Communication, marketing, pr and sales - Theme
- 14679 keer gelezen
Het dagbladzegel | Een belasting die geheven werd op dagbladen. |
Verzuiling | De samenleving verdelen in groepen op basis van religie of sociaaleconomische status. |
Kwaliteitskrant | Een krant die relatief veel politieke informatie en weinig amusement bevat. |
Populaire krant | Een krant die relatief veel amusement en weinig politieke informatie bevat. |
Kopbladen | Exemplaren van dezelfde krant die in een deel van het verspreidingsgebied onder een eigen naam met eigen regionale redactie- en advertentiepagina’s worden uitgebracht. |
Dekkingspercentage | De totaal verspreide oplage van het dagblad gedeeld door het aantal huishoudens keer 100 procent. |
Doorgeefpercentage | Percentage van het deel van de totale verspreide oplage dat wordt doorgegeven aan iemand anders dan het eigen huishouden. |
Dagblad | Een krant die elke dag wordt uitgegeven. |
Nieuwsblad | Een krant die 1 tot 4 keer per week in een beperkt geografisch gebied op abonnementbasis wordt uitgegeven. |
Huis-aan-huisblad | Een gratis krant die in een beperkt gebied onder alle huishoudens 1 keer per week wordt verspreid. |
Persconcentratie | Het samengaan van kranten. |
Redactionele concentratie | Het samengaan van kranten betreft de hoofdredactie. |
Aanbiedersconcentratie | Het samengaan van kranten betreft de uitgeverij. |
Publieksconcentratie | Het concentreren van het publiek rond een beperkt aantal grote kranten. |
Zelfregulering | Een gedragscode voor concentraties die door uitgevers zelf is opgesteld. |
Stimuleringsfonds voor de Pers | Een orgaan dat gericht is op het bevorderen van de pluriformiteit van berichtgeving en opinievorming. |
Verschijningsinterval | De mate waarin het tijdschrift verschijnt. |
Redactionele zelfstandigheid | De mate waarin een redactie onafhankelijk is van afspraken met adverteerders of eigenaren bij het bepalen van haar beleid. |
Wetenschappelijke tijdschrift | Een tijdschrift waarin wetenschappelijke bevindingen worden gepubliceerd. |
Vakblad | Een tijdschrift dat gericht is op professionele gebruikers, waarin het gaat om informatie rondom hun vak. |
Controlled circulation | Een (deel van) de oplage wordt gratis verspreid onder een groep die vastgesteld is door de uitgever. De ontvanger moet schriftelijk een wilsverklaring afleggen. |
Controlled distribution | Een tijdschrift wordt gratis onder een bepaalde groep verspreid, maar de wilsverklaring ontbreekt. |
Publiekstijdschrift | Een tijdschrift dat gericht is op een algemeen publiek, waarin het gaat om algemene informatie. |
Omroepblad | Een tijdschrift waarin een overzicht van televisie- en radioprogramma’s worden weergegeven. Tevens geeft het achtergrondinformatie over de programma’s. |
Opinieweekblad | Een wekelijks tijdschrift waarin het draait om een eigen (politieke) mening. |
Familietijdschrift | Een tijdschrift met een gevarieerde inhoud, gericht op het gehele gezin. |
Jeugd- en jongerentijdschrift | Een tijdschrift dat gericht is op jongeren, zoals de Donald Duck. |
Sponsored magazine | Een tijdschrift dat als instrument wordt gezien om marketingdoelstellingen van een organisatie te volbrengen. |
Bereik | Het percentage van de bevolking of doelgroep dat een titel leest. |
Hanteringfrequentie | Het aantal keer dat een tijdschrift wordt ingezien. |
HOI (Instituut voor Media Auting | Een onafhankelijke organisatie die oplagecijfers van media - die in Nederland verschijnen - verzamelt, controleert en publiceert. |
Educatieve boeken | Boeken die gericht zijn op informatieoverdracht over een zich aldoor ontwikkelend domein. |
Algemene boeken | Boeken die voor iedereen toegankelijk zijn, onafhankelijk van kennis en opleidingsniveau. |
