Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Begrippenlijst Pioneers of Psychology

H1. René Descartes en de grondlegging van de moderne psychologie

Begrip

Definitie

Aangeboren ideeën

Dit zijn ideeën die onafhankelijk zijn van de zintuigen en zijn een onderdeel van de aard van het denken.

Academische filosofen

Dit zijn filosofen die de wetenschap van Aristoteles combineerden met de christelijke denkwijze.

Analytische meetkunde

Hiermee kan elk punt met bijbehorende coördinaties in de ruimte worden bepaald aan de hand van numerieke afstanden vanaf willekeurig gedefinieerde lijnen of vlakken.

Cerebrospinale vloeistof (CSF)

Dit is een heldere geelachtige vloeistof waarmee de ventrikels zijn gevuld.

Dierlijke zielen

Volgens Descartes is dit een benaming voor cerebrospinale vloeistof.

Dualisme

Volgens deze stroming is er een scheiding tussen lichaam en geest.

Empirisme

Volgens deze stroming zijn alle ideeën het gevolg van zintuiglijke ervaringen.

Nativisme

Volgens deze stroming bestaan er aangeboren ideeën die voorafgaan aan concrete ervaringen.

Neuropsychologie

De wetenschap die zich richt op het brein en het zenuwstelsel en de relatie daarvan met gedrag.

Passies

Dit zijn de bewuste ervaringen die gepaard gaan met lichamelijke reacties.

Primaire eigenschappen

Volgens Galilei zijn dit de vorm, kwantiteit en beweging van een object. Deze eigenschappen zijn onlosmakelijk verbonden met het object en zijn onafhankelijk van de waarneming.

Rationalisme

Volgens deze stroming zijn de rede en cognitieve functies fundamenteel en onafhankelijk van de zintuiglijke ervaring.

Rationele ziel

Een type ziel die mensen in staat stelt om bewust te redeneren en om de hoogste morele deugden aan te nemen. Deze ziel is onsterfelijk.

Reflex

Dit is een neurofysiologisch proces waarin een specifieke stimulus uit de omgeving een automatische reactie veroorzaakt bij een organisme.

Secundaire eigenschappen

Volgens Galilei zijn dit het zicht, geluid, geur en tast van een object. Dit zijn eigenschappen die aanwezig zijn nadat de primaire eigenschappen door de zintuigen zijn verwerkt.

Sensitieve ziel

Een type ziel die dieren meer complexe functies verschaffen van beweging, sensatie, geheugen en verbeelding.

Simpele naturen

Dit zijn de meest elementaire grondbeginselen van een onderwerp.

Vegetatieve ziel

Een type ziel die alle organismen in staat stelt zich te voeden en te reproduceren.

Ventrikels

Dit zijn de vier holtes in het brein die gevuld zijn met cerebrospinale vloeistof.

Verlenging

Dit is de ruimtelijke dimensie van het lichaam en is een onderdeel van de simpele naturen.

Ziel

Dit is een bezielde kracht die levende organismen onderscheidt van dode organismen. Zielen komen voor in verschillende complexe vormen.

 

H2. Filosofen van de geest

Begrip

Definitie

Apperceptie

Dit is het vermogen om zich bewust te zijn van de eigen mentale activiteit en deze waarneming te onderwerpen aan rationele analyses en reflectie.

Associatie van ideeën

Hierbij worden ideeën zodanig aan elkaar verbonden dat de gedachte aan één idee automatisch het andere idee voor de geest brengt.

Behaviorisme

Het leerproces wordt verklaard door de verbinding van verschillende automatische reacties. Deze stroming benadrukt de mogelijkheid van conditionering.

Binaire rekenkunde

Dit is de representatie van alle getallen door de getallen 1 en 0.

Britse associationisme

Dit is de benaming voor de traditie van de toepassing van associatieprincipes op de waarneming van externe stimuli. Dit werd voornamelijk gedaan door de Britse filosofen John Locke, David Hume en George Berkeley.

Complexe ideeën

Dit zijn ideeën die het resultaat zijn van een combinatie van simpele ideeën in de geest.

Demonstratieve kennis

Dit is kennis die het resultaat is van deductieve logica, waarbij elk deel intuïtief zeker is maar het totale patroon niet.

Infinitesimaal rekening

Deze rekening werkt door het conceptualiseren van een continu variërende hoeveelheid als een oneindige reeks van veranderende kleine grootheden.

Intuïtieve kennis

Dit zijn percepties die onmiddellijk voorkomen en onweerstaanbaar zijn.

Minuscule percepties

Deze bevatten een continuüm van bewustzijn, variërend van de heldere, duidelijke en rationele appercepties door de meer mechanische en onduidelijke percepties.

Monaden

Volgens Leibniz zijn dit ultieme eenheden van de werkelijkheid die bestaan uit een ziel en energie, deze deeltjes kunnen waarnemen en zijn hiërarchisch onderverdeeld in termen van kwaliteiten en functies.

Noodzakelijke waarheden

Dit zijn aangeboren organisatorische principes met regels voor wiskunde en logica en het vermogen tot zelfreflectie en apperceptie.

Pantheïsme

Het idee dat God niet een onafhankelijk wezen is die het universum bestuurt, maar dat God het universum is.

Primaire kwaliteiten

Volgens Locke zijn dit eigenschappen die in het object zitten: stevigheid, omvang, vorm en beweeglijkheid.

Psychofysiologische parallellisme

Volgens Leibniz beïnvloeden monaden elkaar niet wederzijds maar volgen een onafhankelijke, parallelle en harmonieuze koers.

Rationele monaden

Een type monade dat toegeschreven wordt aan het bewustzijn van mensen en is het meest duidelijk en volledig in de perceptie van de wereld. Deze eenheden staan aan de top van de hiërarchie en het dichtst bij God.

Secundaire kwaliteiten

Volgens Locke zijn dit eigenschappen die aanwezig zijn nadat de primaire kwaliteiten door de zintuigen zijn verwerkt.

Sensitieve kennis

Deze kennis is afhankelijk van specifieke patronen en associaties van zintuiglijke ervaringen met objecten in de omgeving.

Simpele ideeën

Dit zijn losse concepten van sensaties en reflecties die slaan op eigenschappen van een object, persoon of gebeurtenis.

Simpele monaden

Dit is een type monade dat toegeschreven wordt aan de lichamen van alle materie, zowel organisch als anorganisch, en hebben het vermogen om vaag en onbewust waar te nemen. Deze eenheden zijn het laagste in de hiërarchie.

Sociaal contract

Volgens Hobbes is het bestaan van een gecentraliseerde autoriteit noodzakelijk voor de bescherming en overleving van burgers. Volgens Locke is dit sociaal contract een rationele keuze: het gecentraliseerde gezag zorgt voor voordelen voor individuen door te investeren in bescherming en regulatie.

Waarnemende monaden

Dit is een type monade dat toegeschreven wordt aan zielen van niet-menselijke organismen. Deze organismen hebben de mogelijkheid tot bewuste beleving van plezier, pijn en aandacht. Deze eenheden bevinden zich in het midden van de hiërarchie.

Wet van associatie door gelijkheid

Volgens Hume hebben ideeën die op elkaar lijken een grote kans om in de toekomst met elkaar geassocieerd te worden.

Wet van associatie door nabijheid

Volgens Hume hebben ideeën die gelijktijdig worden ervaren een grote kans om in de toekomst met elkaar geassocieerd te worden.

 

H3. Fysiologen van de geest

Begrip

Definitie

Afasie

Dit is een spraak- en taalstoornis die het gevolg is van schade aan de linker hersenhelft.

Auditief gebied

Dit gebied bevindt zich in de temporaalkwab van het brein en zorgt voor de verwerking van auditieve informatie.

Broca’s afasie

Beschadigingen in het gebied van Broca leiden tot problemen met het produceren van taal.

Broca’s gebied

Dit gebied bevindt zich in de frontaalkwab van de linkerhemisfeer.

Cel verzamelingen

Dit zijn neurologische netwerken in het brein.

Cerebellum

Dit is een hersenstructuur die zich aan de basis van het brein bevindt.

Cognitieve neurowetenschap

Dit is de wetenschap die onderzoekt welke hersengebieden actief zijn gedurende de uitvoering van verschillende cognitieve taken.

Commissuren

Deze witte zenuwbanen verbinden de twee hersenhelften met elkaar. Deze benaming is afkomstig van Gall.

Conductie-afasie

Van dit type afasie is sprake wanneer de gebieden van Broca en Wernicke intact blijven, maar de omliggende hersengebieden beschadigd zijn. Deze afasie wordt gekenmerkt door paraphasias, een goed taalbegrip en vloeiende spraak.

Cortex

Dit is de oppervlakte van het brein en wordt geassocieerd met hogere mentale functies.

Equipotentialiteit

Dit is het vermogen van een onbeschadigd hersendeel om mentale (geheugen)functies over te nemen van beschadigde hersendelen.

