Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoorcollege 1 – 22 april 2014
Deze week zullen we in dit college stilstaan wat goederenrecht nu eigenlijk is. De kenmerken van het goederenrecht zullen worden besproken en ook de kenmerken van goederenrechtelijke rechten. Hierna zal nog over eigendom, meer omvattende rechten en over beperkte rechten worden gesproken.
Wat is goederenrecht.
Het goederenrecht heeft betrekking op het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen. Het betreft de relatie van mensen tot een goed. Hiermee verschilt het met het verbintenissenrecht, dit is namelijk dat mensen zich verbinden jegens een ander.
Wat goederen zijn is te vinden in artikel 3:1 BW:
‘Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.’
Wat zaken zijn is te vinden in artikel 3:2 BW:
‘Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.’
Goederenrecht verschilt van land tot land. Zo verschilt het bijvoorbeeld in begrip, rechtsvorming of de systematiek. Ons systeem van goederenrecht is te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het goederenrecht verschilt van land tot land omdat ieder land zijn eigen autonomie heeft en dus zelf regels mag opstellen omtrent het goederenrecht. Dit is echter lastig om dat in het goederenrecht veel internationale handel wordt gedreven en er dus veel verschillende rechtsordes in die handel worden betrokken.
Kenmerken van het goederenrecht.
Het goederenrecht heeft twee kenmerken. Allereerst is het een gesloten stelsel. Dit wordt ook wel numerus clausus genoemd. Alles van het goederenrecht is vastgelegd in de wet. Dit is terug te vinden in artikel 3:81 BW.
‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. Hij kan ook zijn recht onder voorbehoud van een zodanig beperkt recht overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van een zodanig goed, als voor vestiging van een zodanig beperkt recht in acht neemt.’
In dit artikel komen twee aspecten naar voren. Er zijn een aantal beperkte rechten mogelijk om te vestigen en over de inhoud van deze beperkte rechten wordt gezegd dat deze binnen de grenzen van de wet moeten zijn. Ook de wijze van verkrijgen goederen is een gesloten stelsel. Dit is terug te zien in artikel 3:80 BW. Hier staat dat men goederen onder algemene titel en onder bijzondere titel kan verkrijgen. Een andere optie is niet mogelijk.
Als tweede kenmerk is het goederenrecht ook dwingend recht. Men moet kijken naar de wet’s interpretatie. Men moet dan kijken naar de tekst, het systeem en de geschiedenis en het doel van de wetgever bij het maken van de wet. In het Staats- en Bestuursrecht heeft men de volgende uitspraak hierover gedaan:
“Die boeken 3 en 5 zijn van centrale betekenis voor het goederenrecht in theorie en praktijk. Zij vormen een synthese van de rechtsopvattingen zoals die zich na 1838 ontwikkeld hebben in jurisprudentie en literatuur.” ( Snijders nr. 10)
Hoewel het goederenrecht dwingend is, is het natuurlijk niet onveranderlijk. Het goederenrecht verschilt van tijd tot tijd. Ook kan het zo zijn dat men een bepaalde mate van vrijheid binnen dit goederenrecht heeft. Een voorbeeld hiervan is de erfpacht. Dit is te vinden in artikel 5:85BW. Dit is een voorbeeld van een regelend karakter.
Kenmerken van goederenrechtelijke rechten.
Goederenrechtelijke rechten hebben een aantal kenmerken. Allereerst hebben goederenrechtelijke rechten een absolute werking. Dit betekent dat ze tegen een ieder zijn in te roepen. Op goederenrechtelijke rechten staat een goederenrechtelijk gevolg, ook wel droit de suite genoemd. Als een goed van de een naar de ander gaat, blijft dit goederenrechtelijk recht het goed gewoon volgen. Binnen goederenrechtelijke rechten geldt ook de prioriteitsregel: oudere gevestigde rechten gaan voor nieuw gevestigde rechten.
Ten tweede kan men een separatist in een faillissement zijn. Wie een pand of hypotheekrecht heeft gevestigd, hoeft zich ten tijde van een faillissement niks aan te trekken van dit faillissement en kan gewoon zijn geld terug vorderen.
Verder geldt voor goederenrechtelijke rechten ook het specialiteitsbeginsel. Voor er een goederenrechtelijk recht op een goed kan worden gevestigd moet eerst bepaald zijn op welk goed dit wordt gevestigd. Dit goed moet individualiseerbaar zijn. Dit is terug te lezen in het arrest over Teixeira de Mattos(zie volgende week). Ook moeten zaken een eenheid vormen als hierop een goederenrechtelijk recht wordt gevestigd. Dit wordt het eenheidsbeginsel genoemd. Tot slot moet er sprake zijn van het publicatiebeginsel, wat betekent dat dit alles naar buiten kenbaar gemaakt moet worden.
Een voorbeeld
Reijtenbagh sluit eerst pandrecht op zijn schilderijen af met bank 1. Bank 1 is er zo zeker van dat het geleende geld altijd bij hem terugkomt. Hierna sluit Reijtenbagh ook een pandrecht af met Bank 2. Mocht Reijtenbagh het geleende geld niet terug kunnen betalen krijgt eerst Bank 1 het recht de schilderijen te verpanden, omdat hij als eerste het pandrecht met Reijtenbagh had afgesloten. Het oudste beperkt recht gaat immers voor het jongere beperkt recht.
Zou bank 1 in dit geval de vordering overdragen aan bank 2, dan gaat ook het gevestigde pandrecht op deze vordering mee.
Specialiteitsbeginsel.
Bij het specialiteitsbeginsel moet het gaan om een specifiek goed. Hiervoor bestaan twee criteria. Allereerst moet er sprake zijn van bepaaldheid. Dit is terug te vinden in 3:84 lid 2. Hierin staat dat een goed bij titel met voldoende bepaaldheid omschreven moet zijn. Bij roerende zaken moeten de zaken individualiseerbaar zijn. Naast de bepaaldheid is het tweede criteria dat er sprake moet zijn van zaakseenheid. Dit is natuurlijk wel alleen bij zaken. Artikel 3 van boek 5 BW bepaalt dat voor zover de wet niet anders bepaalt, de eigenaar van een zaak, eigenaar is van al haar bestanddelen. Het is dus van belang dat de zaak een eenheid vormt. Voor artikel 3:227 lid 2 BW is dit ook van belang. Hierin staat ook dat een recht van pand of hypotheek op een zaak zich uitstrekt over al hetgeen de eigendom van de zaak omvat.