Socialisatietheorie | Mensen zijn geneigd trouw te blijven aan het medium waarmee ze zijn opgegroeid. |
Monocultuur | Een eenzijdige cultuur ofwel samenstelling van mensen, producten of diensten. |
Digitalisering | Een proces van veranderingen in de samenleving ten gevolge van Informatie en Communicatietechnologie (ICT). |
Open Acces | Wetenschappelijk onderzoek, gefinancierd uit publieke middelen, moet vrij beschikbaar zijn in het publieke domein. |
Verticale prijsbindingregel | Uitgevers bepalen wat de verkoopprijs van boeken is om prijsconcurrentie tussen boekhandels en boekenclubs tegen te gaan. |
Horizontale programmering | Het uitzenden van vaste programma’s op vaste tijden. |
Zenderkleuring | Een zender die gekenmerkt is door het uitzenden van specifieke, min of meer gespecialiseerde programma’s. Bijvoorbeeld: Hilversum 3 met enkel popmuziek. |
Format | Een strakke formule die zo nauwkeurig mogelijk voorschrijft wat er op een bepaalde zender te beluisteren is, met name qua muziekkeuze. |
Zerobase | Een herverdeling van de middengolffrequenties en de FM-radiofrequenties, met als doel om meer commerciële radiostations toegang te bieden tot de Nederlandse ether. |
Categorale zender | Een zender die een bepaalde categorie uitzendt. |
Luistertijd | Het totaal van de tijd dat Nederlanders vanaf 10 jaar naar een bepaalde radiozender hebben geluisterd. |
Luisterdichtheid | De hoeveelheid mensen die in welk tijdsinterval naar een specifiek radiostation of programma hebben geluisterd. |
Marktaandeel | Het aantal minuten dat Nederlanders gemiddeld per dag naar de radio luisteren. |
Bereik | Het percentage van de populatie in een bepaald tijdbestek dat naar een bepaalde zender geluisterd heeft. |
ICE-norm | Norm voor elke lokale radiozender waarbij een gegeven percentage van het aanbod ter beschikking moet staan van informatie, cultuur en educatie. |
Strijkplankonderzoek | Een onderzoek waarin wordt onderzocht of mensen reclamespotjes herinneren. |
Mediawet | Een wet die de toelating tot het omroepbestel regelt en eisen stelt aan publieke omroepen. Doel is om o.a. te zorgen voor mediapluriformiteit. |
Wet van Televisiebesluit | Regeling van de verdeling van zendtijd en een verbod op reclame. |
Cultuurpessimisme | Het twijfelen van intellectuelen aan een vooruitgang door een verandering in de cultuur. |
Omroepwet | Regulering van de verdeling van zendtijd vanwege het geringe aantal zenduren in totaal. Doel was om de positie van bestaande omroepen te handhaven en er nieuwe omroepen bij konden komen. |
Vertrossing | Het proces waarin een populaire cultuur - in dit geval de omroepen op TV - steeds minder op educatie gericht is, maar steeds meer gericht is op amusement. Afgeleid van de TROS. |
Representativiteiteis | Een omroep met culturele en/of godsdienstige programma’s moet representatief zijn voor een bepaalde maatschappelijke stroming in het volk. |
Pluriformiteitseis | Een nieuwe omroep moet verscheidenheid in het aanbod vergroten. |
Kijkwijzer | Een keurmiddel om een televisieprogramma of film te beoordelen naar genre en minimumleeftijd etc. aan de hand van pictogrammen. |
Triple play strategie | Grote kabelbedrijven bieden niet alleen kabeltelevisie aan, maar ook internet en telefonie zit in een pakket. |
Publiek bestel | Het geheel van organisaties die zorgen voor het publieke aanbod van en op de Nederlandse radiozenders en televisiekanalen. Daarnaast zorgen ze voor verschillende internet- en (digitale) themakanalen. |
Programmeringsmodel | Een model voor Nederland 1, 2 en 3 waardoor omroepen geen eigen thuisnet meer hebben en het schema horizontaal is geprogrammeerd om een vast ritme in zenders te krijgen. |
