Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Inleiding in de Psychologie aan de Universiteit Leiden - 2016/2017

MC-vragen

Vraag 1

Welke filosofie kan worden gezien als tegengesteld (“opposite”) aan het empirisme (“Empiricism”)?

  1. Het dualisme.

  2. Het materialisme.

  3. Het expirisme

  4. Het nativisme.

Vraag 2

Voorafgaand aan het conditioneren zal er dopamine vrijkomen bij het ontvangen van voedsel, zodat een relatie wordt gelegd tussen het voedsel en wat eraan voorafging. Na het voltooien van de conditionering zal er dopamine vrijkomen als reactie op de bel, zodat er een relatie wordt gelegd tussen het klinken van de bel en de omstandigheden waarin de bel klinkt.

  1. Als het dier geconditioneerd is komt er dopamine vrij in de nucleus accumbens zodra het dier het voedsel ontvangt.

  2. Voorafgaand aan het conditioneren komt er dopamine vrij in de nucleus accumbens zodra het dier het geluid van de bel hoort.

  3. Alternatieven a en b zijn beide juist

  4. Alternatieven a en b zijn beide onjuist

Vraag 3

Wanneer wij ons concentreren op een stimulus of een probleem proberen op te lossen vertoont ons EEG een patroon dat “beta-waves” wordt genoemd. Dit patroon wordt gekenmerkt door … en is waarschijnlijk het gevolg van …

  1. Snelle, onregelmatige golven; het niet-gesynchroniseerd vuren van neuronen.

  2. Langzame, onregelmatige golven; het gesynchroniseerd vuren van neuronen.

  3. Snelle, onregelmatige golven; het gesynchroniseerd vuren van neuronen

  4. Langzame, regelmatige golven; het niet-gesynchroniseerd vuren van neuronen.

Vraag 4

Welke uitspraak over de amygdala is niet juist?

  1. De amygdala is het “snelle waarschuwingssysteem” in het brein.

  2. De amygdala ontvangt signalen via een subcorticale route en via een corticale route.

  3. De amygdala reageert alleen op bewust waargenomen stimuli

  4. De amygdala maakt deel uit van het lymbische systeem.

Vraag 5

Wanneer de genetische invloed op een bepaald kenmerk is toe te schrijven aan het gecombineerde effect van een groot aantal genen, dan noemen we die eigenschap ...

  1. Dominant.

  2. Recessief.

  3. Heterozygoot.

  4. Polygeen.

Vraag 6

Stel dat er een zeldzaam recessief gen (n) bestaat, dat als het tot uiting komt een ernstige afwijking veroorzaakt. Het veel vaker voorkomende allel (N) is dominant. Hoeveel procent kans heeft een kind met een (Nn) ouder en een (NN) ouder om het

zeldzame gen te krijgen?

  1. 25 procent.

  2. 100 procent.

  3. 0 procent

  4. 50 procent.

Vraag 7

In zijn dualistische filosofie ging Descartes er van uit dat gedrag dat mensen en dieren gemeenschappelijk hebben (zoals het zich kunnen bewegen) veroorzaakt moet zijn dooren niet door …

  1. De ziel (“soul”); het lichaam.

  2. De spieren; de zintuigen.

  3.  Het lichaam; de ziel (“soul”).

  4. De zintuigen; de spieren.

Vraag 8

De opvatting dat gedrag wordt bepaald door de genen en nauwelijks te beïnvloeden is door de directe omgeving en de culturele achtergrond wordt door Gray de ..... genoemd.

  1. 'Naturalistic fallacy'

  2. 'Deterministic fallacy'

  3. 'Panglossian fallacy'

  4. 'Hindsight fallacy'

Vraag 9

Welk van de volgende principes is geen Gestalt principe van perceptuele groepering?

  1. Reciprocity

  2. Good continuation

  3. Similarity

  4. Closure

Vraag 10

Iemand die laat weten dat hij boodschappen heeft gedaan en zegt: 'Koop melk winkel”. Deze persoon heeft waarschijnlijk ...

  1. Een stoornis in het gebied van Wernicke ('Wernicke's aphasia').

  2. Een 'split-brain' operatie achter de rug.

  3. Een beschadiging in de hippocampus.

  4. Een stoornis in het gebied van Broca ('Broca's aphasia').

Vraag 11

Eén mogelijke interpretatie van Pavlov’s experimenten met honden is, dat de honden leerden dat ze na de geconditioneerde stimulus (“conditioned stimulus”) voedsel konden verwachten, en dat deze verwachting (“expectation”) vervolgens tot het speekselen leidde. Deze interpretatie past het best in welke benadering van leren?

