Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2013


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De ‘gewone wetgevingsprocedure’

  1. wordt ingeleid door de Raad van Ministers;

  2. is minder democratisch dan een ‘bijzondere wetgevingsprocedure’;

  3. legt het zwaartepunt van de beslissingsbevoegdheid bij het Europees Parlement;

  4. voorziet niet in een Nederlands veto.

Vraag 2

De reikwijdte van artikel 34 Wv werd verkleind:

  1. alleen in het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91);

  2. alleen in het Dassonville arrest (zaak 8/74);

  3. in zowel het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91) als in het Dassonville arrest (zaak 8/74);

  4. noch in het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91) als in het Dassonville arrest (zaak 8/74).

Vraag 3

Welke Stelling is juist?

I. De Europese Unie is ten tijde van het Verdrag van Lissabon toegetreden tot het Europees Verdrag tot de Rechten van de Mens

II. Het Handvest voor de Grondrechten heeft sinds het Verdrag van Lissabon de status van secondair Unierecht.

  1. Stelling I en II zijn juist.

  2. Stelling I en II zijn onjuist.

  3. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.

  4. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.

Vraag 4

In de zaak Josemans oordeelde het HvJ dat

  1. prostitutie principieel buiten de werkingsfeer van de interne markt regels valt

  2. cannabis principieel binnen de reikweide van de interne markt valt;

  3. toegang weigeren tot een coffeeshop een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking kan opleveren;

  4. toegang weigeren tot een coffeeshop een belemmering van het vrije dienstenverkeer kan opleveren.

Vraag 5

Een onderling afgestemde feitelijke gedraging:

  1. heeft noodzakelijkerwijs betrekking op de positie van de consument / eindverbruiker;

  2. betekent hetzelfde als ‘parallel gedrag van marktdeelnemers’;

  3. heeft altijd een mededingingsbeperkende strekking;

  4. kan bestaan uit de uitwisseling van gevoelige informatie tussen concurrenten.

Vraag 6

Het begrip ‘onderneming’ in de zin van artikel 101 Wv:

  1. verwijst naar iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm en financieringswijze;

  2. verwijst naar ieder type onderneming zoals erkent in het nationale vennootschapsrecht van de 27 EU Lidstaten;

  3. kan geen betrekking hebben op publiekrechtelijke rechtspersonen;

  4. kan geen betrekking hebben op private ondernemingen die met overheidsgeld zijn gefinancierd.

Vraag 7

De ‘Ruimte voor Vrijheid, Veiligheid en Recht’

  1. is onderworpen aan het exclusieve initiatiefrecht van de Europese Commissie;

  2. is onderworpen aan de rechtsmacht van het Hof van Justitie;

  3. behelst enkel regels van Europees straf- en strafprocesrecht;

  4. behelst de enige beleidsterreinen van het EU recht waar Lidstaten aan ‘nauwere samenwerking’ kunnen doen.

Vraag 8

Thomas Vandamme verkreeg op 17 maart 2009 het Nederlandse staatsburgerschap. Voordien was hij een in Nederland verblijvende Belg met een baan aan de Universiteit van Amsterdam. Welke van de onderstaande uitspraken is onjuist?

  1. Sedert 17 maart 2009 is de Thomas Vandamme eindelijk Unieburger geworden.

  2. Op 17 maart 2009 zijn de reis- en verblijfsrechten van de Thomas Vandamme niet veranderd: hij genoot immers reeds alle rechten als werknemer.

  3. Reeds vóór 17 maart 2009 kon de Thomas Vandamme aanspraak maken op gezinshereniging met zijn Colombiaanse dochter.

  4. Reeds vóór 17 maart 2009 konden de Belgische kinderen van de heer Vandamme in Nederland gaan studeren met aanspraak op Nederlandse studiefinanciering.

Vraag 9

Bij de vraag of er bij een bepaalde rechtsvraag in een nationaal geding sprake is van een ‘acte clair’ moet de nationale rechter erop bedacht zijn dat:

  1. dit alleen relevant is als hij niet de hoogste nationale rechter is;

  2. hij mogelijkerwijs niet als ‘rechter’ zal worden aangemerkt door het HvJ;

  3. dat het EU recht in alle taalversies gelijkelijk authentiek is;

  4. dat het EU recht op dit punt al eerder door het HvJ is opgehelderd in een andere procedure.

Vraag 10

De nationale rechter mag niet:

  1. nationaal recht in strijd verklaren met een EU verordening;

  2. EU recht uitleggen zonder daarover een prejudiciële vraag aan het HvJ te stellen;

  3. een EU Verordening als ongeldig beschouwen wegens strijd met het Handvest voor de Grondrechten;

  4. een EU Richtlijn toepassen in een nationaal rechtsgeding.

Open vragen

Vraag 1

Art. 16 van de Grondwet van het Koninkrijk Arcadia (lidstaat van de EU sinds 2001) verbiedt de uitlevering van eigen onderdanen voor strafrechtelijke vervolging.

Geef aan (1) met welke regel van EU recht is deze Grondwettelijke bepaling van Arcadia in strijd is en (2) welke van deze twee conflicterende bepalingen voorrang geniet boven de andere

Maximaal 5 punten. Maximaal 100 woorden voor uw antwoord!

Vraag 2

In Zweden wordt de anticonceptiepil ‘NO-Natal’ geproduceerd door de onderneming ‘Pharamaco AB’. De Zweedse pil wordt in alle lidstaten van de EU al sedert 2011 verkocht. Hij is vooral populair bij vrouwen die gevoelig zijn voor huidallergieën. Pharamaco AB is een kleine speler op de markt voor dit soort medicijnen, maar wel is bekend dat ‘No-Natal’ als enige ‘dermatologisch verantwoorde anticonceptiepil’ bijna nooit huidcomplicaties geeft.

Pharmaco AB levert aan groothandelaren in de verschillende lidstaten van de EU, waarbij het een vaste prijs oplegt die moet worden doorberekend aan de apotheek. In Zweden zelf verkoop Pharmaco AB via een Zweedse groothandel ‘Familjeplanering A.B.’ die een 100% dochter is van Pharmaco AB. In de overige lidstaten gaat het steeds om zelfstandige ondernemingen die ook voor andere producenten optreden als groothandel.