Ervaringsgerichte reacties

Een type reactie die veroorzaakt wordt door stimulatie van de interpretatieve cortex. Men krijgt hallucinaties of flashbacks met een vrij alledaagse inhoud en ervaart herinneringen aan gebeurtenissen als zeer levendig.

Frenologie

Dit is de wetenschap van de geest. Volgens Gall geven de onvolmaaktheden van de schedel een indicatie van de grootte van de onderliggende hersengebieden en van de competentie(s) van het individu.

Fysionomie

Volgens deze benadering geven fysieke kenmerken een indicatie van het karakter.

Grijze massa

Deze massa bevindt zich in de cortex, in het ruggenmerg en in discrete centra van het brein. Sinds de negentiende eeuw is het duidelijk dat deze massa bestaat uit cellichamen en dendrieten.

Hippocampus

Deze hersenstructuur bevindt zich onder de temporale lob en is belangrijk voor de opslag van nieuwe herinneringen in het geheugen.

Interpretatieve cortex

Dit gebied bevindt zich in de temporale lob en zorgt voor twee soorten fysieke reacties: interpretatieve reacties en ervaringsgerichte reacties.

Interpretatieve reacties

Een type reactie die veroorzaakt wordt door stimulatie van de interpretatieve cortex. Men ziet de eigen situatie plotseling in een ander licht.

Motorische afasie

Dit is een andere benaming voor Broca’s afasie.

Motorische strip

Dit gebied bevindt zich in de frontale lob van het brein en zorgt voor beweging van lichaamsdelen aan de andere zijde van het lichaam.

Neuronen

Dit zijn cellen die bestaan uit een cellichaam en zorgen voor informatieoverdracht, deze cellen bevinden zich in het centrale zenuwstelsel.

Overtolligheidhypothese

Deze hypothese stelt dat elke individuele herinnering opgeslagen wordt op meerdere locaties in de cortex. Het aantal locaties is groter als het individueel geheugen beter gevestigd ligt en breder geassocieerd wordt met andere herinneringen.

Paraphasias

Dit is een symptoom van Wernicke’s afasie waarbij de spraak gekenmerkt wordt door het gebruik van eigenaardige woorden en verkeerde uitspraken.

Sensorische afasie

Dit is een andere benaming voor Wernicke’s afasie.

Sensorische strip

Dit gebied bevindt zich in de pariëtaal kwab naast de motorische strip en zorgt voor zintuiglijke ervaringen van lichaamsdelen aan dezelfde zijde van het lichaam.

Sociale neurowetenschap

Deze wetenschap onderzoekt de onderliggende neurale mechanismen van het sociale denken en gedrag.

Tomografie

Dit is een techniek waarbij er een plaatje wordt gemaakt van de hersenen en hersenactiviteit door middel van verschillende soorten golven.

Verwijdering

Dit is een techniek waarbij specifieke hersendelen worden verwijderd om te zien of er veranderingen optreden in het gedrag. Deze techniek werd voornamelijk toegepast op dieren.

Visueel gebied

Dit gebied bevindt zich in de occipitaalkwab van het brein en heeft zich voornamelijk gespecialiseerd in het verwerken van visuele informatie.

Wernicke’s afasie

Beschadigingen in het gebied van Wernicke leiden tot problemen bij het taalbegrip.

Wernicke’s gebied

Dit gebied bevindt zich in de temporale kwab van de linkerhemisfeer.

Wet van massa-actie

Het functioneren en presteren van een beschadigd hersendeel is afhankelijk van de mate en ernst van het hersenletsel.

Witte massa

Deze massa bevindt zich in de overige regionen van het centrale zenuwstelsel. Volgens Thomas Willis zorgde deze massa voor de distributie van zogenaamde geesten in de grijze massa. Sinds de negentiende eeuw is het duidelijk dat deze massa bestaat uit axonen die zorgen voor informatieoverdracht.

 

H4. De sensitieve en ontvangende geest

Begrip

Definitie

Absolute drempel

Dit is de kleinste waarde van de intensiteit van een stimulus die geldt als het nulpunt op een schaal van psychologische intensiteiten.

Astigmatisme

Hierbij is het hoornvlies van het oog ongelijk gekromd, zodat de lichtstralen in verschillende mate worden gebroken en de beelden vervormd worden.

Behoud van energie

Energie kan worden getransformeerd, maar kan nooit worden gecreëerd of vernietigd door een fysiek proces. De totale hoeveelheid energie in het universum is constant en behouden.

Blinde vlek

Deze kleine plek bevindt zich in de retina en bevat geen lichtgevoelige receptoren.

Categorieën

De geest neemt fenomenen automatisch waar in termen van twaalf categorieën die aangeboren zijn. Zo komen volgens Kant de objecten aan eigenschappen als kwaliteit en kwantiteit.

Cognitieve psychologie

Deze wetenschap richt zich op de manieren waarop fysieke stimuli worden omgezet in bewuste ervaringen, het begrip informatieverwerking staat hierbij centraal.

Complementaire kleuren

Dit zijn paren van kleuren die na menging de kleur wit produceren.

Fechner’s wet

Dit is een logaritme voor het verband tussen de subjectieve intensiteit en de fysieke intensiteit. De formule is S = k log P.

Fenomenale wereld

Volgens Kant bestaat deze wereld uit een reflectie van objecten uit de noumenale wereld die het resultaat zijn van de zintuiglijke verwerking van deze fenomenen.

Gestaltpsychologen

Deze psychologen onderzoeken hoe verschillen in fysieke intensiteiten van stimuli psychologisch worden waargenomen.

Informatieverwerking

Dit is het proces waarin stimuli worden ontvangen, herkend, gecategoriseerd en opgeslagen in het geheugen.

Intuïties

De geest lokaliseert fenomenen in tijd en ruimte, deze twee dimensies noemt Kant intuïties.

Just Noticeable Difference (JND)

Dit is het minimale aantal verschil tussen twee objecten met dezelfde meeteenheden dat moet bestaan om een verschil te kunnen waarnemen.

Kleurige nabeelden

Hiervan is sprake wanneer men gedurende een korte tijd staart naar een stimulus met een kleur en vervolgens zijn blik richt op een witte stimulus, dezelfde stimulus in een complementaire kleur wordt waargenomen.

Kleurmenging

Een mengsel van kleuren kan dezelfde reactie oproepen van het visuele zintuig als een identieke individuele kleur, ondanks de verschillen in golflengten.

Life space

Dit is een psychologisch veld dat bestaat uit de waargenomen fysieke omgeving en de voortbeweging met motieven en acties van een persoon in die omgeving. Deze factoren bepalen het gedrag van de persoon.

Mechanisme

Volgens deze leerweg zijn alle psychologische processen te begrijpen in termen van fysieke en chemische principes.

Negatieve nabeelden

Dit is de neiging om stilstaande objecten te zien alsof ze bewegen in de tegengestelde richting van een bewegend object dat direct ervoor werd gezien.

Noumenale wereld

Volgens Kant bestaat deze externe wereld uit objecten die onafhankelijk zijn van de zintuiglijke ervaring.

Onbewuste gevolgtrekking

Visuele ervaringen leiden tot het onbewust aannemen van bepaalde regels die gebaseerd zijn op logica.

Optische illusies

Hiervan is spraken wanneer de bewuste waarneming van een visuele stimulus verschilt van zijn objectieve eigenschappen.

Percepties

Dit zijn de betekenisvolle interpretaties die worden toegekend aan sensaties.

Perceptueel veld

Dit is het gezichtsveld waarin zich Gestalt effecten voordoen.

Perceptuele adaptatie

Wanneer het gezichtsveld met objecten systematisch wordt gemanipuleerd, worden de waarneming en gedrag eerst bewust aangepast maar daarna verloopt dit proces automatisch, natuurlijk en onbewust.

Phi-fenomeen

Dit is het fenomeen waarbij twee lichtflitsen worden gezien als één lichtflits die zich voortbeweegt.

Primaire kleuren

Dit zijn de kleuren rood, groen en blauw (violet) die met elkaar gemengd kunnen worden om elke bestaande kleur te produceren.

Psychofysica

Dit is een onderzoeksterrein in de psychologie dat zich richt op het meten van fysieke intensiteiten en het vaststellen van een kwantitatief verband tussen stimuli en ervaring.

Psychofysische isomorfisme

Volgens deze hypothese lijken psychologische feiten op onderliggende evenementen in het brein met betrekking tot hun structurele kenmerken.

Reactietijden

Deze tijden geven een indicatie van de snelheid van een zenuwimpuls.

Schijnbare beweging

Dit is het fenomeen waarbij er beweging wordt gezien bij de observatie van een snelle opvolging van stilstaande beelden.

Sensaties

Dit is de bewuste waarneming van ‘rauwe elementen’ van een object dat onafhankelijk is van eerdere ervaringen.

