Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Samenvatting Arresten

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

 

HRC Communication 24/1977, Sandra Lovelace v. Canada, 30 July 1981

 

Onderwerp:

Art. 27 ICCPR, discriminatie tussen mannen en vrouwen van etnische minderheden

 

Feiten:

Sandra Lovelace is een vrouw uit Canada, geboren als “Maliseet Indiaan”. Status als Indiaan onder de Indian Act geeft recht op een aantal voorzieningen, waaronder het recht om in een reservaat te wonen. Die status verloor Lovelace toen ze trouwde met een niet-Indiaan, onder art. 12 Indian Act. Daardoor mag ze niet langer in het reservaat wonen bij haar familie, ook al is haar huwelijk een tijd geleden stukgelopen. Als mannelijke Indianen trouwen met een niet-Indiaan verliezen ze hun status als Indiaan niet, volgens de Indian Act. Lovelace stelt dat dit discriminatie is.

 

Rechtsvraag:

Is art. 12 Indian Act in strijd met art. 27 ICCPR? Oftewel: Is het gerechtvaardigd dat Lovelace haar status als Indiaan verliest als ze trouwt met een niet-Indiaan, terwijl mannen daardoor hun status niet verliezen?

 

Human Rights Committee:

Lovelace is een Indiaan, niet meer onder de Indian Act, maar ze behoort nog wel steeds tot die etnische minderheid. Daarom valt zij onder art. 27 ICCPR en heeft zij aanspraak op het recht dat daarin wordt neergelegd. Daar hoort bij dat zij samen moet kunnen leven met anderen uit de etnische groep. Dat kan op dit moment niet omdat Canada dat haar verbiedt. Er is geen objectieve of redelijke rechtvaardiging hiervoor, zeker gezien het feit dat het huwelijk van Lovelace alweer is ontbonden. Er wordt een inbreuk gemaakt op art. 27 ICCPR door Canada.

 

 

 

HRC Communication 919/2000, Müller & Engelhard v. Namibia, 28 June 2002

 

Onderwerp:

Art. 26 ICCPR, discriminatie vs. onderscheid op basis van geslacht

 

Feiten:

Dhr. Muller is een sieradenmaker, die in Namibie trouwt met Mv. Engelhard, een sieraden producent. Na het huwelijk wil Dhr. Muller graag de naam aannemen van zijn vrouw. Hij moet daarvoor echter een lange procedure volgen (Art. 9 Aliens Act), terwijl vrouwen dat niet hoeven als zij de naam van hun man aan willen nemen. Hij stelt dat dit discriminatie is op basis van geslacht. De procedure op grond van art. 9 Aliens Act bestaat o.a. uit het plaatsen van advertenties in de krant, het betalen van kosten en de man moet van een ‘goed karakter’ bevonden worden door de overheid.

 

Rechtsvraag:

Is art. 9 Aliens Act in strijd met art. 26 ICCPR? Oftewel: Is het discriminatie dat mannen een procedure moeten volgen om de naam van hun vrouw aan te nemen, terwijl vrouwen automatisch de naam van hun man kunnen gebruiken?

 

Human Rights Committee:

Art. 9 Aliens Act maakt inderdaad een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Maar onderscheid is niet altijd discriminatie. Als het onderscheid redelijk en objectief gerechtvaardigd kan worden, maakt het geen inbreuk op art. 26 ICCPR. In dit geval wil Namibië duidelijkheid creëren omtrent identiteit. In het land is het traditie dat vrouwen de naam van hun man aannemen en niet andersom. Door, als de man dat wel wil, hem een procedure laten volgen waarin wordt bekend gemaakt dat hij nu een andere achternaam heeft, wordt er zekerheid omtrent zijn identiteit geboden. Het is voorts zeker niet onmogelijk voor een man om de naam van zijn vrouw aan te nemen. De procedure is simpel en niet ingewikkeld. Daarom is het onderscheid redelijk en objectief gerechtvaardigd en maakt Namibië geen inbreuk op art. 26 ICCPR.

 

Kern:

Onderscheid op basis van geslacht is geen verboden discriminatie als het redelijk en objectief gerechtvaardigd is.

