Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6b


Vragen

Casus I: CBB 7 maart 2016, ECLI:NL:CBB:2016:54

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Is voor de inzet van bestuursrechtelijke toezichtsbevoegdheden vereist dat sprake is van een ver- moeden dat een overtreding is gepleegd?

Vraag 3

Wat is de verhouding tussen artikel 5:44 Awb en het ne bis in idem?

Vraag 4

Hoe oordelen partijen en het CBB over de vraag of de cautieplicht is geschonden?

Vraag 5a

In welke bepaling is de bestuursrechtelijke cautieplicht geregeld?

Vraag 5b 

Wat is de consequentie van schending van deze bepaling?

Vraag 6

Appellant doet onder verwijzing naar drie instellingen die zonder vergunning opereren een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hoe oordeelt het CBB op dit punt?

Vraag 7 

Appellant meent dat hij niet als feitelijk leidinggevende kan worden aangemerkt. Daartoe voert hij aan onder meer aan dat hij geen opzet had op het leidinggeven noch op het door de rechtspersoon gepleegde strafbare feit. Hoe oordeelt het CBB op dit punt?

Vraag 8a

Appellant meende dat de gedraging waaraan hij schuldig wordt geacht hem niet valt te verwijten. Leg uit waarom appellant deze mening was toegedaan.

Vraag 8b

Op welke Awb-bepaling uit hoofdstuk 5 doelt appellant met zijn betoog?

Vraag 9

Hoe oordeelt het CBB op dit punt?

Vraag 10

Is het voor het beboeten van een feitelijk leidinggever nodig dat:

a. tevens de rechtspersoon overtreder is, en b. tevens de rechtspersoon wordt beboet?

Vraag 11 

Had appellant in plaats van als feitelijk leidinggever als functioneel dader kunnen worden beboet?

Casus II: CRvB 16 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1816

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Welke overtreding is in het geding?

Vraag 3

Wat is het boetebedrag dat ten hoogste mag worden opgelegd? Welke Awb-bepaling is hier van belang?

Vraag 4 

Wat is het verschil tussen wettelijk gefixeerde en niet-wettelijk gefixeerde boetes?

Vraag 5 

Welk van beide soorten boetes kent de Participatiewet?

Vraag 6 

Is het bestuursorgaan in geval van een overtreding bevoegd of verplicht om een bestuurlijke boete op te leggen?

Vraag 7a 

De jurisprudentie heeft een verfijning aangebracht van 100%, 75%, 50% en 25% van het benade- lingsbedrag. De eerste twee percentages hebben betrekking op opzet en grove schuld. Zijn opzet en grove schuld, gezien het overtreden wettelijk voorschrift en het Boetebesluit sociale zekerheidswet- ten,bestanddelen van het beboetbare feit?

Vraag 7b

Hoe is de bewijslastverdeling tussen bestuursorgaan en overtreder op het punt van de mate van verwijtbaarheid?

Vraag 8

In hoeverre spelen de financiële omstandigheden van de overtreder een rol bij het vaststellen van de boetehoogte?

Antwoordindicatie

Casus I

Vraag 1a, Vraag 1b & Vraag 1c

DNB legt een bestuurlijke boete op omdat de stichting zonder vergunning door het uitgeven van obligaties opvorderbare gelden heeft aangetrokken van niet professionele marktpartijen. Appellant is het hier niet mee eens. Is er sprake van een overtreding van de vergunningsplicht? Was DNB bevoegd tot het instellen van het onderzoek? Heeft DNB de cautieplicht geschonden? Kan appellant worden aangemerkt als feitelijke leidinggevende?

Vraag 2 

Nee, zie R.O. 4.3: het gebruik van bestuursrechtelijke toezichtsbevoegdheden, anders dan het gebruik van strafrechtelijke opsporingsbevoegdheden, is niet gebonden aan het bestaan van een vermoeden dat een wettelijk voorschrift is overtreden. Dus toezichtsbevoegdheden worden in het bestuursrecht ruimer ingezet dan bij het strafrecht. Bladzijde 591 boek.

Vraag 3

Art. 5:44 Awb ziet op het una via-beginsel: het beginsel dat handhavers in principe altijd moeten kiezen voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving; gaat over de verhouding tot het strafrecht. Lijkt op ne bis in idem (art. 5:43 Awb) wat een verbod inhoudt voor dubbele bestraffing voor hetzelfde feit; geldt binnen het bestuursrecht.

Vraag 4 

Zie R.O. 5.1:

  • Appellant: DNB had al tijdens de eerste gesprekken op 26 juli 2011 en 13 januari 2012 al cautie moeten geven omdat er toen al een vermoeden was. Dus cautieplicht meerdere malen geschonden.
  • DNB: bij bezoek van 15 maart 2012 pas cautie gegeven omdat dat het moment was nadat DNB had vastgesteld dat sprake was van een overtreding en zij voornemens was een boete op te leggen.
  • CBB: ten tijde van de gesprekken gold geen cautieplicht omdat er toen ten aanzien van appellant geen handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat hem een bestuurlijk boete zou worden opgelegd. Was alleen nog maar sprake van onderzoek.

Vraag 5a 

Art. 5:10a lid 2 Awb. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

Vraag 5b

De verkregen verklaringen mogen niet worden gebruikt als bewijs voor het opleggen van een bestuurlijke boete. Geldt niet bij een herstelsanctie, voor herstelsanctie is geen cautieplicht.

