Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Studiegids voor artikelsamenvattingen bij Vaders aan de Universiteit Leiden

Artikelsamenvattingen bij Vaders aan de Universiteit Leiden

Inhoudsopgave

  • Integrating father involvement in parenting research - Pleck - 2012 - Artikel
  • Paternal stimulation and father-infant attachment - Olsavsky et al. - 2020 - Artikel
  • Do toddlers prefer the primary caregiver or the parent with whom they feel more secure? The role of toddler emotion - Umemura et al. - 2013 - Artikel
  • The adaptive human parental brain: implications for children's social development - Feldman - 2015- Artikel
  • Exploring the hormonal and neural correlates of paternal protective behavior to their infants - Lotz et al. - 2020 - Artikel
  • Dads: Progress in understanding the neuroendocrine basis of human fathering behavior - Storey et al. - 2020 - Artikel
  • Father involvement during early childhood: A systematic review of the literature - Diniz et al. - 2021 - Artikel
  • Early attachment organization with both parents and future behavior problems: From infancy to middle childhood - Kochanska & Kim - 2013 - Artikel
  • Fathers matter: The role of father parenting in preschoolers’ executive function development - Meuwissen & Carlson- 2015 - Artikel
  • Fathers, fathering and child psychopathology - Barker et al.- 2017 - Artikel
  • Fathers' behaviors and children's psychopathology - Flouri - 2010 - Artikel

Image

Check summaries and supporting content in full:
Artikelsamenvatting bij Integrating father involvement in parenting research van Pleck - 2012

Artikelsamenvatting bij Integrating father involvement in parenting research van Pleck - 2012

Pleck beschrijft in dit artikel de fundamentele constructies van vaderschap en vaderlijke betrokkenheid, waarbij de focus ligt op de ontwikkeling en evolutie ervan en worden de bronnen en gevolgen ervan geanalyseerd. De auteur beschrijft ook implicaties van constructies van vaderschap en vaderlijke betrokkenheid.

Wat houdt het construct van vaderlijke betrokkenheid in?

Lamb, Pleck, Charnov, and Levine stelde in 1985 het construct Vaderlijke Betrokkenheid voor, wat bestaat uit 3 componenten:

  1. Betrokkenheid: de directe interactie met het kind door middel van zorg, spel of andere activiteiten.
  2. Toegankelijkheid: de beschikbaarheid van vader voor het kind.
  3. Verantwoordelijkheid: het zorgen voor het welzijn van het kind en middelen voor hen regelen.

Het doel van het construct is het herkennen van de veranderende sociale rollen van vaders en hun belang in ouderschap buiten de traditionele normen.

Wat zijn sterktes en zwaktes van de componenten over betrokkenheid en verantwoordelijkheid?

Sterk punten van de component betrokkenheid zijn (1) het behandelen van nieuwe aspecten van vaderschap en (2) de grote, representatieve steekproeven waarbij ontwikkelingen over een langere periode onderzocht worden. Een zwak punt van dit component is dat onderzoek geen duidelijk verband liet zien tussen de hoeveelheid tijd van vaderlijke betrokkenheid en de uitkomsten van het kind. Hierdoor is het onduidelijk wat de impact van het vaderschap op de ontwikkeling van het kind is.

Een sterk punt van de component verantwoordelijkheid is het richten op sociale zorgen over vaderschap. Maar ook hier missen de empirische correlaties tussen vaderlijke verantwoordelijkheid en de uitkomsten van het kind. Daarnaast is de inhoud van dit component onvoldoende afgebakend en omvat het toezicht op de zorgverlening en het regelen van middelen. Bovendien meten onderzoekers verantwoordelijkheid vaak door te vragen naar de betrokkenheid van ouders bij activiteiten, wat juist meer bij de component betrokkenheid past.

Wat houdt de herziene conceptualisering van vaderlijke betrokkenheid in?

Pleck stelde in 2010 een herziene conceptualisering van Vaderlijke Betrokkenheid voor met 3 hoofdcomponenten:

  1. Positieve betrokkenheid: interacties ten behoeve van een positieve ontwikkeling van het kind.
  2. Warmte en reactiviteit: onderliggende elementen aan de positieve betrokkenheid van vader.
  3. Controle: toezicht houden op de activiteiten van het kind.