 

 

 

CEDAW Communication No. 2/2003, A.T. v. Hungary, 26 January 2005

 

Onderwerp: huiselijk geweld, art. 2, 5 en 16 CEDAW, “due diligence”

 

Feiten:

Mv. A.T. woont in Hongarije en heeft twee kinderen, waarvan één ernstig gehandicapt. Haar man en vader van haar kinderen heeft haar gedurende lange tijd zwaar mishandelt. Ook bedreigt hij haar en de kinderen. Een aantal jaar geleden is de man uit het huis waar de vrouw verblijft verhuist, maar nog steeds komt hij haar regelmatig opzoeken en gaan de mishandelingen en bedreigingen door. Mv. A.T. heeft via verschillende rechtswegen geprobeerd de man de toegang tot het huis te ontzeggen en in de gevangenis te krijgen maar niks heeft effect gehad. Ook heeft zij geprobeerd om hulp te krijgen van de kinderbescherming en in een opvang te komen, maar zij is nergens geschikt voor omdat één van haar kinderen zwaar gehandicapt is. Ondertussen stelt zij nog steeds in levensgevaar te zijn en stelt zij dat de staat Hongarije de verplichtingen onder CEDAW schendt omdat de staat niks doet om haar te beschermen en het geweld blijft doorgaan.

 

Rechtsvraag:

Handelt een staat in strijd met haar verplichtingen onder CEDAW als zij niks doet om ernstig huiselijk geweld te stoppen?

 

CEDAW Committee:

De staat Hongarije heeft zelf al toegegeven dat de regels en voorzieningen tegen huiselijk geweld incompleet en inefficiënt zijn. Een staat die onvoldoende moeite doet om daden van geweld te voorkomen, te onderzoeken en te bestraffen kan verantwoordelijk gehouden worden voor die daden, ook al zijn ze feitelijk uitgevoerd door een private persoon: “due diligence”. In casu heeft Hongarije te weinig gedaan om het geweld tegen mv. A.T. te voorkomen, onderzoeken en bestraffen. Daarom heeft Hongarije in strijd gehandeld met art. 2, 5 en 16 CEDAW.

 

 

 

ECtHR, Konstantin Markin v Russia (appl.no. 30078/06), 22 March 2012

 

Onderwerp:

Art. 8 en 14 ECHR: ouderschapsverlof, discriminatie op basis van geslacht

 

Feiten:

Deze zaak is tegen de Russische Federatie gestart overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door een Russische onderdaan Konstantin Aleksandrovitsj Markin (de aanvrager). De aanvrager klaagde over de weigering van de Russische autoriteiten om hem ouderschapsverlof te verlenen, omdat hij tot het mannelijke geslacht behoord.

 

Hij was werkzaam als militair toen hij na een scheiding van zijn echtgenote met haar was overeengekomen dat hij voor hun drie kinderen zou zorgen. Hierop volgend vroeg hij een drie-jarig ouderschapsverlof aan bij het hoofd van zijn militaire eenheid. Dit werd afgewezen omdat dit drie-jarig verlof alleen voor vrouwelijk militair personeel zou gelden. Markin kon slechts verlof krijgen voor drie maanden.

 

Rechtsvraag:

Mag mannelijke militairen ouderschapsverlof ontzegd worden, wanneer vrouwelijke militairen wel recht hebben op zulk verlof? Schendt dit art. 8 jo. 14 ECHR?

 

European Court of Human Rights:

Het Hof stelt dat er een inbreuk is in het recht van de aanvrager om ouderschapsverlof op te nemen. Nu moet bepaalt worden of die inbreuk objectief en redelijk gerechtvaardigd is. De rechtvaardiging die Rusland aandraagt, dat vrouwen een speciale rol hebben in de opvoeding van kinderen, is onvoldoende. Het Hof zegt dat verwijzingen naar tradities, algemene aannames of dominante sociale gewoontes niet gelden als een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Rusland plaatst een algemene en automatische restrictie op het recht van mannen om ouderschapsverlof op te nemen, dit is in strijd met art. 8 jo 14 ECHR.