Eigendom, meer omvattende rechten en beperkte rechten.
Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben, krachtens artikel 5:1BW. Het eigendomsrecht is exclusief, uniform, eeuwigdurend en biedt de eigenaar onbepaalde bevoegdheden. Men kan eigendom hebben op een zaak. Deze zaak kan roerend of onroerend zijn. In artikel 3:3 BW staat wat roerende en onroerende zaken zijn:
‘Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.’
Portacabin
In de zaak van het Portacabin arrest komt duidelijk naar voren dat het van belang is dat men weet of een zaak roerend of onroerend is.
Op het bedrijfsterrein van Buys was een portacabin geplaatst, die Buys als uitbreiding voor het bedrijfsgebouw wilde gebruiken. Hiervoor waren ook diverse voorzieningen aangelegd. De portacabin werd in gebruik genomen en later heeft Buys bij de Rabobank een hypotheek gevestigd op zowel het bedrijfsgebouw als op de portacabin. De belastingdienst heeft echter in april 1992 executoriaal beslag doen leggen op alle roerende zaken die eigendom van Buys waren, waaronder ook de portacabin. De Rabobank heeft in dit geding echter verklaard dat de portacabin valt onder haar recht van hypotheek en gesteld dat het dus een onroerende zaak is. Door alle kenmerken van deze portacabin waardoor het een geheel met de grond vormde, stelt de rechter dat het een onroerende zaak is, zoals beschreven in art. 3:3 BW, en de Rabobank in haar gelijk wordt gesteld. Portacabins die als bouwketen worden gebruikt zijn overigens wel roerende zaken.
In dit arrest komt het bestemmingscriterium naar voren. Dit kun je afleiden door te kijken naar of het duurzaam met de grond verenigd is, als naar aard en inrichting bestemd duurzaam ter plaatse te blijven, naar buiten kenbare bedoeling van de bouwer.
Beperkte rechten.
Wat beperkte rechten zijn is omschreven in artikel 3:8 BW. ‘Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.’ De bevoegdheden van de beperkt gerechtigde zijn afgeleid van het meer omvattende moederrecht waarvan het is afgeleid.
Enkele voorbeelden van beperkte rechten zijn:
Beperkte rechten op goederen(zaken én vermogensrechten), terug te vinden in boek 3 BW:
Vruchtgebruik (3:201)
Pand (3:227)
Hypotheek (3:227)
Rechten op alleen zaken, terug te vinden in boek 5 BW
Erfdienstbaarheid (5:70)
Erfpacht (5:85)
Opstal (5:101)
Hoorcollege 2 – 29 april 2014
De week zal het hoorcollege gaan over het houden en bezitten van goederen. Ook zal het onderwerp eigendom worden besproken. De verkrijging van goederen komt ook nog aan de orde.
Houden en bezitten.
Houden in ruime zin is de feitelijke macht over een goed hebben. Houden kan in twee dingen worden opgesplitst. Allereerst is er bezit. Bezitten is het houden van een goed voor zichzelf. Als tweede is er houderschap. Houderschap is het houden van een goed voor een ander. Of iemand houder of bezitter is moet worden beoordeeld naar verkeersopvatting, op grond van uiterlijke feiten (artikel 3:108BW) of met inachtneming van de navolgende regels. Wie een goed houdt wordt vermoed dit voor zichzelf te houden. Dit is te vinden in artikel 3:109 BW. De directe leer van bezitsverkrijging is te vinden in art. 3:110 BW. Ook geldt voor houderschap het interversieverbod. Wie houder is, blijft houder, art. 3:111 BW
Art. 3:107 BW gaat over middellijk of onmiddellijk bij bezit en houderschap. Je bezit een goed onmiddellijk wanneer je feitelijke macht over dat goed kunt uitoefenen (wanneer je op je fiets zit bv). Wanneer je je fiets in het fietsenrek zet oefen je geen feitelijke macht meer uit over het goed, maar het fietsenrek. Hiermee ben jij middellijk bezitter geworden en is het fietsenrek onmiddellijk bezitter geworden.
Betekenis van bezit
Wie een goed bezit wordt vermoed de eigenaar te zijn (artikel 3:119BW). Bezit is nodig om een goed te kunnen leveren en dus het bezit te verschaffen(artikel 3:90 BW). Men is ook aansprakelijk als men bezitter is(artikel 6:173 e.v. BW). De bezitter kan een goed verkrijgen door verjaring(art. 3:99BW). Een bezitter kan vergoeding krijgen voor kosten, schade en de vruchten (art. 3:120, 121 BW). Degene die bezit heeft kan ook bezitsacties uitvoeren om in zijn bezit te worden hersteld (art 3:125 BW)
Verkrijging en verlies van bezit
De verkrijging van bezit is geregeld in 3:112 BW. Bezit wordt verkregen door inbezitneming, door overdracht of door opvolging onder algemene titel.
Inbezitneming is geregeld in artikel 3:113 BW. Dit is inbezitneming door zich de feitelijke macht te verschaffen. Lid 2 stelt echter dat als een ander het goed in bezit heeft enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen onvoldoende zijn.
Overdracht van bezit is geregeld in artikel 3:114 BW. De verkrijger wordt in staat gesteld die macht uit te oefenen die bezitter zelf kon uitoefenen. In artikel 3:115 BW stelt dat dit kan door een tweezijdige verklaring
Opvolging onder algemene titel is geregeld in artikel 3:116. Hij die onder een algemene titel een ander opvolgt, volgt daarmede die ander op in diens bezit en houderschap, met alle hoedanigheden en gebreken daarvan.
Verlies van bezit is geregeld in artikel 3:117 BW. Men kan bezit verliezen door het goed prijs te geven. Ook kan men een goed verliezen als een ander het bezit over het goed verkrijgt.