Daarnaast zijn er 2 hulpdomeinen toegevoegd:

  1. Sociale en materiële indirecte zorg: ouders gebruiken financiële middelen om de ontwikkeling van hun kind te bevorderen.
  2. Procesverantwoordelijkheid: ouders zorgen dat aan de behoeften van het kind wordt voldaan.

Welke bronnen van vaderlijke betrokkenheid zijn er?

Lamb en Pleck stelden een vierfactorenmodel voor om de bronnen van vaderlijke betrokkenheid te beschrijven, wat bestaat uit:

  1. Motivatie
  2. Vaardigheden en zelfvertrouwen
  3. Sociale steun (vooral van de moeder van het kind)
  4. Afwezigheid van institutionele barrières (vooral op de werkplek)

In dit artikel worden alleen motivatie en moederlijke invloed besproken.

Hoe wordt vaderlijke betrokkenheid beïnvloedt door motivatie in de vorm van attitudes van vaders?

Dit perspectief ziet de opvattingen van individuen over vaderschap als motivatie voor vaderschapsgedrag, hoewel de onderzoeksresultaten gemengd zijn. In eerder onderzoek correleerde een positievere houding ten opzichte van vaderlijke betrokkenheid met meer betrokkenheid, warmte en controle. Veranderingen in attitudes werden in verband gebracht met overeenkomstige veranderingen in vaderschapsgedrag. De zelfgerapporteerde attitudes van vaders kwamen overeen met de rapporten van moeders over onderwijsactiviteiten, maar niet over zorgen of spelen. De attitudes over betrokkenheid waren positiever voor alleenstaande vaders dan voor gehuwde biologische vaders en stiefvaders, wat van invloed was op de correlatie tussen vadertype en vaderlijke betrokkenheid.

Hoe wordt vaderlijke betrokkenheid beïnvloedt door motivatie in de vorm van vaderlijke identiteit?

Vaderlijke identiteit weerspiegelt de zelfopvattingen van mannen als individuele vaders en verschilt van attitudes over vaderbetrokkenheid. Onderzoek wijst uit dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen brede, op rollen gebaseerde vaderidentiteit en specifieke domeinen binnen het vaderschap. De associatie tussen vaderlijke identiteit en gedrag is complex; het is sterker voor gendercongruente domeinen (bijvoorbeeld de vader als kostwinner) in vergelijking met genderincongruente domeinen (bijvoorbeeld de vader als mantelzorger). Eerdere onderzoeken laten ook zien dat vaders met een co-ouderlijke identiteit de neiging hebben om meer opvoedtaken en gezelschap met hun kinderen op zich te nemen.

Hoe beïnvloedt de moederlijke invloed vaderlijke betrokkenheid?

Onderzoeken naar moederlijke invloed op vaderlijke betrokkenheid laten inconsistente resultaten zien over het verband tussen de houding van moeders en het gedrag van vaders. Waargenomen 'poortwachters'-gedrag van de moeder (ondermijning en gebrek aan ondersteuning) correleert aan verminderde vaderlijke betrokkenheid. Pleck en Hofferth (2008) onderzochten de invloed van de mate van betrokkenheid van moeders op de mate van betrokkenheid van vaders. Zij veronderstelde dat de betrokkenheid van moeders dient als uitgangspunt voor vaders om hun eigen rol te kalibreren, en rolmodellering door moeders beïnvloedt de betrokkenheid van vaders. Uit de resultaten bleek dat er geen sprake was van wederzijdse invloed: de betrokkenheid van moeders had invloed op de betrokkenheid van vaders, maar niet andersom.

Wat zijn consequenties van vaderlijke betrokkenheid?

Volgens Lamb et al. (1985) had vaderlijke betrokkenheid consequenties voor de kinderen, de moeder, de huwelijksrelatie en de vaders zelf.

Wat zijn de consequenties voor de kinderen?

