Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Hoe functioneert het menselijk zenuwstelsel? - hoofdstuk 1

Dit hoofdstuk bevat veel afbeeldingen en schematische weergaven van verschillende delen van de hersenen en bepaalde processen in neuronen. Het wordt daarom aangeraden de samenvatting van dit hoofdstuk naast het boek te gebruiken.

De verschillende neuronen in onze hersenen, en in het bijzonder de interactie daartussen, zijn verantwoordelijk voor het menselijk gedrag. Dit doen ze door neurotransmitters te zenden en te ontvangen. Kennis van bijbehorende processen is zeer belangrijk om een goed begrip te hebben van de werking van psychofarmaca.

In dit hoofdstuk wordt de werking van neuronen en interactie beschreven om een beter beeld te krijgen van hoe het brein reageert op de omgeving en zich aanpast aan de omgeving.

 

Hoe ziet de structuur van neuronen er uit?

De verschillende neuronen in onze hersenen zien er lang niet allemaal hetzelfde uit. De functie en de locatie van het neuron heeft invloed op de grootte, vorm en andere eigenschappen van het neuron. De drie belangrijkste neuronengroepen zijn sensorische neuronen, motorische neuronen en interneuronen. De sensorische neuronen vangen signalen op, de hersenen interpreteren deze signalen en de motorische neuronen reageren hier vervolgens op. In het centrale zenuwstelsel vind je de interneuronen, deze vormen de overgang tussen de andere twee neuronengroepen.

Het cellichaam

Het cellichaam wordt ook wel soma genoemd en is het grootste deel van het neuron. Hier bevind zich het metabolisme van de cel en ik de nucleus vind je het DNA.

Dendrieten

Dendrieten vangen signalen op van de omliggende neuronen. Hoe meer dendrieten een neuron heeft, hoe meer informatie dit neuron kan ontvangen. De locatie van het neuron heeft invloed op het aantal dendrieten, interneuronen hebben bijvoorbeeld meer dendrieten dan neuronen in het ruggenmerg.

Axonen

Het signaal van het neuron wordt doorgegeven via het axon, dit is een uitloper van het cellichaam en kan een lengte van een paar millimeter tot tientallen centimeters hebben. De axon hillock is de plaats waar zowel het axon als het elektrische signaal beginnen. Sommige axonen hebben een myeline laag, met name de perifere axonen. De myeline is een gliacel die het axon isoleert en zorgt voor een versnelde overdracht.

Terminal button

Het einde van het axon heet de terminal button. Hier worden neurotransmitters opgeslagen, vrijgelaten en is sommige gevallen ook weer heropgenomen. Voor de heropname is een bepaald eiwit erg belangrijk waar later in het hoofdstuk meer aandacht aan wordt gegeven aangezien veel psychotrope drugs op dit eiwit werken.

Neurale overdracht

De neurale overdracht is het proces waarbij het signaal van de terminal button wordt overgedragen op het dendriet van het volgende neuron (in het centrale zenuwstelsel). In het perifere zenuwstelsel worden signalen overgedragen via zenuwen.

Elektrische activiteit in het neuron

De lipid bilayer is een dubbele laag van lipiden die het membraan van het neuron vormen. Dit membraan zorgt ervoor dat het neuron een eigen intern milieu kan hebben. In het membraan bevinden zich eiwitten die glucose en ionen de cel kunnen binnenlaten en afvalstoffen uit de cel voeren. Door het vervoeren van de ionen verandert het elektrisch potentiaal van het neuron. De ionen die hierbij belangrijk zijn, zijn An-, Cl-, Na+ en K+. De natrium- en chloride-ionen komen alleen in de cel wanneer ze worden toegelaten via de ionenkanalen (eiwitten). Door veranderingen in het membraan worden deze actief.