De Belgische groothandel Merckx NV heeft een distributieovereenkomst met Pharmaco voor de Belgische markt. Merckx NV wil zijn marktaandeel op de Belgische farmaciemarkt verhogen door prijskortingen te geven aan de apotheken, maar Pharmaco waarschuwt Merckx N.V. vooraf dat dit een schending zou opleveren van de distributieovereenkomst.

Merckx N.V. wint bij u juridisch advies in over de vraag of het gedrag van Pharmaco AB in strijd is met het Europese mededingingsrecht.

A.

Geef aan, (1) met welke bepaling(en) van het Europese mededingingsrecht dit gedrag mogelijk in strijd zou kunnen en (2) welke marktafbakening gunstig zou zijn voor Merckx NV: de markt voor dermatologisch verantwoorde anticonceptiepillen, de markt voor conceptiepillen of de markt voor voorbehoedsmiddelen (anticonceptiepillen, spiraaltjes, condooms).

Maximaal 6 punten. Maximaal 100 woorden voor uw antwoord!

B.

enkt u dat de Commissie inderdaad zal optreden op grond van art. 101 Wv tegen Pharmaco AB en Familjeplanering A.B? Motiveer uw antwoord.

Maximaal 4 punten. Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

C.

Via welke procedure zal deze richtlijn zijn aangenomen door de EU Instellingen?

Maximaal 5 punten. Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

D.

Maakt het voor Pharmaco uit of deze richtlijn een zogenaamde vrij verkeersclausule bevat?

Maximaal 5 punten Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

Vraag 3 (Engelse vraag)

Mr. Ian McConaughey is an Irishman who often spends his holidays in the Czech Republic. However, in 2012 he was convicted by the criminal court in Prague for drugs trafficking. Part of the criminal sanction imposed on him was that he was no longer allowed to travel to, and reside in, the Czech Republic.

Which of the fundamental freedoms of the internal market might this Czech judicial measure restrict and do you think that the Czech Republic can justify that restriction by reference to ‘public policy’?

Maximum 8 points. Maximum of 170 words for your answer!

Vraag 4

In de Franse haven van Boulonge-sur-Mer zijn Franse Vissers in protest gekomen tegen de Nederlandse vissers die met veel grotere visserijschepen in de Franse wateren komen (leeg)vissen. Uit protest tegen deze, in hun ogen oneerlijke, concurrentie, blokkeren deze Franse visserijschepen de haven van Boulonge-sur-Mer zodat de Nederlandse vissers daar niet terecht kunnen om hun goederen te lossen in de lokale visafslag. De Burgemeester van Boulogne-sur-Mer, zelf afkomstig uit een vissersfamilie, toont begrip voor de actie en geeft instructies aan de lokale politie om voorlopig niet op te treden omdat het tijd wordt dat er een politiek signaal wordt afgegeven aan de politici in ‘Parijs’, Den Haag’ en ‘Brussel’.

A.

Geef aan welke bepaling(en) van het EU verdrag door de Franse Republiek worden geschonden in deze casus.

Maximaal 5 punten. Maximaal 100 woorden voor uw antwoord!

Een van de Nederlandse vissers begint voor de Rechtbank van Boulogne-sur-Mer een onrechtmatige daadsactie tegen één van de Franse vissers die hem de toegang tot de haven blokkeerden. De Franse visser stelt echter een tegenvordering in tegen deze Nederlandse visser omdat deze zou hebben gevist met visnetten die niet voldoen aan Verordening 2011/39 van het Europees Parlement en de Raad (een verordening gebaseerd op artikel 43 lid 2 Wv).

B.

Kan deze norm van EU recht worden ingeroepen tussen de twee tegen elkaar procederende vissers? Maximaal 5 punten. Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

C.

Welke van deze twee routes zou u aan de Nederlandse visser aanraden?

Maximaal 5 punten. Maximaal 120 woorden voor uw antwoord!

Vraag 5 (Discussievraag)

Beargumenteer één van de volgende twee stellingen:

  1. De rule of reason zou moeten worden vervangen door een uitgebreider regime van excepties in het EU werkingsverdrag.

  2. De rule of reason kan beter niet moeten worden vervangen door een uitgebreider regime van excepties in het EU werkingsverdrag.

Maximaal 12 punten. Maximaal 300 woorden voor uw antwoord!

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1 4 (ERAD 4de druk 2.3.2)

2 1 (ERAD 4de druk 3.4.2)

3 2 (ERAD 4de druk 2.7.2)

4 4 (zie Josemans arresten en ERAD 4de druk 3.4.1 & 3.4.2)

5 4 (ERAD 4de druk 5.2)

6 1 (ERAD 4de druk 5.2)

7 2 (ERAD 4de druk 4.2)

8 1 (ERAD 4de druk 4.1)

9 3 (ERAD 4de druk 9.3.2.4)

10 3 (ERAD 4de druk 2.7.2)

Open vragen

Vraag 1

Een dergelijke regel is in strijd met art. 1 lid 2 (2) j.o. 5 lid 3 Kaderbesluit EAB. Deze regel van secondair EU recht heeft voorrang op de Arcadische Grondwet, zie Costa ENEL.

Voor artikel 18 Wv zijn geen punten behaald (dit ‘verschil’ in behandeling tussen Arcadiërs en overige EU burgers dat zou resulteren uit deze Grondwettelijke bepaling is immers niet mogelijk gezien de bepalingen uit het Kaderbesluit EAB.

Voor art. 82 en 67 WV zijn ook geen punten gegeven, dit behelst een rechtsbasis, geen concreet EU besluit.

(Zie arrest Costa ENEL, ERAD 4de druk 2.7.2)

Vraag 2

A.