Onderzoek naar moederschap gaat ervan uit dat het de ontwikkeling van kinderen beïnvloedt, terwijl de impact van de betrokkenheid van vaders in twijfel wordt getrokken.  Studies tonen aan dat de betrokkenheid van de vader een positieve invloed heeft op de resultaten van het kind wanneer positieve activiteit, betrokkenheid, warmte en controle worden geïntegreerd. Uit een onderzoek onder inwonende vaders bleek dat gedeelde activiteiten en communicatie positieve resultaten bevorderden, maar emotionele nabijheid niet. De betrokkenheid van niet-inwonende vaders werd beïnvloed door de uitkomsten van de adolescentie. De focus verschoof van de totale tijd doorgebracht met het kind naar de kwalitatieve aspecten van betrokkenheid. Verlovingstijd modereerde de effecten van interactiekwaliteit op de hechtingsveiligheid bij peuters.

Wat zijn de consequenties voor de moeders, de huwelijksrelatie en vaders zelf?

Onderzoek wijst uit dat een grotere vaderlijke betrokkenheid positieve effecten heeft op kinderen, moeders en vaders zelf. Zo laten longitudinale onderzoeken zien dat positieve vaderlijke betrokkenheid tijdens verschillende levensfasen van invloed kan zijn op het huwelijkssucces van vaders, de beroepsmobiliteit en de generativiteit op middelbare leeftijd. Longitudinaal onderzoek op korte termijn suggereert dat vaderlijke betrokkenheid het welzijn en de relaties van vaders ten goede komt. De richting van causaliteit is echter nog niet vast te stellen op basis van deze resultaten.

Zijn er universele en optimale opvoedingspatronen?

Onderzoek naar vaderbetrokkenheid biedt waardevolle inzichten voor ouderschapsonderzoek. Het onderzoekt vaderschap in diverse culturele contexten en onthult variaties in vaderrollen en sociale constructies. Een belangrijke vraag rijst: zijn er universele opvoedingspatronen tussen geslachten? Momenteel ontbreekt het onderzoek aan een definitief antwoord. Onderzoek naar vaderlijke betrokkenheid biedt echter, door zich te concentreren op unieke aspecten van het ouderschap van vaders, een lens om ouderschap breder te onderzoeken:

  1. Het benadrukt het belang van de kwantiteit van ouderbetrokkenheid, naast het type en de kwaliteit van ouder-kindinteractie, bij het beoordelen van optimaal ouderschap. Het onderzoeken van gedragingen in het dagelijks leven is van cruciaal belang aangezien observaties in een gecontroleerde omgeving mogelijk onvolledig representatief zijn voor het echte ouderschap.
  2. Het benadrukt het belang van materiële indirecte zorg van ouders, die vaak over het hoofd wordt gezien in de bredere discipline, en die gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van het kind.
  3. Het draagt ​​bij aan de bestaande opvoedingsdimensies en benadrukt het belang van de betrokkenheid van ouders bij het kind, materiële indirecte zorg en sociale indirecte zorg die verder gaat dan het bevorderen van relaties met leeftijdsgenoten. Deze dimensies zijn cruciaal voor het begrijpen van optimaal ouderschap.
  4. Het richt zich op de motivatie voor betrokkenheid, een dimensie die in onderzoek naar moeders niet zo uitgebreid wordt onderzocht. Ouderlijk identiteitsonderzoek, vooral gericht op vaders, biedt inzichten voor het bestuderen van opvoedmotivatie bij moeders.
  5. Het onderzoekt de langetermijngevolgen van ouderschap, zoals generativiteit, voor ouders, partners en huwelijk. 

Wat zijn implicaties voor interventies en sociaal beleid?

Er zijn drie belangrijke punten wanneer het aankomt op interventies en sociaal beleid om vaderlijke betrokkenheid te bevorderen. Ten eerste moet onderzocht worden of biologische en evolutionaire factoren vaderlijke betrokkenheid beperken, waardoor het voor vaders moeilijker is om betrokken te zijn in vergelijking met moeders. Ten tweede moet onderzocht worden welke interventies en beleid om de betrokkenheid van vaders te bevorderen er al bestaan en wat de effecten zijn. Het derde punt betreft de beweegredenen voor deze initiatieven. Het heersende geloof in "vaderlijke essentie" suggereert dat vaders cruciaal zijn voor de positieve ontwikkeling van kinderen vanwege hun unieke mannelijke bijdrage. Uit onderzoek blijkt echter dat betrokken vaders belangrijke beschermende factoren zijn in de ontwikkeling van het kind, maar niet noodzakelijkerwijs essentieel in letterlijke zin.