Vraag 6

Zie R.O. 7.3: twee van de drie instellingen zijn niet in Nederland gevestigd en vallen niet onder het toezicht van de DNB. Reeds om die reden kan geen sprake zijn van schending van het gelijkheidsbeginsel door DNB. Het gaat hier om de toepassing van de regelgeving in concrete gevallen door andere toezichthouders in andere lidstaten. Volgens vaste rechtspraak brengt het gegeven dat lidstaten verschillend omgaan met de uitvoering van Europese regelgeving, niet mee dat een bestuursorgaan in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel, als dit bestuursorgaan het Europese recht correct toepast. De derde door appellant genoemde instelling door appellant genoemde instelling is wel Nederland gevestigd, maar hiervoor geldt dat appellant op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat deze instelling over opvorderbare gelden beschikt.

Vraag 7

R.O. 8.3: Van feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen kan onder omstandigheden sprake zijn indien de desbetreffende functionaris – hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden – maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. Het College ziet geen grond voor het oordeel dat in dit verband is vereist dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de wederrechtelijkheid van de gedragingen.

Vraag 8a

Zie r.o. 9.1: appellant voert aan dat hij tweemaal juridisch advies heeft ingewonnen bij een advocatenkantoor waarop hij als leek op mocht vertrouwen. Appellant heeft naar eigen zeggen gedaan al hetgeen redelijkerwijs van hem mocht worden verlangd.

Vraag 8b

Art. 5:41 Awb: het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

Vraag 8c

R.O. 9.3: het college ziet geen grond voor het oordeel dat appellant geen verwijt kan worden gemaakt van de door de stichting begane overtreding. Appellant heeft het advies niet aangevoerd, ook blijkt uit zijn verklaringen dat hij opzettelijk voor deze risicovolle constructie heeft gekozen. Eveneens heeft DNB expliciet gemeld te willen beoordelen of art. 2:11 Wft van toepassing is op de stichting. Appellant had naar aanleiding hiervan zich nader moeten laten voorlichten.

Vraag 9a

Art. 5:1 lid 3 Awb jo. 51 Sr: ja, de rechtspersoon is normadressaat. Het moet vaststaan dat de stichting overtreder is en vervolgens is het de vraag of iemand leidinggevende is en een boete kan worden opgelegd.

Vraag 9b

Nee, zie R.O. 11.1: in de toelichting bij art. 5:1 Awb is overwogen dat indien een overtreding is gepleegd door een rechtspersoon, de bestuurlijke sanctie (daarnaast of) in plaats daarvan ook kan worden opgelegd aan degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan de overtreding.

Vraag 10 

Als je zelf aan alle bestanddelen van de overtreding hebt voldaan. Beschikkingsmacht en bewust de aanmerkelijk kans aanvaardt dan kan je als functioneel dader worden aangemerkt. In de criteria zit was overlap. Volgt uit het ijzerdraad arrest. 

Casus II

Vraag 1a, Vraag 1b & Vraag 1c

Appellant ontving sinds 2 juli 2009 bijstand ingevolge de WWB. Na een melding op 1 november 2013 dat appellant op 18 juni 2013 is gearresteerd en sindsdien in detentie verblijft, heeft het college de bijstand van appellante bij besluit van 16 december 2013 met ingang van 18 juni 2013 ingetrokken. Bij afzonderlijk besluit van dezelfde datum is van appellante een gedrag van €3.613,68 teruggevorderd. Aan deze besluiten heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante wegens detentie geen recht heeft op bijstand. Tegen deze besluiten heeft appellante geen bezwaar gemaakt.

Vraag 2

Inlichtingenplicht van art. 17 lid 1 Pw.

Vraag 3

Ten hoogste het benadelingsbedrag ex art. 5:46 lid 1 Awb jo. 18a lid 1 Pw. Dit is het geld dat appellante ten onrechte heeft ontvangen. Dit wordt naar boven afgerond naar €3.620,-. In de speciale wet moet altijd een maximaal boetebedrag worden geregeld.

Vraag 4

Beide gaat erover of de boete evenredig is (passend en geboden). Ernst van de overtreding, mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden. Wettelijk gefixeerd, duidelijk hoogte boete opgesomd in de wet. Hier moet het bestuursorgaan zich aan houden, tenzij er wordt geklaagd over de boete. Dan evenredigheid vaststellen zoals je doet bij art. 5:46 lid 2 Awb.

Vraag 5

De Pw geeft alleen een plafond. Niet-gefixeerde boetes dus, anders zouden er boete categorieën met bedragen moeten worden gebruikt.

Vraag 6

In art. 18a Pw staat: bestuursorgaan legt een boete op (niet kan); dus verplicht. Je moet de hoogte van de boete wel zelf bepalen.

Vraag 7a 

Nee, het staat niet beschreven in art. 17 Pw. 

Vraag 7b

Bewijslast wordt niet in de Awb geregeld. Als verwijtbaarheid geen onderdeel uitmaakt van het beboetbare feit mag het bestuursorgaan uitgaan van normale verwijtbaarheid. Het bestuursorgaan moet zelf bewijs aantonen dat er sprake is van grove schuld of opzet. Indien de verwijtbaarheid minder is, moet de burger dit aantonen.

Vraag 8

Zie R.O. 4.10: Uit jurisprudentie blijkt dat financiële omstandigheden aanleiding kunnen geven boete verder te matigen. Dus ook naar draagkracht.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1a


Vragen

Casus 1: CBB 7 december 2016, ECLI:NL:CBB:2016:436

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Is voor het reguleren van het aantal te houden kippen en kalkoenen een wettelijke bevoegdheid nodig?

Vraag 3a

Is er voor het reguleren van het aantal te houden kippen en kalkoenen een bevoegdheid tot het stellen van algemene regels?

Vraag 3b

Wie heeft op welke wijze (door attributie, delegatie of mandaat) de in de vorige vraag bedoelde bevoegdheid verkregen?

Vraag 4

Op welke wettelijke regeling(en) berust blijkens de casus de bevoegdheid van de staatssecretaris van Economische Zaken om ontheffing te verlenen van het verbod om op een bedrijf gemiddeld in een kalenderjaar een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht?