 

 

 

ECtHR, SGP v. the Netherlands (appl. no. 58369/10), 10 July 2012

 

Onderwerp:

Art. 7 CEDAW en art. 2 en 25 ICCPR: discriminatie van vrouwen, het recht om een publieke functie uit te oefenen en het recht om verkiesbaar te staan

 

Feiten:

De SGP in Nederland heeft als ideologie dat vrouwen een andere plaats innemen in de maatschappij dan mannen en daarom niet verkiesbaar kunnen staan op de kieslijst van de SGP. Een aantal verenigingen en stichtingen heeft hier bezwaar tegen gemaakt en stelt dat de SGP vrouwen discrimineert. De Hoge Raad bevestigd dit en stelt dat de Nederlandse staat maatregelen moet nemen die ertoe leiden dat de SGP vrouwen toelaat op haar kieslijst. Tegen deze uitspraak heeft de SGP beroep ingesteld bij de European Court of Human Rights. De SGP stelt dat Nederland haar recht op vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en recht van samenkomst onredelijk beperkt.

 

Rechtsvraag:

Schendt de Nederlandse staat de rechten van SGP door te eisen dat de SGP vrouwen toelaat op haar kieslijst?

 

European Court of Human Rights:

De SGP maakt een onderscheid op basis van geslacht. Om dit onderscheid te rechtvaardigen moet een gewichtige reden worden gegeven. De reden die de SGP geeft, dat dit onderscheid wordt gemaakt op grond van de Bijbel, is onvoldoende. De SGP schendt art. 7 CEDAW en art. 2 en 25 ICCPR. De aanvraag van de SGP is ontoegankelijk omdat deze op onredelijke gronden is gebaseerd.

 

 

 

 

HRC, Toonen v. Australia, CCPR/C/50/D/488/1992, 31 maart 1994

 

Onderwerp:

Art. 2 jo 17 jo 26 ICCPR: inbreuk op de privacy van homoseksuelen, discriminatie op grond van seksuele geaardheid

 

Feiten

In deze zaak ging het om het volledige verbod op seks tussen mannen in Tasmanië.

Nicholas Toonen, een inwoner van Tasmanië diende in 1991 een individuele klacht in bij het Mensenrechtencomité. Hij voerde aan dat de Tasmaanse wetten die seks tussen volwassen instemmende mannen in een privésfeer op strafrechtelijke wijze bestraften, een schending van artikel 17 ICCPR inhield. Ook voerde hij aan dat het maken van een onderscheid op grond van seksuele geaardheid ervoor zorgde dat homoseksuele mannen ongelijk behandeld werden door de wet. Dit zou een schending zijn van artikelen 2 en 26 ICCPR. Toonen eiste daarom dat de bepalingen uit het Tasmaans Strafwetboek geschrapt zouden worden.

 

Rechtsvraag:

Schendt Tasmanie art. 2 jo 17 jo 26 ICCPR, door seks tussen homoseksuelen strafbaar te stellen?

 

Comité voor de rechten van de mens

De Tasmaanse overheid voerde aan dat de artikelen van het Strafwetboek gerechtvaardigd waren omdat het enerzijds noodzakelijk was om de verspreiding van HIV en AIDS binnen de deelstaat tegen te gaan en anderzijds wegens morele redenen. De federale Australische regering was het hier niet mee eens nu in de rest van Australië wetten tegen homoseksuele activiteit ingetrokken waren en discriminatie op grond van seksualiteit onrechtmatig was in de meeste deelstaten. De federale regering vond dan ook dat Toonen inderdaad het slachtoffer was van een inmenging in zijn privéleven, dat hij persoonlijk en effectief getroffen werd door deze wetsartikelen en dat voor deze schendingen geen enkele rechtvaardiging op grond van volksgezondheid of morele gronden bestond.

 

De Australische overheid vroeg aan het Mensenrechtencomité om te verklaren dat de grond 'seksuele geaardheid' onder de term 'andere status' uit artikel 26 ICCPR viel. Het Comité oordeelde dat volwassen seksuele activiteit in de private sfeer valt onder het concept 'privacy' en dat de Tasmaanse wet (ondanks dat het al een hele tijd niet werd toegepast) een voortgezette en directe inmenging in het privéleven van Toonen inhield.

