Hoorcollege week 1 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Roerende en onroerende goederen: art. 3:3 geeft in lid 1 aan wanneer een zaak onroerend is en in lid 2 wanneer een lid roerend is. Onroerende goederen zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, beplantingen en gebouwen en werken die duurzaam verenigd zijn met de grond, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met een ander gebouw of werk. Bij de laatste categorie spelen 2 vragen op: 1) is er sprake van een gebouw of werk? 2) is dit gebouw of werk duurzaam verenigd met de grond? Voor de tweede vraag moet worden gekeken in het arrest Portacabin. Hier is bepaald dat een gebouw of werk kan duurzaam met de grond zijn verenigd doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. 2 aanwijzingen zijn van belang: de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven moet naar buiten kenbaar zijn én voor zover de bedoeling van de bouwer naar buiten kenbaar is. Hierbij is niet van belang of de technische mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen. Het criterium uit het Portacabin arrest is dus heel ruim. Dit blijkt uit het Havenkraanarrest. 1 grote uitzondering op dit criterium, hetgeen wat drijft is niet onroerend. Zie hiervoor het woonarkarrest.

Bestanddeelvorming: art. 3:4 bepaalt wanneer iets bestanddeel is van een zaak. Hierbij is het arrest Depex/Curatoren van belang. In dir arrest zijn 2 aanwijzingen gevormd voor art. 3:4 lid 1: 1) wanneer gebouw en apparatuur in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd, ligt hierin een aanwijzing dat apparatuur en gebouw naar verkeersopvatting als één zaak moeten worden gezien, 2) hetzelfde geldt wanneer het gebouw uit oogpunt van geschiktheid als fabrieksgebouw bij het ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd (als gebouw).

Natrekking: er zijn 2 vormen van natrekking. 1) bestanddeelvorming art. 3:4 jo 5:3 BW. Deze vorm van natrekking geldt altijd in het geval van 2 roerende zaken. 2) verticale natrekking art. 3:3 jo 5:20 lid 1 BW. Deze vorm van natrekking geldt altijd indien 1 van beide zaken de grond is (directe vereniging). Of indirecte vereniging, kijk dan naar arrest WKK en Portacabin.

Eigendom: eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben art. 5:1 BW. Je hebt dus als eigenaar het recht van gebruik en het recht om over te dragen. Je kan ook beperkte rechten hebben, dat is vaak handiger dan een overeenkomst. 

Beperkte rechten: Een beperkt recht is namelijk absoluut, ze rusten op het recht van een ander. Bij beperkte rechten geldt ook de prioriteitsregel. Dit betekent dat als 2 beperkte rechten met elkaar botsen, het oudste recht voor gaat. De prioriteitsregel is dus een conflictoplossende regel. Tot slot hebben alle beperkte rechten zaaksgevolg, dit betekent dat als het goed waar het beperkte op rust wordt overgedragen, het beperkte recht mee over gaat.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het tentamen.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen vragen behandeld die gesteld zouden kunnen worden op het tentamen.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Hoorcolleges goederenrecht

Hoorcollege week 1 goederenrecht

Hoorcollege week 1 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Roerende en onroerende goederen: art. 3:3 geeft in lid 1 aan wanneer een zaak onroerend is en in lid 2 wanneer een lid roerend is. Onroerende goederen zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, beplantingen en gebouwen en werken die duurzaam verenigd zijn met de grond, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met een ander gebouw of werk. Bij de laatste categorie spelen 2 vragen op: 1) is er sprake van een gebouw of werk? 2) is dit gebouw of werk duurzaam verenigd met de grond? Voor de tweede vraag moet worden gekeken in het arrest Portacabin. Hier is bepaald dat een gebouw of werk kan duurzaam met de grond zijn verenigd doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. 2 aanwijzingen zijn van belang: de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven moet naar buiten kenbaar zijn én voor zover de bedoeling van de bouwer naar buiten kenbaar is. Hierbij is niet van belang of de technische mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen. Het criterium uit het Portacabin arrest is dus heel ruim. Dit blijkt uit het Havenkraanarrest. 1 grote uitzondering op dit criterium, hetgeen wat drijft is niet onroerend. Zie hiervoor het woonarkarrest.