Rustpotentiaal

De geladen ionen hebben te maken met twee krachten: diffusie en elektrostase. Wanneer er een equilibrium tussen deze krachten bestaat, is er sprake van een ruststaat. Het elektrisch potentiaal van het neuron tijdens de rust wordt bepaald door de verdeling van de positieve en negatieve ionen. Door de celeigenschappen zijn cellen tijdens het rustpotentiaal negatief geladen, terwijl er buiten de cel een positieve lading heerst. Er is vaak een lading van -70 mV in de cel. Dit rustpotentiaal helpt de cel energie op te slaan, wat gebruikt kan worden wanneer de cel wordt geactiveerd.

Graded potentials

Zodra een neuron een signaal van een ander neuron krijgt, wordt het rustpotentiaal (-70mV) verstoord. Deze verstoring wordt een graded potential genoemd. Bij snel opvolgende of gelijktijdige graded potentials wordt de drempelwaarde overschreden en depolariseert het neuron waardoor er een actiepotentiaal ontstaat.

Actiepotentialen

De drempelwaarde voor depolarisatie en dus het ontstaan van een actiepotentiaal is ongeveer  -55mV. Tijden een depolarisatie ontstaat er een ladingverschuiving van -70 naar +30mV. Dit komt doordat de natriumionen (Na+) door het celmembraan worden gelaten. Daarnaast verlaten sommige negatieve ionen de cel. Hierna wordt het rustpotentiaal weer opgezocht waarbij er een korte hyperpolarisatie in het membraan ontstaat. Het actiepotentiaal duurt op zichzelf slechts 1 milliseconde.

Zodra het actiepotentiaal de terminal button bereikt, wordt neurotransmitter vrijgelaten waardoor de ontvangende neuronen het proces kunnen doorsturen.

De mate van heftigheid van het actiepotentiaal is altijd gelijk: er heerst een alles of niets cultuur. Een neuron heeft dus altijd dezelfde intensiteit bij het doorgeven van het signaal. Er zijn wel andere factoren die kunnen bijdrage aan de sterkte van het signaal: de hoeveelheid neuronen die actief zijn en de kwantiteit van de actiepotentialen.

De eigenschappen van het axon bepaalt de snelheid waarmee een actiepotentiaal het volgende neuron bereikt. Zowel de weerstand (kleiner bij grotere axonen), als de myelinescheden zorgen voor een grotere snelheid. De myeline in het centrale zenuwstelsel bestaat uit oligodendrocyten, in het perifere zenuwstelsel vormen Schwann cellen de myeline. Tussen elke gliacel heeft het axon een kleine opening, nodes van Ranvier genoemd. Hier kan natrium zorgen voor depolarisatie.

Het actiepotentiaal glijdt niet langs het axon, maar gaat in sprongen van node naar node. Dit wordt saltatory conduction genoemd en zorgt ervoor dat het proces sneller verloopt.

Bovenstaande kennis vertelt ons waarom ziekten waarbij myeline verdwijnt (zoals MS) zulke verstrekkende gevolgen hebben: de zenuwpulsen verplaatsen zich vele maten langzamer.

Andere gliacellen dan eerder genoemde, de astrocyten, spelen ook een belangrijke rol in het zenuwstelsel. Zij helpen met de migratie van zich ontwikkelende neuronen, of met het vormen van connecties tussen verschillende neuronen.

De communicatie tussen neuronen bestaat met name uit het vrijlaten van neurotransmitters. Minder vaak voorkomend is de elektrische synaps, waarbij een elektrisch signaal van neuron op neuron wordt doorgegeven. Het proces van de elektrische synaps zal verder niet besproken worden.  

 

Hoe verloopt synaptische overdracht?

Vrijlaten van neurotransmitter

Wanneer een actiepotentiaal de terminal button bereikt, kan ook calcium hier binnendringen. Dit zorgt ervoor dat de neurotransmitters in het presynaptische membraan kunnen worden vrijgelaten. De hoeveelheid calcium bepaalt de hoeveelheid neurotransmitter dat wordt vrijgelaten. Dit wordt gestuurd door eiwitten, waar bepaalde drugs op van invloed kunnen zijn.

Receptoren

Het postsynaptisch membraan van het ontvangende neuron vangt de neurotransmitter op in receptoren. De moleculaire vorm van de receptor bepaalt welke neurotransmitters wel, en welke zich niet kunnen binden. Hierop werken medicijnen: zij kunnen de werking van neurotransmitter nabootsen en daarmee binden aan een receptor, of ze kunnen receptoren juist blokkeren.

Een ionotropische receptor controleert het ionenkanaal direct. Een metabotrope receptor is gebonden aan ionenkanalen die hij niet zelf controleert. Dit zorgt ervoor dat ionotrope receptoren veel sneller werken. De metabotrope receptoren werken echter langer.

Heropname van neurotransmitter

Sommige neurotransmitters worden afgebroken zodra het signaal is doorgegeven aan het volgende neuron. Deze enzymen worden gemaakt door dezelfde neuron die ook de neurotransmitters gemaakt hebben. De afgebroken stoffen worden vervolgens heropgenomen door de terminal button waar ze worden hergebruikt. Soms worden neurotransmitters in zijn geheel heropgenomen. Het heropname proces wordt geregeld door transporter eiwitten. Meer van deze eiwitten betekend snellere heropname. Verschillende drugs kunnen hierop van invloed zijn, deze drugs kunnen er voor zorgen dat het afbreek proces of de heropname geblokkeerd worde.

Excitatorische en inhiberende synapsen

De doordringbaarheid van het postsynaptisch membraan kan worden aangepast door wat voor ionen de cel binnen gelaten worden. Door de ionenkanalen kunnen zowel positieve als negatieve ionen de cel binnen gelaten worden. Positieve ionen zorgen ervoor dat het membraan gedepolariseerd wordt (positiever wordt). Dit gebeurt bij exciterende neurotransmitters. Zij versturen excitatorische postsynaptische potentialen (EPSPs). Wanneer er negatieve ionen de cel binnen gelaten worden, wordt het actiepotentiaal geïnhibeerd (de cel wordt negatiever). Dit gebeurt bij inhiberende neurotransmitters, die inhiberende postsynaptische potentialen (IPSPs) versturen. Beide potentialen kunnen gelijktijdig plaatsvinden. Om een actiepotentiaal te bereiken, moeten er meer EPSPs zijn dan IPSPs, anders wordt de drempelwaarde niet overschreden.

Er zijn neuronen die specifiek versterkend of inhiberend zijn. Andere neurotransmitters zijn soms versterkend en soms inhiberend. Bij deze laatste wordt het effect bepaalt door eiwitten in de postsynaptische receptor.

Autoreceptoren

Autoreceptoren zijn receptoren die zich bevinden op het presynaptische neuron. Zij regelen de activiteit van dit neuron. De hoeveelheid neurotransmitter dat wordt vrijgelaten kan zo worden gecontroleerd. De autoreceptor doet dit door het interne celproces te reguleren via secundaire boodschappersystemen.

Heteroreceptoren

Heteroreceptoren ontvangen neurotransmitters van andere neuronen. Net als autoreceptoren zijn deze receptoren metabotroop en worden de effecten verkregen door een secundair boodschappersysteem. Deze receptoren kunnen het proces binnen de cel zowel versterken of inhiberen.

 

Wat is de functie van neurotransmitters?

Er zijn zo'n vijftig verschillende neurotransmitter bekend. Andere substanties in het zenuwstelsel worden neuromodulators genoemd. Zij moduleren de effecten van neurotransmitters. Een stof wordt een neurotransmitter genoemd wanneer:

  • de stof wordt gesynthetiseerd en opgeslagen in het presynaptische neuron;
  • de stof na activatie van het neuron wordt vrijgelaten in de synaps;
  • de stof een postsynaptisch effect veroorzaakt, na interactie met de receptor;
  • er een afbraak- of heropname mechanisme aanwezig is.

Acetylcholine

Acetylcholine was de eerste neurotransmitter die werd ontdekt (1921). Een ziekte waarbij acetylcholine ene belangrijke rol speelt is de ziekte van Alzheimer. Hierbij neemt de hoeveelheid acetylcholine in de basale voorhersenen af. Om de symptomen van Alzheimer te bestrijden wordt daarom medicatie met acetylcholine toegediend.
Er zijn twee typen receptoren voor acetylcholine: muscarinische (metabotroop) en nicotinische (ionotroop) receptoren. Het eerste type receptor is belangrijk bij cognitieve en motorische functies en het opiate reward. Het tweede type receptor vind je op alle spiercellen. Wanneer deze binden met acetylcholine controleren zij de calcium kanalen die leiden tot spiercontracties.

Norepinefrine

Norepinephrine wordt door zowel het centrale als het perifere zenuwstelsel verspreid. De neurotransmitter speelt een rol in het behoud van corticale opwinding, door het reticular activating system (RAS). Dit systeem heeft invloed op aandacht, emotie en eten. Ook orgaanregulatie is een belangrijk onderdeel. Er zijn verschillende typen receptoren waar Norepinephrine zich aan kan binden en deze receptoren hebben verschillende functies. Alle receptoren voor Norepinephrine zijn metabotroop, ze activeren secundaire boodschappersystemen. Er zijn twee subtypen, α en β die op hun beurt weer uit twee typen bestaan. De α1, β1 en β2 receptoren zijn exciterend en α2 receptor is inhiberend.

Dopamine

Dopamine is te vinden in de nigrostratial pathway (substantia nigra; vrijwillige beweging, aanzet tot beweging), de pathway in de ventrale tegmentale gebieden bij de pons (mesolimbisch systeem) en de pathway die projecteert op de frontale cortex (mesocorticaal systeem ofwel het beloningssysteem). Wanneer dopamine in de nigrostratial pathway afneemt, kan de ziekte van Parkinson ontstaan. Drugs hebben met name invloed op het beloningssysteem. De drie genoemde pathways lijken ook een rol te spelen bij schizofrenie.
De twee belangrijkste receptoren bij dopamine (D1 en D2) activeren het secundaire boodschappersysteem, maar hebben tegengestelde effecten. D1 activeert de second messenger AMP en D2 inhibeert deze.

Serotonine

Serotonine behoort tot de monoaminen en is verspreid in het brein en het ruggenmerg. Serotonine heeft invloed op het slaap-waak patroon, stemming, agressief gedrag en eetlust. Deze neurotransmitter ontstaat, net als de eerder genoemde neurotransmitters, in de hersenstam. Van serotonine zijn er veel verschillende subtypen, sommige daarvan autoreceptoren en sommige metabotrope receptoren . De vele verschillende receptoren hebben hun eigen functies en zijn in verschillende hersengebieden te vinden.

Glutamaat

Glutamaat is een aminozuur dat wordt verkregen uit glutamine. De stof speelt een belangrijke rol bij long term potentiation, dit is het veranderen van het neuronaal functioneren ten gunste van leren en het geheugen. Glutamaat ontstaat niet in de hersenstam. De hersengebieden met projecties op de cerebrale cortex, hippocampus en het cerebellum bevatten het meeste glutamaat. De receptoren voor glutamaat kunnen zowel ionotroop als metabotroop zijn. J hebt de receptoren AMPA, kainate en NMDA, maar de belangrijkste receptor is NMDA. Deze receptor kan zowel ionotroop als metabotroop zijn en speelt een belangrijke rol bij de long-term potentiation. Men gelooft dat Long-term potentation een van de long-term synaptic change is die een rol speelt in leren. Drugs die NMDA verstoren kunnen het leren dus belemmeren.

GABA

De grootste inhiberende neurotransmitter is GABA (Gamma-Amino-Butyric Acid). Deze neurotransmitter bevindt zich zowel in de hersenen als in het ruggenmerg. Neurale inhibitie is belangrijk voor het reguleren en controleren van alle fysiologische en gedragsfuncties. Verschillende drugs hebben effect op de werking van GABA, dit resulteert op veranderingen in gedrag en stemming. De neuronen die GABA uitscheiden bevinden zich in verschillende hersengebieden als de basale ganglia en het cerebellum. De meeste GABA neuronen zijn interneuronen. De receptoren kunnen ionotroop (GABAA) of metabotroop (GABAB). zijn. De meeste drugs hebben een effect op de GABAA die zowel als een postsynaptisch als een autoreceptor (regulatie van de synthese en de vrijlating van GABA) functioneert.

Endorfinen

Endorfinen bestaan uit peptide neurotransmitters die chemisch gezien lijken op opiaten. Deze neurotransmitters bevinden zich in de hersenen en het ruggenmerg. Verschillende gedragsmatige en psychologische processen worden door deze neurotransmittergroep beïnvloed waaronder verdoven, een gevoel van euforie, het tegengaan van de invloed van stress en het reguleren van de inname van eten en drinken. Er zijn drie typen receptoren voor endorfinen bekend, allen metabotroop. Deze zijn µ (mu), κ (kappa) en δ (delta).  

Substance P

Substance P behoort tot de peptide neurotransmitters. Deze stof krijgt met name boodschappen vanuit de nociceptors en speelt een rol bij pijn.

 

Wat is er belangrijk bij de organisatie en structuur van het zenuwstelsel en de hersenen?

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale (hersenen en ruggenmerg) en perifere (spieren, klieren, organen en huid) zenuwstelsel. Deze twee zenuwstelsels moeten samenwerken. Drugs die gebruikt worden voor psychologische aandoeningen hebben vaak effect op beide systemen. Tijdens de behandeling wordt de focus gelegd op effecten op het centrale zenuwstelsel, terwijl er vaak veel perifere bijwerkingen zijn.

Het centrale zenuwstelsel

De cerebrale cortex is het buitenste deel van de hersenen waaronder nog vele andere structuren liggen. De linker en de rechter helft van de cortex worden gescheiden door de longitudinale sulcus. De twee zijden worden ook wel hemisferen genoemd.

Cerebrale cortex

Zoals hierboven genoemd is de dunne buitenste laag van de hersenen de cerebrale cortex en wordt ook wel de neocortex genoemd. Een diepe groef in de cortex heet een fissuur of een sulcus en een uitsteeksel (hersenwinding) wordt een gyrus genoemd. De cortex kan worden onderverdeeld in vier hersenkwabben: frontaalkwab, temporaalkwab, pariëtaalkwab en de occipitaalkwab. Deze kwabben worden vervolgens onderverdeeld in functionele gebieden.

Ruggenmerg

Berichten van en naar het brein worden verspreidt via het ruggenmerg. Daarnaast regelt het ruggenmerg reflexen, waarbij de hersenen niet betrokken zijn aangezien reflexen kunnen worden gezien als eenvoudige responsen.

Medulla

De medulla is het laagste deel van de hersenen e bevindt zich net boven het ruggenmerg. De medulla is belangrijk bij de aansturing van de vitale functies (ademhaling, hartslag, bloeddruk, bewustzijn, reflexen), bewustzijn en reguleren van reflexmatige functies (niezen, hoesten enz.)

Pons

Boven (dorsaal) de medulla ligt de pons. Deze structuur is belangrijk bij verfijnen van de motorische signalen en het verwerken van sensorische (met name visuele) informatie.

Cerebellum

De belangrijkste functie van het cerebellum is het coördineren en reguleren van motorische beweging. Het cerebellum fine tunes de bewegingen (bijvoorbeeld de timing). Bij getimede bewegingen is het proces van leren is erg belangrijk. Wanneer deze structuur beschadigd raakt, worden bewegingen onhandig en ongecoördineerd. Daarnaast kan de spraak verslechteren.

Reticulaire formatie

De reticulaire formatie bestaat uit neurale structuren van de medulla tot de thalamus. Deze structuren zijn van belang voor het bewustzijn en het controleren van opwinding en alertheid. Deze serie structuren wordt het reticulaire activerende systeem (RAS) genoemd. Het lijkt erop dat dit systeem bij mensen met ADHD te weinig opwinding produceert.
De reticulaire formatie lijkt ook belangrijk te zijn bij het slaappatroon. Hierover is echter nog weinig bekend. Wel weten we dat mensen met schade aan deze structuren extreem slaperig zijn en zelfs in een langdurige coma kunnen raken.

 

Waartoe dient het limbisch systeem?

Het limbisch systeem is zeer belangrijk bij emotie en motivatie. Daarnaast spelen de bijbehorende structuren ook een rol bij leren en geheugen. Het limbisch systeem bestaat onder andere uit de amygdala, de hippocampus, de nucleus accumbens en de hypothalamus (deels). Schade of stimulatie van gebieden in dit systeem kunnen extreme reacties geven op een situatie of juist een verminderde emotionele reactie.

Amygdala

De amygdala bevindt zich in de inferior temporale kwab. De structuur is belangrijk bij de expressie van woede, agressie, leren en angst gemotiveerd gedrag. Ook bij sociale cognitie en het nemen van beslissingen is de amygdala van belang. Schade in dit gebied zorgt ervoor dat een herinnering geen emotionele staat meer oproept.

Nucleus accumbens

De nucleus accumbens is onderdeel van het mesolimbische-corticale systeem, wat een belangrijke pathway is voor dopamine.

Hippocampus

De hippocampus is met name belangrijk bij het vormen van nieuwe herinneringen. Deze structuur lijkt gevoelig te zijn voor stress. Mensen die veel stress ervaren hebben dan ook vaak een kleinere hippocampus. Ook mensen met schizofrenie of een posttraumatische stressstoornis hebben een verkleinde hippocampus. Het stresshormoon cortisol kan zowel atrofie (afname van weefsel door sterven van cellen) veroorzaken als de groei van nieuwe cellen belemmeren. Beide kunnen ervoor zorgen dat het geheugen afneemt.

Hypothalamus

'Onder de thalamus en boven het optisch chiasme bevindt zich de hypothalamus. Deze structuur speelt een rol bij fysiologische functies en de motivatie van gedrag. Daarnaast is de hypothalamus belangrijk voor het neuro-endocrine systeem. Deze structuur zorgt ervoor dat er hormonen worden geproduceerd die de pijnappelklier activeren. Hierdoor worden verschillende hormonen (groeihormoon, mannelijke hormonen, vrouwelijke hormonen, enzovoorts) geproduceerd.

Thalamus

De thalamus zijn 2 ovaal achtige kwabben die naast elkaar liggen, elk in een andere hersenhelft. Alle sensorische informatie (behalve geur) wordt door de thalamus geleid.

 

Wat is de functie van de basale ganglia?

De basale ganglia omvat de caudate nucleus, putamen en de substantia nigra. Deze hersenstructuren krijgen informatie van zowel de cortex als de thalamus. Deze informatie wordt door de basale ganglia gebruikt voor de coördinatie van motorische beweging. Mensen met de ziekte van Parkinson hebben last van een verminderde hoeveelheid dopamine in de substantia nigra. Hierdoor vermindert de activiteit in de gehele basale ganglia. Een andere bewegingsstoornis, tardieve dyskinesie, lijkt te ontstaan doordat mensen langere tijd antipsychotica gebruiken. Deze medicamenten blokkeren dopaminereceptoren, waardoor deze overgevoelig raken. Hierdoor wordt overmatig bewegen veroorzaakt.

 

Bulletpoints

  • De verschillende neuronen in onze hersenen zien er lang niet allemaal hetzelfde uit. De functie en de locatie van het neuron heeft invloed op de grootte, vorm en andere eigenschappen van het neuron. De drie belangrijkste neuronengroepen zijn sensorische neuronen, motorische neuronen en interneuron

  • Het cellichaam wordt ook wel soma genoemd en is het grootste deel van het neuron. Hier bevind zich het metabolisme van de cel en ik de nucleus vind je het DNA.

  • Dendrieten vangen signalen op van de omliggende neuronen. Hoe meer dendrieten een neuron heeft, hoe meer informatie dit neuron kan ontvangen. De locatie van het neuron heeft invloed op het aantal dendrieten, interneuronen hebben bijvoorbeeld meer dendrieten dan neuronen in het ruggenmerg.

  • Dendrieten vangen signalen op van de omliggende neuronen. Hoe meer dendrieten een neuron heeft, hoe meer informatie dit neuron kan ontvangen. De locatie van het neuron heeft invloed op het aantal dendrieten, interneuronen hebben bijvoorbeeld meer dendrieten dan neuronen in het ruggenmerg.

  • Het signaal van het neuron wordt doorgegeven via het axon, dit is een uitloper van het cellichaam en kan een lengte van een paar millimeter tot tientallen centimeters hebben. De axon hillock is de plaats waar zowel het axon als het elektrische signaal beginnen. Sommige axonen hebben een myeline laag, met name de perifere axonen. De myeline is een gliacel die het axon isoleert en zorgt voor een versnelde overdracht.

  • Het einde van het axon heet de terminal button. Hier worden neurotransmitters opgeslagen, vrijgelaten en is sommige gevallen ook weer heropgenomen. Voor de heropname is een bepaald eiwit erg belangrijk waar later in het hoofdstuk meer aandacht aan wordt gegeven aangezien veel psychotrope drugs op dit eiwit werken.

  • Zodra een neuron een signaal van een ander neuron krijgt, wordt het rustpotentiaal (-70mV) verstoord. Deze verstoring wordt een graded potential genoemd. Bij snel opvolgende of gelijktijdige graded potentials wordt de drempelwaarde overschreden en depolariseert het neuron waardoor er een actiepotentiaal ontstaat.

  • De drempelwaarde voor depolarisatie en dus het ontstaan van een actiepotentiaal is ongeveer  -55mV. Tijden een depolarisatie ontstaat er een ladingverschuiving van -70 naar +30mV. Dit komt doordat de natriumionen (Na+) door het celmembraan worden gelaten. Daarnaast verlaten sommige negatieve ionen de cel. Hierna wordt het rustpotentiaal weer opgezocht waarbij er een korte hyperpolarisatie in het membraan ontstaat. Het actiepotentiaal duurt op zichzelf slechts 1 milliseconde.

  • Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale (hersenen en ruggenmerg) en perifere (spieren, klieren, organen en huid) zenuwstelsel. Deze twee zenuwstelsels moeten samenwerken. Drugs die gebruikt worden voor psychologische aandoeningen hebben vaak effect op beide systemen. Tijdens de behandeling wordt de focus gelegd op effecten op het centrale zenuwstelsel, terwijl er vaak veel perifere bijwerkingen zijn.

  • Het limbisch systeem is zeer belangrijk bij emotie en motivatie. Daarnaast spelen de bijbehorende structuren ook een rol bij leren en geheugen. Het limbisch systeem bestaat onder andere uit de amygdala, de hippocampus, de nucleus accumbens en de hypothalamus (deels). Schade of stimulatie van gebieden in dit systeem kunnen extreme reacties geven op een situatie of juist een verminderde emotionele reactie.

tentamentickets

  • hoofdstuk 1 is redelijk belangrijk. De uitleg die hier wordt gegeven over de werking van neuronen is belangrijk om de werkingen van de medicijnen in de latere hoofdstukken te begrijpen. Een tip is om zelf de neuronen en systemen te tekenen.

  • ionotropic heeft ion in de naam en laat dus zelf de ionen door. Metabotropic is het tegenovergestelde en heeft geen directe invloed maar helpt via een second messenger.

  • De anatomische termern voor de hersenen zijn ook handig om te leren aangezien gebieden vaak op deze manier worden aangeduid:
    Rostraal (anterior) = bek/ neuszijde
    Dorsaal = rugzijde
    Ventraal = buikzijde
    Caudaal (posterior)= staart
    Lateraal = structuur verst verwijderd van de mediaal
    Mediaal = structuur dichtst bij de mediaal
    Denk eraan dat dit vanuit een viervoeter gezien is!

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: NaomiW
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1749