Teixeira de Mattos
Het ankert in het uitgangspunt van specialiteit. Ook bij bezit en houderschap moet kunnen worden gezegd welk goed er wordt bezeten of gehouden. Zowel Mulder en Peijnenburg handelden in effecten bij de bank Teixeira. In de kluis van Teixeira lagen vier effecten toen Teixeira failliet ging. Zowel Mulder als Peijnenburg konden niet specifiek zeggen welke effecten van hen waren. De bank werd hierdoor vermoedt bezitter van deze effecten te zijn, omdat ze in de kluis van de bank werden gehouden. En wie houdt wordt vermoed bezitter te zijn en wie bezit wordt vermoed eigenaar te zijn. Deze effecten moesten volgens de Hoge Raad gelden als eigendom van de bank Texeira.
Eigendom
Het eigendomsrecht is te vinden in art. 5:1 BW. Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht op een zaak. Deze zaak moet specifiek individualiseerbaar zijn en de zaak moet een eenheid zijn (artikel 5:3 BW)
Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object is(artikel 3:2 BW). Een zaak moet voldoen aan de technische criteria: Vatbaar voor beheersing, stoffelijk, individualiseerbaar en een eenheid. Hiernaast moet het ook voldoen aan de ethische toelatingscriteria voor een zaak.
De bevoegdheden van eigendom zijn het gebruiken(usus), de vruchten plukken(fructus) en te vervreemden(abusus). Het eigendomsrecht is absoluut, exclusief, uniform ,eeuwigdurend en het meest omvattend recht: de eigenaar heeft onbepaalde bevoegdheden. Eigendom geeft de bevoegdheid tot gebruik. Ook geeft eigendom de bevoegdheid om een goed te revindiceren(artikel 5:2 BW). Wanneer iemand bv. zomaar jouw fiets pakt, mag jij het eigendomsrecht gebruiken om je fiets terug te halen. Het eigendomsrecht mag gebruikt worden mits het niet in strijd is met rechten van anderen en de grenzen van de wet en het ongeschreven recht.
Verkrijging van goederen.
De verkrijging van goederen is een gesloten systeem. Verkrijging is geregeld in artikel 3:80 BW:
Men kan goederen onder algemene en onder bijzondere titel verkrijgen.
Men verkrijgt goederen onder algemene titel door erfopvolging, door boedelmenging, door fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2, door splitsing als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 en door de goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in de artikelen 3:159l, 3:159p en3:159s van de Wet op het financieel toezicht.
Men verkrijgt goederen onder bijzondere titel door overdracht, door verjaring en door onteigening, en voorts op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging.
Men verliest goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen.
Occupatie
Occupatie houdt in dat hij die een aan niemand toebehorende roerende zaak in bezit neemt, daarvan het eigendom verkrijgt.
Schatvinding
Bij schatvinding komt volgens art. 5:13 lid1BW een schat voor gelijke delen toe aan degene die hem ontdekt, en aan de eigenaar van de onroerende of roerende zaak, waarin de schat wordt aangetroffen.
Natrekking
Bij natrekking wordt een zaak deel van een hoofdzaak(artikel 5:14 BW), een bestanddeel. Een bestanddeel is er wanneer een zaak als bestanddeel wordt beschouwd naar verkeersopvatting of door verbinding (artikel 3:4BW lid 1 en 2). Belangrijk bij de kwestie over bestanddelen is het arrest Depex/Curatoren. Hierin staan twee criteria voor bestanddelen van een hoofdzaak. Er moet gekeken worden of er sprake is van een constructieve afstemming en of de zaak incompleet is zonder het bestanddeel.
Zaaksvorming
Bij zaaksvorming moet er sprake zijn van vorming van een nieuwe zaak. Dit moet worden beoordeeld naar verkeersopvatting. Belangrijke arresten bij zaaksvorming zijn
HR 5 december 1986, NJ 1987, 745 (Gescheurde orchideeën)
HR 24 maart 1995, NJ 1996, 158, AA p. 245 (Hollander’s Kuikenbroederij)
HR 14 februari 1992, NJ 1993, 623, AA p. 188 (Hinck/Van der Werff)
De tweede vraag die van belang is bij zaaksvorming is wie de eigenaar wordt. Dit wordt beoordeeld aan de hand van art. 5:16 BW. Er moet worden gekeken of men vormt voor zichzelf of dat men doet vormen met zaken van een ander. Degene die de zaak vormt wordt de eigenaar.
Vermenging
Roerende zaken die onderling niet individualiseerbaar zijn, worden verenigd tot één roerende zaak (art. 5:15 BW). Wanneer olie van 2 personen bv. bij elkaar in een vat worden gegooid.
Oneigenlijke vermenging
Zie hierbij de zaak van Teixeira de Mattos. Oneigenlijke vermenging is hetzelfde als vermenging alleen hierbij gaat het wel om goederen die individualiseerbaar zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer twee kuddes schapen (die dus allemaal op elkaar lijken) door elkaar gaan die allemaal niet gemerkt zijn.
Verjaring
Bij verjaring kan er sprake zijn van extinctieve verjaring en van acquisitieve verjaring.
bevrijdende verjaring als wijze van tenietgaan van een rechtsvordering (extinctief)
verjaring als wijze van verkrijging van een goed (acquisitief)
Verkrijging door verjaring is te vinden in art. 3:99 BW. In lid 1 van dit artikel staat:
‘Rechten op roerende zaken die niet-registergoederen zijn, en rechten aan toonder of order worden door een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van drie jaren, andere goederen door een onafgebroken bezit van tien jaren.’
Dit is de acquisitieve verjaring.
De extintieve verjaring is te vinden in artikel 3:105 BW:
‘Hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid (3:306), verkrijgt dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw.’
Hoorcollege 3 – 6 mei 2014
Deze week gaan we het hebben over de overdraagbaarheid van goederen, over de overdracht, over de levering van roerende zaken, vorderingen op naam en onroerende zaken. Deze week wordt afgesloten met de derdenbescherming.
Overdraagbaarheid.
Overdraagbaarheid is altijd een vraag die als eerste moet worden gesteld. De vraag is of het goed kan worden overgedragen. In de maatschappij is de overdraagbaarheid van goederen een uitgangspunt. De grondregel van overdraagbaarheid is te vinden in artikel 3:83 BW.
Hierin staat dat eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen de overdracht verzet.
Een voorbeeld van een beperkt recht wat niet overdraagbaar is, is het recht van erfdienstbaarheid.