Bestanddeelvorming: art. 3:4 bepaalt wanneer iets bestanddeel is van een zaak. Hierbij is het arrest Depex/Curatoren van belang. In dir arrest zijn 2 aanwijzingen gevormd voor art. 3:4 lid 1: 1) wanneer gebouw en apparatuur in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd, ligt hierin een aanwijzing dat apparatuur en gebouw naar verkeersopvatting als één zaak moeten worden gezien, 2) hetzelfde geldt wanneer het gebouw uit oogpunt van geschiktheid als fabrieksgebouw bij het ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd (als gebouw).

Natrekking: er zijn 2 vormen van natrekking. 1) bestanddeelvorming art. 3:4 jo 5:3 BW. Deze vorm van natrekking geldt altijd in het geval van 2 roerende zaken. 2) verticale natrekking art. 3:3 jo 5:20 lid 1 BW. Deze vorm van natrekking geldt altijd indien 1 van beide zaken de grond is (directe vereniging). Of indirecte vereniging, kijk dan naar arrest WKK en Portacabin.

Eigendom: eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben art. 5:1 BW. Je hebt dus als eigenaar het recht van gebruik en het recht om over te dragen. Je kan ook beperkte rechten hebben, dat is vaak handiger dan een overeenkomst. 

Beperkte rechten: Een beperkt recht is namelijk absoluut, ze rusten op het recht van een ander. Bij beperkte rechten geldt ook de prioriteitsregel. Dit betekent dat als 2 beperkte rechten met elkaar botsen, het oudste recht voor gaat. De prioriteitsregel is dus een conflictoplossende regel. Tot slot hebben alle beperkte rechten zaaksgevolg, dit betekent dat als het goed waar het beperkte op rust wordt overgedragen, het beperkte recht mee over gaat.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege week 2 goederenrecht

Hoorcollege week 2 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Bezit en houderschap: Bezit en houderschap zijn opgenomen in art. 3:107 BW. Bezit is een goed voor jezelf houden. Dit bezit kan middellijk of onmiddellijk zijn. Houderschap betekent dat je een goed voor een ander houdt en dat dit ook naar buiten toe kenbaar is. Anderen weten dat je enkel houder en geen bezitter bent. Ook houderschap is middellijk of onmiddellijk. 

Inbezitneming: Dit is vaak van belang bij verkrijgende verjaring. Je neemt een goed in bezit door daarover de feitelijke macht de hebben ex. art. 3:113 BW. Dit betekent dat je het goed onder je neemt en je gedraagt als een eigenaar. Voor het in bezitnemen van een roerende zaak die aan een ander toebehoort (te goeder trouw of te kwader trouw) moet worden gekeken naar verkrijgende verjaring art. 3:99 BW e.v. Bij een roerende zaak die aan niemand toebehoort, moet worden gekeken naar art. 5:4 BW. In geval van een onroerende zaak die aan een ader toebehoort moet ook worden gekeken naar art. 3:99 e.v. Als de onroerende zaak aan niemand toebehoort, is de grond van de Staat art. 5:24.

Beoordeling houderschap en bezit: Of iemand een goed houdt, en of hij dit voor zichzelf houdt, moet worden beoordeeld aan de hand van de verkeersopvattingen, wettelijke regels (bewijsvermoedens) en uiterlijke feiten. Eenmaal houderschap blijft houderschap op grond van art. 3:111 BW. 

Wettelijke regels bij bezit: Het gaat hier om procesrechtelijke regels. De hoofdregel is dat ‘wie stelt, moet bewijzen’ ex. art. 150 Rv. Ook zijn er bewijsvermoedens opgenomen in de wet. Dit betekent dat er een uit een vaststaand feit een niet vaststaand feit wordt afgeleid. Voorbeelden hiervan zijn art. 3:109, art. 3:118 lid 3 en art. 3:119 lid 1 en art. 5:26 BW. Het gaat hier om ‘vermoeden’, dus tegenbewijs leveren is mogelijk. Als je de feitelijke macht hebt, word je via enkele artikelen dus vermoed ook rechthebbende te zijn. Tot slot zijn er onweerlegbare vermoedens, waarbij tegenbewijs is uitgesloten.