Wat is de conclusie van dit artikel?

Sinds de afgelopen twee decennia is er en stijging in onderzoek naar vaderschap en wordt het moederschap niet meer verondersteld synoniem te zijn aan ouderschap. Toekomstig onderzoek moet zich richten op hoe de concepten en benaderingen onderscheidend zijn in onderzoek naar vaderlijke betrokkenheid en hoe dit kan bijdragen aan een beter begrip van moederschap en aan het begrip van ouderschap in een gender-inclusief perspectief.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Paternal stimulation and father-infant attachment van Olsavsky e.a. - 2020

Artikelsamenvatting bij Paternal stimulation and father-infant attachment van Olsavsky e.a. - 2020

Er is een gebrek aan onderzoek naar hechtingsrelaties tussen vader en kind in vergelijking met gehechtheid tussen moeder en kind. In dit artikel wordt er onderzoek gedaan stimulerend gedrag van vaders en hun associaties met veilige hechting tussen vader en kind, naast voorspellers zoals gevoeligheid en opdringerigheid.

Waar gaat dit artikel over?

Dit artikel richt zich op onderzoek naar vader-kind hechtingsveiligheid, wat verschilt van moeder-kind hechtingsonderzoek. De moederlijke sensitiviteit is uitgebreid onderzocht als een voorspeller van een veilige moeder-kind gehechtheid, maar de vaderlijke sensitiviteit blijkt een zwakkere voorspeller te zijn van een veilige vader-kind gehechtheid. Daarnaast zijn er verschillen in de manieren waarop moeders en vaders omgaan met hun kinderen. Vaders hebben de neiging om meer intense, fysieke en spelgerichte interacties aan te gaan, terwijl moeders zich richten op zorgverlening en meer sociaal georiënteerd zijn met affectieve signalen. Ondanks deze verschillen in opvoedgedrag wordt erkend dat kinderen in de tweede helft van hun eerste levensjaar hechtingsrelaties aangaan met beide ouders.
Dat vaderlijke sensitiviteit een zwakkere voorspeller voor een veilige vader-kind hechtingsrelatie is, suggereert dat er mogelijk andere aspecten van het opvoedgedrag van vaders zijn, zoals het stimuleren van spel en ruige interacties, die een veilige hechting tussen vaders en hun kinderen bevorderen.

Eerder onderzoek laat zien dat de sensitieve en stimulerende fysieke interacties van vaders met kinderen, ook wel spelgevoeligheid, de interne gehechtheidsrepresentaties van het kind in latere jaren kan voorspellen. Deze interacties stimuleren exploratie en bieden een veilige basis voor de ontwikkeling van kinderen. Echter is er maar weinig onderzoek gedaan naar de directe rol van het stimuleren van ouderschapsgedrag in de ontwikkeling van de hechtingsrelatie tussen vader en kind. Bovendien hebben sommige onderzoeken aangetoond dat vaders angstaanjagender gedrag (bijvoorbeeld dreigend fysiek en gezichts-/verbaal gedrag) kunnen vertonen dan moeders, wat ook een belangrijke rol kan spelen in de hechtingsrelatie tussen vader en kind. Dit ondersteunt het idee dat het angstaanjagende, ook wel activerende en destabiliserende, gedrag van vaders belangrijke componenten zijn van het hechtingsproces.

Wat wordt er onderzocht in deze studie?

Deze studie richt zich op het onderzoeken van de associatie tussen vaderlijke stimulatie en vader-kind hechtingsveiligheid, rekening houdend met de modererende effecten van vaderlijke gevoeligheid en opdringerigheid. De hypothese is dat hogere vaderlijke stimulatie gekoppeld zou zijn aan veilige vader-kind gehechtheid, vooral in combinatie met hoge sensitiviteit en lage opdringerigheid.

Welke methodes zijn gebruikt?

Hoe ziet de steekproef en het onderzoeksproces er uit?

