanneer de schuldenaar de van hem te verwachten inspanning heeft geleverd. (p 43 SBR 4)

 

Resultaatsverbintenis: Resultaatsverbintenissen worden geacht te zijn nagekomen wanneer een bepaald resultaat is behaald, bijvoorbeeld het dat een zaak is geleverd.

 

Garantieverbintenis: Dit is een verbintenis waarbij de schuldenaar absoluut instaat voor het resultaat. De schuldenaar die tekort schiet in het nakomen van een resultaatsverbintenis is niet aansprakelijk voor eventuele daaruit voortvloeiende schade indien hem de tekortkoming niet kan worden toegerekend. (p 44 SBR 4)

 

Keuzeverbintenis: Dit zijn verbintenissen waarvan de inhoud van de prestatie niet onmiddellijk vaststaat, omdat de partij die het keuzerecht heeft eerst nog moet kiezen welke van de alternatieve prestaties moet worden verricht. (p 45 SBR 4)

 

Facultatieve verbintenis: Deze verbintenis lijkt sterkt op de keuzeverbintenis. Anders dan bij de keuzeverbintenis staat echter bij de facultatieve verbintenis van meet af aan vast tot welke prestatie de schuldenaar verplicht is. De facultatieve prestatie treedt echter voor die prestatie in de plaats, indien de partij met het keuzerecht daarvoor kiest.

 

Verbintenis onder tijdsbepaling: De schuldenaar die onder een tijdsbepaling is verbonden, is eerst na het verstrijken van de bepaalde tijd tot de prestatie verplicht. Voor dat tijdstip is de prestatie niet opeisbaar. (p 50 SBR 4)

 

 

Voorwaardelijke verbintenis: Dit is een verbintenis waarvan de werking afhankelijk is van het in vervulling gaan van de voorwaarde waaraan zij onderworpen is. De werking is afhankelijk gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis. (p 50 SBR 4)

 

Opschortende voorwaarde: De verbintenis onder opschortende voorwaarde behoeft niet te worden nagekomen voordat de voorwaarde is ingetreden. (p. 53 SBR 4)

 

 

Ontbindende voorwaarde: De verbintenis onder ontbindende voorwaarde is direct opeisbaar, maar vervalt wanneer de onzekere gebeurtenis intreedt. (p. 53 SBR 4)

 

Nakoming: Door nakoming gaat de verbintenis teniet. De schuldeiser heeft na nakoming niets meer te vorderen, de schuldenaar is niets meer aan de schuldeiser verschuldigd. De verbintenis houdt op te bestaan doordat zij is nagekomen. Is niet nagekomen in overeenstemming met de bepalingen in artt. 27-51 boek 6 BW, dan is de verbintenis niet nagekomen en is zij dus niet tenietgegaan. Dan zijn de regels over de niet-nakoming van toepassing. De gevolgen van niet-nakoming zijn geregeld in afdeling 9 van boek BW. (p 59 SBR 4)

Verrekening: Van verrekening is sprake wanneer twee personen elkaars schuldenaar zijn. De schulden worden dan met elkaar verrekend tot de hoogte tot waar ze elkaar overlappen (art. 6:127 BW). Tot die hoogte zijn beide schulden over en weer nagekomen en gaan de verbintenissen teniet alsof er betaling heeft plaatsgevonden. (p. 86 SBR 4 en p. 14 samenvatting)

 

Niet-nakoming: Naast niet-nakoming worden de termen tekortkoming en verzuim gebruikt om aan te geven dat de schuldenaar de verbintenis niet nakomt. Dit lijken synoniemen, maar dit is niet zo, elk van deze uitdrukking heeft haar eigen betekenis. Niet-nakoming is het meest omvangrijke begrip. Het omvat ieder geval, waarin de schuldeiser de hem verschuldigde prestatie niet ontvangt, zowel wanneer dit aan de schuldenaar kan worden toegerekend als wanneer dit niet het geval is. De gevolgen van niet-nakoming zijn geregeld in afd. 6.1.9 BW. (p. 100 en 101 SBR 4)

Wanneer er niet, niet tijdig of verkeerd wordt nagekomen heeft de schuldeiser, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende mogelijkheden:

Hij kan (afhankelijk van de omstandigheden:

nakoming vorderen (art 3:296), met daarbij schadevergoeding voor de geleden schade, (art. 6:74 lid 2);

vervangende schadevergoeding eisen, door af te zien van de prestatie;

zijn eigen prestatie opschorten

ontbinden, met schadevergoeding voor de geleden schade. Hiervoor is iedere tekortkoming in de nakoming voldoende (art. 6:265 lid 1).