 

De criminalisering van homoseksuele praktijken kan volgens het Comité niet gezien worden als een redelijke verantwoording voor de preventie van HIV en AIDS en zou zelfs een averechts effect teweeg brengen. De wet doorstaat niet de redelijkheidstest. Voorts oordeelt het comité dat seksuele geaardheid gedekt wordt door de term 'geslacht'. Hiermee wordt effectieve bescherming geboden tegen discriminatie op basis van seksuele identiteit, waardoor homoseksuelen zich er op kunnen beroepen om schendingen op dit grond aan te vechten. Het comité bepaalde dat er inderdaad een schending van artikel 17 § 1 juncto artikel 2 § 1 ICCPR had plaatsgevonden en Toonen recht had op compensatie.

Het Comité raadde aan de betrokken artikelen uit het Tasmaans Strafwetboek te schrappen.

 

M.a.w. het Comité voor de Mensenrechten oordeelt dat wetgeving die homoseksualiteit strafbaar stelt in strijd is met artikel 26 ICCPR en de mensenrechten.

 

Kern

Het Comité voor de rechten van de mens heeft uitgesproken dat het verbod van discriminatie op grond van geslacht (artikelen 2 en 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten) mede discriminatie op grond van 'sexual orientation' omvat.

HRC Communication 902/1999, Joslin et al. v. New Zealand, 30 July 2002

 

Onderwerp:

Art. 16 en 23 ICCPR: het recht om te trouwen; discriminatie op basis van geslacht en seksuele geaardheid

 

Feiten:

Twee lesbische stellen uit Nieuw-Zeeland willen trouwen, maar mogen dit niet volgens de Nieuw-Zeelandse Huwelijkswet. Deze wet staat alleen toe dat een man en een vrouw met elkaar trouwen. De twee stellen beargumenteren dat dit onderscheid discriminatie is op basis van geslacht en seksuele geaardheid en een schending van art. 16 en 23 ICCPR.

 

Rechtsvraag:

Is het niet toekennen van het recht om te trouwen aan twee mensen van hetzelfde geslacht discriminatie?

 

Human Rights Committee:

In art. 23 ICCPR (het recht om te trouwen) wordt de term ‘mannen en vrouwen’ gebruikt in plaats van ‘alle mensen’, wat elders overal wordt gebruikt. Door deze term blijkt dat art. 23 CEDAW beoogt dat staten alleen het huwelijk tussen een man en een vrouw hoeven te erkennen. Daarom zijn staten niet verplicht om huwelijken tussen twee mensen van hetzelfde geslacht te faciliteren en worden er in casu geen rechten geschonden.

 

 

 

HRC Communication 941/2000, Young v. Australia, 18 September 2003

 

Onderwerp:

Art. 26 ICCPR: discriminatie op basis van seksuele geaardheid

 

Feiten:

Edward Young had een homoseksuele relatie van 38 jaar met een oorlogsveteraan. Deze overleed, waarna Young een veteranenpensioen aanvroeg, omdat hij afhankelijk was geweest van de veteraan. Australie wees dit verzoek af, omdat een afhankelijke volgens de Veteran’s Entitlement Act alleen iemand kon zijn die met een persoon van het andere geslacht samen had geleefd. Young stelt dat dit discriminatie is op basis van seksuele geaardheid en in strijd is met art. 26 ICCPR.

 

Rechtsvraag:

Is het afwijzen van het verzoek met als reden dat Young niet met iemand van het zelfde geslacht samenwoonde discriminatie?

 

Human Rights Committee:

Volgens de Veteran’s Entitlement Act komen personen die deel uitmaakten van een heteroseksueel stel wel in aanmerking voor een pensioen. De Australische staat geeft geen reden waarom personen die deel uitmaakten van een homoseksueel stel hier niet in aanmerking voor komen. Er is geen bewijs dat een redelijke en objectieve reden hiervoor bestaat. Het niet toekennen van een pensioen op basis van sekse of seksuele geaardheid levert een schending op van art. 26 ICCPR.