Verkrijgende verjaring: Je verkrijgt een goed onder bijzondere titel. Het gaat dus altijd om 1 specifiek goed dat je in bezit krijgt. Verkrijgende verjaring geldt in principe voor alle goederen. Inschrijving in de openbare registers is nuttig voor derdenbescherming, maar niet vereist voor de verkrijging. Er zijn twee soorten verkrijgende verjaring, namelijk art. 3:99 BW en art. 3:105-3:106 BW. Bij verkrijgende verjaring ex. art. 3:99 BW gaat het om een bezitter te goeder trouw. De vereisten zijn: bezit, bezitter te goeder trouw, onafgebroken bezit, duur van 3 jaar bij roerende zaken en 10 jaar bij overige goederen. Als een bezitter aan deze vereisten voldoet, wordt de bezitter ook eigenaar art. 5:1 BW. Als je eenmaal bezitter te goeder trouw bent, word je dit ook geacht te blijven. Dit is vastgelegd in art. 3:118 lid 2 BW en betekent dat tegenbewijs wordt uitgesloten. Dit geldt ook voor rechtsopvolgers bij overgang onder algemene titel art. 3:116 BW. Verkrijgende verjaring ex. art 3:105 gaat om de rechthebbende die een bezit verliest. Bevrijdende verjaring tot beëindiging van onrechtmatig bezit

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege week 3 goederenrecht

Hoorcollege week 3 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Overdracht: De vereisten voor overdracht staan in art. 3:84 lid 1. Het is de belangrijkste manier om goederen te verkrijgen. Je moet ten eerste beschikkingsbevoegd zijn. Dit betekent dat je rechthebbende/eigenaar moet zijn. Uitzondering is als je failliet bent, dan ben je wel rechthebbende maar niet meer beschikkingsbevoegd (curator in dit geval wel). Ten tweede moet er een geldige titel zijn. Het is de rechtsgrond van de levering, wat is de rechtvaardiging voor de eigendomsverkrijging. Tot slot moet er sprake zijn van een levering. De levering is een rechtshandeling die verricht moet worden door de beschikkingsbevoegde. De levering verschilt per goed (art. 3:89 of 3:90). Er is nog een soort vierde vereiste, dat stelt dat het goed overdraagbaar moet zijn ex. art. 3:83 lid 1.

Levering roerende zaken: Levering van roerende zaken houdt in dat je het bezit moet verschaffen. De levering geschiedt via art. 3:90 jo. art. 3:114 of 3:115. In art. 3:115 staan bijzondere vormen van bezitsoverdracht door middel van een verklaring. Sub a) constitutum possessorium, sub b) traditio brevi manu, c) traditio longa manu. 

Houder en bezitsoverdracht vs. Houder en bezitsverschaffing: Houder kan het bezit niet overdragen. Als je houder bent heb je namelijk geen bezit. Geen cp levering door houder. Je kan als eigenaar wel de houder machtigen, zodat de houder beschikkingsbevoegd is. Een houder kan wel zelfstandig het bezit verschaffen. De levering is namelijk wel geslaagd, maar de overdracht niet doordat de houder beschikkingsonbevoegd was.

Levering bij voorbaat: Levering bij voorbaat staat in art. 3:97. Je kan toekomstige goederen bij voorbaat leveren, zodat de verkrijger direct eigenaar wordt. In de praktijk is dit vaak van belang bij verpanding. Levering bij voorbaat geldt voor toekomstige vorderingen en toekomstige roerende zaken, maar niet voor registergoederen. 

Levering van vorderingen: Leveringen van vorderingen wordt ook wel cessie genoemd. Als je een vordering overdraagt, dan heb je ook een nieuwe schuldeiser in de zin van boek 6. Er zijn 2 soorten cessies. De eerste is openbare cessie art. 3:94 lid 1. De levering geschiedt door een onderhandse akte en een mededeling aan de schuldenaar. Je kan toekomstige vorderingen bij voorbaat leveren, maar dan moet je wel weten wie de schuldenaar wordt voor de mededeling. De tweede soort cessie is de stille cessie in art. 3:94 lid 3. De levering geschiedt bij authentieke akte of geregistreerde akte. Dan is een mededeling aan de schuldeiser geen vereiste.