Steven’s wet

Dit is een formule waarbij de subjectieve intensiteit van een stimulus de functie is van de fysieke intensiteit van de stimulus maal een constante waarde. De formule is S = kPᶰ.

Vitalisme

Volgens deze leerweg bezitten alle levende organismen een levenskracht die zorgt voor vitaliteit en die niet onderzocht kan worden met wetenschappelijke methoden.

Wet van specifieke zenuw-energieën

Deze wet stelt dat iedere sensorische zenuw van het lichaam slechts één type sensatie overbrengt.

Young-Helmholtz driekleurige theorie

Volgens deze theorie bevat de retina drie verschillende receptoren die elk reageren op de golflengten van één van de primaire kleuren of op een mengsel daarvan. Vervolgens sturen de zenuwcellen de informatie door van de geactiveerde receptoren naar het brein.

 

H5. Wilhelm Wundt en de oprichting van de experimentele psychologie

Begrip

Definitie

Beeldloze gedachten

Tijdelijke toestanden die niet kunnen worden verklaard aan de hand van sensaties en gevoelens.

Bepalende tendenties

Volgens Ach bepalen instructies voorafgaand aan het experiment de richting van handelen, ondanks het feit dat deze instructies niet bewust tot de associatieprocessen zijn binnengedrongen.

Creatieve synthese

Verkregen ideeën op basis van ervaring kunnen op verschillende manieren worden gecombineerd en georganiseerd, inclusief ideeën die nooit eerder zijn ervaren.

Gerichte associatie

Hierbij werden participanten geïnstrueerd om specifieke woorden te associëren met een stimulus.

Helderziende causaliteit

Volgens Wundt zijn verkregen ideeën gebaseerd op regels over mechanische causaliteit, deze regels zijn echter niet van toepassing op ideeën die verkregen zijn door eerdere ervaringen. Hier gelden de regels van helderziende causaliteit.

Introspectie

Dit is de observatie en de rapportering van de eigen subjectieve ervaringen voor psychologische experimenten.

Mentale chronometrie

Dit is een systematisch programma dat reactietijden in psychologische studies gebruikt om de snelheid van informatieverwerking te meten en om vervolgens uitspraken te doen over het bewustzijn en centrale processen.

Mentale sets

Dit begrip is vergelijkbaar met bepalende tendenties.

Onzinlettergrepen

Dit zijn betekenisloze combinaties van klinkers en medeklinkers die worden gebruikt in onderzoeken naar geheugen.

Persoonlijke vergelijkingen

Dit zijn consistente individuele verschillen in de metingen van astronomische observatoren.

Stimulus error

Dit is het verlenen van betekenis aan introspectie, volgens Titchener is dat ongepast.

Structuralisme

Dit is een experimentele benadering die de nadruk legt op het bepalen van de structuur van mentale fenomenen om vervolgens de functie ervan te bepalen.

Subtractieve methode

Dit is een techniek voor het meten van reactietijden, de gemiddelde reactietijd voor een simpele taak werd afgetrokken van de gemiddelde reactietijd voor een complexe taak om zo te concluderen dat het verschil nodig is om een hogere mentale functie uit te voeren.

Vergeetcurve

Dit is een term voor de snelle afname van het aantal items van een uit het hoofd geleerde lijst, dat men zich kan herinneren na verloop van tijd.

Völkerpsychologie

Een niet-experimentele tak van de psychologie waarin wordt gekeken naar gemeenschappelijke mentale functies en culturele aspecten van de menselijke natuur.

Vrijwillige psychologie

Deze term benadrukt methoden en concepten die geassocieerd zijn met de wil en vrijwillige inspanning.

 

H6. Charles Darwin en de evolutietheorie

Begrip

Definitie

Argument van ontwerp

Een bewering die suggereert dat mensen en andere organismen zo perfect zijn gebouwd en aangepast, dat deze organismen wel het resultaat moeten zijn van een ontwerp gemaakt door God.

Catastrofisme

Volgens deze theorie kunnen alle geologische eigenschappen van de aarde worden toegeschreven aan plotselinge natuurrampen.

Complementaire hypothese

Volgens deze hypothesen hebben mannen en vrouwen dankzij de evolutie verschillende complementaire psychologische kenmerken ontwikkeld. Zo werd het kenmerk intellectuele superioriteit toegeschreven aan mannen en de kenmerken morele superioriteit en deugdzaamheid aan vrouwen.

Evolutietheorie door natuurlijke selectie

Zie natuurlijke selectie.

Evolutionaire psychologie

Een subdiscipline van psychologie die aan de hand van alle aspecten van de moderne evolutietheorie hypotheses opstelt over menselijk gedrag.

Monogenese

Deze theorie stelt dat alle mensen een gemeenschappelijke afstamming hebben.

Natuurlijke selectie

Dit is een natuurlijk mechanisme dat ervoor zorgt dat organismen die het best aangepast zijn aan een bepaalde omgeving zullen overleven en zich voortplanten met als gevolg dat hun genen en kenmerken worden doorgegeven aan de volgende generaties.

Polygenese

Deze theorie stelt dat niet-Europeanen duidelijk behoren tot een andere soort mensen.

Seksuele selectie

Dit is een variant op de natuurlijke selectie die suggereert dat de kwaliteit van partnerselectie een rol speelt bij het doorgeven van kenmerken die belangrijk zijn voor de overleving.

Sociaal Darwinisme

Deze bewering suggereert dat alle politieke systemen en samenlevingen evolueren als gevolg van natuurlijke selectie. Deze systemen bestaan uit mensen die er het best in geslaagd zijn zich aan te passen aan een bepaalde omgeving.

Sociobiologie

Volgens deze wetenschap zijn sociale gedragskenmerken het resultaat van individuele genen die zichzelf kopiëren en worden doorgegeven aan volgende generaties.

Uniformitarianisme

Deze theorie is tegengesteld aan het catastrofisme en stelt dat geologische eigenschappen van de aarde het resultaat zijn van een lang gradueel proces.

Variatiehypothese

Volgens deze hypothese is er meer variatie tussen mannelijke organismen, volgens Darwin komt dat doordat mannen meer aangepast zijn door de evolutie dan vrouwen.

Vergelijkende psychologie

Een subdiscipline van psychologie die de overeenkomsten en verschillen tussen de psychologische functies van dieren onderzoekt en deze vervolgens vergelijkt met de psychologische functies van mensen.

 

H7. Het meten van de geest

Begrip

Definitie

Antropometrisch laboratorium

Een tentoonstelling waarbij bezoekers werden onderzocht aan de hand van neurofysiologische meetinstrumenten, deze tests vormen de basis voor moderne intelligentietests.

Correlatiecoëfficiënt

Dit zijn numerieke waarden tussen -1 en +1 die een indicatie geven van de sterkte van het verband tussen twee variabelen.

Eeneiige tweelingen

Deze tweelingen hebben een identieke set genen.

Eugenetica

Dit is het wetenschappelijk onderzoek naar rasverbetering door middel van selectief fokken.

Gescheiden identieke tweelingen

Dit zijn eeneiige tweelingen die zijn opgegroeid in verschillende omgevingen. Deze tweelingen zijn nuttig voor het onderzoek naar de invloed van erfelijkheid en omgeving.

Individuele verschillen

Dit zijn meetbare verschillen in persoonlijkheid en karakter tussen individuen.

Intelligentietests

Dit zijn methoden die ontworpen waren om erfelijke kenmerken te meten, eerst aan de hand van hoofdgrootte, reactietijd en zintuiglijke scherpte. Later werden alternatieve methoden ontworpen om intelligentie te meten.

Mentale verbeeldingen

Participanten werden in onderzoeken van Galton gevraagd om zich gebeurtenissen in te beelden en die te beschrijven in termen van helderheid, kleur, duidelijkheid en locatie.

Normaalverdeling

Dit is een patroon van data waarbij er een symmetrische verdeling ontstaat doordat de meeste scores dicht bij het gemiddelde vallen en scores die minder vaak voorkomen verder weg van het gemiddelde vallen.

Pearson’s r

Dit is een correlatiecoëfficiënt die een indicatie geeft van de sterkte van het lineair verband tussen twee variabelen.

Regressie richting het gemiddelde

Hoe meer metingen, hoe dichter de extreme scores van een variabele bij het gemiddelde komen te liggen.

Regressielijn

Dit is een (bij benadering) rechte lijn in een scatterplot dat ontstaat wanneer de gemiddelden van elke kolom worden vertegenwoordigd door X’en in een grafiek.

Scatterplot

Dit is een mathematisch diagram dat de waarden van twee gecorreleerde variabelen voor een dataset weergeeft.

Statistische correlatie

Een mathematische procedure die gebruikt wordt om de sterkte van het verband tussen twee variabelen te berekenen.

Twee-eiige tweelingen

Deze tweelingen hebben evenveel genen gemeen met elkaar als gewone broers en zussen.