 

 

 

ECtHR, Goodwin v. UK (appl. no. 28957/95), 11 July 2002

 

Onderwerp:

Art. 8 en 12 ECHR: recht op privéleven en recht om te trouwen; discriminatie op basis van transseksualiteit

 

Feiten:

Goodwin is een persoon die is geboren als man, maar bij wie genderdysforie is geconstateerd. Ze heeft een operatie ondergaan, op kosten van de staat, waardoor ze nu als vrouw door het leven gaat. Echter, door de wet wordt ze nog steeds gezien als een man. Dit brengt vele problemen met zich mee, op het gebied van werk, pensioen, ov-vergoeding en in haar privéleven. Ook wil ze trouwen met een man, maar kan dit niet omdat ze volgens de wet nog steeds een man is, en mensen van hetzelfde geslacht mogen niet trouwen. De staat stelt dat er een balans is gemaakt tussen de rechten van Goodwin en de belangen van de samenleving. Het veranderen van haar geslacht op haar geboorteakte en het geven van een nieuw sofinummer brengt veel administratief werk met zich mee en is niet in het belang van de samenleving. Bovendien valt dit ook in de ‘margin of appreciation’ van de staat.

 

Rechtsvraag:

Schendt het Verenigd Koninkrijk art. 8 en 12 ECHR door Goodwin legaal gezien niet te erkennen als vrouw, terwijl zij wel door het leven gaat als vrouw na een geslachtsveranderende operatie?

 

European Court of Human Rights:

Allereerst wil de Court benadrukken dat het situaties altijd beoordeelt in het licht van de huidige ontwikkelingen in de samenleving. Dit is erg belangrijk omdat zo de mensenrechten niet statisch en theoretisch blijven maar praktisch en effectief zijn.

 

De Court vind het opmerkelijk dat het Verenigd Koninkrijk wel erkent dat Goodwin genderdysforie heeft en een operatie mogelijk heeft gemaakt en betaald, en vervolgens Goodwin’s status als vrouw niet legaal erkent. Dit heeft serieuze gevolgen gehad voor het privéleven van Goodwin, en met haar anderen in dezelfde situatie.

 

Er moet een balans gevonden worden tussen de ‘margin of appreciation’ van de staat en de individuele rechten van Goodwin. In casu is de Court niet overtuigd dat het veranderen van geboorteaktes een onredelijk grote last is voor de staat. Het is goed mogelijk voor de staat om Goodwin legaal te erkennen als vrouw. De situatie waarin Goodwin verkeert, tussen de twee geslachten in maar niet echt deel uitmakend van de een of de ander, is onhoudbaar. Er is een duidelijke internationale trend van toenemende acceptatie van transseksuelen. De staat schendt art. 8 ECHR.

 

Betreffende het recht om te trouwen, art. 12 ECHR: het is Goodwin verboden om met haar man te trouwen. Dit verbod schendt de essentie van haar recht om te trouwen. Hier is geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor. Art. 12 ECHR is ook geschonden.

 

 

 

 

Inter-American Court of Human rights, Atala Riffo and Children v Chile, 24 February 2012

 

Onderwerp:

Discriminatie op grond van seksuele geaardheid, recht op privéleven

 

Feiten:

Karen Atala Riffo is een Chileense rechter en lesbische moeder van drie dochters. Atala was in 2001 gescheiden van haar echtgenoot en in eerste instantie was zij met hem overeengekomen dat zij de voogdij zou behouden van de kinderen. Toen zij in 2005 aangaf lesbisch te zijn en met een andere vrouw een relatie te hebben en samen te wonen, wilde haar ex man de voogdij bemachtigen. Het Chileense Hof wees dit aan de man toe met het argument dat de relatie van Atala schade kon toebrengen aan de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen werden uit huis geplaatst.

 

Inter-American Court of Human rights:

Atala richtte zich in 2008 tot het Inter-American Court of Human rights. Het hof oordeelde dat deze zaak ontvankelijk was omdat haar klacht ging over het artikel 24 van het American Convention on human rights betreffende gelijke behandeling.

 

Het Hof stelde dat Chili naast het recht van gelijkheid en anti discriminatie van art. 24 American Convention ook art. 19 (rechten van kinderen), art. 11.2 (bescherming van eer en waardigheid) and 17.1 (bescherming van de familie) had geschonden. Het argument van Chili dat de uithuisplaatsing in het belang van de kinderen was heeft geen grondslag. Chili had niet bewezen dat de homoseksuele relatie van de moeder een schadelijk effect had op de kinderen. Chili’s reden dat de kinderen in een traditionele familie horen op te groeien geeft blijk van een beperkte en stereotyperende blik op het concept van ‘familie’. Dat de staat de kinderen om die reden heeft weggehaald bij de moeder is een schending van de rechten van de moeder en de kinderen. Het Hof kende de voogdij en een schadevergoeding aan de moeder toe.