Dit gedrag zou mogelijkerwijs in strijd kunnen zijn met artikel 102 Wv (misbruik van machtspositie). Studenten moeten alle 4 elementen van 102 Wv bespreken:

  1. Onderneming;

  2. beïnvloeding tussenstaatse handel (ja, levering van Zweden naar België);

  3. misbruik (hierover kan getwist worden: in het gedrag van Parmaco jegens Merckx kan misbruik worden gezien in de zin van de ‘beperking van de afzet’ dan wel ‘onbillijke contractuele voorwaarden’ door de verplichte hoge doorverkoopprijs aan de apotheken);

  4. machtspositie (geografische markt: is EU; Productmarkt: Het is in het belang van Merckx om de relevante markt af te bakenen als die van ‘dermatologisch verantwoorde anticonceptiepillen’. Immers, hoe kleiner de marktdefinitie, hoe eerder sprake is van een machtspositie voor Pharmarco, en daarmee mogelijkerwijs strijd met 102 VWEU. Zie hierover ook United Brands

Een apotheker in Zweden vindt dat de groothandelprijs voor No-Natal veel te hoog is en tipt hierover de Europese Commissie met het verzoek op te treden tegen Pharmaco AB en Familjeplanering A.B omdat deze twee ondernemingen volgens hem de mededinging in Zweden beperken en dus handelen in strijd met artikel 101 Wv.

(Zie ERAD 4de druk 5.2)

B.

De Commissie zal niet optreden op grond van 101 Wv omdat het hier gaat om één enkele onderneming aangezien Familjeplanning een volle dochter. Dit is door het HvJ ook benadrukt in de zaak Grundig Consten.

In Nederland wordt No-Natal niet verkocht omdat naar Nederlandse wetgeving het niet is toegestaan om anticonceptiepillen op de markt te brengen die meer dan 3 mg oestrogeen bevatten. No-Natal bevat 4 milligram oestrogeen. De twee jaar eerder aangenomen Anticonceptierichtlijn, aangenomen door de Raad en het Europees Parlement gezamenlijk bevat in artikel 3 lid 1 de volgende norm: ‘anticonceptiepillen mogen niet meer dan maximaal 8 4 mg oestrogeen bevatten’. Nederland heeft de richtlijn op 19 september 2012 omgezet in Nederlands recht.

Pharmaco AB wil de Nederlandse markt op en wil daarbij de Nederlandse wet aanvechten met een beroep op de Anticonceptierichtlijn. Uiteindelijk wordt het een procedure voor de bestuursrechter in Den Haag aanhangig gemaakt in februari 2013.

(Zie arresten Grundig Consten, ERAD 4de druk 2.7.2)

C.

Dit moet de gewone wetgevingsprocedure zijn aangezien de richtlijn door de ‘Raad en het EP gezamenlijk’ is aangenomen.

(ERAD 4de druk 10.1)

D.

Dat maakt zeker uit. Een ‘VVC’ betekent dat de pillen die voldoen aan de richtlijn, maar niet aan de Nederlandse wetgeving toch de Nederlandse markt op kunnen.

(ERAD 4de druk 3.2)

Vraag 3 (Engelse vraag)

  • 1p- The Czech measure will first and foremost restrict the freedom to provide and receive services of Art. 56 TFEU.

  • 1p- Mr. McC comes usually as a tourist to the Czech republic, and tourism fall under services. (but potential impact on all other freedoms as well; 1p if they mention any other freedom with Article number)

  • 1p- Public policy is mentioned by the Treaties as a legitimate ground for restrictions on the freedom to provide and receive services in Arts. 52 & 62 TFEU.

  • 1p- Yet, to be justified, the restriction must also be proportional. This means, it must be both suitable and necessary.

  • + point for having both, proportionality and test.

  • 1p- In the case Calfa the Court has declared that,

  • + - in the light of secondary EU law,

  • 1p- an assessment of the threat to public policy must be based on the personal conduct of an individual

  • 1p- and that a conviction alone cannot justify a restrictive measure.

  • 1p- Thus, in casu, the Czech measure cannot be justified by the public policy exception.

(ERAD 4de druk 3.8)

Vraag 4

A.

Deze situatie is afgeleid van de zaak Spaanse Aardbeien. Strijd met 34

Wv / 56 Wv jo 4 lid 3 VEU. Art. 4(3) VEU, Spaanse aardbeien, en art. 34/35/56 Wv.

NB: De vraag vermeldt het EU Verdrag, wat eigenlijk had moeten zijn: het EU en / of EU Werkingsverdrag. Artikel 4 lid 3 VEU moet derhalve worden genoemd, maar de student zal inzien dat dat weinig betekenis heeft zonder de combinatie met artikel 34 Wv (de zaak Spaanse aardbeien moet menigeen natuurlijk ook op dat spoor zetten).

B.

Ja (1 p.) omdat het hier gaat om een verordening die o.g.v. art. 288 Wv (2) rechtstreeks werkt (2 p), ook in horizontale situaties.

De Nederlandse visser is van mening dat deze verordening ten onrechte werd gebaseerd op artikel 43 lid 2 Wv. Hij vraagt zich af of hij de Franse rechter zal verzoeken om een prejudiciële vraag voor te leggen aan het HvJ danwel, omdat dat toch sneller is, om zelf een apart nietigheidsberoep in te stellen tegen deze verordening bij het HvJ in Luxemburg.

(ERAD 4de druk 2.7.2, 5.2)

C.

In de betreffende situatie heeft de Nederlandse visser geen rechtstreekse toegang tot het HvJ. Een particulier, zoals de betreffende visser, kan onder art. 263, vierde alinea, Wv de geldigheid van een EU wetgevingshandeling van algemene strekking (handeling vastgesteld onder een wetgevingsprocedure zoals de art. 294 Wv procedure) zoals Verordening 2011/39 geadopteerd op grond art. 43 lid 2 Wv volgens de gewone wetgevingsprocedure, betwisten indien die tot hem gericht is of die hem rechtstreeks en individueel raakt (cumulatieve test).