Tweelingenonderzoek

Hierbij worden eeneiige en twee-eiige tweelingen met elkaar vergeleken om de invloed van genen en omgevingsfactoren op de ontwikkeling te bepalen.

Woordassociatie-experiment

Hierbij worden verschillende geschreven woorden gepresenteerd, participanten worden geïnstrueerd om bij elk woord de eerste gedachte(n) te benoemen die in hen opkomt.

Zelfvragenlijst methode

Dit is een onderzoeksmethode die biologische, demografische en persoonlijke informatie verzamelt om zo de invloed van erfelijkheid op intelligentie te onderzoeken.

H8. Psychologie in Amerika

James-Lange theorie van emotie...is een theorie, geformuleerd door William James en Carl Lange. Zij waren van mening dat emoties het gevolg zijn, en niet de oorzaak, van lichaamsveranderingen.
Law of effect...is een term van Thorndike. Als een bepaalde stimulus-responsvolgorde opgevolgd wordt door plezier, dan wordt de relatie tussen de stimulus en respons versterkt. Reacties die opgevolgd worden door pijn doven uiteindelijk uit.
Gepaarde-associatie techniek (“paired-associates technique”)... is een techniek, ontwikkeld door Calkins, om associatief leren en het geheugen te onderzoeken.
Pragmatisme... is een term bedacht door Peirce en aangenomen door James. Hiermee wordt de evolutie van ideeën aangegeven, aan de hand van de bruikbaarheid in verschillende situaties.

Zelf psychologie (“self psychology”)

Een benadering, ontwikkeld door Calkins. Men is hierbij van mening dat de “zelf” het hoofdonderwerp van psychologie moet zijn. Zij zag – in tegenstelling tot het behaviorisme - de “zelf” als een actief leidende en doelgerichte bemiddelaar, aanwezig in alle bewuste en essentiële introspectieve rapportages

Gepaarde-associatietechniek (“paired-associates technique”)

Een techniek, ontwikkeld door Calkins, om associatief leren en het geheugen te onderzoeken.

H9. Psychologie als de wetenschap van gedrag

Angstrespons (“fear response”)

Volgens Watson een van de drie aangeboren emotionele reacties van baby’s, uitgelokt door een onverwacht hard geluid of het plotseling verlies van ondersteuning

Behaviorisme

Een psychologische school die subjectieve rapportages afwijst en deze vervangt door objectieve, verifieerbare observaties. Ook suggereert deze school dat leren gebaseerd is op het verwerven en onderling verbinden van associaties, door middel van verschillende vormen van conditionering

Contingencies of reinforcement

De specifieke condities waaronder reacties wel of niet versterkt worden

Doelgericht behaviorisme (“purposive behaviorism”)

Een vorm van behaviorisme, geformuleerd door Tolman, die suggereert dat gedrag doelgericht is en vaak bemiddeld wordt door niet observeerbare tussenliggende variabelen

Geconditioneerde reflex

De notie van Pavlov van de fysiologische reflexen die aangeleerd zijn

Geconditioneerde respons (CR)

De aangeleerde respons in de Pavloviaanse geconditioneerde reflex

Geconditioneerde stimulus (CS)

De originele neutrale stimulus, die na het gekoppeld worden aan een ongeconditioneerde stimulus, een geconditioneerde respons in de Pavloviaanse geconditioneerde reflex kan uitlokken

Gedragsanalyse (“behavior analysis”)

De discipline, ontwikkeld uit de bijdragen van Skinner, die bestaat uit experimentele, toegepaste en filosofische takken

Generalisatie

Een fenomeen dat voorkomt wanneer geconditioneerde reflex uitgelokt wordt door een stimuli, die vergelijkbaar is met de originele geconditioneerde stimuli

Geprogrammeerde instructie

Een onderwijstechniek, ontworpen door Skinner, waarbij gecompliceerde onderwerpen zoals rekenen in kleine, simpele stukken opgebroken worden. Vervolgens wordt het aan de leerling gepresenteerd en neemt de moeilijkheidsgraad vervolgens langzaam toe

Grammaticale structuur

Een verzameling regels die aangeven hoe zinnen in elke taal gevormd kunnen worden

Hoger-orde conditionering

Een vorm van conditionering die voorkomt wanneer een geconditioneerde reflex aan stimulus A gekoppeld wordt, en daarna dient als een ongeconditioneerde stimulus in een verdere reeks koppelingen

Latent leren

Een term van Tolman voor het “per ongeluk” leren, zonder een direct zichtbare versterking. Het leren wordt later pas duidelijk

Liefde

Samen met angst en woede, een van de drie emoties die volgens Watson aangeboren zijn

Logisch positivisme

Een filosofie die aangeeft dat alle wetenschappelijke constructen aan een verzameling statements gelinkt moeten zijn. De verzameling statements moet observeerbaar zijn, en moet empirisch verifieerbaar zijn

Mechanistisch behaviorisme (“mechanistic behaviorism”)

Een variant op behaviorisme, gevormd door Hull

Negatieve reinforcement

Een reactie waarbij de waarschijnlijkheid van een reactie toeneemt als een aversieve stimuli verwijderd of verminderd wordt

Ongeconditioneerde reflex

Een Pavloviaanse term voor een aangeboren en automatische reactie, die zonder conditionering al bestaat

Ongeconditioneerde respons (UR)

De responscomponent in de Pavloviaanse ongeconditioneerde reflex

Ongeconditioneerde stimuli (US)

De stimulicomponent in de Pavloviaanse ongeconditioneerde reflex

Operante conditionering

Een term van Skinner voor conditionering die voorkomt wanneer een organisme leert om actief de omgeving te manipuleren, te controleren en er mee te interacteren, onder andere door ook met de gevolgen om te gaan. Het staat in contrast met de passievere Pavloviaanse respondent conditionering

Positieve reinforcement

Een reactie waarbij de waarschijnlijkheid van een reactie toeneemt als het door een plezierig(e) gevolg/reactie opgevolgd wordt. Dus als een kind bijvoorbeeld zijn speelgoed opruimt en het daarna een snoepje krijgt, dan kan de volgende keer de kans groter zijn dat het kind weer het speelgoed opruimt, omdat het dan weer kans maakt op een snoepje

Primaire reinforcers

Worden ook wel ongeconditioneerde of natuurlijke reinforcers genoemd. Dit zijn reinforcers die niet met een andere stimulus gekoppeld hoeven te worden om als een reinforcer te functioneren. Voorbeelden zijn water, voedsel, slaap en seks

Radicale milieubeweging (“radical environmentalism”)

Een benadering, gevormd door Watson, die suggereert dat omgevingsfactoren een grotere invloed hebben dan erfelijkheid in het bepalen van gedrag

Reinforcementschema’s

De belonende gedragingen gebaseerd op een bepaalde tijdsinterval of een bepaald aantal reacties, met als resultaat een patroon van reacties

Reinforcer

Een gevolg op bepaald gedrag, dat kan resulteren in toename van dat gewenste gedrag. Dus bijvoorbeeld een snoepje, of een ijsje. Ook kan het weghalen van een negatief iets (pijn) als reinforcer functioneren

Respondent conditionering

Een term die door Skinner gebruikt werd om de Pavloviaanse klassieke conditionering te definiëren in contrast tot de operante conditionering

Secondaire reinforcers

Reinforcers die invloed kunnen uitoefenen, nadat ze aan andere primaire reinforcers gekoppeld zijn

Skinnerbox

Een experimentele kamer, gecreëerd door Skinner, om reinforcementschema’s bij dieren te bestuderen

Systematische desensitisatie

Een deconditioneertechniek waarbij een plezierige stimuli gepresenteerd wordt, tegelijkertijd met en angstopwekkende stimuli. Er wordt gehoopt dat na verloop van tijd, wanneer de angstopwekkende stimuli gepresenteerd wordt, de angstige reactie verminderd zal zijn

Uitdovingscurve (“extinction curve”)

Een mathematische curve die de afname in reactiesnelheid bij afwezigheid van versterkers (“reinforcers”) weergeeft. Het wordt gebruikt bij operante conditionering

Variabel-interval reinforcement

Een operant conditioneringsschema waarbij reacties alleen periodisch na een random bepaalde tijd versterkt worden

Variabel-ratio reinforcement

Een operant conditioneringsschema waarbij reacties alleen na een random aantal reacties versterkt worden

Vaste-interval versterkingsschema (“fixed-interval reinforcement schedule”)

Een operant conditioneringsschema waarbij reacties versterkt worden na verloop van een bepaalde tijd. Bijvoorbeeld om de vijf minuten, of om de tien minuten. Niet eerder en ook niet later

Vaste-ratio versterkingsschema (“fixed-ratio reinforcement schedule”)

Een operant conditioneringsschema waarbij reacties versterkt worden nadat een bepaalde hoeveelheid reacties gegeven zijn. Dus om de vijf reacties, of tien reacties. Niet eerder en ook niet later

