Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9125 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Lorsé/Nederland, EHRM 4 februari 2003, NJCM-Bulletin 2003/4
Samenvatting:
Het EBI-regime als zodanig is niet strijdig met art. 3 EVRM. In casu bestond, mede gelet op de bestaande andere (stringente) veiligheidsmaatregelen, onvoldoende rechtvaardiging voor de standaard wekelijks uitgevoerde andere inspecties. Dat geldt nog eens extra als men bedenkt dat deze meer dan zes jaar achtereen werden uitgevoerd. Daarmee werd de menselijke waardigheid van betrokkene dusdanig aangetast dat er sprake is van onmenselijke en vernederende behandeling. De aanmerkelijke beperkingen in de mogelijkheden van contact met medegedetineerden en met de eigen naaste gezins- en familieleden kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke beperkingen in de zin van art. 8 lid 2 EVRM. Symbolische schadevergoeding voor Lorsé.
Klacht:
Met betrekking tot de klacht dat art. 3 EVRM was geschonden, stelden de klagers dat het regiem in de EBI als inhumaan moest worden aangemerkt. Daarbij werd gewezen op de lange periode en op de inhoud van de rapporten van de op verzoek van de verdediging ingeschakelde deskundigen. Hierin was gesteld dat verblijf in de EBI significant schadelijke gevolgen had voor de psychologische toestand van betrokkene. Ook wordt geklaagd over schending van art. 8 EVRM. In het EBI-regime zou geen privé-leven meer mogelijk zijn geweest. Eveneens maakte de manier waarop de bezoeken moesten plaatsvinden, een ongerechtvaardigde inbreuk op het gezinsleven.
EHRM:
Met betrekking tot art. 3 EVRM oordeelt het hof dat er geen sprake is van schending. Hoezeer de omstandigheden waaronder bezoeken moesten plaatsvinden de familie ook emotioneel moet hebben geraakt.
Wat betreft schending van art. 8 EVRM overweegt het hof dat een detentiesituatie nu eenmaal een beperking in het familie- en gezinsleven betekent. Die beperking was in casu, gelet op de omstandigheden van het geval, conform het gestelde in art. 8 lid 2 EVRM gerechtvaardigd.
De klacht tenslotte dat er geen daadwerkelijk rechtsmiddel ex art. 13 EVRM had opengestaan voor Lorsé, heeft evenmin succes. Er bestond ieder half jaar een zorgvuldige verlengingsprocedure. Lorsé kon tegen een verlengingsbeslissing in beroep gaan bij de beroepscommissie van de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing, en hem stond ook nog altijd de mogelijkheid open van het instellen van een kort geding.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
720 |
Add new contribution