 

 

 

High Court of Delhi at New Delhi, Naz Foundation v. Govt. of NCT of Delhi and Others, WP(C) No. 7455/2001, 2 July 2009

 

Onderwerp:

Art. 377 Indian Penal Code (IPC): strafbaarstelling van homoseksuele handelingen; discriminatie op grond van seksuele geaardheid

 

Feiten:

De Naz Foundation is deze rechtszaak gestart in het algemeen belang. De stichting houdt zich bezig met het voorkomen van de verspreiding van HIV en AIDS, maar wordt erg beperkt door de strafbaarstelling van homoseksuele handelingen in art. 377 IPC. Naz stelt dat dit artikel in strijd is met het recht op privacy en het recht op leven en vrijheid van homoseksuele mensen (art. 14 en 21 Indian Convention). Het idee dat seks alleen natuurlijk is tussen een man en een vrouw is achterhaald. Art. 377 is gebaseerd op stereotypes en misverstanden.

De staat daarentegen stelt dat art. 377 in het publieke belang van de bescherming van gezondheid en morele waarden is.

 

Rechtsvraag:

Is strafbaarstelling van homoseksuele handelingen in strijd met het recht op privacy, leven en vrijheid van homoseksuele mensen?

 

High Court of Delhi:

De internationale rechtspraak over LGBT rechten onderstreept het belang van respect voor privéleven, non-discriminatie en dat mensenrechten voor iedereen gelden, ongeacht seksuele geaardheid. De Yogyakarta Principles benadrukken dit. Dit laat een internationale trend zien in de acceptatie en bescherming van LGBT rechten.

 

Art. 377 is niet in het belang van de bescherming van gezondheid, het werkt eerder tegengesteld, omdat homoseksuele HIV/AIDS geïnfecteerde personen geen hulp zoeken uit angst te worden opgepakt. Ook is het niet in het belang van morele waarden, nu homoseksualiteit niet langer gezien wordt als een ziekte en het artikel de minderheid ernstig discrimineert.

 

Ook is het onderliggende thema van de Indian Convention inclusiviteit en gelijkheid. Art. 377 IPC sluit homoseksuelen systematisch buiten en discrimineert ze. Daarom is het in strijd met Indian Constitution en verklaart het Hof art. 377 ongeldig voor zover het betrekking heeft op de strafbaarstelling van homoseksuele handelingen.

 

 

 

 

ICC, Pre-Trial Chamber II, Situation in the Republic of Kenya in the case of the Prosecutor v. Francis Kirimi Muthaura, Uhuru Muigai Kenyatta and Mohammed Hussein Ali, ICC-01/09-02/11, 8 March 2011

 

Onderwerp:

Gedwongen besnijdenis als seksueel geweld

 

Feiten:

Na de verkiezingen in Kenia in 2007-2008 brak er een etnisch conflict uit. De partij NPU had gewonnen. De aanhangers van die groep bestaan voornamelijk uit mensen die besnijdenis zien als een belangrijke waarde. De verliezer in de verkiezingen was de Luo groep, een stam die geen voorstander is van besnijdenis. Na de verkiezingen is er veel geweld ontstaan, waarbij aanhangers van de NPU leden van de Luo stam aanvielen en gedwongen besnijdenissen uitvoerden. Dit veroorzaakte ernstig lichamelijk en psychologisch letsel.

De aanklager van de ICC, Ocampo, stelt dat dit geweld gekwalificeerd moet worden als seksueel geweld.

 

Rechtsvraag:

Is gedwongen besnijdenis seksueel geweld?

 

International Criminal Court:

De ICC is van mening dat gedwongen besnijdenis geen seksueel geweld is, omdat het niet van seksuele aard is maar als doel heeft de superieure status van de ene groep over de andere te benadrukken en het gemotiveerd is door etnische vooroordelen. Het heeft echter wel ernstig letsel veroorzaakt en wordt daarom als ‘andere inhumane daden tegen de menselijkheid’ gekwalificeerd.