(p 17 samenvatting)

 

Tekortkoming: De term ‘tekortkomen’ omvat alle gevallen, waarin de prestatie achterblijft bij hetgeen de verbintenis vergt. Dit impliceert dat de verbintenis opeisbaar is. Daarmee is het gebied, waarop tekortkomen betrekking heeft, duidelijk beperkter dan het gebied dat door de term niet-nakomen wordt bestreken. (p. 101 SBR 4)

 

Verzuim: Verzuim heeft slechts betrekking op toerekenbare vertragingssituaties, terwijl ‘tekortkomen’ ook de onmogelijkheid van de prestatie omvat en bovendien mede het gebied bestrijkt van de niet toerekenbaarheid, dus van de overmacht. Niet iedere vertraging is verzuim, maar alleen die vertraging die voldoet aan de daarvoor gestelde veriesten. Deze vereisten zijn samengevat in art 6:81. (p. 101 en 102 SBR 4)

 

Verjaring: Na een bepaalde verloop van tijd verjaart een rechtsvordering. Dit houdt in dat de vordering niet meer in rechte afdwingbaar is, maar dat het vorderingsrecht zelf niet teniet gaat. Wat resteert is een natuurlijke verbintenis. De schuldenaar moet een beroep doen op verjaring. (p. 263 SBR 4)

 

Wettelijke vervaltermijn: De wettelijke vervaltermijn doet het vorderingsrecht en de rechtsvordering teniet gaan. De rechter moet vervaltermijnen ambtshalve toepassen, ongeacht of de schuldenaar zich daarop beroept. (p. 263 SBR 4)

 

 

Opschorting: Wanneer mensen over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn, en één van hen niet nakomt, kan de ander zijn eigen prestatie achterhouden totdat hij het hem verschuldigde heeft ontvangen. In art 6:52 wordt de eis gesteld dat vordering en schuld voldoende samenhangen om de opschorting te rechtvaardigen. Ook moet de vordering opeisbaar zijn. (p 108 SBR4)

 

Exceptio non adimpleti contractus (enac): Dit is een bijzondere vorm van opschorting, te vinden in art. 6:262. De enac biedt een iets ruimere mogelijkheid tot opschorting dan de algemene regeling. Die ruimere mogelijkheid wordt echter slechts geboden voor ‘tegenover elkaar staande verbintenissen’, dat wil zeggen verbintenissen die zeer nauw met elkaar samenhangen, zoals de betaling van de koopprijs en de overdracht van de verkochte zaak. (p 109, SBR 4)

 

Retentierecht: Het retentierecht komt toe aan degene, die een zaak meot afgeven aan iemand op wie hij zijnerzijds een vordering heeft; hij mag de zaak onder zich houden totdat de vordering wordt voldaan (3:290). Zo moet de koper van een roerende zaak, na vernieting van de koop wegens dwaling, de zaak weer aan de verkoper afgeven omdat de levering door de vernietiging van de overeenkomst onverschuldigd was. De koper kan de zaak dan onder zich houden totdat hij de koopprijs terug betaald krijgt (p 109 sbr4)

 

Schuldeisersverzuim: In veel denkbare gevallen is het niet accepteren van een prestatie door de schuldeiser nadelig voor de schuldenaar. Hij moet de goederen bijvoorbeeld opslaan of deze kunnen verloren gaan. De schuldenaar heeft daarom ook verplichtingen. Er zijn twee verschillende vormen van schuldeisersverzuim, te vinden in art. 6:58 en 6:59.

Ten eerste het geval waarin de nakoming van de prestatie wordt verhinderd, ofwel doordat de schuldeiser de noodzakelijke medewerking niet verleent, ofwel doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van de verhindering hem niet kan worden toegerekend.

 

Ten tweede is er het geval waarin de schuldeiser in verzuim komt, wanneer hij ten gevolge van hem toe te rekenen omstandigheden niet voldoet aan een verplichting zijnerzijds jegens de schuldenaar en deze op die grond bevoegdelijk de nakoming van zijn verbintenis jegens de schuldeiser opschort. Deze vorm van schuldeisersverzuim kan zich derhalve slechts voordoen wanneer er sprake is van twee tegen over elkaar staande verplichtingen die voldoende samenhangen om opschorting te rechtvaardigen. (p 130 en 131 SBR 4)

Wanneer het schuldeisersverzuim beëindigd is, zal de schuldenaar moeten presteren.