Vraag 5

Op welke wijze (door attributie, delegatie of mandaat) heeft de staatssecretaris de in de vorige vraag bedoelde bevoegdheid verkregen?

Vraag 6a

Stel dat bij wettelijk voorschrift een beschikkingsbevoegdheid is geattribueerd. Is voor delegatie resp. mandaat van deze bevoegdheid een wettelijke grondslag nodig?

Vraag 6b

Stel dat bij wettelijk voorschrift een bevoegdheid tot het vaststellen van wettelijke voorschriften is geattribueerd. Is voor delegatie resp. mandaat van deze bevoegdheid een wettelijke grondslag nodig?

Vraag 7

Wat is – zie ook artikel 38 Meststoffenwet – het verschil tussen een vrijstelling en een ontheffing?

Vraag 8

In r.o. 5.2 oordeelt het College dat de Uitvoeringsregeling voor zover het gaat om andere bepalingen dan vormvoorschriften niet berust op een wettelijke grondslag in de zin van een op- of overgedragen regelgevende bevoegdheid. Vervolgens kwalificeert het CBB deze andere bepalingen als beleidsre- gels (conversie). Acht u deze conversie, mede gelet op het legaliteitsbeginsel geoorloofd?

Vraag 9

Stel dat artikel 39, eerste lid, Meststoffenwet luidt: “Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het indienen van aanvragen voor (...) ontheffingen (...), die krachtens deze wet kunnen worden verleend (...).” Stel voorts dat, net als in de casus, de minister de Uitvoe- ringsregeling heeft vastgesteld. De pluimveehouder legt u de vraag voor of de minister wel bevoegd was de Uitvoeringsregeling vast te stellen en, zo niet, wat daarvan de consequenties zijn.

Casus 2: ABRvS 1 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2930

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2a

Wie heeft namens wie het primaire besluit (van 30 december 2015) genomen?

Vraag 2b

Waarop is het in de vorige vraag

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1b

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1b


Vragen

Casus: ABRvS 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1946

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Appellant doet een beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Zijn deze beginselen gecodificeerd?

Vraag 3

Waarom meent appellant dat het vertrouwensbeginsel is geschonden?

Vraag 4a

Stelling: “Een van de voorwaarden voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is dat de toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon, dat wil zeggen door het bestuursorgaan zelf of door een persoon die door het bestuursorgaan is gemandateerd of gemachtigd om die toezeg- ging namens hem te doen.” Is deze stelling volgens de uitspraak juist?

Vraag 4b

De uitspraak doet denken aan de (oorspronkelijk civielrechtelijke) leer van toerekenbare schijn van bevoegdheid. Welke factoren zijn volgens de uitspraak in dit geval bepalend voor de vraag of een dergelijke schijn kan worden aangenomen?

Vraag 5

Kunnen het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel contra legem werken?

Vraag 6

Welke criteria moeten volgens het boek Bestuursrecht 1 in het oog worden gehouden bij de beslissing al dan niet contra legem te gaan?

Vraag 7

In hoeverre zijn deze criteria in dit geval relevant?

Vraag 8

Bij welke soorten besluiten komt contra legem-werking vooral voor?

Casus II: CRvB 16 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1072

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Waarvan hangt in het algemeen af of sprake is van een gerechtvaardigde verwachting?

Vraag 3

In hoeverre speelt in deze zaak de vraag een rol of sprake is van een gerechtvaardigde verwachting?

Vraag 4

Niet elke gerechtvaardigde verwachting wordt gehonoreerd: honorering van een beroep op het vertrouwensbeginsel hangt voorts af van een belangenafweging. Om welke belangen gaat het in casu?

Vraag 5 

Is voor honorering van een beroep op het vertrouwensbeginsel noodzakelijk dat is voldaan aan het dispositievereiste?

Vraag 6

In dit geval berustte de toezegging op een fout van het bestuursorgaan. Wat leert de uitspraak over hoe een bestuursorgaan na een geconstateerde fout moet handelen?

Vraag 7

In zijn noot bij deze uitspraak (in AB 2017/167) schrijft prof. mr. L.J.A. Damen dat het soms lijkt alsof het vertrouwensbeginsel is afgeschaft. Maar hij schrijft ook: “Het lijkt er op dat in personeels- zaken het vertrouwensbeginsel wat strakker wordt gehandhaafd.” Beargumenteer waarom dit laatste inderdaad het geval zou kunnen zijn.

Casus III: ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927

Vraag 1 

Waarover gaat de Dienstenrichtlijn?

Vraag 2

Waarom is in de

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2a


Vragen

Casus I: ABRvS 26 oktober 2016 ECLI:NL:RVS:2016:2840

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Noem drie verschillen tussen wettelijke voorschriften en beleidsregels.

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden?

Vraag 4

Welke bijzondere omstandigheden zijn in dit geval aan de orde?

Vraag 5a

Onder welke twee voorwaarden mag of moet gelet op artikel 4:84 Awb van beleidsregels wor- den afgeweken?

Vraag 5b

Hoe verhoudt de uitspraak zich tot deze twee wettelijke voorwaarden?

Vraag 6

Welke soorten beleidsregels kent de Awb?

Vraag 7 

Maakt het wat betreft de inherente afwijkingsbevoegdheid uit om welk soort beleidsregels het gaat?

Vraag 8

Is er wat betreft de inherente afwijkingsbevoegdheid een verschil tussen beleidsregels en een vaste gedragslijn?

Vraag 9

Is er een verschil tussen de inherente afwijkingsbevoegdheid en een hardheidsclausule?

Casus II: ABRvS 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:58

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

“In artikel 40 van de Wet BIG en artikel 2 van de Kwz is de algemene norm neergelegd dat een zorgaanbieder verantwoorde zorg dient aan te bieden” (ro. 3.1). Is een dergelijke vage verplichting niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, meer specifiek het lex certa-beginsel?