H10.  Sociale invloeden en sociale psychologie

Begrip

Definitie

Artificieel somnambulisme

Een term die door Puysegur gebruikt werd om de vredige staat te beschrijven, die met magnetische therapie uitgelokt wordt en vergelijkbaar is met slaapwandelen en andere hypnotische “crisis”-staten. Deze staat wordt ook wel de perfecte crisis genoemd

Baquet

Het Franse woord voor “kuip”. Het is een onderdeel van het apparaat in de magnetische therapieën van Mesmer, die gevuld wordt met water en gemagnetiseerd wordt met ijzervijlsel

Cognitieve dissonantie

Een term van Festinger. Het ervaren of het bezitten van twee of meer onverenigbare of tegenstrijdige overtuigingen, kan een oncomfortabele staat van dissonantie veroorzaken. Men raakt dan gemotiveerd om dit gevoel te verminderen

Dierlijk magnetisme (“animal magnetism”)

Een theorie, gevormd door Mesmer, die suggereert dat het menselijke lichaam gevuld is en omringd wordt door een magnetische kracht. De magnetische kracht kan verzwakt worden, waardoor er ziektesymptomen ontstaan

Forme fruste

Een term die door Charcot gebruikt werd om neurologische aandoeningen die incompleet voorkomen te beschrijven

Grand hypnotisme

Het concept van Charcot voor de brede vorm van hypnotisme, gekenmerkt door de drie fases van catalepsie, lethargie en somnambulisme

Grande hysterie

Het concept van Charcot voor de brede vorm van hysterie, gekenmerkt door een verloop van de epileptoide fase, naar de grote bewegingsfrase, naar de hallucinatoire fase en uiteindelijk de ijlende fase

Group fallacy

De term van Floyd Allport voor de onjuiste notie dat groepen mensen een superorganisme kunnen vormen, en ze een sterkere gezamenlijke geest hebben dan de gecombineerde reacties van individuele leden

Hypnotisme

Het proces van het induceren van een mentale staat (ontspannend en geconcentreerd), waardoor men een hogere vatbaarheid krijgt

Hysterie

Een psychogene aandoening waarbij patiënten fysiologische symptomen ervaren zonder dat er een duidelijke organische oorzaak gevonden kan worden, bijvoorbeeld agressie, verlamming, verdoving, geheugenverlies en andere neurologische symptomen

Informed consent

Het proces van het uitleggen van een onderzoek aan deelnemers voordat ze ermee akkoord gaan om deel te nemen. Ze worden dus ook geïnformeerd over de effecten die het onderzoek op hen kan hebben

Kleine wereld fenomeen (“small world phenomenon”)

Een sociaal fenomeen, onderzocht door Milgram, dat verwijst naar dat de meeste mensen onderling verbonden zijn

Lucid sleep

Een term van Faria voor een vorm van artificieel somnambulisme, waarbij iemand in een diepe trance-staat gaat

Neurohypnologie (“neurypnology”)

Een term van Braid voor de technieken van het hypnotiseren. Later wordt het hypnose genoemd

Petite hysterie

Een “forme fruste” van hysterie, geconceptualiseerd door Charcot, waarbij patiënten een kleine vorm van hysterie vertonen

Post-hypnotische amnesie

Het na het ontwaken vergeten van de gebeurtenissen, die tijdens een hypnotische staat hebben plaatsgevonden

Post-hypnotische suggestion

Het uitvoeren van een gesuggereerd hypnotisch effect nadat de deelnemer uit zijn hypnose ontwaakt is

Sociale besmetting (“social contagion”)

De toegenomen waarschijnlijkheid van mensen om op een bepaalde manier te reageren wanneer ze in een groep zijn en wanneer ze ook anderen op een bepaalde manier zien reageren

Sociale conformiteit

Een concept, onderzocht door Asch en Milgram, om te verklaren hoe individuen een druk voelen om aan ideeën en meningen van andere groepsleden te conformeren

Sociale invloedprocessen (“social influence processes”)

Een brede term om een verzameling processen aan te geven, bestudeerd door sociale psychologen. Deze processen gaan onder andere over het gedrag, de attitudes en overtuigingen van mensen die door sociale situaties gevormd worden

Stanford Prison Experiment

Een onderzoek van Zimbardo, waarbij mannelijke studenten aan de Stanford Universiteit in een gevangenis samenleefden en de rol van een gevangene of een bewaker aannamen. Het doel was om de rol van sociale invloed te bestuderen, maar het experiment liep uit de hand

Type

Een term die door Charcot gebruikt werd om de grote of complete vorm van bepaalde neurologische aandoeningen te begrijpen

Valse herinneringen

Verzonnen herinneringen van gebeurtenissen die in vatbare mensen gecreëerd kunnen worden

 

H11.De geest in conflict

Begrip

Definitie

Act psychologie (intentionalisme)

Een psychologische theorie, gevormd door Brentano. Deze theorie suggereert dat de eenheden van psychologische analyse “acts” zijn die een object “bevatten”. Anders geformuleerd: men houdt zich bij deze theorie meer bezig met de acties en processen van de geest, dan de inhoud en staten van de geest

Ambivalentie

Een idee van Freud, dat zowel positieve en negatieve gevoelens ten opzichte van hetzelfde object simultaan aanwezig kunnen zijn. Bijvoorbeeld, iemand kan van zijn moeder houden, maar haar tegelijkertijd ook haten

Anaal karakter

Het resultaat van fixatie tijdens het zindelijk worden in de kindertijd. Hierdoor kunnen kinderen als ze later volwassenen zijn ordelijk zijn in hun affaires, koppig zijn in hun relaties en gierig zijn

Anale zone

Een fase uit de psychoanalytische theorie. De erogene zone wordt hier een focus van fascinatie voor kinderen, zodra ze ontdekken dat ze plezier kunnen halen uit het hebben van controle over hun lichaamsfuncties tijdens het zindelijk worden

Castratiecomplex

Hoort bij de Freudiaanse theorie. Het is een complex dat tijdens de kindertijd voorkomt, waarbij jongens ernstig bang zijn dat hun vader hen castreert en waarbij de meisjes een onbewuste wens hebben om net als de jongens te zijn en een penis te hebben

Catharsismethode (“cathartic method”)

Een psychoanalytische techniek, gevormd door Breuer en zijn patiënt Anna O., en verder ontwikkeld door Freud. Men denkt hierbij dat door het ventileren van emoties, hysterische symptomen verminderd kunnen worden

Clientgerichte therapie

Een vorm van psychotherapie, ontwikkeld door Rogers, waarin de psychotherapeut zich richt op het creëren van een comfortabele en niet-oordelende omgeving voor de cliënt

Cognitieve therapie

Een vorm van psychotherapie waar Beck mee is gekomen, en waar men zich richt op het corrigeren van het verstoorde denken en irrationele gedachten

Concrete representatie

Een idee van Freud. Dit is het idee dat latente droomgedachten een concrete representatie in de subjectieve echte sensaties van de manifeste inhoud krijgen. Het maakt deel uit van de “dreamwork”.

Condensatie

Een aspect van de “dreamwork” van Freud, waarbij twee of meer latente gedachten condenseren in een enkele manifeste droomafbeelding

Conversie

Hysterische symptomen, geïnterpreteerd door Freud als het resultaat van emotionele energie die wurgend wordt en uiteindelijk in fysieke symptomen omgezet wordt

Dromen

Hallucinaties die tijdens het slapen voorkomen

Droomwerk (“dreamwork”)

Behoort tot de Freudiaanse theorie. Dit zijn processen waarbij de latente inhoud getransformeerd wordt in manifeste inhoud, voornamelijk door verplaatsing, condensatie en concrete representatie

Druktechniek (“pressure technique”)

Een overgangstechniek tussen hypnose en vrije associatie, waarbij Freud zijn hand op het voorhoofd van een patiënt legt en zegt dat alle relevante herinneringen wel weer zullen terugkomen

Ego

Behoort tot de Freudiaanse theorie. Het is een psychische structuur die als bemiddelaar functioneert voor het conflict tussen de eisen van de id, de eisen van de externe realiteit en de morele eisen van de superego

Erogene zone

Behoort tot de Freudiaanse theorie. Gebieden van het menselijke lichaam worden hoog sensitief. Bij stimulatie kunnen ze erotische sensaties en seksuele opwinding produceren

Eros

Een term die door Freud gebruikt is, en verwijst naar het levensinstinct, dat constant in strijd is met het doodinstinct

Fixatie

De term van Freud voor het verloop van het ontwikkelingsproces in de orale, anale, fallische of psychoseksuele ontwikkeling

Gedragstherapie (“behavior therapy”)

Bestaat uit een verzameling therapeutische technieken, ontworpen om gedrag te veranderen door middel van klassieke conditionering. Wolpe is de bedenker hiervan