Duaal bestel | Een tweedelig omroepbestel dat bestaat uit het publieke omroepen en commerciële omroepen. |
Kabelkrant | Een elektronische krant, multimediaal, die informatie verspreid via het kabelnet voor televisie. |
Primetime | Een aanduiding voor de tijd van de dag die het gunstigst is om hoge kijkcijfers te behalen. |
Non-lineaire mediagebruik | De mediaconsument kijkt televisieprogramma's naar keuze op een tijdstip naar keuze. |
Nederlands Filmfonds | Een cultuurfonds van de Nederlandse overheid, dat financieel ondersteunt bij de productie en distributie van speelfilms,animaties, korte films en documentaire. Fusie van Productiefonds voor de Nederlandse film en het Fonds voor de Nederlandse film. |
NVB | Nederlandse vereniging van Bioscoopexploitanten. |
NVF | Nederlandse vereniging voor Filmverhuurders. |
NVS | Nederlandse vereniging van Speelfilmproducenten. |
ANF | Associaties van Nederlandse Filmtheaters. |
Bioscoopwet | Een wet van 1926 tot 1977 die een einde maakte aan lokale bioscoopcommissies die elk hun eigen criteria per film hadden. Er werd een centrale filmkeurig van alle films die in het openbaar vertoond zouden worden vastgesteld. |
Suppletieregeling | Een regeling waarbij de overheid een film die al voor 65% gefinancierd is, de resterende 35% van het budget, onder voorwaarden, toevoegt. Suppletie betekent toevoeging. |
Multiplexen | Megabioscopen, zoals de Pathé Arena in Amsterdam. |
Airplay | Hitlijsten worden samengesteld op basis van de hoeveelheid dat een nummer op de radio te horen is of een clip op de televisie te zien is. |
Time-shifting | Het bekijken van gehuurde of gekochte speelfilms, of een tv-programma op een moment dat het de kijker uitkomt. |
Real Audio | De benaming voor muziek dat wordt teruggebracht van FM- naar middengolfkwaliteit en zo over het internet gestuurd wordt, zodat na enkele seconden de muziek kan worden afgespeeld. |
Digital Rights Management (DRM) | De koper kan een digitaal liedje wel afspelen en een beperkt aantal keer op een cd branden, maar doorgeven en vaker op een cd zetten is niet mogelijk. |
Buma/Stemra | Een auteursrechtenorganisatie die de collectieve rechtenexploitatie van muziek regelen, inclusief het gebruik van muziek op internet. |
Telecommunicatie | Communicatie tussen mensen en/of datacommunicatie over een grote afstand door middel van moderne, elektronische middelen (zoals een telefoon, satelliet, radioverbindingen. |
Circuit switching | Een netwerk waarbij toewijzing van een bepaalde verbinding aan een vast communicatiekanaal plaatsvindt gedurende de gehele overdacht. |
Packet switching | Een (LAN-)netwerk waarbij de te verzenden gegevens opgesplitst worden in kleinere 'pakketten' met variabele grootte. Ook wel datacommunicatie |
Message switching | Een bericht wordt in zijn geheel verzonden met als gevolg een lange doorvoertijd. |
Bandbreedte | De capaciteit van een netwerk. Hoe groter de brandbreedte, des te groter is de capaciteit. |
ADSL | Een standaard voor een digitale technologie waarbij de datacommunicatie snel verzonden wordt, door een verbinding met een zeer hoge capaciteit. Staat voor Asymmetric Digital Subscriber Line. |
Datacommunicatie | De uitwisseling van gedigitaliseerde informatie tussen computers. |
Caller identification | Een verschijnsel betreft de mobiel, waarbij op een display aangegeven wordt door wie men gebeld wordt. |
Faxen | Fotokopiëren op afstand. |
Audiotex of voice respons | Een op telefonie gebaseerd transactie-, communicatie- en informatiesysteem. |
Semafoon | Een apparaat dat gebruikt wordt om iemand een signaal of tekstbericht te sturen. |
Mobilofoon | Een radiotelefooninstallatie voor gebruik in voertuigen om de verbindingen met een basisstation en tussen voertuigen onderling te onderhouden. |