 

Schadevergoeding: Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (art 6:74 BW).

 

Wanprestatie: Een toerekenbare tekortkoming. (p 98 SBR 4)

 

Overmacht: Niet toerekenbare tekortkoming. (p. 103 SBR 4)

 

Schuld: Er is sprake van schuld van de schuldenaar, wanneer de niet-nakoming aan zijn schuld te wijten is omdat hem een verwijt kan worden gemaakt. Hij is dan aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. Wanneer heeft een schuldenaar verwijtbaar gehandeld? De toetsing is objectief, als norm wordt de zorgvuldige schuldenaar genomen. Met inachtneming hiervan is echter doorslaggevend of deze schuldenaar van de niet-nakoming een verwijt kan worden gemaakt, en in zoverre is de toetsing subjectief. (p. 146 SBR 4)

 

Risico: Wanneer er geen sprake is van schuld, betreden wij het risicogebied. Art 6:75 geeft voor de invulling daarvan de volgende drie ijkpunten: wettelijke bepalingen, de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortvloeit en de in het verkeer geldinde opvattingen. Als de schade op grond van één van deze drie ijkpunten voor het risico van de schuldenaar komt, is hij verplicht deze te vergoeden, ook al heeft hij geen schuld. (p 146 SBR 4)

 

Hulppersonen: Vaak schakelt de schuldenaar bij het voldoen aan zijn verplichting anderen in. Op grond van art 6:76 is de schuldenaar, wanneer hij bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van de hulp van andere personen, voor hun gedragingen aansprakelijk op gelijke wijze als voor zijn eigen gedragingen. (p 147 SBR 4)

 

Hulpzaken: In veel gevallen maakt de schulkdenaar bij de uitvoering van de verbintenis gebruik van een of meer zaken. Art 6:77 legt het risico van het falen van dergelijke hulpzaken in beginsel bij degene die daarvan gebruikt maakt, maar formuleert hierop drie uitzonderingsmogelijkheden. Vaak zal pas een combinatie van factoren een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. De uitzonderingen in art 6:77 zijn: Inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, bijvoorbeeld exoneraties; de in het verkeer geldende opvattingen en de omstandigheden van het geval. (p. 151 SBR 4)

 

Verkeersopvattingen: Van een aantal oorzaken van tekortkoming staat vast dat zij bij de toepassing van art. 6:75 voor risico van de schuldenaar komen. Men neemt aan, dat het de verkeersopvattingen zijn die dit met zich meebrengen. Het gaat daarbij om de voorzienbare verhindering, geldelijk onvermogen, onervarenheid, ziekte, overheidsmaatregelen en werkstaking. (p 152 SBR 4)

 

Garantie: Een garantie beperkt geheel of gedeeltelijk het beroep op overmacht van de schuldenaar. Dit kan ten eerste voortvloeien uit de wet of de aard van de verbintenis. Ten tweede kan ook een overeenkomst er uitdrukkelijk op gericht zijn dat een daaruit voortvloeiende verbintenis als een garantie moet werden gekarakteriseerd. Er bestaan twee soorten garanties. De schuldenaar kan een bepaalde kwaliteit garanderen, we spreken dan van een kwaliteits- of deugdelijkheidsgarantie. Of de schuldenaar zegt toe in tet staan voor het intreden van een bepaald resultaat, dat noemen we een zekerheidsgarantie.  (p 155 SBR 4)

 

Exoneratie: Het exoneratiebeding beperkt de aansprakelijkheid van de schuldenaar te n opzichte van hetgeen zonder het beding zou gelden. De schuldenaar kan zijn aansprakelijkheid geheel uitsluiten,, uitsluiten voor wat bepaalde schadeoorzaken betreft of de gevolgen van een toerekenbare tekortkoming verkleinen, bijvoorbeeld door schadevergoeding tot een bedrag te beperken. (p 353 SBR 3)

 