  1. Watson’s traditionele S-R (stimulus-respons) benadering.

  2. De ecologische benadering.

  3. De cognitief-psychologische benadering.

  4. De operante-conditionerings benadering.

Vraag 12

Op een basisschool worden kinderen getest op hun sociale vaardigheid en worden vragen gesteld over hun vrijetijdsbesteding. Uit het onderzoek blijkt dat kinderen die veel naar soaps kijken sociaal vaardiger zijn dan kinderen die dat minder doen. De onderzoekers doen de aanbeveling om kinderen meer naar soaps te laten kijken om hun sociale vaardigheden te stimuleren. Deze aanbeveling is …. omdat het hier gaat om ….. onderzoek.

  1. Gerechtvaardigd; experimenteel.

  2. Gerechtvaardigd; correlationeel.

  3. Niet gerechtvaardigd; experimenteel.

  4. Niet gerechtvaardigd; correlationeel.

Vraag 13

Menselijk gedrag kan binnen de psychologie vanuit verschillende perspectieven worden bestudeerd. Een psychologe die in haar onderzoek naar seksuele jalousie de nadruk legt op de rol van onze overtuigingen (“beliefs”) en interpretaties heeft blijkbaar gekozen voor een ….

  1. Genetische benadering

  2. Neuronale benadering

  3. Cognitief-psychologische benadering

  4. Ontwikkelings-psychologische benadering

Vraag 14

Welke van de volgende factoren speelt in de meeste gevallen een intermediërende rol bij het placebo effect?

  1. De productie van endorfinen.

  2. Een verhoogde gevoeligheid van de A-delta vezels.

  3. De herabsorbtie ('reabsorption') van kalium door C vezels.

  4. Directe elektrische stimulatie van het 'Periaqueductal Gray' (PAG).

Vraag 15

Waarin vertoont de 'Law of effect' van Thorndike gelijkenis met de idee van natuurlijke selectie uit de evolutietheorie?

  1. Beide impliceren dat soorten fysieke veranderingen kunnen ondergaan.

  2. Beide impliceren dat alleen de gedragingen met gunstige consequenties blijven voortbestaan.

  3. Beide verwerpen het model van klassiek conditioneren.

  4. Zowel a, b als c zijn juist.

Vraag 16

Terwijl je bijna lag te slapen hoorde je opeens gekras op je raam. Op dat moment begon je hart sneller te bonken. Welk gedeelte van je zenuwstelsel is verantwoordelijk voor deze reactie?

  1. Het parasympathische gedeelte van het autonome zenuwstelsel.

  2. Het sympathische gedeelte van het autonome zenuwstelsel.

  3. Het ‘skeletal motor’ stelsel.

  4. Het cerebellum.

Vraag 17

Duidelijke altruïstische handelingen waarbij nietfamilieleden net zo vaak geholpen worden als familieleden kunnen het best verklaard worden door …

  1. De ‘kin selection’ theorie.

  2. De ‘reciprocity’ theorie.

  3. Zowel de ‘kin selection’ als de ‘reciprocity’ theorie.

  4. Het sociaal Darwinisme.

Vraag 18

De …… is het gebied op de retina dat in de zichtlijn (‘line of sight’) ligt en waar de grootste concentratie …… aanwezig is.

  1. De blinde vlek; staafjes (‘rods’)

  2. De blinde vlek; kegeltjes (‘cones’)

  3. De fovea; staafjes (‘rods’)

  4. De fovea; kegeltjes (‘cones’)

Vraag 19

Een verlegen persoon heeft erin toegestemd om gedag te zeggen tegen tien mensen die hij gedurende de dag tegenkomt. Als deze begroetingen beantwoord worden met vriendelijke reacties is de verlegen persoon meer geneigd om in de toekomst iemand te begroeten. Deze procedure is een therapeutisch gebruik van:

  1. Habituatie.

  2. Klassieke conditionering.

  3. Operante conditionering.

  4. Observationeel leren.

Vraag 20

Scepticisme’ betekent in de wetenschap:

  1. Het weigeren een theorie te geloven die in tegenspraak is met gegevens uit eerder onderzoek.

  2. Het zoeken naar alternatieve verklaringen en bewijzen die een theorie kunnen weerleggen, zelfs als het om je eigen theorie gaat.

  3. Zorgvuldig observeren en het accuraat vastleggen van gegevens.

  4. Geen persoonlijke vooroordelen (‘biases’) of overtuigingen hebben

Vraag 21

Neurotransmitters ...

  1. Dragen een actiepotentiaal van de dendriet via het cellichaam over op het axon.

  2. Beïnvloeden de snelheid waarmee de actiepotentiaal zich langs het axon voortbeweegt.

  3. Dragen de zenuwimpuls vanuit de eindknopen ('terminal buttons') via de synaptische spleet ('synaptic cleft') over op de dendriet van een andere zenuwcel.