Overdracht onder voorwaarde: Bij een overdracht onder voorwaarde is aan alle vereisten van art. 3:84 lid 1 voldaan. Alleen de overdracht is nog onder voorwaarde. Daarin kan onderscheid worden gemaakt tussen opschortende en ontbindende voorwaarde. Als je niet zeker weet of het gaat gebeuren, dan is het een voorwaarde. Als je zeker weet dat het gebeurt maar niet zeker weet wanneer het gebeurt, dan is er geen sprake van een voorwaarde. Opschorten betekent pas als de voorwaarde heeft plaatsgevonden. Ontbindend betekent dat het rechtsgevolg intreedt, maar het stopt als de ontbindende voorwaarde is ingetreden. Zie hiervoor art. 6:22. 

Overdracht onder eigendomsvoorbehoud: Overdracht onder eigendomsvoorbehoud

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege week 4 goederenrecht

Hoorcollege week 4 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Derdenbescherming: Iemand kan iemand beschikkingsonbevoegd zijn. Dit kan ook komen door de schijn van bevoegdheid (gebrek aan publiciteit). Als dit het geval is, moet je dan beschermd worden als koper? Een geslaagd beroep op derdenbescherming levert dus reparatie van de onbevoegdheid. Hierdoor komt er toch een geldige eigendomsoverdracht ex. art. 3:84 lid 1 tot stand.

Art. 3:86: Dit artikel is van toepassing in geval van derdenbescherming bij roerende zaken, niet-registergoederen. De vereisten zijn: levering, anders dan om niet, goede trouw (art. 3:11). De uitzondering staat in lid 3. De uitzondering is van toepassing bij gestolen zaken. De doorverwijsplicht staat in art. 3:87. 

Diefstal en derdenbescherming: Je moet eerst de vereisten van art. 3:86 lid 1 afgaan. Als aan deze vereisten is voldaan, dan moet nog worden gekeken naar lid 3. De eigenaar kan alsnog binnen 3 jaar revindiceren, tenzij het is gekocht in een winkel of het gaat om geld. 

Derdenbescherming bij overige goederen: Derdenbescherming bij overige goederen staat in art. 3:88. Dit artikel geldt bijvoorbeeld in geval van registergoederen en vorderingen op naam.

Lastgeving en twee soorten vertegenwoordiging: Lastgeving is opgenomen in art. 7:414 e.v. Bij lastgeving sluit je met iemand een overeenkomst, omdat je wil dat iemand iets voor je doet. De opdracht ziet specifiek op het verrichten van een rechtshandeling. Je hebt dan een lastgever en een lasthebber. Bij vertegenwoordiging wordt onderscheid gemaakt tussen onmiddellijke en middellijke vertegenwoordiging. Belangrijk is dat lastgeving onder andere eindigt in geval van faillissement. 

Overdracht door een tussenpersoon: Lasthebber is beschikkingsbevoegd. Het goed komt da niet in het vermogen van de lasthebber. In geval van onmiddellijke vertegenwoordiging is er sprake van toerekening van levering aan de lastgever. De lastgever die verricht dan eigenlijk de leveringshandeling. Alle rechtshandelingen worden toegerekend aan de lastgever. Bij lastgeving in eigen naam dan vindt de levering plaats door de lasthebber. Het gaat dan om de overdracht van andermans goed.

Overdracht aan een tussenpersoon: Heel belangrijk of in eigen naam wordt gehandeld of niet. De onmiddellijk vertegenwoordiger valt weg, rechtstreekse verkrijging door lastgever. In geval van lastgeving in eigen naam (middellijke vertegenwoordiging) wordt er onderscheid gemaakt tussen soort zaken. Bij roerende zaken wordt je houder van de zaak ex. art. 3:110. De ontvangst van andere goederen maakt de tussenpersoon de rechthebbende. De tussenpersoon heeft vervolgens de verplichting om door te leveren.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het tentamen.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen vragen behandeld die gesteld zouden kunnen worden op het tentamen.

Access: 
Public
Hoorcollege week 6 goederenrecht

Hoorcollege week 6 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Overdraagbaarheid: Hoofdregel is neergelegd in art. 3:83 lid 3. Dit lid geeft aan dat goederen niet overdraagbaar zijn, tenzij de wet anders bepaalt (negatief geformuleerd). Eigendomsrechten, vorderingen en beperkte rechten zijn overdraagbaar, tenzij anders is bepaald blijkt uit art. 3:83 lid 1. 