GSM | Andere benaming voor mobiele telefoon. Staat voor Global System foor Mobile Communication. |
OPTA | Een toezichthouder op de telecommunicatiemarkt. Staat voor Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit. |
(Data)roaming | Het via een ander netwerk mobiel bellen in het buitenland. |
Open Network Provision | Beginsel waarin is vastgelegd dat concurrerende aanbieders van diensten toegang verlenen tot haar netwerk tegen redelijke tarieven. |
Nummerportabiliteit | De mogelijkheid voor de consument om bij overstappen naar een andere aanbieder het bestaande telefoonnummer te behouden. |
Carrier preselectie | Een techniek die de consument in staat stelt gesprekken te laten afwikkelen door een alternatieve aanbieder van spraaktelefonie, om vervolgens hier per gesprek van af te kunnen wijken. |
Liberalisering | Een proces waarbij de markt steeds vrijer wordt. |
Relatief voordeel | De mate waarin de vernieuwing wordt beschouwd als beter dan wat er al was. |
Comptabiliteit | De mate waarin de vernieuwing wordt beschouwd als overeenkomstig met bestaande opvattingen, ervaringen uit het verleden en de behoeften van de gebruikers. |
Complexiteit | De mate waarin de vernieuwing wordt beschouwd als relatief moeilijk te begrijpen en gebruiken. |
Uitprobeerbaarheid | De mate waarin men met de vernieuwing kan experimenteren. |
Observeerbaarheid | De mate waarin gevolgen van een vernieuwing zichtbaar zijn voor anderen. |
Telecommunicatie | Communicatie tussen mensen en/of datacommunicatie over een grote afstand door middel van moderne, elektronische middelen (zoals een telefoon, satelliet, radioverbindingen. |
Circuit switching | Een netwerk waarbij toewijzing van een bepaalde verbinding aan een vast communicatiekanaal plaatsvindt gedurende de gehele overdacht. |
Packet switching | Een (LAN-)netwerk waarbij de te verzenden gegevens opgesplitst worden in kleinere 'pakketten' met variabele grootte. Ook wel datacommunicatie |
Message switching | Een bericht wordt in zijn geheel verzonden met als gevolg een lange doorvoertijd. |
Bandbreedte | De capaciteit van een netwerk. Hoe groter de brandbreedte, des te groter is de capaciteit. |
ADSL | Een standaard voor een digitale technologie waarbij de datacommunicatie snel verzonden wordt, door een verbinding met een zeer hoge capaciteit. Staat voor Asymmetric Digital Subscriber Line. |
Datacommunicatie | De uitwisseling van gedigitaliseerde informatie tussen computers. |
Caller identification | Een verschijnsel betreft de mobiel, waarbij op een display aangegeven wordt door wie men gebeld wordt. |
Faxen | Fotokopiëren op afstand. |
Audiotex of voice respons | Een op telefonie gebaseerd transactie-, communicatie- en informatiesysteem. |
Bruto bestedingen | Bestedingen die gebaseerd zijn op de prijzen zoals die volgens de tariefkaarten gelden. |
Netto bestedingen | Bestedingen die gebaseerd zijn op de inkomsten van de grootste exploitanten en uitgevers in Nederland, waarbij rekening gehouden is met kortingen die op prijzen volgens de tariefkaart gegeven worden. |
Retail | Een verzamelbegrip voor levering van diensten en/of goederen aan particulieren. Het is dus detailhandel. |
Non-spot advertising | Sponsoring van programma's in programma's, dus niet in een reclamespot. Ofwel sluikreclame. |
Price sponsoring | Adverteerder stelt prijzen beschikbaar, merknaam wordt genoemd. |
In programme branding | Sponsering waardoor de merknaam wordt genoemd en een promotiefilmpje over het product wordt vertoond. |
Bartering | Adverteerder stelt programma aan tv-zender ter beschikking en krijgt in ruil een gunstige positie in omringende reclamezendtijd. |