Verzuim: Verzuim heeft slechts betrekking op toerekenbare vertragingssituaties, terwijl ‘tekortkomen’ ook de onmogelijkheid van de prestatie omvat en bovendien mede het gebied bestrijkt van de niet toerekenbaarheid, dus van de overmacht. Niet iedere vertraging is verzuim, maar alleen die vertraging die voldoet aan de daarvoor gestelde veriesten. Deze vereisten zijn samengevat in art 6:81. (p. 101 en 102 SBR 4)

Soms is voor een aanspraak op schadevergoeding verzuim vereist,. Dit is het geval wanneer de nakoming niet blijvend onmogelijk is. Voor het intreden van het verzuim is in beginsel een ingebrekestelling nodig, zie hiervoor art 6:81 en 6:82. Soms kan de schuldenaar in verzuim zijn zonder ingebrekestelling, zie hiervoor art. 6:83.

 

Ingebrekestelling: Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning en kans om alsnog na te komen. Een ingebrekestelling is in beginsel vereist voor het intreden van het verzuim (art. 6:82).

 

Gevolgschade: Gevolgschade is de vermogensschade die de schuldeiser ten gevolge van het feit dat de prestatie ondeugdelijk is, lijdt in zijn vermogen. (p. 165 SBR 4)

 

 

Vertragingschade: Vertragingschade is schade, die ontstaat doordat de schuldenaar te laat presteert. (p. 165 SBR 4)

 

Vervangende schadevergoeding: Vervangende schadevergoeding is de vergoeding die kan dienen ter vervanging van een onmogelijk geworden prestatie. (p. 166 SBR 4)

 

Rechtsverwerking: Rechtsverwerking leidt tot geheel of gedeeltelijk verlies van een recht of bevoegdheid tegen de wil van de rechthebbende door de werking van redelijkheid en billijkheid. (p. 254 SBR 4)

 

De schuldeiser kan zijn rechten verwerken als hij niet reageert op het verzoek van de nalatige schuldenaar, om te verklaren welke stappen de schuldeiser zal nemen in antwoord op de tekortkoming in de nakoming. Men denke hier aan bijvoorbeeld het recht om nakoming vorderen, de verbintenis te ontbinden en schadevergoeding te vorderen. (samenvatting)

 

Boetebeding: In veel gevallen houden partijen in hun contract rekening met een eventuele niet-nakoming van de schuldenaar door een boetenbeding overeen te komen. Als boetebeding wordt in art 6:91 aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald, dat de schuldenaar in geval van tekortschieten gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt ter vergoeding van schade dan wel enkel ter aansporing om tot nakoming over te gaan. (p 192 SBR 4)

 

Intreden gevolgen niet-nakoming voordat vordering opeisbaar is: In art. 6:80 worden drie gronden genoemd op grond waarvan de gevolgen van niet-nakoming reeds intreden voordat de vordering opeisbaar is. Deze gronden zijn: indien vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn; indien de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten; of indien de schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal tekortschieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen. (art 6:80)

 

Ontbinding: Wanneer er een wederkerige overeenkomst tussen twee partijen bestaat, en één van hen wordt teleurgesteld in de prestatie van zijn schuldenaar, kan zijn wegens die tekortkoming aan de wederzijdse verhouding op grond van art. 6:265 een einde maken door de overeenkomst te ontbinden. Het gevolg hiervan is dat zij geen recht meer heeft op de verschuldigde prestatie, maar zij is anderzijds ook bevrijd van haar eigen verbintenis. Wanneer er al is nagekomen onstaat er een verbintenis tot ongedaanmaking (art 6:271). (p 205 SBR 4)

 

Cessie: Overdracht van een vordering. De nieuwe schuldeiser krijgt alle rechten en bevoegdheden die de oorspronkelijke schuldeiser had. (p 242 SBR 4)

 

Subrogatie: Subrogatie is de overgang van de vordering van de schuldeiser op een derde die de schuld voldoet. Anders dan normaal het geval zou zijn bij voldoening van de schuld door een derde (art 30), gaat de vordering van de schuldeiser door de voldoening niet teniet, maar gaat zij van rechtswege over op de derde. Men zegt dat de derde in de vordering van de schuldeiser wordt gesubrogeerd. (p 243 SBR 4)

In artikel 6:150 zijn vier gevallen genoemd waarbij sprake is van subrogatie:

 

·         gevallen waarin de derde de schuld van de schuldenaar voldoet ter voorkoming van uitwinning van een goed dat hem toebehoort; of