De steekproef bestaat uit gegevens van het New Parents Project, een longitudinale studie van tweeverdieners in de VS en hun eerstgeboren kinderen. Het onderzoek richt zich op een kleinere steekproef van 58 vader-kind duo's die deelnamen aan geobserveerde interacties en de Strange Situation Procedure (SSP) om de vader-kind-hechting te bepalen bij baby's van 12 tot 18 maanden. Demografische gegevens van deze vaders zijn vergelijkbaar met de volledige steekproef en er zijn geen significante verschillen gevonden in de interacties van vaders met hun baby's van 9 maanden tussen deelnemers en niet-deelnemers aan de SSP.

Hoe zijn de variabelen gemeten en welke statistische analyse is uitgevoerd?

Om vaderlijke ouderschap te meten, zijn video's van 5 minuten durende interacties tussen vader en kind opgenomen en gecodeerd voor vaderlijke gevoeligheid en opdringerigheid met behulp van de Parent-Child Coding Manual. Voor dit onderzoek zijn twee aanvullende beoordelingsschalen voor fysieke en objectstimulatie gemaakt om de frequentie en intensiteit van de stimulatie van vaders tijdens de interacties te meten. De codeurs codeerden alle video's dubbel en de betrouwbaarheid was acceptabel.

Om de vader-kind hechtingsveiligheid te beoordelen, is er gebruik gemaakt van de Strange Situation Procedure (SSP). Van de 58 vader-kind duo's is 55,2% geclassificeerd als veilig, 13,8% als vermijdend, 13,8% als resistent-ambigue en 17,2% als ongeorganiseerd. Vanwege de relatief kleine steekproefomvang zijn de onveilige groepen gecombineerd, resulterend in 32 vader-kind duo's gecodeerd als veilig en 26 als onveilig. Het geslacht van het kind is niet significant gerelateerd met de veilige gehechtheid aan vaders.

Vaderlijk object en fysieke stimulatie zijn gecombineerd tot een samengestelde variabele. Logistische regressie analyseerde de kans op veilige hechting tussen vader en kind na 12 tot 18 maanden op basis van vaderlijke stimulatie, gevoeligheid en opdringerigheid bij 9 maanden. Interacties tussen vaderlijke stimulatie en gevoeligheid, en vaderlijke stimulatie en opdringerigheid zijn ook getest.

Wat zijn de resultaten?

De statistische analyse toont aan dat vaderlijke stimulatie een significante voorspeller is van veilige hechting tussen vader en kind. Daarnaast is er een significante interactie tussen vaderlijke stimulatie en vaderlijke opdringerigheid, wat aangeeft dat de correlatie tussen vaderlijke stimulatie en hechtingsveiligheid gemodereerd wordt door de mate van vaderlijke opdringerigheid. Grotere vaderlijke stimulatie gaat gepaard met een hogere kans op veilige gehechtheid bij lage en gemiddelde niveaus van vaderlijke opdringerigheid, maar is niet-significant bij hoge niveaus van opdringerigheid.

Wat is de conclusie?

Deze studie onderzoekt hoe bepaald opvoedgedrag van vaders bijdraagt ​​aan de ontwikkeling van veilige vader-kind hechtingsrelaties. De onderzoekers kijken naar vaderlijk stimulerend gedrag, zoals fysieke en objectstimulatie, tijdens interacties met hun 9 maanden oude baby's. Ze houden ook rekening met de niveaus van vaderlijke gevoeligheid (reageren op de signalen van het kind) en vaderlijke opdringerigheid (overdreven controlerend of opdringerig gedrag).

De resultaten suggereren dat vaderlijke stimulatie een belangrijke rol speelt bij het voorspellen van veilige vader-kind gehechtheid. Vaders die hun baby's tijdens het spelen vaker en intenser stimuleren, hebben meer kans op veilig gehechte baby's op de leeftijd van 12 tot 18 maanden. Deze correlatie wordt gemodereerd door de mate van opdringerigheid van de vader. Wanneer vaderlijke opdringerigheid laag tot matig is, gaat een grotere vaderlijke stimulatie gepaard met een grotere kans op veilige gehechtheid. Wanneer vaderlijke opdringerigheid hoog is, is het verband tussen vaderlijke stimulatie en hechtingsveiligheid niet-significant. Deze bevindingen komen overeen met het begrip spelgevoeligheid en de vader-kind-activeringsrelatie, waarbij vaders exploratie stimuleren en het vertrouwen van kinderen ondersteunen bij het verkennen van nieuwe ervaringen. Verrassend genoeg was sensitiviteit van de vader niet direct geassocieerd met veilige gehechtheid en modereerde het de correlatie tussen stimulatie en gehechtheid niet.