De Nederlandse visser is geen adressant van Verordening 2011/39. Hij is niet door de betreffende verordening ‘individueel geraakt’ wegens de volgende reden: een particulier is door een EU regel individueel geraakt ´wanneer de betrokken handeling hem treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem derhalve ‘individualiseert op soortgelijke wijze als een geadresseerde´ (zie de arresten Plauman en UPA (2 punten)). De Nederlandse visser is een van de vele EU vissers die de netten verboden door Verordening 2011/39 gebruiken en hij heeft geen bijzondere hoedanigheden die hem van andere vissers onderscheidt. Wanneer een individu door een EU besluit niet individueel wordt geraakt is het niet nodig om verder te onderzoeken of hij rechtstreeks is geraakt wegens de cumulatieve aard van de voorwaarden 'rechtstreeks een individueel geraakt'. (2 punten)

Natuurlijke of rechtspersonen, zoals de Nederlandse visser, die, wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van art. 263, vierde alinea, Wv, geen rechtstreeks beroep kunnen instellen tegen EU handelingen van algemene strekking kunnen de ongeldigheid van dergelijke handelingen inroepen voor de nationale rechter (de Franse rechter in casu). Die is weliswaar niet bevoegd zelf de ongeldigheid van genoemde handelingen vast te stellen (zie arrest 314/85 FotoFrost) maar die kan ertoe worden gebracht daarover prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ volgens de procedure beschreven in art. 267 Wv. Dit blijk uit UPA, r.o. 40. (1 punt)

Studenten die stellen dat de Nederlandse visser door Verordening 2011/39 niet rechtstreeks geraakt is krijgen 1 punt minder.

(ERAD 4de druk 9.4)

Vraag 5 (Discussievraag)

Dit is geïnspireerd op het essay van Ruben Corsten (‘The Rule of reason: Unreasonable’), zoals besproken op het slotdebat.

Een definitie van de rule of reason (2 punten) (met verwijzing naar r.o. 8 van Cassis de Dijon; (1 punt) is bij beide stellingen noodzakelijk; evenals het aangeven van het verschil tussen beide soorten excepties; te weten of ze discriminerende maatregelen kunnen rechtvaardigen (1 p) en of ze limitatief zijn of niet (2 p) moet ook voor beide stellingen worden aangegeven.

Stelling I: - De Rule of reason is ‘rechters recht’ en daarmee minder democratisch gelegitimeerd dan Verdragsuitzonderingen waar de politici en parlementen bij aan te pas komen ( procedure van art. 48 VEU). (3 p)

  • De Rule of reason is onvoorspelbaar in zijn ontwikkeling, wat moeilijkheden oplevert in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel. (3p)

  • Meer / andere argumenten zijn mogelijk:

    1. Stelling II: - De Rule of Reason lijst van uitzonderingen kan sneller worden aangepast aan de eisen van de tijd (dynamischer). Een verdragswijziging is tijdrovend en gevaarlijk omdat de politiek er dan niet altijd uitkomt. (3p)

    2. De rule of reason uitzonderingen kunnen enkel worden ingezet bij discriminerende maatregelen van lidstaten waardoor er minder beperkingen kunnen worden in stand gelaten dan wanneer deze zouden worden vervangen door verdragsuitzonderingen (die wel discriminerende maatregelen kunnen rechtvaardigen) (3p) - Meer / andere argumenten zijn mogelijk

(ERAD 4de druk 3.8)

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Europees Recht - UvA

Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2017

Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2017


Vragen

Vraag 1

Nederland besluit systematisch alle houten bouwmaterialen te controleren die worden ingevoerd vanuit Polen omdat er recentelijk opvallend veel klachten van consumenten over houtrot in deze Poolse bouwmaterialen zijn. EU-rechtelijk valt deze Nederlandse controlemaatregel te kwalificeren als:

  1. een heffing van gelijke werking (artikel 30 Wv);

  2. een maatregel van gelijke werking (artikel 34 Wv);

  3. een protectionistische belasting (artikel 110, tweede alinea, Wv);

  4. een consumentenmaatregel (artikel 169 Wv).

Vraag 2

In het arrest Keck gaf het Hof van Justitie van de EU (HvJEU):

  1. een ruimere uitleg aan het begrip maatregelen van gelijke werking dan het in zijn eerdere rechtspraak had gedaan;

  2. een engere uitleg aan het begrip maatregelen van gelijke werking dan het in zijn eerdere rechtspraak had gedaan;

  3. een ruimere uitleg aan de uitzonderingen op het verbod van maatregelen van gelijke werking dan het in zijn eerdere rechtspraak had gedaan;

  4. een engere uitleg aan de uitzonderingen op het verbod van maatregelen van gelijke werking dan het in zijn eerdere rechtspraak had gedaan;

Vraag 3

In het arrest in de zaak Outokumpu (C-213/96) verklaarde het HvJEU de betrokken Finse regeling over belasting op energie in strijd met artikel 110 Wv omdat:

  1. die regeling differentieerde tussen de belasting op milieuonvriendelijk opgewekte elektriciteit en de belasting op milieuvriendelijk opgewekte elektriciteit;

  2. volgens die regeling voor in Finland ingevoerde milieuonvriendelijk opgewekte elektriciteit hetzelfde tarief moest worden betaald als voor in Finland milieuvriendelijk opgewekte elektriciteit;

  3. volgens die regeling voor in Finland ingevoerde milieuonvriendelijk opgewekte elektriciteit een hoger tarief moest worden betaald dan voor in Finland milieuonvriendelijk opgewekte elektriciteit;

  4. volgens die regeling voor in Finland ingevoerde milieuvriendelijk opgewekte elektriciteit een hoger tarief (een zogenoemd middentarief) moest worden betaald dan voor in Finland milieuvriendelijk opgewekte elektriciteit.

Vraag 4

De Nederlander Jan Leep besluit om in Nederland te blijven wonen maar zijn eigen tandartsenpraktijk te beginnen net over de grens in Duitsland, omdat hij denkt aldaar – en anders dan in Nederland - een kapitaal te kunnen vergaren met het kiezen trekken c.s. Onder welke verkeersvrijheid van de interne markt valt Jan?

  1. Vrij verkeer van werknemers.

  2. Vrijheid van vestiging.

  3. Vrijheid van dienstverlening.

  4. Vrij verkeer van kapitaal.

Vraag 5

De beperkende maatregel van de gemeente Maastricht in de zaak Josemans, inhoudende dat niet-ingezetenen van Nederland geen toegang hadden tot de coffeeshops in Maastricht, werd door het HvJEU niet in strijd geacht met het EU-recht inzake het vrij verkeer, wat betreft de aldaar verkochte softdrugs, omdat:

  1. de betrokken Maastrichtse maatregel geen direct onderscheid naar nationaliteit maakte;

  2. de betrokken Maastrichtse maatregel weliswaar het vrij verkeer

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2015

Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2015


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Stelling I: Nationale regels die ‘verkoopmodaliteiten’ vaststellen, vallen per definitie niet onder het verbod van Artikel 34 Wv.
Stelling II: Het is onzeker of de regel in de zaak Keck aangaande verkoopmodaliteiten ook van toepassing is op het vrij verkeer van diensten.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 2

Nederlandse importeurs van buitenlandse consumentenelektronica moeten een 'recyclingbijdrage' betalen om de recycling van een apparaat te bekostigen nadat het is afgedankt. Voor Nederlandse producten bestaat die bijdrage in het geheel niet. De recyclingbijdrage is aan te merken als:

  1. een invoerrecht;
  2. een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking;
  3. een discriminerende binnenlandse belasting;
  4. een heffing van gelijke werking als een invoerrecht.