Onoverdraagbaarheid krachtens partijbeding: Als goederen overdraagbaar zijn op grond van de wet, dan is het in principe niet aan de partijen om daar veranderingen aan te brengen. Art. 3:83 lid 2 bepaalt echter dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar kan worden uitgesloten. Partijen kunnen dus samen besluiten dat de vordering niet overdraagbaar is. Dit heeft geen gevolgen voor de beschikkingsbevoegdheid en dat is bepaald in het arrest Oryx/Van Eesteren. Uitleg van een beding kan goederenrechtelijk onoverdraagbaar zijn of verbintenisrechtelijk een verbod tot overdracht inhouden. Dit moet objectief worden uitgelegd aan de hand van de objectieve Haviltex-norm. In beginsel moet je het verbintenisrechtelijk uitleggen, tenzij uit de bewoordingen blijkt dat het goederenrechtelijk is bedoeld.

Onoverdraagbaar is onverpandbaar of onuitwinbaar?: Als een vordering goederenrechtelijk onverdraagbaar is in de zin van art. 3:83 lid 2, hangt het af of de vordering wel of niet onverpandbaar is. Hiervoor zijn twee visies: onverpandbaar ex. art. 3:81 lid 2 jo 3:228 of verpandbaar ex. art. 3:98 jo 3:83 lid 2. 

Cessie: Er zijn twee soorten cessies: openbare cessie art. 3:94 lid 1 en stille cessie art. 3:94 lid 3. Cessie bij voorbaat voor toekomstige vorderingen zijn bij openbare cessies mogelijk. Je moet wel weten wie de schuldenaar is, omdat er een mededeling vereist is. Een stille cessie is enkel mogelijk in geval van levering bij voorbaat van toekomstige vorderingen die voortvloeien uit reeds bestaande rechtsverhoudingen.

twee perspectieven bij cessie: Verkrijger (nieuwe schuldeiser) en vervreemder; de bevoegdheid om te innen wordt overgedragen. Ook de nevenrechten worden overgedragen, zoals pand en hypotheek ex. art. 6:142. Schuldenaar; de schuldenaar heeft een eigen positie. Aan wie moet de schuldenaar betalen? Kan er worden verrekend? En wat gebeurt er met de onderliggende overeenkomst?

Bevrijdende betaling: Als je niet betaalt aan de schuldeiser, maar aan een ander, dan hoef je in sommige gevallen niet nog een keer te betalen art. 6:203. De schuldenaar behoudt wel al zijn verweermiddelen. Bevoegdheden voor de schuldenaar veranderen wel. Verrekening wordt namelijk niet meer compleet beschermd.

Betaling aan onbevoegde: Je kan betalen aan iemand die geen schuldeiser is en wie niet inningsbevoegd is. Dan betaal je kort gezegd aan een onbevoegde derde. In dit geval is er geen sprake van een bevrijdende betaling, maar van een onverschuldigde betaling ex. art. 6:203. Je kan ook betalen aan een onbevoegde schuldeiser. Er is geen sprake van een bevrijdende betaling, dan kan je het bedrag wat is betaald terugvorderen op grond van art. 6:33. Tot slot als je onzeker bent over aan wie je moet betalen, dan kan je de betaling opschorten art. 6:37. 

Bevrijdende betaling ondanks onbevoegdheid (derdenbescherming): Je betaalt aan de verkeerde persoon, maar de schuldeiser heeft er wel baat bij gehad. In dit geval geldt art. 6:32. Daarnaast

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege week 7 goederenrecht

Hoorcollege week 7 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Pand- en hypotheekrechten: Deze rechten staan gezamenlijk omschreven in art. 3:227. Deze rechten zijn beperkte rechten, afhankelijke rechten en zekerheidsrechten. Vestiging van pand- en hypotheekrechten geschiedt via art. 3:98 jo. 3:84 lid 1. De vereisten beschikkingsbevoegdheid, geldige titel en vestigingshandeling moeten worden uitgewerkt. 

Pandrecht: Voor pandrecht is de vestigingshandeling te onderscheiden in een openbaar pandrecht (vuistpand) art. 3:236 lid 1 of een stil pandrecht art. 3:237 lid 1. De vestigingshandeling kan ook bij voorbaat geschieden.  