Welke beperkingen aan deze studie zijn er?

Beperkingen van deze studie zijn een bescheiden steekproefomvang en een overwegend blanke, goed opgeleide en financieel zekere groep vaders. Dit kan de generaliseerbaarheid van de resultaten naar meer diverse populaties beperken. Bovendien waren de observaties van het gedrag van vaders relatief kort (5 minuten), en langere en uitgebreidere observaties kunnen een beter inzicht geven in hun opvoedingsgedrag. Ondanks deze beperkingen draagt de studie ​​bij aan het begrijpen van de diverse ouderlijke gedragingen die betrokken zijn bij veilige vader-kind gehechtheid en benadrukt het belang van het herkennen wanneer stimulerend gedrag opdringerig kan worden.

Waar zou toekomstig onderzoek zich op moeten richten?

Toekomstig onderzoek zou uitgebreidere observaties en grotere, diverse steekproeven moeten overwegen om een ​​uitgebreid begrip te krijgen van vroege vader-kindrelaties.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Do toddlers prefer the primary caregiver or the parent with whom they feel more secure? The role of toddler emotion van Umemura e.a. - 2013

Artikelsamenvatting bij Do toddlers prefer the primary caregiver or the parent with whom they feel more secure? The role of toddler emotion van Umemura e.a. - 2013

Dit artikel bespreekt de voorkeuren van kinderen voor verzorgers en factoren die bijdragen aan de voorkeur van peuters voor de ene ouder boven de andere. De studie heeft tot doel factoren te onderzoeken die bijdragen aan de voorkeuren van peuters, waaronder het geslacht van de ouders, de status van primaire verzorger, de veilige hechting met elke ouder en de emotionele toestand van peuters.

Waar gaat dit artikel over?

Dit artikel bespreekt de voorkeuren van kinderen voor verzorgers en factoren die bijdragen aan de voorkeur van peuters voor de ene ouder boven de andere. Volgens het Besturingssysteemmodel van Bowlby geven kinderen de voorkeur aan hun primaire verzorger wanneer ze van streek zijn, omdat ze nabijheid en fysiek contact zoeken voor troost. Het bewijs voor deze voorkeur is echter inconsistent in laboratorium- en naturalistische omgevingen. De emotionele toestand van kinderen kan hun voorkeur beïnvloeden, waarbij tevreden kinderen interactie zoeken met beide verzorgers. De studie heeft tot doel factoren te onderzoeken die bijdragen aan de voorkeuren van peuters, waaronder het geslacht van de ouders, de status van primaire verzorger, de veilige hechting met elke ouder en de emotionele toestand van peuters.

De rol van emotie in de voorkeuren van kinderen is cruciaal, aangezien kinderen in nood eerder de voorkeur geven aan hun primaire verzorger. Vaders houden zich vaak bezig met stimulerend spel met hun baby's, wat meestal gebeurt wanneer baby's positieve emoties uiten. Of de voorkeur van peuters voor een specifieke ouder bestaat, blijft echter onduidelijk tijdens de peutertijd.

De rol van veilige gehechtheid in triadische gezinsinteractie is niet uitgebreid bestudeerd. Hechtingsveiligheid voorspelt het vermogen van een kind om hulp te zoeken bij en te herstellen van problemen met hun primaire verzorger. De huidige studie heeft tot doel te onderzoeken of de gehechtheid van peuters hun voorkeur voor een bepaalde verzorger tijdens stress voorspelt.

Het beoordelen van de status van primaire verzorger is van vitaal belang, en eerdere studies gingen vaak uit van moeders als primaire verzorgers. In sommige culturen kunnen vaders echter ook als primaire verzorgers dienen. Deze studie zal meerdere indicatoren van de status van primaire verzorger in overweging nemen, waaronder de tijd die wordt doorgebracht met de peuter en zorgtaken die door elke ouder worden uitgevoerd.

Wat wordt er onderzocht in deze studie?