Vraag 3

Stelling I: Uit de zaak C-137/09, Josemans, volgde o.a. dat toegang weigeren tot een coffeeshop aan niet-ingezetenen die daar alcoholvrije dranken en etenswaren willen consumeren in strijd is met artikel 56 Wv en dus een rechtvaardiging behoeft.
Stelling II: Uit de zaak C-137/09, Josemans, volgde dat zowel drugs als prostitutie buiten de reikwijdte van de EU interne markt regels vallen

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 4

De zogenoemde rule of reason doctrine:

  1. is enkel van toepassing in de context van het vrij verkeer van goederen en het vrije dienstenverkeer;
  2. behelst een limitatieve lijst openbare belangen;
  3. is nooit door de EU Lidstaten gecodificeerd in het EU Werkingsverdrag;
  4. kan in principe zowel ter rechtvaardiging van maatregelen mét onderscheid als maatregelen zonder onderscheid dienen.

Vraag 5

Het evenredigheidsbeginsel bij het vrij verkeer van diensten vereist dat een handelsbeperkende maatregel van een lidstaat:

  1. altijd een juiste afweging behelst van het te beschermen publieke belang tegen het belang van het vrij verkeer van diensten (ook bekend als evenredigheid strictu sensu);
  2. van de verschillende mogelijke alternatieven diegene volgt die het minst het vrije verkeer van diensten belemmert waarbij toch hetzelfde niveau van bescherming van het publieke belang wordt bereikt;
  3. geen onderscheid maakt tussen binnenlandse en buitenlandse dienstverleners;
  4. van tijdelijke aard is, dat wil zeggen tot dat deze wordt vervangen door EU-wetgeving.

Vraag 6

Het arrest Aher Waggon had betrekking op een richtlijn die:

  1. geen vrijverkeersclausule bevatte;
  2. wel een vrijverkeersclausule bevatte;
  3. optionele harmonisatie voorschreef;
  4. volledige harmonisatie voorschreef.

Vraag 7

EU harmonisatie van wetgeving ten behoeve van de interne markt:

  1. moet altijd het wegnemen van handelsbelemmeringen tot doel hebben;
  2. moet altijd het wegnemen van merkbare mededingingsverstoringen tot doel hebben;
  3. moet het wegnemen van merkbare mededingingsverstoringen en/of het wegnemen van handelsbelemmeringen tot doel hebben.
  4. Geen van de bovengenoemde opties is
.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - UvA - Deeltoets I 2015

Europees Recht - UvA - Deeltoets I 2015


Part A: Multiple Choice Questions

Question 1

The so-called ‘First Pillar’ of the former EU was comprised of:
1. Euratom, the European Community for Coal and Steel and the European Economic Community;
2. the European Economic Community;
3. Police and Judicial Cooperation in Criminal Matters;
4. Common Foreign and Security Policy.

Question 2

The most ‘intergovernmental’ type of EU decision-taking is present in:
1. Article 83 TFEU;
2. Article 113 TFEU;
3. Article 114 TFEU;
4. Article 177 TFEU.

Question 3

Which of the following statements is true / false?
I. In Van Gend en Loos, the European Court of Justice (ECJ) made no secret of the fact that direct effect of EU law would greatly improve the effectiveness of EU law.
II. Provisions of the EU Treaties have supremacy provided they are sufficiently clear and unconditional.
1. Statement I is true, Statement II is false.
2. Statement I is false, Statement II is true.
3. Both Statements are true.
4. Both Statements are false.

Question 4

Which of the following statements is true / false?
I. The Lisbon Treaty was designed to facilitate the enlargement of the EU with the former Communist countries in Eastern Europe.
II. Many of the changes introduced by the Treaty of Lisbon were copied from the Treaty establishing a Constitution for Europe.
1. Statement I is true, statement II is false.
2. Statement I is false, statement II is true.
3. Both statements are true.
4. Both statements are false.

Question 5

Article 157(1) TFEU:
1. lacks direct effect;
2. has only direct effect in vertical situations;
3. has only direct effect in horizontal situations;
4. has direct effect in both vertical and horizontal situations.

Question 6

Ratification of EU law by national parliaments is not required for:
1. the use of the simplified revision procedure to change the TFEU;
2. the accession of Turkey to the EU;
3. the amendment of the TEU;
4. the use of the so-called ‘Flexibility Clause’ (Article 352 TFEU).

Question 7

The ESM Amendment:
1. was proposed by a Member State Government instead of the Commission;
2. required a unanimous vote in the Council of Ministers;
3. amended article 125 TFEU;
4. amended article 48(6) TEU.

Question 8

In case the EU wants to immediately freeze financial assets in the EU that belong to relatives of Vladimir Putin, the best way to proceed is:
1. to adopt a EU regulation;
2. to adopt a EU

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - UvA - Deeltoets I (2e kans) 2015

Europees Recht - UvA - Deeltoets I (2e kans) 2015


Multiple Choice Questions

Question 1

The European Parliament cannot:

  1. approve EU legislation;

  2. approve the EU budget;

  3. adopt a legislative proposal in the field of internal market policy;

  4. adopt a motion of censure.

Question 2

Which of the following statements is true/false?

  1. Most decisions of the Council are formally adopted by COREPER.

  2. The Council can be regarded as part of a ‘bicameral legislature’.

  1. Statements I and II are true.

  2. Statements I and II are false.

  3. Statement I is true; statement II is false.

  4. Statement I is false; statement II is true.

Question 3

The so-called ‘Pillar Structure’ of the former EU was designed to:

  1. keep the powers of the European Commission intact in the EC Treaty (‘First Pillar’);

  2. keep the powers intact of the ECJ in the context of the Common Foreign and Security Policy (‘Second Pillar’);

  3. guarantee a dominant role for the Council in ‘Justice and Home Affairs’ (‘Third Pillar’);

  4. guarantee a dominant role for the European Parliament in the Euratom Treaty (‘First Pillar’).