Hypotheekrecht: De vestigingshandeling in geval van een hypotheekrecht geschiedt via art. 3:260. Er is een akte en inschrijving in de openbare registers vereist (en maximumbedrag). Er zijn verschillende soorten hypotheken te onderscheiden. Ten eerste is er een vaste hypotheek die wordt gevestigd voor een bepaalde vordering. Ten tweede bestaat er een krediethypotheek die wordt gevestigd voor bestaande en toekomstige vorderingen uit de kredietovereenkomst. Tot slot kan er een bankhypotheek gevestigd worden. De bankhypotheek heeft betrekking op alle bestaande en toekomstige vorderingen. Een hypotheekrecht kan niet bij voorbaat worden gevestigd. 

Verhaal op goederen: Art. 3:276 bepaalt dat alle goederen van de schuldenaar vatbaar zijn voor verhaal. Voordat je verhaal kan halen, moet er eerst conservatoir beslag worden gelegd en daarna executoriaal beslag. Pandhouders en hypotheekhouders hebben verhaal op het goed waarop het beperkte recht rust. Zij kunnen zonder tussenkomst van de rechter overgaan op executie (parate executie). Dit geldt ook in het geval van faillissement. 

Verdeling en voorrang:
Na executie vindt er verdeling van de netto-executieopbrengst plaats. In beginsel zijn alle schuldeisers gelijk en vindt verdeling plaats naar evenredigheid ex. art. 3:277 lid 1. Hierop bestaan enkele uitzonderingen in art. 3:278 e.v. Pand- en hypotheekrechten gaan boven voorrechten, tenzij een uitzondering uit de wet volgt. Bijzondere voorrechten gaan vervolgens boven algemene voorrechten. 

Volgorde:

  • Retentierecht 
  • Pand en hypotheekhouders
  • Bijzonder voorrecht
  • Algemeen voorrecht
  • Concurrente schuldeisers 

Retentierecht: Schuldeiser is bevoegd om verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten ex. art. 3:290. Je voorrang wordt bepaald op grond van tegen wie je het kan inroepen ex. art. 3:291. Lid 1 heeft betrekking op jongere rechten op de zaak en lid 2 op oudere rechten op de zaak.

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Voorkeur tentamenvraag over retentierecht zou uitgaan naar art. 3:291 lid 2.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen vragen behandeld die gesteld zouden kunnen worden op het tentamen.

Access: 
Public
Hoorcollege week 8 goederenrecht

Hoorcollege week 8 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Pandrecht op vordering op naam: De vestiging geschiedt via art. 3:98 jo. 3:84 lid 1. De verpandingshandeling kan openbaar of stil plaatsvinden. Een openbaar pandrecht kan worden gevestigd op grond van art. 3:236 lid 2 jo 3:94 lid 1. Een stil pandrecht geschiedt ex. art. 3:239 lid 1 waarvoor een authentieke of geregistreerde onderhandse akte is vereist. De verpandingshandeling kan ook bij voorbaat geschieden ex. art. 3:98 jo. 3:97. Aan alle vereisten is dan voldaan, alleen de beschikkingsbevoegdheid ontbreekt. Het pandrecht komt automatisch tot stand als het goed in het vermogen van de pandgever komt, tenzij de pandgever in de tussentijd failliet wordt verklaard. In de praktijk worden toekomstige vorderingen bij voorbaat vaak stil verpand. Deze toekomstige vorderingen moeten wel voortvloeien uit reeds bestaande rechtsverhoudingen. 

Twee vorderingen: Pandrecht voor de vordering strekkende tot zekerheid. Pandrecht op de vordering behoort toe aan de pandgever. Die laatste vorderingen worden door middel van het pandrecht prijsgegeven. 

Overdracht vorderingen: Als de vordering van de pandhouder wordt overgedragen, dan gaan de zekerheidsrechten ook mee met de overdracht. De zekerheidsrechten dienen de hoofdvordering. Dit is op grond van afhankelijkheid art. 3:82. De nevenrechten ex. art. 6:142 gaan ook mee over. Als de goederen waarop het pandrecht is gevestigd worden overgedragen, dan wordt het goed overgedragen bezwaard met het pandrecht. Dit wordt zaaksgevolg genoemd. 