 

 

 

 

ICC, Pre-Trial Chamber II, Situation in the Republic of Kenya in the case of the Prosecutor v. Francis Kirimi Muthaura, Uhuru Muigai Kenyatta and Mohammed Hussein Ali, ICC-01/09-02/11, paras. 260-266, 23 January 2013

 

Onderwerp:

Gedwongen besnijdenis als seksueel geweld

 

Feiten:

Dit gaat over hetzelfde conflict als in de vorige zaak. Er is nieuw bewijs, daarom wordt er nog een keer gekeken naar de zaak. De aanklager stelt weer dat gedwongen besnijdenis een vorm van seksueel geweld is.

 

Rechtsvraag:

Is gedwongen besnijdenis seksueel geweld?

 

International Criminal Court:

De ICC komt tot dezelfde conclusie als in de vorige zaak: gedwongen besnijdenis is geen seksueel geweld maar wel een andere vorm van misdaden tegen de menselijkheid.

 

 

 

Irin – Humanitarian News and Analysis, ‘KENYA: Plea to ICC over forced male circumcision’, 25 April 2011

 

Dit is een krantenartikel.

 

In Kenia is er na de 2007-2008 verkiezingen een golf van geweld ontstaan, waarbij aanhangers vaan de politieke partij PNU mensen van de Luo stam gedwongen besneden. De aanklager van de ICC, Ocampo, kwalificeerde deze misdaden als ‘andere vormen van seksueel geweld’, maar de ICC bevestigde dit niet. De ICC kwam tot de conclusie dat gedwongen besnijdenis geen seksueel geweld is maar onder ‘andere inhumane daden’ valt.

 

Hier is de NGO ‘Women’s initiatives for Gender Justice’ het niet mee eens. Gedwongen besnijdenis heeft als doel de persoon te beroven van zijn mannelijkheid en tast de kern van zijn identiteit aan. Een kwalificatie als seksueel geweld doet meer recht aan het gewicht van deze daad.

 

 

 

ICC, Pre-Trial Chamber III, Situation in the Republic of Cote d’Ivoire in the case of the Prosecutor v. Simone Gbagbo, ICC-02/11-01/12, 29 February 2012

 

Onderwerp:

Arrestatiebevel, conflict in Ivoorkust

 

Feiten:

In de verkiezingen in 2010 in Ivoorkust is Gbagbo gekozen als president. Gbagbo, zijn vrouw Simone Gbagbo en anderen vormden een kleine kern van politieke macht. Zij hadden directe leiding over de defensiemacht van Ivoorkust. Deze politieke kern ontwikkelde het zogenoemde ‘Algemeen Plan’, wat inhield dat de defensiemacht werd ingezet om de inwoners van Ivoorkust die een andere politieke partij aanhingen geweld aan te doen. In het kader van het ‘Algemeen Plan’ zijn grote aantallen burgers systematisch en op grote schaal aangevallen, vermoord en verkracht.

 

Simone Gbagbo hoorde bij de politieke kern die de defensietroepen aanstuurde. Zij is betrokken geweest bij de ontwikkeling van het ‘Algemeen Plan’ en heeft openlijk haar steun ervoor uitgesproken.

 

De aanklager stelt dat Simone Gbagbo hoofdelijk verantwoordelijk is voor deze misdaden tegen de menselijkheid en vraagt om een arrestatiebevel.

 

Rechtsvraag:

Is Simone Gbagbo verantwoordelijk voor misdaden tegen de menselijkheid?

 

International Criminal Court:

Simone Gbagbo is zich ten volle bewust geweest van het geweld en heeft hiertoe de intentie gehad. Zij is bij vele vergaderingen van de politieke kern aanwezig geweest en heeft een sleutelrol gespeeld in het werven en trainen van jonge soldaten voor de defensiemacht. De ICC doet een arrestatiebevel uitgaan tegen Simone Gbagbo

 

 

 

CJEU, Minister voor Immigratie en Asiel v. X, Y & Z, (C-199/12 to C-201/12), 7 November 2013

 

Onderwerp:

Prejudiciële beslissing, status als vluchteling; homoseksualiteit

 

Feiten:

Drie personen, uit Senegal, Sierra Leone en Oeganda, hebben in Nederland asiel aangevraagd. Ze stellen gegronde angst te hebben dat ze bij terugkeer naar hun land vervolgd zullen worden, omdat ze homoseksueel zijn. In alle drie de landen is homoseksualiteit strafbaar gesteld. De Minister voor Immigratie en Asiel heeft hun aanvragen afgewezen. Deze stelt dat de drie niet voldoende hebben bewezen dat zij vervolging vrezen omdat ze lid zijn van een bepaalde groep (in casu: homoseksuelen).