Question 4

Which of the following statements is true / false?

  1. The Treaty of Lisbon retained the intergovernmental characteristics of EU Common Foreign and Security Policy.

  2. The Treaty of Lisbon finally managed to merge the EC and Euratom into one new international organisation called ‘European Union’ (new style).

  1. Statement I is true, statement II is false.

  2. Statement I is false, statement II is true.

  3. Both statements are true.

  4. Both statements are false.

Question 5

Which of the following statements is true / false?

  1. In Van Gend en Loos the ECJ stated that infringements of the EEC Treaty can also be dealt with by the European Commission.

  2. Provisions of the EU Treaties that enjoy direct effect also enjoy supremacy over national law.

  1. Statement I is true, Statement II is false.

  2. Statement I is false, Statement II is true.

  3. Both Statements are true.

  4. Both Statements are false.

Question 6

A provision of the TFEU will only have direct effect if it contains:

  1. an unconditional legal norm;

  2. a clear legal norm;

  3. a clear and unconditional legal norm;

  4. None of the above. 

Question 7

The accession of Montenegro to the EU:

    .....read more
    Access: 
    Public
    Europees Recht - UvA - Deeltoets I 2014

    Europees Recht - UvA - Deeltoets I 2014


    Multiple Choice Questions

    Question 1

    The Tobacco Advertising Case (C-376/98) teaches us that:

    1. The EU Member States may adopt legislation on the protection of public health as long as this does not result in a distortion of competition

    2. The EU Member States are exclusively competent in the area of health care policy

    3. The EU is never competent to adopt measures in the field of public health

    4. The European Union is competent to adopt measures in the field of public health in case such measures remove the obstacles to trade

    Question 2

    Under the ‘ordinary legislative procedure’:

    1. Neither the European Parliament nor the Council of Ministers can block the adoption of a EU act

    2. The European Parliament cannot block the adoption of a EU act

    3. The Council of Ministers cannot block the adoption of a EU act

    4. Both the European Parliament and the Council of Ministers can block the adoption of a EU act

    Question 3

    José-Manuel Barroso (President of the European Commission) is also a member of what other EU Institution, in addition to the European Commission?

    1. The Council of Ministers

    2. The European Council

    3. The European Central Bank

    4. The European Parliament

    Question 4

    Which of the following statements is true / false?

    1. Under Article 352 TFEU the European Union can adopt legislation to harmonize the laws of the Member States in the field of the protection of human health.

    2. The ‘ordinary legislative procedure’ is applicable when the EU wants to harmonize laws of the Member States for the improvement of the functioning of the Internal Market.

    1. Statement I is true, Statement II is false

    2. Statement I is false, Statement II is true

    3. Both Statements are true

    4. Both Statements are false

    Question 5

    When the Council of Ministers takes a ‘qualified majority vote’ before 1 November 2014:

    1. The individual EU Member States have a veto

    2. The Dutch Minister has a weighted vote worth more ‘points’ than the Croatian Minister

    3. The German Minister has a vote worth more weighted points than the vote of the Italian Minister

    4. The act must be approved by at least 65% of the EU Member States, representing at least 55% of the population of the EU

    Question 6

    1. One of the sources of law that inspire the European Court of Justice to ‘discover’ General

    .....read more
    Access: 
    Public
    Europees Recht - UvA - Deeltoets I 2013

    Europees Recht - UvA - Deeltoets I 2013


    Questions

    Question 1

    From the Costa-ENEL case (6/64) it appears that:

    1. All EU law has precedence over all national law;

    2. EU law has precedence over national law, including national constitutional law;

    3. All EU law has indirect effect;

    4. The status of EU law is independent on the national legal orders of the EU member states.

    Question 2

    COREPER (the Committee of Permanent Representatives of the EU Member States) is a EU body that supports:

    1. The European Court of Justice;

    2. The European Commission;

    3. The Council of Ministers;

    4. The European Parliament.

    Question 3

    One of the tasks of the European Commission is:

    1. To resolve legal disputes in the European Union;

    2. To propose Union legislative acts;

    3. To maintain public order in the member States;

    4. To represent the interests of the individual EU member states.

    Question 4

    Which of the following areas of policy is an exclusive competence of the European Union?

    1. Protection of human health;

    2. Consumer protection;

    3. Common commercial policy;

    4. Transport.

    Question 5

    Which of the following statements is true / false?

    1. An amendment of the Treaty on the functioning of the European Union can be stopped by the Dutch parliament.

    2. Accession of Turkey to the European Union can be stopped by the Dutch parliament.

    1. Both statements are true;

    2. Statement I is false, Statement II is true;

    3. Statement I is true, statement II is false;

    4. Both statements are false.

    Question 6

    The Tobacco Advertising Case (C-376/98) is essentially about:

    1. The compliance of EU legislation with the principle of conferral (also known as the principle of attribution).

    2. The compliance of EU legislation with the principle of subsidiarity;

    3. The compliance of EU legislation with the principle of proportionality;

    4. The compliance of EU legislation with human rights

    Answers

    1. a

    2. c

    3. b

    4. c

    5. a

    6. a

    Access: 
    Public
    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2013

    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2013


    Meerkeuzevragen

    Vraag 1

    De ‘gewone wetgevingsprocedure’

    1. wordt ingeleid door de Raad van Ministers;

    2. is minder democratisch dan een ‘bijzondere wetgevingsprocedure’;

    3. legt het zwaartepunt van de beslissingsbevoegdheid bij het Europees Parlement;

    4. voorziet niet in een Nederlands veto.

    Vraag 2

    De reikwijdte van artikel 34 Wv werd verkleind:

    1. alleen in het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91);

    2. alleen in het Dassonville arrest (zaak 8/74);

    3. in zowel het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91) als in het Dassonville arrest (zaak 8/74);

    4. noch in het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91) als in het Dassonville arrest (zaak 8/74).