  4. Zijn chemische boodschappers die via het bloed specifieke hersengebieden activeren.

Vraag 22

Als een soort “shorthand” (verkorte notatie) spreken onderzoekers soms over genen “voor” artistieke aanleg of over genen “voor” intelligentie. Wat ze dan bedoelen is dat:

  1. Die genen van invloed zijn op de fysiologische processen die bijdragen aan artistieke of intellectuele vaardigheden.

  2. Die genen die vaardigheden direct veroorzaken.

  3. Deze vaardigheden niet worden beïnvloed door de omgeving.

  4. In de evolutie deze vaardigheden de kans op overleving hebben verhoogd.

Vraag 23

Een “cochlear implant” (gehoor-implantaat) vermindert doofheid wanneer die is veroorzaakt door:

  1. Beschadiging aan de primaire auditieve cortex.

  2. Vernietiging van haarcellen in het binnenoor (“inner ear”).

  3. Vernietiging van de auditieve zenuw (“auditory nerve”).

  4. Blokkering van de gehoorgang (“auditory canal”).

Vraag 24

Stel dat de wet van Weber correct is. Als je dan een gewicht van 90 gram net kunt onderscheiden van een gewicht van 99 gram, dan kun je ook een gewicht van 300 gram net onderscheiden van een gewicht van …

  1. 309 gram.

  2. 318 gram.

  3. 330 gram.

  4. 399 gram

Vraag 25

Je herkent een voorwerp sneller als het een onderdeel is van een betekenisvolle scène, dan wanneer het een onderdeel is van verzameling ongerelateerde voorwerpen. Deze observatie vormt bewijs voor …

  1. Het belang van onderscheidende kenmerken (‘features’).

  2. Het verwerken van betekenis voordat er aandacht op een voorwerp gericht is.

  3. De kracht van ‘top-down’ verwerking.

  4. De kracht van ‘bottom-up’ verwerking.

Vraag 26

Onderzoekers vragen proefpersonen om met één oog door een heel klein gaatje in een muur een kamer in te kijken. Proefpersonen kunnen zich in die situatie toch een beeld vormen van de relatieve posities van de voorwerpen in die kamer. Welke "diepte cues" gebruiken ze daarbij?

  1. ‘Binocular cues’.

  2. ‘Motion parallax’.

  3. ‘Pictorial cues’.

  4. ‘Eye convergence’.

Vraag 27

Om te kunnen ruiken of de aardappelen staan aan te branden, moeten de receptorcellen in de neus fysische energie omzetten in elektrochemische energie. Dit proces heet ...

  1. Inhibitie.

  2. Sensorische adaptatie.

  3. Codering.

  4. Transductie.

Vraag 28

De techniek binnen de klassieke conditionering die gebruikt wordt om de zintuiglijke vermogens van een dier (bijvoorbeeld het al dan niet kunnen onderscheiden van twee kleuren) te bestuderen, heet:

  1. ‘Shaping’.

  2. Uitdoving (‘extinction’).

  3. Generalisatie.

  4. ‘Discrimination training’.

Vraag 29

De ideeën van Thomas Hobbes droegen bij aan het ontwikkelen van een filosofie die bekend staat als het empirisme. Bij het empirisme staat de volgende gedachte centraal:

  1. Elementaire ideeën zijn aangeboren en hoeven niet verworven te worden door ervaringen.

  2. Alle menselijke kennis komt uiteindelijk voort uit zintuiglijke waarneming (‘sensory experience’).

  3. De waarneembare handelingen van mensen en dieren moeten worden bestudeerd, niet de zintuiglijke waarneming (‘sensory experience’).

  4. Er kan geen relatie gelegd worden tussen het menselijk denken en menselijke ervaringen.

Vraag 30

Welke uitspraak over dromen is onjuist?

  1. Volwassenen brengen meer tijd door in de REM slaap, en dromen daardoor meer dan kleine kinderen.

  2. Dromen in beelden vindt vooral plaats in de REM slaap; de dromen in de NREM slaap hebben meer het karakter van denken-in-de-slaap ('sleep thought').

  3. Freud noemt de verborgen betekenis van een droom 'de latente inhoud'.

  4. Dat dromen 'slechts' een neveneffect ('side effect') zijn van nachtelijke neurale activiteit hoeft niet te betekenen dat ze betekenisloos zijn.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. D

  2. D

  3. A

  4. C

  5. D

  6. D

  7. C

  8. B

  9. A

  10. D

  11. C

  12. D

  13. C

  14. A

  15. B

  16. B

  17. B

  18. D

  19. C

  20. B

  21. C

  22. A

  23. B

  24. C

  25. C

  26. C

  27. D

  28. D

  29. B

  30. A

 

 

 

     

    Image

    Access: 
    Public

    Image

    Image

     

     

    Contributions: posts

    Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.

    Image

    Spotlight: topics

    Check the related and most recent topics and summaries:
    Institutions, jobs and organizations:

    Image

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Follow the author: Psychology Supporter
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Statistics
    2344 1