·         een goed dat voor de vordering verbonden is; of

·         een goed dat niet aan hem toebehoort, maar waar bijvoorbeeld zijn pandrecht op is gevestigd; en

 

 

·         indien de derde en de schuldenaar zijn overeengekomen dat de derde door voldoening van de schuld zal worden gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser (enige wettelijke vereiste hier is dat de schuldeiser op het tijdstip van de voldoening van de overeenkomst op de hoogte was of is gebracht, op straffe van het tenietgaan van de vordering door voldoening). (Samenvatting)

 

Schuldoverneming: De schuldenaar kan met een derde overeenkomen dat deze zijn schuld uit een verbintenis overneemt. De schuldenaar wordt een ander. De vervaningen van de schuldenaar door een andere schuldenaar behoeft de instemming van de schuldeiser. (art 6:155) (p 246 SBR 4)

 

Contractsoverneming: Bij contractsoverneming gaan alle rechten en verplichtingen uit de overeenkomst op de derde over, voor zover niet ten aanzien van bijkomstige of reeds opeisbaar geworden rechten of verplichtingen in de akte anders is bepaald (art 6:159 lid 2). Dit vindt vaak plaats in het kader van de overneming van een onderneming, waarbij de overnemer alle lopende contracten overneemt. Contractsoverneming komt tot stand bij een akte tussen de partij die haar rechtsverhouding met haar wederpartij overdraagt en de derde die haar overneemt. Zij behoeft uiteraard de medewerking van de wederpartij bij de overeenkomst (Art 6:159 lid 1). (p 248 SBR 4)

 

Afstand: Afstand van een vorderingsrecht vindt plaats door een rechtshandeling. De schuldeiser verklaart dan aan de schuldenaar dat hij de nakoming niet meer verlangt en daarmee afstand doet van zijn vorderingsrecht. Als iemand dat om niet doet, heet het kwijtschelding. Als er daarentegen een voorwaarde aan is verbonden, treedt een vervangende prestatie voor de oude in de plaats. Dan is er sprake van afstand om baat. (p 251 SBR 4)

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Contractenrecht UvA

Contractenrecht

Contractenrecht

Algemene Voorwaarden, Prof.dr. M.B.M. Loos

Bij koopovereenkomsten zijn veelal algemene voorwaarden van toepassing. Omdat in deze algemene voorwaarden nogal wat bepalingen zijn vastgelegd die zowel de koper als de verkoper binden, is het van wezenlijk belang dat de koper van deze voorwaarden op de hoogte is. Om dit te bereiken is hier een wettelijk stelsel voor opgenomen in Boek 6 BW. De wettelijke regeling in art. 6:234 BW bepaalt in beginsel dat de algemene voorwaarden ter hand gesteld moeten worden. Voor overeenkomsten met dienstverrichters waarop de dienstenrichtlijn van toepassing is, geldt echter een veel soepeler informatieplicht. Niet relevant hiervoor is of de dienst op afstand wordt verricht, op de plaats waar de afnemer woont of gevestigd is wordt geleverd, dan wel ten kantore van de dienstverrichter. Het is in principe ook niet relevant of de wederpartij een grote of kleine rechtspersoon of een consument is, maar uit regelgeving voor consumentenovereenkomsten vloeien weer andere regels voort waar rekening mee dient te worden gehouden. 

Om te kijken of er sprake is van de soepelere informatieplicht, dient te worden vastgesteld wat onder het bereik van de dienstenrichtlijn valt. Uit de overwegingen bij de dienstenrichtlijn wordt duidelijk dat het begrip 'dienst' in beginsel zeer ruim moet worden opgevat: de diensten waarop de richtlijn betrekking heeft, betreffen onder meer zakelijke diensten zoals de diensten van management-consultants, certificering en tests, faciliteitenbeheer, het onderhoud van kantoren, reclamediensten, de werving van personeel en diensten van handelsagenten, maar ook diensten die zowel aan bedrijven als aan particulieren worden verleend, zoals juridische of fiscale bijstand, diensten in de vastgoedsector zoals makelaarsdiensten, of de bouwsector, zoals de diensten van architecten, de distributiehandel, de organisatie van beurzen, autoverhuur en reisbureaus. Ook consumentendiensten op het gebied van toerisme vallen onder de werking van de richtlijn. Uit het door de Europese Commissie opgestelde Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn blijken nog veel meer voorbeelden. De opsomming in het Handboek is nadrukkelijk niet limitatief bedoeld. Uit de opsommingen in de overweging van de preambule en het Handboek blijkt ook nadrukkelijk dat in ieder geval huurovereenkomsten betreffende roerende zaken onder de werking van de dienstenrichtlijn vallen. Volgens de schrijver is er geen reden om anders te oordelen ten aanzien van de huur van onroerende zaken. 