Vraag 3

Waarom wordt het primair aan de normadressaten overgelaten om de norm verantwoorde zorg in te vullen?

Vraag 4 

Wat is de juridische betekenis van de “veldnormen” waarover in de uitspraak wordt gesproken?

Vraag 5

Wat is de juridische betekenis van “het IGZ-handhavingskader” en het nieuwsbericht van IGZ op haar website?

Vraag 6

Wat is de onderlinge verhouding tussen de veldnormen en dit nieuwsbericht? Lees voor de beantwoording van deze vraag de noot onder AB 2015/314.

Antwoordindicatie

Casus I

Vraag 1a, Vraag 1b & Vraag 1c

Bij besluit heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning met ingang van 17 februari 2015 voor de duur van drie maanden te sluiten en gesloten te houden.  Op basis van art. 13b Opiumwet en beleidsregels.

De burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken of doen zich bijzondere omstandigheden voor zoals bedoeld in art. 4:84 Awb waardoor hij had moeten afwijken? (R.O. 4.2)

Vraag 2 

  1. Beleidsregel is geen algemeen verbindend voorschrift, wettelijk voorschrift wel. Dit vloeit voort uit het feit dat een beleidsregel betrekking heeft op

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2b

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2b


Vragen

Casus I: Rb Amsterdam 31 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3732

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Is voor het intrekken van een parkeervergunning in de gemeente Amsterdam een wettelijke grond- slag aanwezig?

Vraag 3

Is een wettelijke grondslag in het onderhavige geval noodzakelijk om de parkeervergunning in te trekken?

Vraag 4 

Heeft het college van B&W beleidsvrijheid als het gaat om de bevoegdheid om de parkeervergun- ning in te trekken?

Vraag 5a

Wat is de juridische status van het Uitwerkingsbesluit parkeerverordening stadsdeel Nieuw-West 2016?

Vraag 5b 

Is de bevoegdheid om dit Uitwerkingsbesluit vast te stellen gebaseerd op attributie, delegatie of mandaat?

Vraag 6 

Het college van B&W heeft aangevoerd dat hij stringent parkeerbeleid voert. Is dat volgens de rech- ter in het algemeen rechtmatig?

Vraag 7

Aan welke normen toetst de rechtbank en welke van deze normen leidt of leiden tot vernietiging van het bestreden besluit?

Casus II: ABRvS 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Wat wordt in het bestuursrechtelijke besluitvormingsrecht bedoeld met ne bis in idem?

Vraag 3

Wat wordt bedoeld met rechtens onaantastbare besluiten en het begrip formele rechtskracht?

Vraag 4 

Wat wordt bedoeld met “nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden” (art. 4:6 lid 1 Awb)?

Vraag 5 

Stel dat het bestuursorgaan een herhaalde aanvraag of verzoek om terug te komen van een besluit inhoudelijk heeft behandeld. Aan welke eisen dient deze inhoudelijke behandeling dan te voldoen?

Vraag 6 

Maakt het daarbij in geval van een herhaalde aanvraag uit of er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd?

Vraag 7 

Is in dit geval sprake van een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid?

Vraag 8

Leg uit aan de hand van r.o. 3.6 in hoeverre de aanwezigheid van beleid een rol speelt bij de beoor- deling van verzoeken om terug te komen van rechtens onaantastbare besluiten.

Vraag 9

Wat dient een bestuursorgaan bij de beoordeling van dergelijke verzoeken te doen, blijkens r.o. 3.6, wanneer zulk beleid ontbreekt?

Antwoordindicatie 

Casus I

Vraag 1a, Vraag 1b & Vraag 1c

Bij besluit heeft het college van B&W van de gemeente Amsterdam de bewonersparkeervergunning van de eiser met ingang van 1 mei 2017 ingetrokken.   

Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het college van B&W

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3a


Vragen

Casus I: Onvolledige aanvraag

Vraag 1

Leg uit aan welke normen uit de Awb een bestuursorgaan zich moet houden bij het voorbereiden en nemen van een beschikking.

Vraag 2

Wat is de verhouding tussen art. 3:2, art. 4:2, tweede lid, en art. 4:5 Awb?

Vraag 3

Is art. 4:5 Awb op elk gebrek in een aanvraag van toepassing?

Vraag 4

Het college van B&W van Groningen heeft voor het indienen van een aanvraag om een reclamevergunning het gebruik van een aanvraagformulier als bedoeld in art. 4:4 Awb voorgeschreven. Carina Jagersma levert de voor het nemen van het besluit relevante informatie aan, echter zonder van dit formulier gebruik te maken. Mag het college van B&W om die reden de aanvraag buiten behandeling laten?

Vraag 5 

Bram Dijkema dient een subsidieaanvraag in bij het college van B&W van Leeuwarden. In reactie op zijn aanvraag laat het college van B&W op 12 juni 2018 per brief aan Bram weten dat deze onvolledig is en moet worden aangevuld. In de brief staat duidelijk vermeld welke gegevens Bram nog moet over- leggen. Ook laten B&W aan Bram weten: “De aanvraag moet uiterlijk 1 augustus 2018 behoorlijk zijn aangevuld. Indien u de gevraagde gegevens niet binnen de aangegeven termijn verstrekt, dan nemen wij uw aanvraag mogelijkerwijs niet in behandeling.” Het blijft daarna stil. Bram laat niets van zich horen, het college van B&W evenmin. Dat verandert pas op 13 september 2018. Dan komt Bram alsnog met de gevraagde gegevens. Hoe moet/kan het college van B&W op de ontstane situatie reageren?