Genitale zone

De primaire erogene zone, vastgesteld door Freud, in de laatste fase van de menselijke psychoseksuele ontwikkeling. Het begint in de puberteit, wanneer adolescenten hun seksuele behoeftes op het andere geslacht richten

Id

Behoort ook tot het gestructureerde model van Freud voor de geest. Het is de bron en opslag voor de biologische driften en instincten

Identificatie

Behoort tot de Freudiaanse theorie. Het is een proces dat voorkomt wanneer een kind gelijkenis vindt met aspecten van de ouder met hetzelfde geslacht. Het resultaat is een superego

Instincten

Biologisch gebaseerde driften voor verzorging, warmte en seksuele bevrediging. Het behoort tot de Freudiaanse theorie

Intellectualisatie

Een Freudiaans verdedigingsmechanisme waarbij een conflictgeladen onderwerp rationeel en abstract benaderd wordt, zonder de emoties erbij te betrekken

Intentionaliteit

Een term van Brentano die verwijst naar de houding die in een mentale actie aangenomen wordt ten opzichte van het object waar men over aan het nadenken is

Intrapsychisch conflict

Een Freudiaanse notie dat de geest constant geconfronteerd wordt met onverzoenlijke eisen van de biologie, de externe wereld en het morele bewustzijn

Latente content

De verborgen betekenis van dromen, onderliggend aan de manifeste inhoud

Latentiefase

Een rustige fase in de kindertijd waar orale, anale en fallische driften onderdrukt zijn. Het behoort tot de Freudiaanse theorie

Manifeste content

Behoort tot de Freudiaanse theorie. De manifeste inhoud zijn werkelijke afbeeldingen, gedachten en inhoud van dromen die de dromer tijdens het slapen ervaart. Het is eigenlijk gewoon een transformatie van de psychologisch gevaarlijke latente inhoud

Metapsychologie

Het algemene model van de “mind” die de klinische ontdekkingen van Freud binnenin een bredere theoretische context integreert

Objectrelaties

Een latere psychoanalytische denkschool, die veel waarde hecht aan de moeder-babyband in de menselijke ontwikkeling

Oedipuscomplex

Een Freudiaanse term voor een verzameling onbewuste ideeën en gevoelens, gericht op het verlangen om een ouder te bezitten en om de ouder van hetzelfde geslacht te vernietigen

Ontkenning (“denial”)

Een psychoanalytisch verdedigingsmechanisme, dat gebruikt wordt als iemand niet in staat is om de realiteit onder ogen te komen of de waarheid te erkennen

Orale fase

De eerste erogene fase in de Freudiaanse theorie. Men is vooral gericht op de mond. Het is de voornamelijkste bron van plezier voor een baby

Oraal karakter

Behoort tot de Freudiaanse theorie en is het gevolg van fixatie in de orale fase tijdens de eerste twee jaar van de ontwikkeling. Men is dan spraakzaam, eet veel, rookt en drinkt

Overdeterminatie

Behoort tot de Freudiaanse theorie. Door twee of meer pathogene ideeën wordt een symptoom veroorzaakt

Pathogene ideeën

Behoort tot de Freudiaanse theorie. Het zijn emotiegeladen herinneringen of gedachten buiten het bewustzijn en die hysterische symptomen kunnen veroorzaken

Pcpt.-cs

De “perception-consciousness system”, een onderdeel van het gestructureerde model van de geest van Freud die informatie over de externe wereld naar de ego overdraagt

Polymorfe perversiteit (“polymorphous perversity”)

Volgens de Freudiaanse theorie een staat van een nieuwgeboren baby, waarbij elke lichaamsdeel een bron van seksuele bevrediging is

Projectie

Een Freudiaanse verdedigingsmechanisme, waarbij de ongeaccepteerde gevoelens onderdrukt worden en aan iemand anders geattributeerd worden

Psychoanalyse

Een vorm van psychotherapie en een algemene psychologische theorie ontwikkeld door Freud

Rationalisatie

Een Freudiaans verdedigingsmechanisme waarbij de werkelijke motivatie van een individu ontkend wordt, en het vervangen wordt door een valse verklaring

Repressie

Behoort tot de Freudiaanse theorie en is het voorkomen of het uitdrijven van een bewuste angstopwekkende gedachte of herinnering

Seductietheorie

Gevormd door Freud, suggereert dat alle hysterische mensen in hun jeugd seksueel misbruikt moeten zijn geweest

Superego

Een element in het gestructureerde model van de geest van Freud, die met de morele eisen omgaat. Het treedt onafhankelijk van de instincten en de externe realiteit op

Thanatos

Het doodsinstinct, constant in strijd met het levensinstinct (Eros). Het behoort tot de Freudiaanse theorie

Transference

Een term gebruikt door Freud, voor de onbewuste gevoelens jegens belangrijke figuren uit de kindertijd die op de therapeut weerkaatst worden

Verdediging

Een algemene psychoanalytische term voor de reacties die bedoeld zijn om een individu te beschermen tegen bewuste psychologisch gevaarlijke pathogene ideeën

Verdedigingsmechanismen (“defense mechanism”)

Behoort tot de psychoanalytische theorie. Dit zijn onbewuste psychologische strategieën die de ego gebruikt om tot een compromis te komen voor de conflictende eisen van de id, superego en de externe realiteit

Verplaatsing (Freudiaanse verdedigingsmechanisme) (“displacement”)

De omleiding van een impuls tegen een vervangend doel, die vergelijkbaar is met het originele doel, maar wel een stuk veiliger is dan het originele doel

Verplaatsing (in dromen)

Het omzetten van de psychische energie van sterk geladen latente inhoud in gerelateerde, maar emotioneel neutralere ideeën van de manifeste inhoud. Het is een van de aspecten van de “dreamwork” in de Freudiaanse theorie

Vervulling van de wensen (“fulfillment of wishes”)

Volgens Freud het primaire doel van dromen

Vrije associatie (“free association”)

Een techniek die door Freud gebruikt werd. Er wordt gevraagd om eerlijk de eerste gedachte en/of het eerste idee dat bij iemand opkomt te zeggen, zonder er verder over na te denken of deze te manipuleren

Zeigarnik effect

De neiging om onafgemaakte taken beter te herinneren dan afgemaakte taken

H12: Psychologie en persoonlijkheid

Begrip

Definitie

Aangenaamheid (“agreeableness”)

Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken: de neiging om coöperatief en empathisch te zijn ten opzichte van anderen

Analytische psychologie (“Analytical psychology”)

De naam die Jung aan zijn psychologische system gegeven heeft. Deze psychologie richt zich minder op de seksualiteit dan de Freudiaanse psychologie en meer op de rol van cultuur, religie, droomanalyse, het collectieve onbewuste en psychologische types van temperament

Being needs

De alternatieve term van Maslow voor zelfactualisatie, dat het individu aanspoort om de positieve mogelijkheden van de zelf te vervullen. Het staat in contrast met de deprivatiebehoeftes

Big Five

Een factor-analytische benadering voor de persoonlijkheidstheorie, die de karaktertrekken ”openness, conscientiousness, extroversion, agreeableness and neuroticism “ (OCEAN) als de grote bouwblokken van persoonlijkheid ziet

Contacthypothese

Gevormd door Gordon Allport, gaat over dat vooroordelen tussen groepen verminderd kunnen worden als de in-groep en de uit-groep in een situatie geplaatst worden waar ze met elkaar moeten interacteren, waar ze allemaal dezelfde status hebben en waar ze hetzelfde gemeenschappelijke doel hebben, dat ze alleen na samenwerking met elkaar kunnen behalen

Deprivatiebehoeftes (“deprivation needs”)

Bedacht door Maslow, zijn de vier niveaus van zijn hiërarchie van behoeftes, gecreëerd door gebreken in het leven van een persoon. Het staat in contrast met de zelfactualisatie of de “being needs”.