In art. 2 van de dienstenrichtlijn worden een aantal diensten uitgezonderd van het toepassingsgebied van de richtlijn. Voor overeenkomsten betreffende diensten die niet onder de richtlijn vallen geldt derhalve niet de regeling van art. 6:230c en 230e BW, maar de regeling van art. 6:234 BW. 

Een dienstverrichter kan volgens art. 6:234 lid 1 jo. artikel 6:230c BW aan de informatieplicht voldoen door:

  • De algemene voorwaarden te verstrekken;
  • Deze voor de wederpartij gemakkelijk toegankelijk te maken op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten;
  • De algemene voorwaarden voor de wederpartij gemakkelijk elektronisch toegankelijk te maken op een door de dienstverrichter medegedeeld adres;
  • De algemene voorwaarden op te nemen in door hem verstrekte contractsdocumenten.

Wanneer de overeenkomst op schrift gesteld is, dient de informatieplicht vóór.....read more

Access: 
JoHo members
Samenvatting hoofdstuk 4.5.3 - 4.6 - contractenrecht 1

Samenvatting hoofdstuk 4.5.3 - 4.6 - contractenrecht 1

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Hoofdstuk 4.5.3 – 4.6

 

Bedreiging

Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand door een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling wordt bewogen, door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen (art. 3:44 lid 2 BW). Iemand pleegt dan een rechtshandeling uit angst. Er bestaan twee vormen van bedreiging: met een geoorloofd en met een ongeoorloofd middel. Een ongeoorloofd middel is bijvoorbeeld met geweld, gijzeling of chantage. Een geoorloofd middel (tot bedreiging) is op zichzelf toelaatbaar, maar in de omstandigheden onrechtmatig (in de zin van art. 6:162 lid 2 BW). Bedreiging met een geoorloofd middel is bijvoorbeeld het dreigen te ontruimen wegens het niet betalen van de huur, beslag te leggen op goederen, aanvragen van faillissement. Vaak kan grote economische druk worden uitgeoefend. Er kan dan ook sprake zijn van misbruik van omstandigheden (zie hieronder).

 

Er moet bij bedreiging net als bij dwaling en bij bedrog een causaal verband zijn tussen de bedreiging en het sluiten van de overeenkomst. Daarnaast moet een redelijk oordelend mens door de bedreiging ook moeten zijn beïnvloed. Wel moet rekening gehouden worden met persoonlijke omstandigheden van het geval.

Misbruik van omstandigheden

Misbruik van omstandigheden vertoont overeenkomsten met bedreiging. Van misbruik van omstandigheden is sprake wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling en diegene daar misbruik van maakt (art. 3:44 lid 4 BW). Iemand maakt misbruik wanneer zij een prestatie bedingt die zij niet had behoren te bedingen. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn in de in art 3:44 lid 4 BW genoemde omstandigheden. Ook dient hier een causaal verband te zijn tussen de omstandigheid en de rechtshandeling.

 

Er bestaan twee soorten omstandigheden. Iemand bevindt zich in een dwangpositie of iemand kan door zijn geestelijke of psychische toestand zijn belangen niet overzien. Iemand kan in een dwangpositie verkeren door een economische afhankelijkheid (bijv een monopolie), maar ook door noodsituatie. Een psychische toestand kan bijvoorbeeld angst zijn. Het verschil met bedreiging is dat de angst niet is bevorderd door de ander. Een gevolg van het verschil tussen misbruik van omstandigheden en bedreiging is onder meer toepasselijkheid van art. 3:54 BW, dit kan bij misbruik van omstandigheden wel en bij bedreiging niet.

 

Bij misbruik van omstandigheden moet wederom sprake zijn van een causaal verband, waar de wederpartij zich van bewust moet zijn geweest.

 

Art 3:44 lid 5 BW bepaalt dat indien de overeenkomst tot stand komt met een wilsgebrek veroorzaakt door een derde, dit niet tegenwerpbaar is aan de wederpartij.