Vraag 6

Omar Tekin dient een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen in bij het college van B&W van Groningen. In reactie op zijn aanvraag laat het college van B&W op 15 januari 2018 per brief aan Omar weten dat deze onvolledig is en moet worden aangevuld. In de brief staat duidelijk vermeld welke gegevens Omar nog moet overleggen. Ook laten B&W aan Omar weten: “De aanvraag moet uiterlijk 1 februari 2018 behoorlijk zijn aangevuld. Indien u de gevraagde gegevens niet binnen de aangegeven termijn verstrekt, dan nemen wij uw aanvraag niet in behandeling.” Omar komt niet met een aanvulling. Op 25 april 2018 laten B&W aan Omar weten dat zijn aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. Heeft het college van B&W de aanvraag van Omar rechtmatig buiten behandeling gelaten?

Vraag 7

Rosa Molenaar dient een aanvraag voor een evenementenvergunning in bij de burgemeester van As- sen. In reactie op haar aanvraag laat de burgemeester op 30 mei 2018 per brief aan Rosa weten dat deze onvolledig is en moet worden aangevuld. In de brief staat duidelijk vermeld welke gegevens Rosa nog moet overleggen. Ook laat de burgemeester aan Rosa weten: “De aanvraag moet uiterlijk 15 juni 2018 behoorlijk zijn aangevuld.” Rosa laat niets van zich horen. De burgemeester beslist

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3b

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3b


Vragen

Casus I: ABRvS 25 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1299

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Leg uit waarom de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) is gevolgd bij de voorberei- ding van de bestreden besluiten. Bespreek daarbij wie een zienswijze mogen indienen gedurende de ter inzagelegging van het ontwerpbesluit.

Vraag 3 

Welk beginsel acht de Afdeling volgens de uitspraak relevant voor de vraag of de door appellant sub 4 niet nadere toegelichte – elektronisch ingediende – zienswijze toch tot een reactie van het bestuursorgaan had moeten leiden?

Vraag 4

Is artikel 4:2 Awb van toepassing op de voorbereiding van de beide bestreden besluiten?

Vraag 5

Binnen welke termijn dient beslist te worden op de aanvraag die wordt voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure?

Vraag 6

Voor de verleende omgevingsvergunning om een boom te kappen geldt dat een aanvraag voor een dergelijke vergunning wordt geacht van rechtswege te zijn gegeven/verleend indien er niet binnen de wettelijke beslistermijn is beslist (vgl. art. 3.9 lid 3 Wabo juncto par. 4.1.3.3 Awb). Waarom gaat die hoofdregel hier niet op?

Vraag 7

Waarover heeft het bestuursorgaan ter voorbereiding van het besluit van 19 maart 2013 een wettelijk advies ingewonnen en hoe beoordeelt de Afdeling of het bestuursorgaan dat advies ten grondslag heeft mogen leggen aan dit besluit?

Casus II: ABRvS 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3242

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

De aanvrager heeft zijn verzoek om een besluit te nemen ingediend per fax. Is dat schriftelijk in de zin van de Awb?

Vraag 3a

Volgens welke bepaling is het niet zomaar mogelijk om een bericht elektronisch aan het bestuur te sturen? Aan welke voorwaarde moet voldaan zijn wil dat wel kunnen?

Vraag 3b 

In veel gevallen willen bestuursorganen ook elektronische berichten (en besluiten) kunnen sturen aan belanghebbenden. Kan dat zomaar?

Vraag 4 

Wat is de gedachte achter de artikelen 4:5 lid 1 sub b en 6:6 aanhef en sub b Awb?

Vraag 5

Denkt u dat rechtsoverweging 2.3.1 evenzeer geldt voor het indienen van een aanvraag om een besluit te nemen? Zo ja, wat zegt dat over de houdbaarheid van uw antwoord op vraag 3a?

Vraag 6

Wat is uw oordeel over bovenstaande rechtsoverwegingen 5.3 en 5.4?

Vraag 7 

Om uw studiefinanciering te regelen dient u in te loggen op mijnduo.nl. Bent u van oordeel dat de elektronische communicatie

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4a


Vragen

Casus I: ABRvS 13 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1971

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Welke onderwerpen moeten in een beschikking tot verlening van een subsidie worden geregeld? Leg uit aan de hand van de bepalingen uit de Awb.

Vraag 3

Leg uit op welke bepalingen uit de Awb het besluit van de referendumcommissie van 15 juli 2016 is gebaseerd.

Vraag 4a 

Is het besluit om een verstrekte subsidie in te trekken, een bevoegdheid met beleidsvrijheid? b. Leg uit of de referendumcommissie de subsidie op nihil mocht vaststellen.

Vraag 4b

Er is aan Gay Group een voorschot betaald. Op basis van welke bepaling uit de Awb vindt bevoor- schotting plaats?

Casus II: ABRvS 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1774

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Uit artikel 6 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt dat de minister een subsidieplafond kan instellen. Wat wordt hiermee bedoeld?

Vraag 3

De minister heeft de aanvragen in het kader van LEAD beoordeeld in een ‘tenderprocedure’. Leg uit wat een ‘tenderprocedure' is.

Vraag 4 

Op basis van welke bepaling(en) uit de Awb is artikel 3.2. van de bijlage bij de LEAD beleidsregels gebaseerd?

Vraag 5 

Wat is het verschil tussen subsidievoorwaarden en subsidieverplichtingen?

Vraag 6 

Op basis van welke bepalingen uit de Awb mogen verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd? Noem de bepalingen, leg uit om welke verplichtingen het gaat, en onder welke voorwaarden de verplichtingen kunnen worden opgelegd.

Vraag 7 

Is volgens de rechtbank het drempelcriterium aan te merken als een subsidievoorwaarde of subsidie- verplichting?

Vraag 8 

Is volgens de visie van de minister het drempelcriterium een subsidievoorwaarde of subsidieverplich- ting?