Inning van verpande vordering: De pandhouder is exclusief inningsbevoegd art. 3:246 lid 1. Er komt vervolgens op het geinde een pandrecht te rusten ex. art. 3:246 lid 5. De pandhouder moet de netto-opbrengst in mindering brengen op de kredietvordering jegens de pandgever. Als er een overschot is, dan moet deze worden uitgekeerd aan de tweede pandhouder of pandgever ex. art. 3:253 lid 1. 

Erfdienstbaarheden: Dit is opgenomen in art. 5:70. De eigenaar van het dienende erf kan zijn grond alleen overdragen bezwaard met het recht van erfdienstbaarheid (zaaksgevolg). De eigenaar van het heersende erf kan zijn grond overdragen met het recht van erfdienstbaarheid, doordat het afhankelijk is van dat erf. 

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het tentamen.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen vragen behandeld die gesteld zouden kunnen worden op het tentamen.

Access: 
Public
Hoorcollege week 9 goederenrecht

Hoorcollege week 9 goederenrecht

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Soorten gemeenschappen en regelingen: Je kan grofweg drie categorieën onderscheiden. De eerste zijn de ‘gewone gemeenschappen’ in art. 3:166 e.v. De tweede categorie heeft betrekking op de bijzondere gemeenschappen in art. 3:189 lid 2. Deze zijn gericht op afwikkeling. De derde categorie zijn de bijzondere regelingen. 

Gemeenschap: Een gemeenschappelijk goed betekent dat er twee of meer rechthebbenden zijn van één goed. Als je samen rechthebbende bent, dan ben je deelgenoten. Dit betekent dat ze ook ieder een aandeel hebben in dat goed. Het aandeel is dan ook een vermogensrecht.

Levering van een goed: Voor de verkoop en levering van een gemeenschappelijk goed in art. 3:170 van belang. De bevoegdheden ten aanzien van het gemeenschappelijk goed zijn te vinden in titel 7 van boek 3. Ten eerste heb je het recht van gebruik ex. art. 3:169. Eenieder van de deelgenoten mogen het goed gebruiken. Vervolgens heb je het beheren en beschikken ten aanzien van het goed. Bij beheren gaat het om alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn art. 3:170 lid 2. Tot slot kan je wel altijd alleen als deelgenoot procederen ex. art. 3:171.

Levering van een aandeel: Voor de verkoop en levering van een aandeel in een goed is art. 3:175 van belang. De bevoegdheden ten aanzien van het aandeel in het gemeenschappelijk goed: je hebt een zelfstandig aandeel. Over dit aandeel kan je beschikken ex. art. 3:175.

Verdeling, eenvoudige gemeenschap: De gemeenschap eindigt en het goed gaat naar één van de deelgenoten. De eerste stap is dat je aan de orde kan brengen dat je wil gaan verdelen ex. art. 3:178 e.v. De tweede stap is dat er wordt verdeeld. Er wordt bepaald wie wat krijgt en wat de vergoeding ervoor moet zijn. Verdeling kan op 2 manieren plaatsvinden: verdeling door de rechter en verdeling door rechtshandeling. Vervolgens moet de verdeling ook nog uitgevoerd worden. Na de levering moet de levering volgen art. 3:186. Levering geschiedt op dezelfde wijze als bij overdracht, maar er vindt geen overgang plaats krachtens overdracht. De deelgenoot verkrijgt het goed krachtens dezelfde titel waaronder de deelgenoten het gezamenlijk hielden. 

Bijzondere gemeenschappen: Bijvoorbeeld: nalatenschap, huwelijksgemeenschap (boek 1), ontbonden huwelijksgemeenschap (niet boek 1, 3.7.2.) en samenwoners (gewone gemeenschappen). Verdeling geschiedt ook op grond van art. 3:189 lid 2 jo. 3:182.

Verzwijging: Zie art. 3:194 en het arrest verzwijging.

Bankrekening: Je hebt geld naar de bank gebracht. Je hebt dan een vordering op de bank tot uitbetaling van het positieve saldo. Er vindt telkens automatisch verrekening van het saldo plaats. Je hebt verschillende soorten rekeningen die je samen kan openen. Je kan kiezen tussen een en/en-rekening (je kan alleen samen een betaling verrichten) of een en/of-rekening (allebei de rekeninghouders kunnen beschikken over het saldo).

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur. 

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door

.....read more
Access: 
Public
Follow the author: mandycassa@hotmail.com
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
WorldSupporter and development goals:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1221