 

Actio Pauliana

Wanneer een schuldenaar een onverplichte rechtshandeling verricht, terwijl hij weet of behoort te weten dat hij daarmee een of meer schuldeisers zal benadelen, kan een benadeelde schuldeiser deze rechtshandeling vernietigen (art. 3:45 lid 1 BW). Het gaat hier dan om het benadelen van schuldeisers in hun verhaal. Hieronder valt dus niet de nakoming.

 

Onverplicht betekent dat er geen verplichting uit.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 10

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege contractenrecht 2 - week 4

Algemene voorwaarden en vertegenwoordiging op grond van volmacht

Algemene voorwaarden
Voorbeelden:

‘De directie stelt zich niet aansprakelijk voor zoekgeraakte eigendommen’
‘Bij annulering keuken moet koper schadevergoeding betalen ter hoogte van 50% van de koopprijs’.

Definitie algemene voorwaarden (AV) art. 6:231 sub a BW
Deze definitief valt in drie onderdelen uiteen
1. Bedingen, partij afspraken. Beide partijen moeten de AV overeen zijn gekomen. De AV gelden niet automatisch.
2. Bestemmingscriteria: met bestemming om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt. Dit kan je zien wanneer er het woord ‘algemene voorwaarden’ gebruikt is boven een schriftelijk document of wanneer de gebruiker de AV heeft ‘gedeponeerd te griffie van de Rb. Den Haag onder nr…’
3. Kernbedingen zijn (tenzij ze onduidelijk zijn) geen algemene voorwaarden
Kernbedingen kunnen nooit algemene voorwaarden zijn. Wat je koopt en de prijs waarvoor je iets koop zijn beide kernbedingen bijvoorbeeld een meloen voor €5,-.

Voordeel: Het gebruiken van algemene voorwaarden zorgt ervoor dat contracteren gestandaardiseerd wordt. Dit verminderd de transactiekosten en zorgt dus voor efficiëntie.
Nadeel: De inhoud van de AV is vaak onbekend voor de wederpartij. Daarnaast staan er vaak nadelige dingen in de algemene voorwaarden voor de wederpartij, want het is eenzijdig opgesteld en dus in voordeel van de opsteller.

Hoofdlijnen afd. 6.5.3 BW
Een van de hoofdlijnen van deze afdeling is dat er snelle gebondenheid van de wederpartij is aan de algemene voorwaarden art. 6:231. Maar de wederpartij wordt wel tegen gebondenheid beschermd met behulp van vernietigingsgronden:
- Bescherming tegen de inhoudelijke onbekendheid, de gebruiker moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid bieden om van de AV kennis te nemen (art. 6:233 onder b)
- Toetsing van de inhoud van de AV op onredelijke bezwarendheid (art......read more

Access: 
Public
Oefenpakket Contractenrecht

Oefenpakket Contractenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013


 

Casusvragen mei 2010

Casus I: Slagerij Silvia

Silvia neemt op 1 januari de goed lopende slagerij van Julia in de binnenstad over en verwerft van deze ook de eigendom van het pand waarin deze slagerij is gevestigd alsook de eigendom van de daar aanwezige machines van Julia. Wanneer Silvia op 2 januari de deuren van haar slagerij, die zij toepasselijk ‘Slagerij Silvia’ heeft genoemd, opent, merkt ze tot haar plezier dat de loop er meteen goed in zit.

Een van de redenen waarom Silvia geïnteresseerd was in de overname van Julias slagerij was dat deze een langdurig contract met Schoon had gesloten waarbij deze laatste zich tegen een laag tarief jegens Julia heeft verbonden tot onderhoud van de machines in de slagerij. Schoon weigert echter om dit contract jegens Silvia na te komen.

 

1)      Staat Schoon in zijn recht?

In het aangrenzende pand wordt druk getimmerd en een week later blijkt waartoe dit heeft geleid: een slagerij die wordt geëxploiteerd door … Julia. Het laat zich raden dat Silvia haar zojuist verworven klanten binnen de kortste keren kwijt is aan Julia. In het schriftelijke contract met Julia is wel voorzien in een vergoeding voor de zogenaamde ‘goodwill’ die Julia in de loop der jaren had opgebouwd, maar is niets bepaald met betrekking tot de vraag of Julia Silvia concurrentie mag aandoen. Onder ‘goodwill’ wordt in dit verband verstaan de mogelijkheid om winst te behalen op basis van de contacten die Julia in de loop der jaren heeft opgebouwd.