Vraag 9 

Waarom mocht de minister volgens de Afdeling de subsidie niet weigeren op grond van het drempel- criterium?

Vraag 10 

Betekent de conclusie van de Afdeling dat de rechtbank terecht het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:3 Awb heeft vernietigd (r.o. 6.8) dat Cinop subsidie zal ontvangen?

Vraag 11 

De uitspraak illustreert dat het aanpakken van topinkomens bij gesubsidieerde instellingen niet eenvoudig is. Bedenk een subsidieverplichting in de zin van artikel 4:39 Awb die de minister aan de subsidieverlening zou kunnen verbinden waarbij (toch) rekening wordt gehouden met salariskosten van de subsidieontvanger.

Antwoordindicatie

Casus I

Vraag 1a, Vraag 1b & Vraag 1c

Kan

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4b

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4b


Vragen

Casus I: HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0736

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Welke gebruiksrechten heeft de burger met betrekking tot openbare zaken?

Vraag 3

Van wat voor soort gebruik van een openbare zaak door de burger is in dit geval sprake?

Vraag 4a

Het Hoogheemraadschap vordert verwijdering van de steiger van verweerder. Waarom wijst het Hof deze vordering af?

Vraag 4b 

Hoe oordeelt de HR over het standpunt van het Hof?

Vraag 5

Stelling: Ook al is in de tekst van het arrest nergens sprake van het begrip ‘onaanvaardbare door- kruising’, uit het arrest blijkt overduidelijk dat de heffing van het waterschap geen onaanvaardbare doorkruising van enige publiekrechtelijke regeling inhoudt. Bent u het met die stelling eens?

Vraag 6

Noem de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de casus van het onderhavige arrest en de casus van het arrest Amsterdam/Geschiere. Vormt het onderhavige arrest een afwijking van de jurisprudentie, zoals neergelegd in het arrest Amsterdam/Geschiere (zie het boek, § 13.8.6)?

Vraag 7a 

Stel, het bestuur van het Hoogheemraadschap verbindt aan de vergunning de voorwaarde dat, vanwege een vlak bij het perceel van verweerder gelegen natuurcamping, tussen 23.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s ochtends geen boten bij de steiger mogen aan- of afmeren. Mag dat?

Vraag 7b

Stel, het Hoogheemraadschap verbindt als eigenaar van de Ringvaart aan de toestemming voor het gebruik van de steiger de voorwaarde dat, vanwege een vlak bij het perceel van verweerder gelegen natuurcamping, die wordt geëxploiteerd door het Hoogheemraadschap, tussen 23.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s ochtends geen boten bij de steiger mogen aan- of afmeren. Mag dat?

Vraag 8

Bespreek of Chris de uitkomst van een rechtelijke procedure met een gerust hart tegemoet kan zien als hij inderdaad niet betaalt en de gemeente Haarlemmermeer een juridische procedure start.

Casus II: HR 10 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1055, AB 1993/586

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Welke beoordelingsmaatstaf legt de Hoge Raad aan bij de beantwoording van de vraag of het Ei- landgebied Curaçao de overeenkomst al dan niet hoeft na te komen?

Vraag 3 

Is het van belang voor de beoordelingsmaatstaf dat het Eilandgebied een overheidslichaam is?

Vraag 4 

Staat Den Dulk met lege handen als het Eilandgebied de overeenkomst niet hoeft na te komen?

Vraag 5 

Het nieuw Bestuurscollege van het Eilandgebied

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5a


Vragen

Casus I: ABRvS 5 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5105

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2

Als gevolg van welke bestuurshandeling is (volgens De Wouwse Tol) de schade die ze vergoed wil krijgen ontstaan?

Vraag 3

Komt de schade die een dergelijke bestuurshandeling doorgaans met zich brengt, steeds in aanmer- king voor een tegemoetkoming?

Vraag 4a 

Het onderzoek van een bestuursorgaan of een voorgenomen besluit onevenredige gevolgen heeft voor een belanghebbende, kan plaatsvinden aan de hand van twee verschillende bestuursrechtelijke beginselen. Welke twee?

Vraag 4b

Welke van deze beginselen speelt in bovenstaande uitspraak een rol en waarom?

Vraag 5a

In de zaak over De Wouwse Tol kon de gelaedeerde niet bestuursrechtelijk procederen tegen het nadeel veroorzakende bestuurshandelen. Waarom niet? Leg uit waarom desondanks bij de bestuurs- rechter kan worden geprocedeerd over de compensatie van het nadeel.

Vraag 5b 

Stel dat wel geprocedeerd kan worden tegen het (appellabele) besluit dat nadeel veroorzaakt. Is procederen tegen dat besluit een voorwaarde voor het krijgen van compensatie voor het door dat besluit veroorzaakte nadeel?

Vraag 6a

In het huidige bestuursrecht kunnen het nadeelveroorzakende besluit en het besluit over de com- pensatie van het geleden nadeel in de meeste gevallen grotendeels onafhankelijk van elkaar worden genomen en beoordeeld, terwijl dat in het verleden niet altijd het geval was. Welke voordelen van die splitsing van besluiten kunt u noemen?

Vraag 6b 

Welke nadelen kunt u noemen?

Vraag 7

Waarom krijgt de Wouwse Tol de gestelde schade niet vergoed van de minister?

Vraag 8

In rechtsoverweging 7.2 maakt de Afdeling duidelijk op welke wijze zij de beslissing van het be- stuursorgaan of sprake is van een normaal maatschappelijk (ondernemers)risico zal toetsen. Is sprake van een marginale of van een volle toetsing? Wat is uw mening over die rechtsoverweging?