De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kunnen bij beding onoverdraagbaar worden gesteld(artikel 3:83 lid 2). De vordering is dan alleen tussen die schuldeiser en schuldenaar en kan aan geen enkele andere persoon worden overgedragen.
Oryx/Van Eesteren.
Ahold sluit een overeenkomst met een aannemer. Deze aannemer,EVN, zou een mooi gebouw voor Ahold gaan vervaardigen. De aannemer heeft een onderaannemer nodig, Elands Natuursteen. Als Elands doet wat hij als de onderaannemer behoort te doen, dat heeft hij het recht op een bepaling van de prijs. Hij krijgt dan een vordering op EVN, als hij zijn werk doet. Elands is als klein bedrijf in zee gegaan met de financierder Oryx. Oryx heeft gestimuleerd dat Elands een zekerheidsrecht heeft gevestigd, het pandrecht, op de vorderingsrechten met EVN. Elands en EVN hebben zelf deze vorderingsrechten in het leven geroepen en vorm gegeven. In de overeenkomst tussen EVN en Elands is een beding opgenomen om de vordering op EVN te cederen of te verpanden. Dit is bij artikel 6 verboden. Door het beding is de vordering onverpandbaar dus Oryx heeft nooit het pandrecht op de vordering gehad(3:83 lid 2).
Overdracht
De vereisten van overdracht staat in artikel 3:84 jo 3:98 BW. Er moet sprake zijn van een:
Geldige titel
Beschikkingsbevoegdheid
Levering.
Bovendien is specialiteit ook van belang(artikel 3:84 lid 2). Een goed moet voldoende bepaald zijn en individualiseerbaar zijn.
Geldige titel.
Een geldige titel is de rechtsgrond die overdracht rechtvaardigt. Voorbeelden van geldige titels zijn koopovereenkomsten, ruilovereenkomsten, schenkingsovereenkomsten, legaatovereenkomsten en een overeenkomst conform artikel 6:271 BW. Vaak is er een samengestelde rechtsgrond.
Indien er sprake is van een titel gebrek is er geen sprake van een overdracht. Er is dan sprake van nietigheid. Indien er sprake is van wilsgebreken is de overdracht vernietigbaar. Er is dan nooit sprake van een overdracht geweest. Dit is de terugwerkende kracht (artikel 3:53 BW).
Beschikkingsbevoegdheid
Dit is de bevoegdheid om een goed te vervreemden of te bezwaren met een beperkt recht. Het is een van de bevoegdheden van de rechthebbende. Indien er sprake is van een faillissement van de rechthebbende is niet de rechthebbende beschikkingsbevoegd, maar de curator in faillissement, de pand- of hypotheekhouder of de beslaglegger(artikel 23 Fw).
Levering
Een levering is een rechtshandeling. Het omsluit een goederenrechtelijke overeenkomst. De wijze van levering zijn afhankelijk van de aard van het over te dragen goed. Bij roerende zaken, niet-registergoederen is de levering in de macht van de vervreemder. De wijzen van levering zijn dan te vinden in artikel 3:90 BW. De manier van leveren bij registergoederen is te vinden in artikel 3:89BW. Voor de levering van vorderingsrechten op naam zijn te vinden in artikel 3:94 BW.
Pas wanneer er aan alle vereisten van overdracht is voldaan, is er sprake van een overdracht. Ontbreekt er iets, dan is hier geen sprake van.
Levering roerende zaken.
Een roerende zaak kan worden geleverd door bezitsverschaffing(artikel 3:90BW). Deze bezitsverschaffing kan door bezitter en houder. De bezitter kan het bezit overdragen door middel van feitelijke overgave(artikel 3:114 BW), of door een tweezijdige verklaring. Dit kan levering constitutum possessorium, ook wel levering c.p., levering brevi manu en levering longa manu. Deze leveringsvormen zijn te vinden in artikel 3:115 BW. Een houder kan niet c.p. leveren(arrest Hoogovens/Matex). Bij Brevi manu leent A bijvoorbeeld een boek van B, waarna A het wilt kopen. B verkoopt dat dus het boek aan A (maar het boek is dus in feite al geleverd). Bij Longa manu koopt bijvoorbeeld A een boek aan B, maar C die houdt het boek voor B. Aan C moet dan dus worden doorgegeven dat de ‘nieuwe’ eigenaar A is i.p.v. B.
Levering onroerende zaken.
De levering van onroerende zaken is geregeld in artikel 3:89 BW. Bij onroerende zaken wordt het goed geleverd door middel van een notariële akte en inschrijving daar deze akte in de openbare registers.
Levering van vorderingsrechten op naam.
Cessie is een andere naam voor de overdracht van een vordering op naam. Er spelen altijd 3 partijen een rol bij cessie. Je hebt de schuldeiser van de vordering, dit is de cedent. Je hebt de schuldenaar van een vordering, dit is de debitor cessus. De derde partij is degene aan wie de vordering wordt overgedragen, dit is de cessionaris. Dat wordt de nieuwe schuldeiser.
Levering bij openbare cessie.
De levering bestaat uit twee delen, artikel 3:94 lid 1 BW. Allereerst moet er een akte van cessie worden opgesteld tussen de schuldeiser en de schuldenaar. Wat een akte is, wordt gesteld in het Wetboek van Rechtsvordering in artikel.156. Een akte moet schriftelijk zijn en ondertekend. Ten tweede moet er een mededeling worden gedaan aan debitor cessus. Deze mededeling kan zowel door de cedent of de cessionaris worden gegeven. Zonder de mededeling komt de hele cessie niet tot stand en verkrijgt de cessionaris helemaal niets. Het is een constitutief vereiste.
Levering bij stille cessie
Naast openbare cessie kan er ook stille cessie plaatsvinden. Er moet dan sprake zijn van een authentieke of geregistreerde onderhandse akte. De registratie is hierbij een constitutief vereiste. Er hoeft aan de debitor cessus geen mededeling te worden gedaan, maar dit is wel handig in verband met de bevrijdende betalingen die hij moet doen. (arrest Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q)
Derdenbescherming
Ondanks het ontbreken van een beschikkingsbevoegdheid kan er toch een overdracht plaatsvinden. In zo’n geval moet er aan alle vereiste van artikel. 3:86 BW zijn voldaan. Deze eisen zijn:
Het moet gaan om een roerende zaak of een niet-registergoed
De overdracht moet hebben plaatsgevonden krachtens geldige titel en geldige levering
De verkrijger is te goeder trouw. De verkrijger wist niet dat de vervreemder beschikkingsonbevoegd was en had ook geen reden om dit te denken.