Billboarding | 'Dit programma werd mede mogelijk gemaakt door .....' |
Product placement | Product van adverteerder wordt in programma in beeld gebracht. |
Item sponsoring | Commerciële boodschap van adverteerder wordt in programma als redactioneel onderwerp behandeld. |
Inscript sponsoring | Product van adverteerder wordt samen met commerciële boodschap in het script verwerkt. |
Programmaparticipatie | Gehele programma komt in samenspraak met adverteerder tot stand, merknaam wordt op verschillende manieren in programma verwerkt. |
Selectiviteitindex | Index die aangeeft in hoeverre een bepaalde zender selectief is in het bereiken van één of meer doelgroepen. |
Gross Rating Point | Reclamekosten per procent van de luisterdichtheid. |
Advertorial | Een advertentie dat vermomd is als een redactioneel artikel. Ze lijken meer nieuwswaarde te hebben dan gewone advertenties. |
Interne pacing | De lezer kan zelf het tijdstip, de volgorde en het tempo van lezen bepalen. |
Segmentatie | De verschillende segmenten in het publiek. |
Abri's | Schuilplaatsen waar adverteerders aan binnen- en buitenzijde achter een glazen plaat affiche plaatsen. |
Digital Out of Home Media | Netwerken van televisieschermen op locatie waarop reclame wordt uitgezonden. Ofwel narrowcasting en digital signage. |
Misleidende reclame | Een advertentie is misleidend als het publiek een onjuiste indruk van het product of van de adverteerder krijgt door onware mededelingen. |
Reclame Code Commissie (RCC) | Commissie die toezicht houdt op de naleving van reclamecodes. |
Public Relations | Het onderhouden van relevante externe contacten in het bedrijfsleven. |
Corporate communicatie | Het managementinstrument waarmee, zo effectief en efficiënt mogelijk, alle bewust gebruikte vormen van in- en externe communicatie zodanig op elkaar worden afgestemd dat een positieve uitgangspositie ontstaat met de doelgroepen waarmee men een afhankelijkheidsrelatie heeft. |
Stakeholdermanagement | Het ondersteunen van strategische doelstellingen van een organisatie door het beïnvloeden en interpreteren van zowel externe als interne omgevingen en het creëeren van positieve relaties met stakeholders door het juiste beheer van hun verwachtingen en de overeengekomen doelstellingen. |
PR-functionarissen | Schakel tussen een organisatie en haar buitenwereld. |
Issues-management | Een managementtheorie waarbij de organisatie niet afwacht maar actief communiceert en communicatie sturend inzet om trends en ontwikkelingen mede te bepalen. |
Commissie Van Heuven Goedhart | Commissie die gericht is op de grenzen van overheidsvoorlichting. |
Commissie van Biesheuvel | Commissie die advies geeft aan de overheid over de maatschappelijke functie van de voorlichting van het Rijk en over de openheid van de bestuursdienst. |
Tracking-methode | Het wekelijks voorleggen van een aantal standaardvragen aan een steekproef. |
Human capital | Indien de mensen binnen een organisatie de belangrijkste productiefactor zijn. |
Code van Bordeaux | Een gedragscode voor journalisten, die geen bindende sancties bevat. |
Redactiestatuut | Een middel waarmee de identiteit en journalistieke onafhankelijkheid van redacties beschermd kan worden. |
Plagiaat | Het publiceren van materiaal onder de eigen naam, terwijl het in werkelijkheid afkomstig is van andere bron. |
De Raad voor Journalistiek | Een Nederlandse instelling die een onafhankelijk oordeel dient te vellen over journalistiek werk. |
Zelfregulering | Indien een regeling voor een bepaalde sector of beroepsgroep door deze zelf wordt opgesteld, uitgevoerd en gehandhaafd. |
Bron:
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1896 |
Add new contribution