Vraag 9 

In rechtsoverweging 8 beoordeelt de Afdeling de zorgvuldigheid van de referentiegroep die door de schadecommissie (en verweerder) is gebruikt ter bepaling van de omzetdaling. Betreft het hier de beoordeling van de abnormale last of van de speciale last van de Wouwse Tol?

Vraag 10 

Hoe oordeelt de Afdeling uiteindelijk in bovenstaande tussenuitspraak over het besluit van de mi- nister?

Casus II: Rechtbank Midden-Nederland 15 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:107

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

In deze uitspraak behandelt de rechtbank de vraag naar de aansprakelijkheid van de overheid op grond van het

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5b

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5b


Vragen

Casus I: ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:593

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2a 

Appellant stelt dat het handelen van de korpschef in casu schade heeft veroorzaakt. Welke on- rechtmatige handeling gaat het om?

Vraag 2b

Is die handeling aan het bestuursorgaan toe te rekenen?

Vraag 3

Waaruit bestaat volgens appellant de geleden schade?

Vraag 4

Stelling: ‘vernietiging van een besluit door de bestuursrechter leidt per definitie tot aansprakelijk- heid van het bestuursorgaan’. Leg uit of deze stelling juist of onjuist is.

Vraag 5 

Zet aan de hand van de casus van ‘Tijdelijk illegale Amelandse benzinepomp’ uiteen wanneer vol- gens de uitspraak geen sprake is van causaal verband tussen schade en een besluit dat later is ver- nietigd.

Vraag 6a

Hoe kan het college van B&W van de gemeente Ameland ingevolge de uitspraak inzake de Tij- delijk illegale Amelandse Benzinepomp I het beste bewijzen dat er geen causaal verband bestaat tussen het vernietigde besluit en de ontstane schade?

Vraag 6b

In de uitspraak inzake de Tijdelijk illegale Amelandse Benzinepomp I spreekt de Afdeling be- stuursrechtspraak uit dat tussen het vernietigde besluit van het college van B&W van de gemeente Ameland en de ontstane schade gedurende een bepaalde periode causaal verband bestaat. Leg uit over welke periode het dan gaat.

Vraag 7a 

Lees de belangrijkste overwegingen van de uitspraak van de Afdeling. Zet uiteen wat het verschil is tussen de beantwoor- ding in de uitspraak over de Tijdelijke illegale Amelandse Benzinepomp I en de uitspraak inzake Biolicious.

Vraag 7b

Op welke wijze bepaalt de Afdeling in bovenstaande uitspraak (schadevergoeding wei-geren jachtakte) of sprake is van causaal verband?

Casus II: ABRvS 24 december 2008, ECLI:NL:RVS:2014:BG8294

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Op welke wijze moet in zijn algemeenheid worden beoordeeld of voldaan is aan het vereiste van relativiteit als sprake is van een onrechtmatig besluit?

Vraag 3

De rechtbank Leeuwarden (ECLI:NL:RBLEE:2008:BC6258) had geoordeeld dat de – volgens de rechtbank Leeuwarden geschonden – normen in het bestemmingsplan niet strekten tot bescherming van de belangen van een concurrent. Desondanks concludeerde de rechtbank dat sprake was van een onrechtmatige handeling van het college van B&W van de gemeente Ameland jegens de con- current. Leg uit hoe de rechtbank tot dat oordeel kwam.

Vraag 4

In bovenstaande uitspraak inzake de Tijdelijk illegale Amelandse Bezinepomp II, die het

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6a


Vragen

Casus I: Rb Rotterdam 21 februari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2448

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Welke overtreding(en) is (zijn) in deze zaak aan de orde?

Vraag 3a 

In deze zaak is sprake van een last onder dwangsom en openbaarmaking van deze sanctie.

Vraag 3b

Op grond van welke wettelijke bepaling(en) was de AFM bevoegd tot het opleggen van de last onder dwangsom?

Vraag 3c 

Wat is in dit verband de betekenis van artikel 5:32 Awb?

Vraag 3d 

Op grond van welke wettelijke bepaling(en) was de AFM bevoegd tot het openbaar maken van de last onder dwangsom?

Vraag 3e 

Is openbaarmaking van de last onder dwangsom zelf ook een sanctie?

Vraag 4

Is de last onder dwangsom een herstel- of een bestraffende sanctie en waarom is dit onderscheid van belang?

Vraag 5 

Het beroep wordt ongegrond verklaard. Leg aan de hand van de toepasselijke bepalingen van hoofd- stuk 5 van de Awb uit dat de door de AFM opgelegde last onder dwangsom voldoet aan de wettelijke (vorm)vereisten.

Vraag 6

Impliceert de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen tevens de bevoegdheid om zakelijke gege- vens en bescheiden op te vragen?

Casus II: ABRvS 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3175

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Is het opleggen van de herplantplicht wel te beschouwen als een bestuurlijke sanctie, gelet op art. 5:2, tweede lid, Awb?

Vraag 3 

Op grond van welke bepalingen is het college bevoegd om een dwangsom op te leggen?

Vraag 4 

Had het college van B&W in plaats van een last onder dwangsom een last onder bestuursdwang mogen opleggen?

Vraag 5

Waarvan zal het in situaties dat een bestuursorgaan mag kiezen tussen een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom afhangen voor welke sanctie wordt gekozen?

Vraag 6

Waarom is appellant sub 2 in hoger beroep gegaan?

Vraag 7

Hoe oordeelt de ABRvS over de hoogte van de opgelegde dwangsom?

Vraag 8

Waarom wordt het besluit van 9 december 2015 van het college van B&W vernietigd?

Antwoordindicatie

Casus I

Vraag 1a, Vraag 1b & Vraag 1c

Een toezichthouder van de AFM heeft een informatieverzoek naar eiser toegezonden om te bezien of de onderneming van eiser, zonder vergunning financiële diensten verleende.
Eiser was ex. art. 5:20 Awb verplicht hier op

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6b

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6b


Vragen

Casus I: CBB 7 maart 2016, ECLI:NL:CBB:2016:54

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Is voor de inzet van bestuursrechtelijke toezichtsbevoegdheden vereist dat sprake is van een ver- moeden dat een overtreding is gepleegd?