De verkrijging is anders dan ‘om niet’. Dit houdt in dat er een tegenprestatie is geleverd, er is voor betaald.
Uitzondering op de derdenbescherming is diefstal. In zo’n geval kan de eigenaar zijn goed revindiceren tot drie jaar na de diefstal, tenzij het goed door een particulier is gekocht.(arrest Uitslag/Wolterink)
Hoorcollege 4 – 13 mei 2014
Deze week zal het gaan over toekomstige goederen, de verkrijging door tussenpersoon, overdracht onder voorwaarde en tenslotte over eigendomsvoorbehoud.
Toekomstige goederen
Art. 3:97 lid 1 GW: Toekomstige goederen kunnen bij voorbaat worden geleverd, tenzij het verboden is deze tot onderwerp van een overeenkomst te maken of het registergoederen zijn.
Bij voorbaat leveren betekent een tweezijdige verklaring, waarbij de koper vooruit betaald en de koper het eigendom verschaft op het moment dat de zaak wordt geleverd. Zie hiervoor het voorbeeld Nationaal Grondbezit/Kamphuis. De overheid hoeft op het moment at de levering wordt gesloten (tweezijdige verklaring) niks meer te doen om het eigendom te verkrijgen. De materialen worden in dit arrest door Kamphuis gemaakt en geleverd aan Kerstens. Kerstens heeft met NGB de overeenkomst van levering bij voorbaat gesloten. Dus op het moment dat Kamphuis de materialen bij Kerstens levert is NGB hier eigenaar over geworden. Hier hoeft hij zelf niets meer voor te doen.
Je kunt wel leveren, maar niet overdragen bij voorbaat. Het leveren bij voorbaat komst vooral veel voor uit praktisch belang. Het is efficiënt en er zijn minder risico’s aan verbonden. Een registergoed kan niet bij voorbaat worden geleverd, omdat we willen dat een register openbaar is en dat het duidelijkheid verschaft. Wanneer dit wel het geval zou zijn, zou een register meer een soort toekomstplan zijn, met daarin wat er eventueel zou kunnen gaan gebeuren, wat tot gevolg heeft dat de registers onduidelijk zijn.
Wanneer de vervreemder failliet gaat heeft dit tot gevolg dat de nog geleverde goederen niet meer aan de verkrijger geleverd kunnen worden. Dit omdat de vervreemder beschikkingsonbevoegd wordt. Er zal dan dus geen ook geen overdracht plaatsvinden.
Verkrijging door tussenpersoon
Nederland kent de doorleveringsleer. Bij verkrijging door tussenpersoon moeten we altijd kijken naar art. 3:110 BW. Dit zegt: Bestaat tussen twee personen een rechtsverhouding die de strekking heeft dat hetgeen de ene op bepaalde wijze zal verkrijgen, door hem voor de ander zal worden gehouden, dan houdt de ene het ter uitvoering van die rechtsverhouding door hem verkregene voor die ander.
Dit betekent dat de eerdere bezitter nu het goed zal gaan houden voor de ander. Het bezit komt dan nu in handen van die ander. Dus wanneer B verkrijgt houdt B het voor A. A wordt nu bezitter.
Overdracht onder voorwaarde
Art. 3:38 stelt dat een rechtshandeling onder voorwaarde geen terugwerkende kracht heeft. Wordt ter uitvoering van en voorwaardelijk verbintenis geleverd, dan wordt slechts een recht verkregen dat aan diezelfde voorwaarde als die verbintenis is onderworpen (art. 3:38 lid 4 BW). Dus lever je een zaak en daar is een voorwaarde aan geknoopt, dan verkrijg je dat eigendomsrecht onder voorwaarde.
Als je onder voorwaarde levert, lever je door bezitsverschaffing.
Tot slot zegt art. 3:91 BW over opschortende voorwaarde: De levering (…) ter uitvoering van verbintenis tot overdracht onder opschortende voorwaarde (lees: eigendomsvoorbehoud), geschiedt door aan de verkrijger de macht over de zaak verschaffen.
Eigendomsvoorbehoud
Eigendomsvoorbehoud is er zodat er zekerheid kan worden verschaft voor de onbetaalde verkoper. Dit kan op verschillende manieren geschieden. Allereerst kan er contractueel worden vastgelegd dat er eerst wordt betaald en dan pas geleverd.
Wanneer de verkoper wel heeft geleverd, maar nog niet betaald heeft gekregen, kan hij zich beroepen op art. 7:39 BW (wet: recht van reclame). Door deze verklaring wordt de koop ontbonden en eindigt het recht van de koper of zijn rechtsverkrijger. Dit houdt dus in dat de verkoper weer het eigendom over die zaak verschaft. Eigendomsvoorbehoud is dus een zekerheidsrecht. Of er wel of geen sprake is van eigendomsvoorbehoud wordt contractueel vastgelegd.
Eigendomsvoorbehoud: bevoegdheid
Koper is houder en onbevoegd. Een koper kan niet zomaar (onder eigendomsvoorbehoud) een goed weer vervreemden. Dit moet vastgelegd zijn in het contract: ‘Koper is bevoegd te vervreemden in zijn normale bedrijfsuitoefening’.
Op welke goederen?
Wederverkoop bevoegd de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken te vervreemden in normale bedrijfsuitvoering.
Fabricage van de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken wordt iets gefabriceerd.
Eigendomsvoorbehoud is nauwgezet met orginaire verkrijging.
Oude zaken kunnen wegvallen, waarbij er een nieuwe zaak ontstaat.
Het Breda/St. Antonius arrest zegt: ‘het eigendomsvoorbehoud strekt zich tevens uit tot met de voornoemde roerende zaken gemaakte nieuwe zaken’.
Ook staat er: ‘nieuwe zaken worden gevormd in opdracht van de verkoper en voor diens rekening en risico’.