Egopsychologie

Een ontwikkeling binnen in de psychoanalyse, gaat erover dat met de normale ontwikkeling veel functies van de Freudiaanse ego onafhankelijk worden van de impulsen van de id

Eupsychia

De term van Maslow voor een utopiaanse samenleving waar elke mens de vaardigheid heeft om zelf geactualiseerd te worden en om de eigen zelf volledig te ontwikkelen

Existentiële psychotherapie

Een vorm van psychotherapie, gepromoot door May, die de zoektocht naar betekenis in het leven benadrukt

Extraversie

Een persoonlijkheidsdimensie die door Jung geïntroduceerd is, en die gedefinieerd wordt als de neiging om op de externe wereld gericht te zijn. Men is dan vaak spraakzaam en assertief. Het staat in contrast met introversie. Ook is het een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken, en maakte het deel uit van de PEN persoonlijkheidsfactoren

Functionele autonomie

Een term die door Gordon Allport gebruikt werd om de staat te beschrijven, die mede dankzij de motieven uit de kindertijd bereikt is, maar die behouden is omdat het versterkt of beloond werd en daarom autonoom is geworden

Humanistische psychologie

Een derde kracht in de psychologie, na behaviorisme en psychoanalyse, die in 1950 door Maslow, Rogers, May en anderen opgericht is. Men richt zich hierbij vooral op de positieve motivatie, de potentie om te groeien, de behoefte aan zelfactualisatie en het creëren van betekenis

Idiografische methodes

Onderzoeksmethodes waar men zich richt op het bestuderen van individuele cases. Vaak zijn deze kwalitatief en is het doel om te beschrijven wat het is dat mensen van elkaar onderscheidt

Individual Will Temperament Test

Een van de eerste persoonlijkheidstoetsen, gecreëerd door Downey, om karaktertrekken zoals impulsiviteit, zorgvuldigheid en kracht te meten door middel van het analyseren van het handschrift

Individuele psychologie (Adler)

Een theoretische benadering, gebaseerd op het idee dat de diepste bron van menselijke motivatie ligt in de vaardigheid om het minderwaardigheidsgevoel te overkomen

Introversie

Een persoonlijkheidsdimensie, geïntroduceerd door Jung, die wordt gedefinieerd als de neiging om minder op de externe wereld gericht te zijn, en meer op de interne wereld. Men is dan introspectief, reflectief en heel erg op zichzelf, net zoals men zich niet op zijn gemak voelt in grote groepen. Het staat in contrast met extraversie

Liefdesbehoeftes (“love needs”)

Het motief om affectie, vriendschap en het gevoel van ergens bij te behoren te verwerven. Het treedt pas op nadat aan de fysiologische- en veiligheidsbehoeften in de Maslow-hiërarchie voldaan is

Minderwaardigheidscomplex (“inferiority complex”)

Een construct, voorgesteld door Alder, dat gaat over het patroon van minderwaardigheidsgevoelens. Het motiveert iemand om deze gevoelens te overkomen die bij alle kinderen voorkomen

Nauwgezetheid (“conscientiousness”)

Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken. Het is de neiging om voorzichtig en zelf-gedisciplineerd te zijn

Neuroticisme

Een persoonlijkheidsfactor in het PEN-model van Eysenck. Het is de neiging om angst te ervaren of erdoor bezig gehouden te worden

Nomothetische methode

Een persoonlijkheidsonderzoeksmethode in termen van algemene dimensies of kenmerken. Het gaat om een kwantitatief onderzoek. Vaak worden er statistische vragenlijsten gebruikt

Onvolwassen religie (“immature religion”)

Een concept van Gordon Allport over religieuze hechting, die vaak aangenomen wordt voor zelfverheerlijkingsredenen en vaak ook nog eens niet reflectief is. Men is beperkt in het denken en tolereert andere overtuigingen niet

Openheid (“openness”)

Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken. Het is de neiging om open te staan voor nieuwe ervaringen, om verbeeldend en gevoelig voor de innerlijke gevoelens te zijn

PEN-model

Een persoonlijkheidsmodel, voorgesteld door Eysenck, die persoonlijkheid beschrijft in drie primaire dimensies: psychoticisme, extraversie-introversie en neuroticisme

Personal Data Sheet (PDS)

Een objectieve persoonlijkheidstest, ontworpen door Robert Woodworth, en bedoeld om te bepalen of soldaten geschikt zijn voor dienstplicht

Personalistische psychologie

De benadering, gepromoot door William Stern, die zich bezighoudt met het centrale concept, dat de mens als een individu ziet

Persoonlijkheidspsychologie

Een psychologische discipline, gepromoot door Gordon Allport en alle anderen die de aard van menselijke individualiteit bestuderen. Men maakt hier gebruik van zowel idiografische als nomothetische methodes

Piekervaringen (“peak experiences”)

Volgens Maslow en Wertheimer sterke gevoelens van plezier en andere positieve emoties, vaak gepaard met Aha! momenten wanneer de wereld plotseling op een andere manier waargenomen wordt

Positieve psychologie

Een discipline, gepromoot door Seligman, als reactie op de neiging van de mainstream psychologie om zich voornamelijk op abnormale condities en pathologie te richten. De positieve psychologie richt zich vooral op de psychologische positiviteit, gezondheid en de condities die geluk bevorderen

Psychobiografie

Een levensbiografie die gebruikmaakt van de psychodynamische persoonlijkheidstheorie om het te interpreteren

Psychogene behoeftes (“psychogenic needs”)

Het 27 behoeftes-systeem van Murray gebaseerd op onbewuste motivaties, inclusief behoefte aan aansluiting, succes, autonomie en macht

Psychoticisme (“psychoticism”)

Een van de persoonlijkheidsfactoren in de PEN-model van Eysenck en verwijst naar de vaardigheid van een individu om met de werkelijkheid in contact te blijven

Reflectie

Een psychotherapeutische techniek, ontworpen door Rogers, waarbij men terugkijkt op wat de cliënt gezegd heeft, maar dan wel geformuleerd in andere woorden

Relationele individualiteit (“relational individuality”)

Een term gebruikt door Stern om de relatieve of statistische positie van een individu op een groot aantal gemeten persoonlijkheidskenmerken aan te geven

Sixteen Personality Factor Questionnaire (16PF)

Een persoonlijkheidsschaal, ontwikkeld door Cattell, gebaseerd op factoranalyse van onderlinge correlaties tussen verschillende karaktertrekkenmetingen die zestien basisdimensies van persoonlijkheid beoordeelt

Thematic Apperception Test (TAT)

Een projectieve persoonlijkheidstoets, gecreëerd door Henry Muray en Christiana Morgan, waarbij er een reeks gestandaardiseerde afbeeldingen een respondenten gepresenteerd wordt, en waar de deelnemers vervolgens een verhaal over moeten vertellen. De toets was ontworpen om onbewuste motivatie te beoordelen

Volwassen religie (“mature religion”)

Een concept van Gordon Allport over de religieuze gevoeligheid. Men accepteert hierbij de mysteries en onwetendheid ten opzichte van een aantal grote vragen, net zoals men zich tolerant opstelt ten opzichte van andere overtuigingen en religies

Waardebehoeftes (“esteem needs”)

Bedacht door Maslow. Volgens hem is dit de behoefte aan zelfrespect en persoonlijk succes. Deze behoeftes worden duidelijk zodra men aan de fysiologische, veiligheids- en liefdesbehoeftes voldaan heeft

Werkelijke individualiteit (“real individuality”)

De term van Stern voor de Gestalt-achtige aanname dat de unieke zelf van een individu groter is dan alle individuele kenmerken

Woordassociatietest (“word-association test”)

Een test gecreëerd door Jung. Deze bestaat uit een lijst met stimuli die aan de respondent gepresenteerd wordt met de instructies om elke eerste word of gedachte die opkomt te noteren

Zelfactualisatie

Het streven naar de positieve vervulling van de potentie binnen de zelf. In de theorie van Maslow komt dit alleen voor nadat de eerste vier niveaus van zijn hiërarchie vervuld zijn

H13. De ontwikkelende geest

Begrip

Definitie

Algemene intelligentie (“g” en “general intelligence”)

Het concept van Spearman. Dit wordt gezien als een enkele factor van gegeneraliseerde mentale kracht, tot in een beperkte mate toepasbaar op alle intellectuele taken

Concreet operationele fase

De derde fase uit de ontwikkelingsfases van Piaget, waarbij kinderen rond 7 jaar succesvol de meeste conservatieproblemen kunnen oplossen

Conservatie van kwantiteit (“conservation of quantity”)

Een Piagetiaanse term die verwijst naar de vaardigheid om steeds gelijke hoeveelheden vloeistof waar te nemen, ook als de vloeistof in verschillende vormen overgegoten wordt

Formele operationele fase

Een van de vier ontwikkelingsfases van Piaget. Deze fase begint vaak rond het 11e of 12e jaar en wordt gekenmerkt door het beginnen van de experimentele of inductieve beredenering

Genetische epistemologie

De term van Piaget voor het onderzoeken van ontwikkelingsfases in het denken van kinderen

Individuele psychologie (Binet en Henri)

Een programma, ontwikkeld door Binet en Henri, om een reeks korte tests te ontwikkelen die informatie van dezelfde kwaliteit geven over een persoon, als dat een diepte-case studie dat gedaan zou hebben

Intellectueel niveau (“intellectual level”)

Een term van Binet voor de resultaten van zijn intelligentietoets. Zijn opvolgers zetten de term later om in de misleidende term “mentale leeftijd”

Intelligentiequotiënt (IQ)

Een wiskundige formule ontwikkeld door Stern en Terman om de resultaten van de Binet intelligentietoetsen samen te vatten. IQ wordt berekend door de mentale leeftijd te delen door de werkelijke leeftijd, en deze met 100 te vermenigvuldigen

Mentale orthopedie

Een programma van mentale oefeningen, ontwikkeld door Binet, om de intellectuele niveaus van kinderen te verbeteren

Objectconcept

Het herkennen dat een object onafhankelijk van de omgeving bestaat. Het behoort tot de Piagetiaanse theorie

Objectstandvastigheid (“object constancy”)

Het besef dat een object blijft bestaan, ook al is het niet zichtbaar. Het behoort tot de Piagetiaanse theorie

Preoperationele fase

De tweede Piagetiaanse ontwikkelingsfase, waarbij kinderen een waardering hebben ontwikkeld voor objectstandvastigheid, maar waarbij ze nog steeds niet in staat zijn om concepten als conservatie van kwantiteit te begrijpen

Projectieve tests

Tests die reacties op ongestructureerde stimuli gebruiken om onderliggende en onbewuste processen en motivatie te beoordelen

Representatiemodes

De term van Bruner voor de drie manieren om over dingen te leren, parallel lopend aan de Piagetiaanse fases van cognitieve ontwikkelingen. Bruner heeft het over drie modes: de enactieve, de iconische en de symbolische.