    Vraag 3

    Welke Stelling is juist?

    I. De Europese Unie is ten tijde van het Verdrag van Lissabon toegetreden tot het Europees Verdrag tot de Rechten van de Mens

    II. Het Handvest voor de Grondrechten heeft sinds het Verdrag van Lissabon de status van secondair Unierecht.

    1. Stelling I en II zijn juist.

    2. Stelling I en II zijn onjuist.

    3. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.

    4. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.

    Vraag 4

    In de zaak Josemans oordeelde het HvJ dat

    1. prostitutie principieel buiten de werkingsfeer van de interne markt regels valt

    2. cannabis principieel binnen de reikweide van de interne markt valt;

    3. toegang weigeren tot een coffeeshop een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking kan opleveren;

    4. toegang weigeren tot een coffeeshop een belemmering van het vrije dienstenverkeer kan opleveren.

    Vraag 5

    Een onderling afgestemde feitelijke gedraging:

    1. heeft noodzakelijkerwijs betrekking op de positie van de consument / eindverbruiker;

    2. betekent hetzelfde als ‘parallel gedrag van marktdeelnemers’;

    3. heeft altijd een mededingingsbeperkende strekking;

    4. kan bestaan uit de uitwisseling van gevoelige informatie tussen concurrenten.

    Vraag 6

    Het begrip ‘onderneming’ in de zin van artikel 101 Wv:

    1. verwijst naar iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm en financieringswijze;

    2. verwijst naar ieder type onderneming zoals erkent in het nationale vennootschapsrecht van de 27 EU Lidstaten;

    3. kan geen betrekking hebben op publiekrechtelijke rechtspersonen;

    4. kan geen betrekking hebben op private ondernemingen die met overheidsgeld zijn gefinancierd.

    Vraag 7

    De ‘Ruimte voor Vrijheid, Veiligheid en Recht’

    1. is onderworpen aan het exclusieve initiatiefrecht van de Europese Commissie;

    2. is onderworpen aan de rechtsmacht van het Hof van Justitie;

    3. behelst enkel regels van Europees straf- en strafprocesrecht;

    4. behelst de enige beleidsterreinen van het EU recht waar Lidstaten aan ‘nauwere samenwerking’ kunnen doen.

    Vraag 8

    Thomas Vandamme verkreeg op 17

    .....read more
    Access: 
    Public
    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2012

    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2012


    Vragen

    Vraag 1

    In het Koninkrijk Valois, een EU lidstaat sinds 1995, is absint een geliefd genotsproduct. Absint is een hoog alcoholische drank met wortelextracten. Het wordt lokaal geproduceerd volgens een variabel recept m.b.t. alcohol percentage en hoeveelheid wortelextract. Minder dan 10% wordt geïmporteerd uit andere EU Lidstaten en minder dan 1% wordt geïmporteerd uit derde landen). De absint op de markt van Valois bevat een alcoholpercentage dat varieert van 35% tot wel 70%. De Regering van Valois probeert echter de consumptie van absint te ontmoedigen omdat het een zeer negatief effect heeft op de volksgezondheid (orgaanschade door het hoge alcoholpercentage) in het bijzonder voor jongeren en zwangere vrouwen. Het neemt daartoe decreet 2011/69 aan dat een serie maatregelen bevat om de consumptie van absint in Valois tegen te gaan. Het decreet trad in werking op 1 december 2011 Artikel 1 van het decreet verbiedt nog langer reclame in tijdschriften, kranten en andere mediadragers voor absint in Valois te maken. Artikel 2 van het decreet legt een hoge accijns op alcohol in absint. Voor absint die in Valois wordt geproduceerd worden verschillende tariefschalen ingevoerd: het laagste tarief voor absint met een alcoholpercentage van 30-40%, het middentarief voor een percentage van 40-50% en vanaf 50% wordt het toptarief geheven. Voor geïmporteerde absint geldt een standaardtarief dat overeenkomt met het middentarief dat in Valois zelf wordt geheven ongeacht het daadwerkelijke alcoholpercentage.

    A.

    Stel, u bent een Tsjechische producent van absint en zou graag een stuk(je) van de absintmarkt in Valois willen veroveren. Zonder reclame mogelijkheden in kranten, tijdschriften en andere mediadragers ziet u dat echter niet zitten. U wilt voor de lokale rechter in Valois het Decreet 2011/69 aanvechten met een beroep op het vrij verkeer van goederen. Het procesrecht van Valois heeft echter geen directe beroepsgang tegen wetgevingshandelingen zoals Decreet 2011/69. Bedenk een manier om toch het decreet aan te vechten voor de rechter in Valois.

    B.

    U slaagt er uiteindelijk in om toegang te krijgen tot de rechter in Valois. De Regering van Valois voert als verdedigende partij in de eerste instantie aan dat het vrij verkeer van goederen überhaupt niet in het geding is omdat Artikel 1 van Decreet 2011/69 slechts een verkoopmodaliteit behelst. Hoe zou u als Tsjechische producent dit verweer proberen te ontkrachten?

    C.

    Indien het bovenstaande primaire argument van de Regering van Valois niet slaagt, welke subsidiaire verdediging is dan te verwachten? Maakt het daarbij uit of deze maatregel onderscheid maakt tussen lokaal geproduceerde absint en geïmporteerde absint?

    D.

    Als Tsjechische producent van absint, produceert u deze drank volgens een recept waarbij het alcoholpercentage niet hoger is dan 35%. U wordt echter aangeslagen voor het ʻmiddentariefʼ. U wilt derhalve eveneens artikel 2 aanvechten voor de lokale rechter. Met welke Europeesrechtelijke argumentatie zou u deze regel aanvechten?

    De Europese Unie

    .....read more
    Access: 
    Public
    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2011

    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2011


    Vragen

    Casus

    Zaak C393/08 Emanuela Sbarigia t. Azienda USL RM

    1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 49 EG, 81 EG, 82 EG, 86 EG, 152 EG en 153 EG.

    2. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een geding tussen E. Sbarigia, eigenares van een apotheek, en de Azienda Unità Sanitaria Locale Roma” (hierna: „ASL RM”) inzake de beslissing van de ASL RM houdende verwerping van de verzoeken van Sbarigia om te mogen afwijken van de sluitingsuren en de sluitingsperiodes, in het bijzonder tijdens de zomer van 2006.