Hoorcollege 5 - 3 juni 2014
Deze week zal het hoorcollege gaan over het verhaalsrecht, over zekerheidsrechten en het pandrecht, zowel op roerende zaken als vorderingen.
Het verhaalsrecht, artikel 3:276 e.v.
Als een schuldenaar niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan de schuldeiser proberen te spullen van de schuldenaar te verkopen. Dit is zijn recht om zich te verhalen op het gehele vermogen van de schuldenaar. Als schuldenaar sta je in beginsel met al je goederen in voor je schulden. Er is echter een uitzondering in de wet. De uitzonderingen hierop zijn de niet voor uitwinning vatbare goederen. De overheid heeft gesteld dat mensen wel een bepaalde standaard moeten hebben om normaal te kunnen leven. Als iemand op alles wat diegene heeft beslag zou leggen, is dat niet mogelijk.
Een schuldeiser kan zich op het vermogen van de schuldenaar verhalen door middel van executoriaal beslag. Dit betekent dat er een beslissing is van de rechter dat maakt dat je je op het goed kan verhalen. De overheid controleert of er daadwerkelijk sprake is van de vordering en de mogelijkheid van verhaal. Alleen door tussenkomst van de overheid kan men zich verhalen. Men kan zich alleen verhalen op het vermogen wat evenredig aan de vordering die men heeft is. Dit is van belang als er meerdere schuldeisers zijn. Dit past bij het criterium ‘Paritas creditorum’, oftewel alle schuldeisers zijn gelijk. Moet persoon A nog 100.000 terugkrijgen en persoon B nog 50.000 dan zijn de verhoudingen 2:1.
Zekerheidsrechten.
Artikel 227 BW: ‘Het recht van pand en het recht van hypotheek zijn beperkte rechten, strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Is het recht op een registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek; is het een recht op roerende zaken of vorderingen, dan is het een recht van pand.’
Het is dus allereerst een beperkt recht, artikel 3:8 BW. Het moet een recht op een goed zijn. Het recht moet strekkend tot verhaal van een geldvordering zijn. Hieruit blijkt de afhankelijkheid van deze rechten, artikel 3:7 BW. De houder van het pand en hypotheekrecht heeft voorrang boven andere schuldeisers, artikel 3:278 BW.
Het pandrecht en het hypotheekrecht geeft het recht van parate executie(artikel 3:248 en artikel 268 BW). Hiervoor is geen vonnis van de rechter nodig, zoals bij de executoriale executie. Het recht van pand en hypotheek geeft een separatistenpositie in een faillissement. Dit betekent dat de pandhouder of hypotheekhouder zich niets aan hoeft te trekken van dit faillissement en zich kan verhalen op het vermogen.
Voor het vestigen van een pand of hypotheek recht moet het goed wel specifiek bepaald zijn, dit stelt artikel 3:84 lid 2 van het BW. Het goed moet ook overdraagbaar zijn, artikel 3:228 BW. Een beperkt recht kan namelijk niet gevestigd worden als het goed niet overdraagbaar is. Als een goed niet overdraagbaar is, kan het namelijk ook niet worden bezwaard met een beperkt recht. Het is ook van belang omdat het pandrecht of hypotheekrecht een bevoegdheid geeft om te vervreemden en dit kan niet als een goed niet overdraagbaar is.
Vestiging van zekerheidsrechten
Zekerheidsrechten worden in principe gevestigd door de artikelen 3:84 jo 3:98 jo 3:236.
Ze kunnen ook worden gevestigd door vestiging door voorbehouden van een zekerheidsrecht. Een beperkt recht kan ook in plaats van op de normale weg te worden gevestigd, worden gevestigd door een voorbehouden. Dit kan als de eigenaar iets overdraagt, maar een deel van de bevoegdheid voor zich zelf houdt, zoals een beperkt gerechtigde. De eigenaar krijgt dan een bezwaard eigendomsrecht. Hij kan zo een zekerheid door voorbehouden vestigen.
Verpanding bij voorbaat van toekomstige goederen is ook mogelijk. Dit geschiedt langs de artikelen 3:98 jo. 3:97 BW. Het pandrecht komt pas tot stand op het moment dat de pandgever de zaak verkrijgt en hij op dat moment dus beschikkingsbevoegd wordt.
Zekerheidsrechten zijn afhankelijk. Een ander woord hiervoor is accessoriteit. Wat een afhankelijk recht is, is te vinden in artikel 3:7 en 3:82 BW. Een pand of hypotheekrecht is afhankelijk van een vordering. Deze vordering is een vordering tot betaling van een geldsom. Een zekerheidsrecht gaat mee als de geldvordering wordt gecedeerd en als de vordering teniet gaat, gaat ook het zekerheidsrecht teniet.
Het pandrecht, de executie.
De pandhouder heeft verschillende mogelijkheden om zijn pandrecht op roerende zaken te executeren. Deze zijn:
Recht van parate executie (art. 3:248 BW). Hiervoor is verzuim van de schuldenaar nodig.
Openbare verkoop (art. 3:250 BW). De pandhouder verkoopt dan zelf het goed ten overstaan van een notaris of een deurwaarde. Er is sprake van openbare verkoop omdat ze anders bang zijn dat je het bv. aan vrienden verkoopt en dat daardoor de goederen weinig opbrengen. Dit zou namelijk een nadeel voor de pandgever zijn.
Onderhandse verkoop(art. 3:251 BW). Er is een afwijkende wijze van verkoop mogelijk met toestemming van de voorzieningsrechter, lid 1. Nadat de pandhouder bevoegd is tot executie over te gaan kunnen de pandhouder en pandgever afwijkende wijze van verkoop overeenkomen (art. 3:251 lid 2 BW)
Omzetting van een vuistloos, stil pand in vuistpand. De zaak wordt alsnog uit de macht van de pandgever gebracht. Dit is wanneer pandgever of schuldenaar in zijn verplichtingen tekortschiet of er een goede grond bestaat te vrezen dat in die verplichtingen zal worden tekortgeschoten (art. 3:237 lid 3 BW)
De pandhouder kan ook zijn pandrecht op een vordering executeren. Dit kan door middel van cessie. Dit kan zowel openbare verkoop als onderhandse verkoop. Uitwinning geschiedt echter in de regel door inning.