Vraag 3

Wat is de verhouding tussen artikel 5:44 Awb en het ne bis in idem?

Vraag 4

Hoe oordelen partijen en het CBB over de vraag of de cautieplicht is geschonden?

Vraag 5a

In welke bepaling is de bestuursrechtelijke cautieplicht geregeld?

Vraag 5b 

Wat is de consequentie van schending van deze bepaling?

Vraag 6

Appellant doet onder verwijzing naar drie instellingen die zonder vergunning opereren een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hoe oordeelt het CBB op dit punt?

Vraag 7 

Appellant meent dat hij niet als feitelijk leidinggevende kan worden aangemerkt. Daartoe voert hij aan onder meer aan dat hij geen opzet had op het leidinggeven noch op het door de rechtspersoon gepleegde strafbare feit. Hoe oordeelt het CBB op dit punt?

Vraag 8a

Appellant meende dat de gedraging waaraan hij schuldig wordt geacht hem niet valt te verwijten. Leg uit waarom appellant deze mening was toegedaan.

Vraag 8b

Op welke Awb-bepaling uit hoofdstuk 5 doelt appellant met zijn betoog?

Vraag 9

Hoe oordeelt het CBB op dit punt?

Vraag 10

Is het voor het beboeten van een feitelijk leidinggever nodig dat:

a. tevens de rechtspersoon overtreder is, en b. tevens de rechtspersoon wordt beboet?

Vraag 11 

Had appellant in plaats van als feitelijk leidinggever als functioneel dader kunnen worden beboet?

Casus II: CRvB 16 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1816

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Welke overtreding is in het geding?

Vraag 3

Wat is het boetebedrag dat ten hoogste mag worden opgelegd? Welke Awb-bepaling is hier van belang?

Vraag 4 

Wat is het verschil tussen wettelijk gefixeerde en niet-wettelijk gefixeerde boetes?

Vraag 5 

Welk van beide soorten boetes kent de Participatiewet?

Vraag 6 

Is het bestuursorgaan in geval van een overtreding bevoegd of verplicht om een bestuurlijke boete op te leggen?

Vraag 7a 

De jurisprudentie heeft een verfijning aangebracht van 100%, 75%, 50% en 25% van het benade- lingsbedrag. De eerste twee percentages hebben betrekking op opzet en grove schuld. Zijn opzet en grove schuld, gezien het overtreden wettelijk voorschrift en het Boetebesluit sociale zekerheidswet- ten,bestanddelen van het beboetbare feit?

Vraag 7b

Hoe is de bewijslastverdeling tussen

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7a

Bestuursrecht 2 - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7a


Vragen

Casus I: Rb. Midden-Nederland 28 november 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:5979

Vraag 1

Leg in eigen woorden uit waarom sms- en WhatsApp-berichten volgens de rechtbank kunnen aangemerkt worden als ‘een schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat’ als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder a van de Wob.

Vraag 2 

Leg uit waarom het voor de werkingssfeer van de Wob naar het oordeel van de rechtbank relevant is of een telefoon met sms- of WhatsApp berichten op naam staat van de werkgever of dat het een privé telefoon van de ambtenaar betreft.

Vraag 3 

Verweerder heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Welke argumenten zou u naar voren brengen om te beargumenteren dat een sms- en WhatsApp berichten niet vallen onder de werkingssfeer van de Wob?

Vraag 4 

Stel: in het kader van het gemeentelijke project Aanpak Ring Zuid moet op zeer korte termijn een verkeersbesluit worden genomen. Elisa Weelde, verantwoordelijk ambtenaar voor de verkeersbe- sluiten in het kader van de aanpak ring Zuid, heeft korte lijntjes met wethouder Paul de Rook en beschikt over zijn privé-nummer. In de avond, om 22:30 uur overleggen ze nog even snel via Whats- App over de details van het besluit. Enkele weken later verzoekt Actiegroep Tegen Aanpak Ring Zuid op grond van de Wob om alle informatie over het Verkeersbesluit. Vallen de WhatsApp-berichten van de wethouder onder de werkingssfeer van de Wob?

Vraag 5 

Stel: ter afsluiting van de studie schrijft Chris Vonk een scriptie over het ‘interne rechtssysteem’ van Vindicat en de verhouding tot het strafrecht. Zijn scriptiebegeleider Klaas de Wit twijfelt zeer over de kwaliteit van het eindproduct. Is het voldoende? Nadat Klaas vele e-mails heeft gewisseld met zijn collega, die fungeert als meelezer, maakt hij aan Chris het eindresultaat bekend: een 5. Chris begrijpt er niets van en wil de onderste steen boven halen. Hij dient een Wob-verzoek in bij Klaas de Wit (examinator) waarin hij vraagt om de e-mails over de beoordeling van zijn scriptie. Klaas de Wit weet niet goed hoe hij moet reageren. Een paar dagen geleden heeft hij zijn email box drastisch opgeschoond en onder meer deze email berichten verwijderd. Wat is uw juridische advies aan Klaas?

Casus II: ABRvS 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:974

Vraag 1a

Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?

Vraag 1b

Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?

Vraag 1c

Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?

Vraag 2 

Mag een bestuursorgaan een Wob-verzoek buiten behandeling laten omdat de behandeling van het verzoek naar het oordeel van het bestuursorgaan teveel geld kost?

Vraag 3 

Moet een verzoeker bij zijn Wob-verzoek ook een belang stellen?

Vraag 4

Biedt de Awb het bestuursorgaan de bevoegdheid om

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1416
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.