 

2)      Heeft Silvia er recht op dat Julia deze concurrentie staakt?

Al op 1 februari ontstaan vochtige plekken in de kelder van het pand. Aangezien Silvia de vochtplekken niet helemaal vertrouwt, maar geen verstand heeft van bouwkundige zaken, geeft ze aan bouwkundig bureau Bouma opdracht te onderzoeken of de plekken iets om het lijf hebben. Vier maanden later komt Bouma met een rapport waaruit blijkt dat het ernstig mis is: de vochtplekken zijn het gevolg van diverse grote scheuren in de fundering en in muren van het pand. Silvia stuurt dit rapport de volgende dag door naar Julia. Wanneer Julia in het rapport leest dat Silvia al vier maanden geleden opdracht aan Bouma heeft gegeven tot het onderzoek en dus al vier maanden geleden van de vochtige plekken wist, weet Julia genoeg en wijst ze elke aansprakelijkheid af.

 

3)      Op welke grond zal Julia elke aansprakelijkheid afwijzen? Is deze afwijzing gegrond?

Stel dat Julia aansprakelijk is voor de schade, maar Silvia er door de drukte in haar slagerij maar niet toe komt om tegen Julia een rechtsvordering tot schadevergoeding in te stellen.

     

4) Hoe lang kan Silvia wachten met het instellen van deze rechtsvordering? Kan Silvia.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 3

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen t/m week 3

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege contractenrecht I - week 1

Inleiding in het contractenrecht
Een contract is de belangrijkste bron van verbintenissen. Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, welke op geld baseerbaar is. Er zijn twee rechtssubjecten (personen) , de crediteur, degene die recht heeft op een prestatie en de debiteur, degene die de crediteur een prestatie verplicht is.

Bronnen van verbintenissen
Er zijn verschillende bronnen van verbintenissen. Allereerst zijn er drie bronnen uit het aansprakelijkheidsrecht, te noemen, onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en zaakwaarneming. Daarnaast zijn er nog drie bronnen gebaseerd op de stof van het contractenrecht. Allereerst de onverschuldigde betaling waarbij bijvoorbeeld de Gemeente Amsterdam aan ingezetenen te hoge bijdragen in woonkosten overmaakt. Daarnaast het contract of obligatoire overeenkomst, indien een contract een verbintenis in het leven roept, noemt men dit contract een obligatoire overeenkomst. Ten derde een toerekenbare tekortkoming in nakoming van een verbintenis (wanprestatie), bijvoorbeeld een verkochte auto die niet aan de koper geleverd wordt, maar uiteindelijk verkocht wordt aan een tweede koper die meer geboden heeft.

In het arrest Vermobo/Van Rijswijk komen de volgende bronnen naar voren: contract, onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.

Verbintenissen moeten voortvloeien uit de wet (art. 6:1 BW)
Onrechtmatige daad 6:162 BW
Ongerechtvaardigde verrijking art 6:212 BW
Zaakwaarneming art. 6:198 BW
Onverschuldigde betaling art. 6:203 BW
Contract art. 6:213 en 248 lid 1 BW
Toerekenbare tekortkoming in nakoming van een verbintenis (wanprestatie) art. 6:74 BW

Uit het arrest CBB/JPO blijkt dat er ook verbintenissen ontstaan buiten de wet om. Er is nergens in de wet te vinden dat er vergoeding van schade moet zijn wanneer afgebroken onderhandelingen onaanvaardbaar zouden zijn.

Is er in de volgende voorbeelden sprake van een obligatoire overeenkomst?
-Gemeenten spreken af om samen huisafval te verwerken: Dit is een juridisch bindende overeenkomst.
-Trouwen: Dit is wel een overeenkomst maar is niet op geld waardeerbaar dus geen overeenkomst die leidt tot een juridisch bindende overeenkomst.|
-Samen koffie drinken om 13.00 uur bij de Coffee Company: Geen juridisch bindende overeenkomst.

Totstandkoming van contracten
Contracten komen zowel op papier als mondeling tot stand. Aan de totstandkoming van een contract stelt de wet twee minimum eisen. Aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW). Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Aanbod een aanvaarding zijn eenzijdige verklaringen de tot.....read more

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1372