Vestiging pandrecht op roerende zaken
Voor het vestigen van een pandrecht op een roerende zaak moet worden gekeken naar de artikelen 3:98 BW jo art. 3:84 BW. Er moet sprake zijn van een vestigingshandeling(een levering), van een geldige titel en deze handeling moet verricht zijn door iemand die bevoegd is over het goed te beschikken. De vestigingsformaliteiten zijn afhankelijk van de vraag of er een vuistpand of een stil pandrecht wordt gevestigd. Bij een vuistpandrecht moet men kijken naar artikel 3:236 lid 1 BW. De zaak moet in de macht van de pandhouder worden gebracht. Bij een stil pandrecht moet je kijken naar artikel 3:237 lid 1 BW. De zaak wordt niet uit de macht van de pandgever gebracht. Het wordt gevestigd door een authentieke of geregistreerde onderhandse akte. De registratie vindt plaats bij de Belastingdienst en is in geval van een onderhandse pandakte een constitutief vereiste. Let op: deze registers van de Belastingdienst zijn niet openbaar. De akte dient de te verpanden zaken in voldoende mate te bepalen en er moet een verklaring van de pandgever zijn. Dit is geen geldigheidsvereiste.
Vestiging van pand op een vordering op naam.
Het openbaar pandrecht op een vordering op naam wordt gevestigd door artikel 3:236 lid 2 jo. 3:94 lid 1 BW. Voor de vestiging van een openbaar pandrecht is een akte van verpanding nodig en moet er een mededeling aan de debiteur van de verpande vordering worden gedaan. Deze mededeling is een constitutief vereiste. Na mededeling van de verpanding aan de debiteur van de verpande vordering is de pandhouder inningsbevoegd.
Het stil pandrecht op een vordering op naam wordt gevestigd via artikel 3:239 lid 1 BW. Voor het vestigen van een stil pandrecht is er geen mededeling van de verpanding aan de debiteur van de verpande vordering nodig. Wel moet er sprake zijn van een authentieke of geregistreerde onderhandse pandakte. Deze registratie vindt plaats bij de Belastingdienst en is in geval van een onderhandse pandakte een constitutief vereiste. Wat registratie inhoudt en wat geldt als het moment van een registratie is te vinden in het arrest Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q.
Hoorcollege 6 - 10 juni 2014
Deze week zal het hoorcollege gaan over beperkte rechten in de context van het fiduciaverbod. Het pand en hypotheekrecht worden hierbij besproken. Verder zal dit hoorcollege gaan over het verhaalsrecht en over het retentierecht.
Numerus clausus.
Samen met het fiduciaverbod is de numerus clausus zeer belangrijk voor het goederenrecht. De numerus clausus houdt in dat het goederenrecht een gesloten systeem is. Het omvat twee aspecten, terug te vinden in artikel 3:81 BW. ‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen.’ Allereerst bestaan er dus alleen beperkte rechten die de wet ons aanreikt en ten tweede moet de inhoud van deze rechten binnen de grenzen van de wet zijn. De wet is dus richting gevend.
Hypotheek
Het hypotheekrecht is een zekerheidsrecht. Het is terug te vinden in artikel 3:227 BW. Het hypotheekrecht is een beperkt recht( 3:8 BW), op registergoederen(3:10 BW) , strekkende tot verhaal van een geldvordering(3:7 BW) en het heeft voorrang op andere schuldeisers(artikel 3:279 BW). Het hypotheekrecht is een afhankelijk recht, omdat het afhankelijk is van een geldvordering. De hypotheekhouder heeft het recht van parate executie, te vinden in artikel 3:268 BW. Verzuim van de schuldenaar is hiervoor wel vereist (art. 6:81). Ook heeft een hypotheekhouder een separatistenpositie in een faillissement, artikel 57 lid 1 Fw.
Voor het vestigen van een hypotheekrecht zijn er vestigingsformaliteiten. Deze zijn te vinden in artikel 3:260 BW. Allereerst moet er een tussen partijen opgemaakte notariële hypotheekakte zijn, die wordt ingeschreven in de openbare registers. Dit is een constitutief vereiste. Een hypotheekrecht kan ook worden gevestigd op een toekomstige vordering en voor er een toekomstige vordering is. Dit is te vinden in artikel 3:231 BW.
Vruchtgebruik
Art. 3:201 zegt dat vruchtgebruik het recht geeft om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Art. 3:9: deze vruchten zijn te onderscheiden in natuurlijke en burgerlijke vruchten. Natuurlijke vruchten zijn vruchten van zaken (bv. peren van een perenboom). Burgerlijke vruchten zijn vruchten van goederen. Dit zijn vruchten van een vordering (rente).
Erfdienstbaarheid
Art. 5:70 BW: Een erfdienstbaarheid is een last, waarmede een onroerende zaak- het dienende erf- ten behoeve van een andere onroerende zaak- het heersende erf- is bezwaard. In lid 2 staat dat in akte kan worden bepaald: tegen vergoeding (retributie).
Erfpacht
Erfpacht is terug te vinden in artikel 5:85 BW. ‘Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.’ Erfpacht wordt gebruikt voor de overdracht van grond door lagere overheden. De inhoud van erfpacht is te vinden in artikel 5:89 lid 1 BW. ‘Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.’ Een in de akte opgenomen bevoegdheid of verplichting heeft goederenrechtelijke werking, als deze niet in strijd komt met de wet of het wezen van het beperkt recht.
Opstal
Art. 5:101 lid 1 vertelt ons dat het recht van opstal een zakelijk recht is om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen. Dit is een beetje raar, want het recht van opstal is een beperkt recht (en niet een volledig recht zoals eigendom)
Appartementsrecht
Art. 5:106 lid 1 zegt dat een eigenaar, erfpachter of opstaller bevoegd is zijn recht op een gebouw met toebehoren en op de daarbij behorende grond met toebehoren te splitsen in appartementsrechten. Lid 3 zegt dat een appartementsrecht ook vatbaar is voor splitsing. Dit betekent dat je bv. een aandeel hebt in de eigendom van het gehele gebouw (bv. een flat). Je hebt dan aandeel in het eigendomsrecht (van die flat). Maar het kan dan ook zijn dat je daarbij uitsluitend recht hebt op het gebruik van een gedeelte (je hebt dan een exclusief recht op gebruik van een gedeelte) (zie lid 4).