  • Enactieve mode is de eerste mode van representatie in de theorie van Bruner. Men leert over dingen door bijpassende handelingen uit te voeren.

  • Iconische mode is de tweede mode van representatie. Men leert over dingen door de perceptuele kwaliteiten.

Symbolische mode is de derde mode van representatie. De student leert over de abstracte kwaliteiten van het object.

Sensorische-motorische fase

De eerste ontwikkelingsfase in de theorie van Piaget, vindt plaats in de eerste twee jaar na de geboorte. De intelligentie van een kind draait vooral om de sensorische en motorische activiteiten en heeft niks te maken met het abstract denken

Tweefactortheorie van intelligentie

De theorie van Spearman over dat bij het presenteren op een intellectuele taken zowel de g-factor als de s-factor nodig is

H14. Cognitieve Psychologie

Begrip

Definitie

Algoritme

Een strategie die systematisch alle mogelijke oplossingen voor een probleem toetst

Analytische machine (“analytical engine”)

Een universele machine, verzonnen door Babbage maar in werkelijkheid nooit uitgevoerd. De machine zou in staat zijn om elke vorm van rekenen te kunnen uitvoeren. Het is een prototype van wat we tegenwoordig een programmeerbare computer noemen

Artificiële intelligentie (AI)

De capaciteit van computers en andere mechanische apparaten om de menselijke denkprocessen en intelligentie na te bootsen

Assembleertaal (“assembly languages”)

De hogere rang van computerinstructies, of computertaal, waarbij complexe hiërarchieën van routines op een bepaalde volgorde met behulp van een simpel commando geactiveerd/uitgevoerd kunnen worden

Binaire rekenkunde (“binary arithmetic”)

Het weergeven van alle getallen in de vorm van enen en nullen

Booleaanse algebra

Een vorm van rekenkunde, gecreëerd door George Boole, waardoor symbolische logica mogelijk is

Chinese kamer

Een denkexperiment, uitgevoerd door Searle, waarbij iemand met Chinees als moedertaal vergeleken wordt met iemand die perfect, maar mechanisch met behulp van een boek met regels, spreekt. Dat laatste kan met een computer vergeleken worden, omdat het niet een sterke artificiële intelligentie aantoont

Computationeel functionalisme (“computational functionalism”)

De notie dat AI programma’s de functionele processen waar mensen doorheen gaan bij het oplossen van problemen kunnen nabootsen, maar wel met behulp van een ander soort fysiek materiaal

Connectionst-computing model

Een model waar veel operaties simultaan gaan, en waar de objecten door het gehele systeem patronen van activiteit zijn, in plaats van symbolen in eerder gespecificeerde locaties

Ecologische psychologie (“ecological psychology”)

De benadering van Gibson, waarin hij benadrukt dat de geest alleen begrepen kan worden in relatie tot de omgeving, en dat de eigenschappen uit de omgeving direct aan de geest gepresenteerd worden

Flashbulb-geheugen (“flashbulb memory”)

De term van Neisser voor het ophalen van een levendige herinnering over waar men was en wat men aan het doen was toen een bepaalde gebeurtenis plaatsvond. Deze herinnering is niet per se nauwkeurig of juist

General Problem Solver (GPS)

Een artificiëel intelligentieprogramma, ontworpen door Allen Newell en Herbert Simon, bedoeld om een groot aantal problemen op te lossen

Heuristiek

Een techniek om problemen op te lossen, die de zoekruimte beperkt door op de beste gokken en ezelsbruggetjes terug te vallen, gebaseerd op de waarschijnlijkheid van het vinden van een oplossing. Het staat in contrast met het algoritme, dat alle mogelijke oplossingen onderzoekt

Impossibilist creativiteit

Het concept van Margaret Boden over de capaciteit om bekende ideeën en componenten in een boek te verwerken. Het levert interessante en bruikbare combinaties op die anders zijn dan de al aanwezige regels

Logic Theorist (LT)

Een computerprogramma, ontworpen door Allen Newell en Herbert Simon in 1956

Lovelace objection

De notie van Ada Lovelace dat de analytische machine alleen voorbepaalde en precies gedefinieerde regels kan opvolgen, en dat deze daarom niet in staat is om creativiteit te bezitten

Means-ends analyse

Een heuristiek van de General Problem Solver, waarbij de gewenste oplossing voor een probleem vergeleken wordt met de huidige staat van het probleem. Ook wordt het verschil tussen de twee beoordeeld

Opgeslagen programma’s

Een concept van von Neumann, waarbij de instructies van een computer in het geheugen opgeslagen zijn, samen met de data en de resultaten van de berekeningen

Serialistische verwerking (“serialist processing”)

Een sequentiële computerverwerking, gebruikt door LT en GPS, die werkten door een specifieke volgorde van operaties bij een specifieke verzameling symbolen uit te voeren. De operaties en de symbolen worden wel in een specifieke geheugenlocatie opgeslagen

Sterke AI

De theorie dat computers de vaardigheid hebben om op hetzelfde niveau als de mens intellectuele taken uit te voeren. Computers benaderen de problemen op dezelfde manier en ervaren vergelijkbare staten van bewustzijn

Turing machine

Een hypothetische universele computer, bedacht door Turing, die in staat is om elke reeks getallen of symbolen te manipuleren volgens consistente en eerder bepaalde regels

Turing test

Een toets, bedacht door Alan Turing, om de intelligentie van een machine te beoordelen op basis van de vaardigheid om met mensen te interacteren

Verschilmachine (“difference engine”)

Een mechanisch apparaat, gecreëerd door Babbage, om polynomialen en andere mathematische functies te berekenen

Zwakke AI

Een notie van Searle dat computerprocessen eventueel bruikbaar zijn als modellen voor significante aspecten van het menselijke cognitieve processen, maar zonder echt de processen van het menselijk denken te dupliceren

H15. De herkomst van de toegepaste psychologie

Begrip

Definitie

Functionele periodiciteit

Een sociale en wetenschappelijke overtuiging dat vrouwen functioneel gebrekkig zijn tijdens menstruatie. Deze overtuiging werd empirisch getoetst door Leta Stetter Hollingworth, en bleek niet valide te zijn

Klinische methode (“clinical method”)

De multidimensionale methode van Witmer om kinderen te beoordelen op gedrags- en leerproblemen. De methode bestaat uit het testen van de fysieke en mentale vaardigheden en het overleggen met een reeks andere professionals, waaronder sociale werkers en artsen

Motion studies

Een methode, ontwikkeld door de Gilbreths, waarbij camera’s gebruikt werden om gedetailleerde fysieke bewegingen op te nemen, die nodig zijn bij het uitvoeren van bepaalde taken. Zo kon men zien hoe machines ontworpen konden worden en hoe methodes bedacht konden worden om efficiënter te werken, en zodat de werknemer ook makkelijker kan werken

Psychotechniek (“psychotechnics”)

Het toepassen van psychologie op het bedrijfsleven en industrie

Therbligs

Een term, bedacht door de Gilbreths, om de achttien onafhankelijke handbewegingen te definiëren. Deze handbewegingen werden ontdekt tijdens het motion-onderzoek

Variabiliteithypothese

Een sociale en wetenschappelijke overtuiging, geïnspireerd door de evolutietheorie en gerelateerd aan de variatiehypothese van Charles Darwin, dat mannen meer variabel zijn dan vrouwen op zowel de fysieke als de psychologische kenmerken, en dat mannen daarom de meer extreme posities innemen op de verdeling, terwijl de vrouwen meer in het midden van de verdeling zitten

Wetenschappelijk management

Een systeem ontwikkeld door Taylor, om de efficiëntie en productiviteit in een fabriek te laten toenemen. Dit wordt bereikt door de werkers meer te laten doen in een kortere tijd, door hen snelle en herhalende taken te geven

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1680 1