Hiertegen zijn zij in beroep gegaan. De zaken zijn uiteindelijk bij de Raad van State beland, die prejudiciële vragen heeft gesteld aan de Court of Justice of the EU.

 

Relevante wetgeving:

Council Directive 2004/83/EC over minimumstandaarden voor de status van vluchtelingen. In die Directive worden personen als vluchteling aangemerkt als zij vervolging vrezen wegens het behoren tot een bepaalde sociale groep.

 

Rechtsvragen:

  1. Behoren homoseksuelen tot een bepaalde sociale groep in de zin van de Directive?

  2. Kan er van vluchtelingen verwacht worden dat zij hun homoseksualiteit verbergen of beperken als dit hen beschermt tegen vervolging?

  3. Is het feit dat homoseksualiteit strafbaar gesteld wordt in de wet genoeg om een vrees tot vervolging te veroorzaken?

 

CJEU:

  1. Homoseksuelen kunnen gezien worden als dele uitmakend van een bepaalde sociale groep. Homoseksuelen hebben hun geaardheid met elkaar gemeen, dit vormt een kernbestanddeel van hun identiteit. Ook worden ze gezien als ‘anders’ door de samenleving waar ze in verkeren.

  2. Er kan niet van vluchtelingen worden verwacht dat zij hun homoseksualiteit verbergen of beperken. Dit is namelijk zo’n fundamenteel deel van hun identiteit dat er niet van hen kan worden gevraagd dit te onderdrukken.

  3. Het feit alleen dat homoseksualiteit strafbaar wordt gesteld in de wet brengt niet automatisch een gegronde angst tot vervolging met zich mee. Hiervoor moet de wet in de praktijk uitgevoerd worden.

 

 

 

 

ECtHR, Rantsev v. Cyprus and Russia (appl. no. 25965/04), 7 January 2010

 

Onderwerp:

Mensenhandel; positieve verplichting te voorkomen, onderzoeken en bestraffen; ‘due diligence’

 

Feiten:

De dochter van de aanvrager, mevr. Rantseva, kwam uit Rusland en is naar Cyprus gereisd met een ‘artieste’ visa. Daar werkte ze in een cabaretdiscotheek. Ze liet een briefje achter waarop stond dat ze terug naar Rusland wilde. De manager van die discotheek bracht haar naar een appartement waar hij zelf ook verbleef en een paar uur later werd mevr. Rantseva dood op straat gevonden. Cyprus concludeerde dat zij uit het raam was gevallen en dat het een ongeluk was, terwijl Rusland het onderzoek onvoldoende vonden en vraagtekens plaatsten bij het ongeluk. Daarna zijn er geen stappen meer ondernomen. De aanvrager stelt dat Cyprus en Rusland hun verplichtingen onder internationale verdragen schenden, omdat zij de aanwijzingen van vrouwenhandel niet verder onderzochten.

 

Rechtsvraag:

Hebben Rusland en Cyprus hun verplichtingen met betrekking tot het voorkomen, onderzoeken en bestraffen van vrouwenhandel geschonden?

 

ECtHR:

Staten hebben de positieve verplichting om mensenhandel te voorkomen, onderzoeken en te bestraffen. Dit beperkt zich niet alleen tot interne situaties. Het is inherent aan mensenhandel dat het plaatsvindt in een groter gebied dan alleen het grondgebied van een bepaald land. Er is een gebied van herkomst, een doorvoergebied en een bestemming. Daarom hebben staten ook de verplichting om effectief samen te werken. Alleen dan kan mensenhandel effectief aangepakt worden.

 

Cyprus heeft haar onderzoeksverplichting geschonden, omdat het te weinig moeite heeft gedaan om de aanwijzingen van vrouwenhandel te onderzoeken. Er is onvoldoende regelgeving en beleid omtrent de aanpak van mensenhandel. De politie heeft in casu gefaald in het beschermen van mevr. Rantseva tegen mensenhandel.

 

Rusland heeft ook tekort geschoten in zijn plicht om de aanwijzing van vrouwenhandel te onderzoeken.

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
675