Fiduciaverbod
Het fiduciaverbod is te vinden in artikel 3:84 lid 3 BW. Er staat in : ‘Een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, is geen geldige titel van overdracht van dat goed.’
Fiducia is het Latijnse woord voor ‘vertrouwensafspraken’ betreffende goederenrechtelijke bevoegdheden. Deze kunnen zekerheid of beheer zijn. Het meest omvattend recht op een goed is er echter niet voor zekerheid. Wanneer men een beperkt recht wil vestigen voor zekerheid, moet men kiezen voor de vestiging van een pand of hypotheek.
Het fiduciaverbod is er sinds 1992. Sindsdien kunnen alleen pand of hypotheek voor zekerheid worden gevestigd en kan er geen sprake meer zijn van een fiduciaire overdracht. Voorbeelden van arresten bij het fiduciaverbod zijn Keereweer/Sogelease en Hollanders Kuikenboerderij.
Hoorcollege 7 - 16 juni 2014
In dit hoorcollege werden de kwesties verhaalsrecht en retentierecht behandeld.
Verhaalsrecht
De kwestie over hoe de verdeling van de opbrengst plaatsvindt indien meerdere schuldeisers zich trachten te verhalen op hetzelfde goed en de executieopbrengst van dat goed onvoldoende is om al die schuldeisers volledig te betalen is van belang bij het verhaalsrecht.
De hoofdregel is dat de netto-opbrengst wordt verdeeld naar evenredigheid van ieders vordering, te vinden in artikel 3:277 BW. Een voorbeeld bij een netto-opbrengst is van 100. A heeft vordering van 150 en ontvangt 75. B heeft vordering van 50 en ontvangt 25.
Er zijn echter door de wet erkende redenen van voorrang of contractueel overeengekomen achterstelling. Uit artikel 3:278 BW blijkt dat voorrang voortvloeit uit pand, hypotheek en voorrecht en uit de andere in de wet aangegeven gronden. Het gaat hier dus ook om een gesloten systeem van voorrangsrechten.
Deze voorrechten zijn:
Door de wet aan een vordering verbonden voorrang bij verdeling van de executie opbrengst.
Bijzondere voorrechten. Deze hebben voorrang bij de verdeling van de opbrengst van een bepaald goed
Algemene voorrechten. Deze hebben voorrang bij de verdeling van de opbrengst van alle goederen
Andere in de wet aangegeven gronden. Een voorbeeld hiervan is het retentierecht (art. 3:290 e.v. BW).
Tussen schuldeisers die een andere vorm van voorrang kunnen inroepen geld een bepaalde rangorde. In het algemeen moet men kijken naar de artikelen 3:279-281 BW:
Pand en hypotheek
Bijzondere voorrechten. Deze zijn onderling van gelijke rang.
Algemene voorrechten. Deze nemen onderling rang naar de volgorde waarin de wet hen plaatst.
De positie van de fiscus.
De fiscus heeft een algemeen voorrecht voor fiscale vorderingen bij verhaal op goederen van de belastingschuldige. Dit is te vinden in artikel 21 van de Invorderingswet 1990. De voorrang gaat boven alle andere voorrechten. Het gaat ook boven een stil pandrecht, in het geval van bodemzaken. Zij hebben dan de mogelijkheid om op andermans eigendom wat zich op de bodem van de schuldenaar bevindt beslag te leggen.
Ook kan de fiscus zich verhalen op zaken die niet aan de belastingschuldige maar aan een derde toebehoren (als een derde bv. geleverd heeft aan de belastingschuldige onder eigendomsvoorbehoud).
Retentierecht
Het retentierecht is een opschortingrecht. Het wordt vaak gebruikt door aannemers. Het is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. Dit is te vinden in artikel 3:290 BW. Het is een verhaalsrecht met voorrang. Dit is te vinden in artikel 3:292 BW:
‘De schuldeiser kan zijn vordering op de zaak verhalen met voorrang boven allen tegen wie het retentierecht kan worden ingeroepen.’
Het retentierecht is geen beperkt zakelijk recht als in artikel 3:8 BW. Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard. Dat is hier niet het geval.
De vereisten voor het retentierecht zijn dat het gaat om zaken, artikel 3:1 BW. Ook kan er alleen een verplichting tot afgifte worden opgeschort als er sprake is van houderschap.
Een schuldeiser kan, voor zover hier van belang, slechts retentierecht op een zaak uitoefenen, indien hij houder van die zaak is - dat wil zeggen daarover direct of indirect de naar verkeersopvatting, wet en uiterlijke omstandigheden te beoordelen feitelijke macht uitoefent - in dier voege dat, in de terminologie van het huidige art. 3:290 BW, afgifte nodig is om de zaak weer in de macht van de schuldenaar of de rechthebbende te brengen. Dit is te vinden in het arrest HR 23 juni 1995, NJ 1996, 216 Deen/Van der Drift.
Het retentierecht kan ook alleen maar worden ingeroepen bij de bij de wet genoemde gevallen, zoals 3:120 lid 3 bezitter , 3:205 vruchtgebruiker , 5:100 erfpachter, 5:105 lid 3 opstaller en door artikel 6:52 BW in te roepen, over de algemene bevoegdheid.
Deze algemene bevoegdheid houdt in, volgens artikel 6:52 lid 1: ‘Een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, is bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen.’
De inroepbaarheid jegens derden van het retentierecht is te vinden in artikel 3:291. Jegens derden met een jonger recht is te vinden in lid 1. Jegens derden met een ouder recht is te vinden in lid 2. Dit is bv. het geval wanneer A een overeenkomst heeft met B waarin staat dat B het goed mag gebruiken en ook reparaties aan dit goed mag uitoefenen. Wanneer B dan naar een reparateur gaat, mag de reparateur het dus onder zich houden, wanneer B niet betaald. Wanneer A dan langsgaat om het goed op te halen, mag de reparateur ook nu zijn retentierecht uitoefenen, maar nu jegens A (de eigenaar van het goed). Hierdoor wordt de derde dus beschermd.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
662 |
Add new contribution