    3. De in het hoofdgeding aan de orde zijnde wetgeving is de regionale wet van Latium nr. 26 van 30 juli 2002 betreffende de openingstijden, de wachtdiensten en de vakanties van apotheken (hierna: „LR 26/02”).

    4. De LR 26/02 bepaalt de openingstijden, de vrijwillige wachtdiensten, de wekelijkse sluiting en de jaarlijkse vakanties van apotheken. Deze bepalingen leggen met name maximale openingstijden op, alsook de verplichting om te sluiten op zondagen, feestdagen en een halve dag per week. Daarenboven legt de LR 26/02 een minimumduur op voor de jaarlijkse vakantie.

    5. Artikel 10 van LR 26/02 luidt als volgt: “Voor de stad Rome stelt elke Unità Sanitaria Locale (lokale gezondheidsdienst; hierna: ‚USL’) de bij deze wet voorgeschreven maatregelen vast die tot haar bevoegdheid behoren. Voor in specifieke gemeentelijke gebieden gevestigde apotheken kunnen de wekelijkse openingstijden voor het publiek, de vakanties van de stadsapotheken en de wekelijkse halve rustdag [...] worden gewijzigd bij beslissing van de territoriaal bevoegde USL, in overleg met de betrokken gemeente, de provinciale orde van apothekers en de voor apotheken meest representatieve vakorganisaties.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    6. Sbarigia is eigenares van een apotheek, gelegen in de wijk „Tridente” in het historische stadscentrum van Rome. Deze wijk, die uitsluitend voetgangersgebied is, bevindt zich in het toeristische hart van de hoofdstad.

    8. In 2006 diende Sbarigia een verzoek in om te worden vrijgesteld van sluiting wegens jaarlijkse vakantie en feestdagen en om verlenging gedurende het hele jaar van de wekelijkse openingstijden. (…)

    9. Dit verzoek werd door de ASL RM afgewezen. Hiertegen heeft Sbarigia beroep ingesteld en opschortende maatregelen gevorderd.

    10. Bij beschikking van 22 juni 2007 heeft de verwijzende rechter het verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van de beslissing (…) toegewezen. (…)

    15. De verwijzende rechter twijfelt aan de verenigbaarheid van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde wetgeving met de beginselen van gemeenschapsrecht inzake vrije mededinging van ondernemingen enerzijds en met de maatregelen van de Europese Unie ter verbetering en bescherming van de volksgezondheid anderzijds. Hij is met name van mening dat het huidige wetgevende kader van de regio Latium inzake de organisatie van de farmaceutische zorg in strijd met deze doelstellingen een beletsel vormt voor een doeltreffende bescherming van de volksgezondheid.

    .....read more
    Access: 
    Public
    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2010

    Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2010


    Vragen

    Casus

    Zaak C56/09, Emiliano Zanotti tegen Agenzia delle Entrate

    1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 49 EG en 18 EG betreffende het vrij verrichten van diensten respectievelijk het burgerschap van de Unie.

    2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen E. Zanotti en de Agenzia delle Entrate (hierna: „Agenzia”) inzake het in mindering brengen op de brutobelasting van de kosten voor het volgen van universitaire cursus in een andere lidstaat.

    Toepasselijke nationale bepalingen

    3. Artikel 15, lid 1, sub e, van Besluit nr. 917 van de President van de Republiek tot goedkeuring van de eenvormige tekst betreffende de inkomstenbelasting; hierna: „Besluit 917”) bepaalt: „Op de brutobelasting wordt een bedrag in mindering gebracht gelijk aan 19 % van de hierna genoemde uitgaven die de belastingplichtige heeft gedaan (..): [...] e) voor kosten voor cursussen op universitair niveau, tot maximaal de voor binnenlandse instellingen vastgelegde heffingen en bijdragen.” (…)

    Hoofdgeding en prejudiciële vraag

    7. In het academiejaar 20032004 volgde verzoeker in het hoofdgeding, die een te Rome wonende advocaat-fiscalist is, een master internationaal belastingrecht aan het International Tax Center (hierna: „ITC”) te Leiden (Nederland).

    8. In zijn aangifte voor aanslagjaar 2003 bracht verzoeker overeenkomstig artikel 15, lid 1, sub e, BESLUIT 917 een bedrag van 19 % van de kosten voor het volgen van deze master in mindering op de brutobelasting als aftrekbare kosten voor het volgen van universitair onderwijs. Deze kosten bedroegen 12 000 EUR.

    9. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de Agenzia heeft geweigerd leergeld voor de door Zanotti in Nederland gevolgde specialisatiecursus als aftrekpost in aanmerking te nemen en de aftrekbaarheid zelfs volledig heeft uitgesloten zonder daarvoor enige passende motivering of rechtvaardiging te geven (…)

    11. Op 14 december 2007 kwam Zanotti tegen zijn belastingaanslag op bij de Commissione tributaria provinciale di Roma; hij betwistte dat de betrokken aftrek werd geweigerd en hij beriep zich daartoe op de

    onverenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van de door de Italiaanse regeling voorgeschreven beperkingen van de aftrek.

    12. Daarop heeft de Commissione tributaria provinciale di Roma de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Verzetten de algemene beginselen van het Verdrag en van het gemeenschapsrecht inzake een doeltreffende en volledige rechterlijke bescherming, gelijke behandeling en vrij verkeer zich tegen toepassing van artikel 15, [lid 1,] sub e, van BESLUIT 917] (…)?”

    13. De Italiaanse regering is van mening dat de prejudiciële vraag irrelevant is voor de beslechting van de voor de nationale rechter aanhangige zaak. (…)

    14. Deze tegenwerping kan niet worden aanvaard. 15 Volgens vaste rechtspraak rust er een vermoeden van relevantie op de vragen betreffende de uitlegging van het gemeenschapsrecht die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn eigen verantwoordelijkheid geschetste

    .....read more
    Access: 
    Public
    Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

    Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - UvA

    • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Europees Recht voor de opleiding Rechten Bachelor 1 aan de Universiteit van Amsterdam.
    • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

     

    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Check more of this topic?
    Check all content related to:
    How to use more summaries?


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1800
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer