Vragen

Vraag 1

Het geval van Dora:

1. Leerde Freud het belang van overdracht

2. Hielp Freud de techniek van vrije associatie te ontwikkelen

3. Was één van de eerste successen van Freud

4. Zowel A, B als C

Vraag 2

Een patiënt die klanken kan voortbrengen en spraak kan begrijpen, maar geen zinnen kan uiten, lijdt aan:

1. Parafasie

2. Geleidingsafasie

3. Motorische afasie

4. Sensorische afasie

Vraag 3

Een belangrijk hypothetisch proces in de theorie van Helmholtz dat ten grondslag lag aan perceptuele fenomenen zoals diepteperceptie was:

1. Praktische intuïtie

2. Onbewuste rationalisatie

3. Onbewuste gevolgtrekking

4. Inductieve redenering

Vraag 4

In Freuds model van de psyche moet het …. Conflicten oplossen.

1. Id

2. Superego

3. Ego

4. Onbewuste

Vraag 5

De filosofische leer waar James toe behoorde was het:

1. Creatieve evolutionisme

2. Logisch positivisme

3. Radicale scepticisme

4. Pragmatisme

Vraag 6

Met welke tactiek kon Flourens de frenologie weerleggen?

1. Elektrische stimulatie van delen van dierlijke hersenen

2. Het chirurgisch verwijderen van delen van dierlijke hersenen

3. Het herstellen van mensen na hersenoperaties

4. Het observeren van mensen met hersenbeschadigingen

Vraag 7

Volgens Helmholtz zijn flarden gekleurd licht in een landschap …. En bomen gras en lucht ….

1. Primaire kleuren – perceptie

2. Sensatie – perceptie

3. Perceptie – sensatie

4. Onbewuste gevolgtrekking – bewuste

Vraag 8

Toen Galton zijn eigen associaties bestudeerde, ontdekte hij dat:

1. Er weinig herhaald werd

2. De meeste werden bepaald door de situatie op dat moment

3. Ze stroomden en makkelijk konden worden vastgelegd

4. Opvallend veel associaties teruggingen tot zijn jeugd

Vraag 9

Het empirisme is de opvatting dat:

1. Sommige waarheden aangeboren zijn

2. Waarheid door wetenschappelijk onderzoek wordt bepaald

3. Kennis een zintuigelijke oorsprong heeft

4. Het criterium voor waarheid in het intellect ligt

Vraag 10

De belangrijkste bijdrage van William James aan de psychologie was waarschijnlijk:

1. Zijn experimenten met betrekking tot het bewustzijn

2. Een aanstekelijk enthousiasme en een visie die psychologie interessant en aantrekkelijk maakte

3. Zijn theorie van de taal en de maatschappij

4. Zowel A als B

Vraag 11

Wat was een bijdrage van Franz Gall?

1. Hij heeft de frenologie gesticht

2. Hij verklaarde waarom hersenbeschadigingen aan de ene kant van het brein kon leiden tot verlamming aan de andere zijde van het lichaam

3. Hij toonde aan dat het brein het centrum is voor hogere mentale activiteit

4. A, B en C zijn juist

Vraag 12

Het belangrijkste doel in het uitvoeren van het ‘Little Albert experiment’ was voor Watson:

1. Bewijzen dat hij een geconditioneerde emotionele angstrespons kon produceren

2. Te laten zien dat behavioristische methoden zowel bij mensen als dieren konden worden gebruikt

3. Te laten zien dat mensen niet zo goed conditioneerbaar zijn als dieren

4. De instictieve angsten van een kind laten zien

Vraag 13

Flourens ontdekte via zijn onderzoek dat …. Verantwoordelijk was voor de coördinatie van vrijwillige bewegingen

1. De cortex

2. Het cerebellum

3. De neocortex

4. De basale ganglia

Vraag 14

De ontdekking van verschillende sensorische en motorische gebieden in de hersenen tussen 1870 en 1880 bewees dat:

1. De hersenen als eenheid werken, zoals de theorie van Flourens van action commune postuleerde.

2. Het nutteloos was te verwachten iets te leren van studies waarbij stukjes hersenen werden weggesneden

3. Er een grotere lokalisatie van functies was dan Flourens geloofde, maar van een andere soort dan die van frenologen

4. Veel frenologische locaties verbazingwekkend precies waren

Vraag 15

Na onderzoek tussen 1870 en 1880 van sensorische functies in de hersenen concludeerde men dat

1. De hersenen een locatie hadden voor bepaalde functies die Flourens niet had ontdekt, maar niet zoals de frenologen dachten

2. De hersenen een geheel vormden (Flourens)

3. A en B zijn beide juist

4. A en B zijn beide onjuist

Vraag 16

Een belangrijke toepassing van operante conditionering bij onderwijsproblemen is de ontwikkeling van:

1. moderne wiskunde

2. progressief onderwijs

3. cursussen om sneller te lezen

4. geprogrammeerde instructie

Vraag 17

Toen Fritsch en Hitzig de cortex van een hond elektrisch stimuleerden in 1870, ontdekten ze een functiegebied in de hersenen. Welk functiegebied was dit?

1. Auditief

2. Visueel

3. Motorisch projectiegebied

4. Motorisch geheugen

Vraag 18

Karl Lashley probeerde de hypothese van geheugenlokalisatie te toetsen door te kijken naar de effecten van het wegsnijden van stukjes hersenen bij:

1. Ratten die hadden geleerd door een doolhof te lopen

2. Vogels

3. Mensen die leden aan ongeneeslijke ziektes

4. A, B en C zijn juist

Vraag 19

Op welke plek vond volgens Descartes de belangrijkste interactie plaats tussen lichaam en geest?

1. Verdeeld over het lichaam

2. In de pijnappelklier

3. Verdeeld over de hersenen

4. Nergens, aangezien de twee niet in de ruimte kunnen interacteren

Vraag 20

Het principe van Lashley dat de uitvoering van complexe functies verslechtert in overeenkomst met de mate van hersenletsel is bekend als:

1. Behoud van energie

2. Transcendentaal idealisme

3. Mechaniscisme

4. Law of massa-action

Vraag 21

Watson vond het gecontroleerde reflexconcept van Pavlov bruikbaar voor zijn eigen concept omdat:

1. Het veel verklaarde over de aard van de hersenen

2. Het de waarde liet zien van nauwkeurige metingen in psychologische experimenten

3. Het was toe te passen op veel andere leersituaties naast de speekselreflex

4. Zowel A, B als C

Vraag 22

Het experiment van Helmholtz met de kikkerzenuw gaf aan dat de snelheid van een zenuwimpuls:

1. Eindig was, te snel om te meten met toen bestaande instrumenten

2. Ongeveer hetzelfde als elektrische stroomdraad is

3. Oneindig is

4. Te langzaam is om te opperen dat de reactietijd in grote dieren twee of meer seconden is

Vraag 23

Een belangrijk gevolg van het accepteren van de mechanistische leer door Helmholtz en zijn studenten was:

1. Dat ze steun verloren van hun superieuren, zoals Müller, en werden verstoten naar een oppositie rol

2. Dat ze eindelijk het ultieme experiment uitvoerden waarmee het vitalisme helemaal werd weerlegd

3. Dat ze werden aangemoedigd problemen op te lossen die voorheen onoplosbaar leken, zoals het analyseren en meten van de zenuwimpuls

4. A, B en C zijn alle drie juist

Vraag 24

De ‘Turingtest’ is

1. Een psychofysisch experiment

2. Een persoonlijkheidstest die naar Turing genoemd is

3. Een test om te onderzoeken of computers op de goede manier zijn geprogrammeerd

4. Een criterium voor het toeschrijven van intelligentie aan computers

Vraag 25

De wet van Fechner formuleert een relatie tussen deze twee dingen:

1. Stimulus en fysische intensiteit

2. Stimulus en perceptie

3. Stimulus en prikkel

4. Stimulus en gewaarwording

Vraag 26

De Wet van Fechner houdt in dat een toename in fysieke intensiteit van een prikkel …. In de psychologische intensiteit van de gewaarwording veroorzaakt.

1. Kleinere toename

2. Even grote toename

3. Afname

4. Grotere toename

Vraag 27

Met Tagesansicht bedoelde Fechner dat:

1. Alleen het materiële universum gekend kan worden

2. Wetenschap een materialistisch standpunt in hoort te nemen

3. Het hele universum bezield is

4. Mechanische wetten op den duur ook psychologische processen zullen kunnen verklaren

Vraag 28

Wat van de onderstaande dingen was geen essentieel aspect van Wundt’s onderzoek naar mentale chronometrie?

1. Introspectie

2. De substractiemethode

3. Het complicatie experiment

4. De meting van reactietijden

Vraag 29

Essentieel van Wundts onderzoek naar mentale chronometrie was:

1. Introspectie

2. De subtractie methode

3. Het complicatie experiment

4. De meting van reactietijden

Vraag 30

Extra tijd als gelet wordt op de verwachte stimulus in plaats van de benodigde stimuli volgens Wundt:

1. Sensatie

2. Anticeptie

3. Apperceptie

4. Perceptie

Vraag 31

Wundt’s introspectieve technieken vroegen om:

1. Een gevoeligheid en interesse van de proefpersonen in hun eigen emotionele leven

2. Een rigoureuze analyse van exact gedefinieerde mentale toestanden door nauwkeurig getrainde proefpersonen

3. Een herinnering van veel gebeurtenissen uit de kindertijd

4. Zowel A als B

Vraag 32

Voor welk psychologisch specialisme is de relevantie van Wundt’s theorieën recentelijk erkend?

1. Dimensionele studies van gevoel, emoties en attitude

2. Taalpsychologie

3. Theorieën over schizofrenie

4. Zowel A, B als C

Vraag 33

Wat was één van de belangrijkste onderwerpen uit de Völkerpsychologie van Wundt?

1. De tri-dimensionale theorie van gevoel

2. Mentale chronometrie

3. Taal

4. Zowel A, B als C

Vraag 34

Zaken konden volgens James worden gezien als ‘waarheid’ wanneer:

1. Was bewezen dat het nuttig was hierin te geloven

2. Hij die dingen zelf had gezien of ervaren

3. Ze waren bewezen met experimenten

4. Er niet aan kon worden getwijfeld

Vraag 35

Volgens James ‘Principles of Psychology’: ‘…. Is the enormous fly-wheel of society, which saves the children of fortune from the uprising of the poor, and dooms us all to fight out the battle of life upon the lines of our nurture of our early choice.’ Wat moet er op de puntjes staan?

1. Emotion

2. Instinct

3. Personal character

4. Habit

Vraag 36

De beste metafoor voor het bewuste denken is volgens James een:

1. Stroom

2. Zwevende vogel

3. Netwerk van associaties

4. Chemische samenstelling

Vraag 37

Wernicke’s afasie houdt in:

1. Moeite hebben met spraakproductie

2. Moeite hebben met het begrijpen van taal

3. A en B zijn beide juist

4. A en B zijn beide onjuist

Vraag 38

Een Amerikaanse school van de Psychologie die James inspireerde en de nadruk legde op individuele verschillen en de bedoeling van gedrag was:

1. Het volunturalisme

2. Het functionalisme

3. Het structuralisme

4. De handelingspsychologie

Vraag 39

Een cumulatieve registratie die vrij steil begint en vervolgens afvlakt, met hier en daar nog een uitschieter door een respons is kenmerkend voor:

1. Uitdoving

2. Fixed-ratio bekrachtiging

3. Partiële bekrachtiging

4. Fixed-internal bekrachtiging

Vraag 40

Welke stelling over Freud klopt?

1. Volgens hem bestaan er geen normale en abnormale mensen

2. Hij is tegen de experimentele psychologie van Wundt

3. Volgens hem staat een disfunctie voor een bepaald lichaamsdeel

4. Hij zorgde voor psychologisering van de psychiatrie

Vraag 41

Freuds zelfanalyse was voor hem vooral belangrijk om het belang van …. te leren waarderen.

1. Abstractie

2. Overdracht

3. Het oedipus complex

4. Zowel B als C

Vraag 42

Wat zijn eigenschappen van het secundaire proces volgens Freud?

1. Het is onbewust en gebruikt verplaatsing

2. Het is toegankelijk voor het bewustzijn, en vervolgt van concreet naar abstract

3. Het is onbewust, en vervolgt van abstract naar concreet

4. Het is toegankelijk voor het bewustzijn, en bepaalt gedetermineerde condensatie

Vraag 43

Een belangrijke zwakte van Galtons intelligentietests in zijn antropometrisch laboratorium van 1884 was:

1. De statistische methode waarmee hij zijn resultaten analyseerde

2. De onderliggende aanname van een correlatie tussen zintuiglijke scherpte en intelligentie

3. De kleine hoeveelheid proefpersonen waarop ze waren getest

4. De onbetrouwbaarheid van zijn meetinstrumenten

Vraag 44

Dat alle levende wezens doordrenkt zijn met een ultieme niet identificeerbare levensenergie, is de stelling van:

1. Vitalisme

2. Conservatie van energie

3. Transcendentale idealisme

4. Mechanicisme

Vraag 45

Wanneer een man op zijn werk de kritiek van zijn directeur ondergaat, en vervolgens thuis boos wordt op zijn vrouw en het konijn trapt, staat dit bekend als:

1. Ageren

2. Verplaatsing

3. Projectie

4. Ontkenning

Vraag 46

Valt eugenetica onder sociaal beheer?

1. Nee, eugenetica bevat geen humanitaire principes

2. Ja, het is een vorm van natuurlijke selectie

Vraag 47

Het belangrijkste doel wat Galton voor ogen had toen hij zijn intelligentietest ontwikkelde was:

1. Bewijzen dat mannen slimmer waren dan vrouwen

2. Laten zien dat psychologie een kwantitatieve wetenschap kan zijn

3. De meest geschikte jongeren selecteren voor eugenetische voortplanting

4. Kinderen helpen door te stromen naar het geschikte schooltype

Vraag 48

Een goede behavioristische psychologie zou volgens John B Watson:

1. Voorspelling en controle van gedrag als doel moeten hebben

2. Geen kwalitatief onderscheid moeten maken tussen gedrag van mens of dier

3. Alle subjectieve onderzoeksmethodes elimineren

4. Zowel A, B als C

Vraag 49

De uitdrukking ‘nature and nurture’ werd geïntroduceerd en gepopulariseerd door:

1. Darwin in ‘Origine of Species’

2. De Candolle in ‘History of the Sciences and Scientists over Two Centuries’

3. Pearson in ‘the Grammar of Science’

4. Galton in ‘English Man of Science’

Vraag 50

Binet maakt in zijn onderzoek naar hypnose kennis met:

1. Het gevaar van suggestie

2. Het effect van regressie naar het gemiddelde

3. De verlaagde waarnemingsdrempel voor auditieve prikkels

4. De genezende werking van post-hypnotische suggesties

Vraag 51

In Galtons studies naar mentale voorstellingen werd hij verrast door verslagen van wetenschappers die leken te wijzen op:

1. Een heel zwakke visuele capaciteit

2. Een uitermate levendig visueel vermogen

3. Een afzonderlijk visueel vermogen voor het visualiseren van getallen

4. Een gelijke visuele capaciteit als van kinderen

Vraag 52

Watson schrijft in zijn boek ‘Behavior’ dat beelden en gedachten:

1. Bestudeerd kunnen worden met verbeterde methodes van introspectie

2. Eerder op een historische en etnografische manier moeten worden bestudeerd dan op een wetenschappelijke manier

3. Niet observeerbare processen zijn, waar geen plaats voor is in een wetenschappelijke psychologie

4. Net zo kunnen worden bestudeerd en geïnterpreteerd als spier- en klierresponsen van laag niveau

Vraag 53

De Utopische roman ‘Walden Two’ van Skinner beschrijft een maatschappij:

1. Waarbij het gedrag van burgers deels wordt gecontroleerd door positieve bekrachtiging

2. Waarbij het gedrag van de burgers volledig wordt bepaald door positieve bekrachtiging

3. Waarbij het gedrag van burgers helemaal wordt gecontroleerd door een verstandig gebruik van positieve en negatieve bekrachtiging

4. Geregeerd met de principes van een klassiek liberale politiek

Vraag 54

The science of improving stock, which takes cognizance of all influences that tend in however remote a degree to give more suitable races or stains of blood a better chance of prevailing speedily over the less suitable than they otherwise would have had, is een definitie van:

1. Evolutie door natuurlijke selectie

2. De eugenetica

3. Sociaal Darwinisme

4. Evolutie door kunstmatige selectie

Antwoordindicatie

Vraag 1

A

Vraag 2

C

Vraag 3

C

Vraag 4

C

Vraag 5

D

Vraag 6

B

Vraag 7

B

Vraag 8

D

Vraag 9

C

Vraag 10

A

Vraag 11

D

Vraag 12

A

Vraag 13

B

Vraag 14

C

Vraag 15

A

Vraag 16

D

Vraag 17

C

Vraag 18

A

Vraag 19

B

Vraag 20

D

Vraag 21

C

Vraag 22

B

Vraag 23

C

Vraag 24

D

Vraag 25

D

Vraag 26

D

Vraag 27

C

Vraag 28

C

Vraag 29

B

Vraag 30

C

Vraag 31

B

Vraag 32

D

Vraag 33

C

Vraag 34

A

Vraag 35

D

Vraag 36

A

Vraag 37

B

Vraag 38

B

Vraag 39

A

Vraag 40

B

Vraag 41

C

Vraag 42

B

Vraag 43

B

Vraag 44

A

Vraag 45

B

Vraag 46

A

Vraag 47

C

Vraag 48

D

Vraag 49

D

Vraag 50

A

Vraag 51

A

Vraag 52

A

Vraag 53

B

Vraag 54

B