Het doel van de studie is om te onderzoeken of peuters van 24 maanden eerder een voorkeur hebben voor een bepaalde ouder wanneer ze van streek zijn of in een positieve stemming zijn tijdens triadische interacties (moeder, vader en peuter) thuis. Hierbij wordt gekeken naar het geslacht van de ouders, de status van primaire verzorger, veilige gehechtheid en de emotionele toestand van peuters. Het begrijpen van deze factoren kan licht werpen op de dynamiek van ouder-kind interacties en de ontwikkeling van hechtingsrelaties in de vroege kinderjaren.

Er worden twee tegenstrijdige hypothesen onderzocht:

  1. Hypothese van de primaire verzorger: de keuze voor een peuter in nood wordt voorspeld door de status van de primaire verzorger.
  2. Veiligheidshypothese: de keuze wordt voorspeld door de veilige hechting van de peuter met de ouder.

De studie verwacht ook dat peuters met een veilige hechtingsgeschiedenis met een ouder beter zullen herstellen van stress tijdens de interactie met die ouder in vergelijking met peuters met een onveilige geschiedenis.

Welke methodes zijn gebruikt?

Hoe ziet de steekproef en het onderzoeksproces er uit?

De steekproef maakt deel uit van een longitudinaal onderzoek naar gezinsrelaties tijdens de overgang naar het ouderschap. Het onderzoek richtte zich op een kleinere steekproef van 97 ouders en hun peuters (38 meisjes) toen de kinderen 24 tot 29 maanden oud waren. Werving vond plaats tijdens het derde trimester van de zwangerschap.

Gegevens zijn verzameld door middel van laboratoriumbezoeken en thuisvideo-opnamesessies. De gezinnen hebben verschillende inkomensniveaus en opleidingsachtergronden, waarvan de meerderheid blank is. De Strange Situation Procedure (SSP) is uitgevoerd toen de baby's 12 en 15 maanden oud waren, en na 24 tot 29 maanden zijn triadische gezinsinteracties thuis op video opgenomen. Ouders hebben ook vragenlijsten ingevuld over mantelzorgbetrokkenheid.

Hoe zijn de variabelen gemeten?

Na 12/15 maanden is de veilige hechting van baby's met elke ouder beoordeeld door middel van de Strange Situation Procedure, waarbij ze zijn geclassificeerd als veilig of onzeker (vermijdend, resistent-ambigue of ongeorganiseerd) op basis van hun gedrag tijdens hereniging met de ouder.

De status van de primaire verzorger is gemeten door het berekenen van een cumulatieve primaire verzorgerstatus, wat bestaat uit 2 indicatoren:

  1. Uren doorgebracht met elke ouder: ouders rapporteerden hoeveel uur per week elk met het kind doorbracht na 8 en 24 maanden.
  2. Zorgbetrokkenheid: ouders beoordeelden hun betrokkenheid bij zes zorgtaken.

Triadische interacties (moeder, vader en peuter) zijn thuis op video opgenomen toen de peuter 2 jaar oud was. Uitgevoerde taken waren onder andere Q-sort, snackbereiding en omkleden. De voorkeur van peuters is gecodeerd op basis van hun geïnitieerde interacties met elke ouder, hun emotionele toestand en de mate van troost die ze tijdens de interactie kregen. Het coderingssysteem gebruikte 3 stappen:

  1. Drie categorieën van emotionele toestanden: positief (vreugde, gelach en geluk), negatief (verdriet, angst, verdriet) en neutraal. Emoties zijn beoordeeld op basis van non-verbale signalen, lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, stemgeluid en spelkwaliteit.
  2. Initiatoren en ontvangers van interacties: wie interacties initieerde en ontving wanneer peuters positieve of negatieve emoties vertoonden, waarbij alleen door peuters geïnitieerde interacties werden gecodeerd. Door de peuter geïnitieerde interacties tijdens positieve emoties omvatten fysiek contact, praten of glimlachen naar de ouder. Tijdens negatieve emoties zochten peuters instrumentele hulp of emotionele troost bij de ouder, zoals knuffels of knuffelen.
  3. Herstel van peuters van nood: het vermogen van peuters om te herstellen van nood op een 9-puntsschaal, waarbij een score van 9 duidde op volledig herstel met positieve emoties, hervatting van het spel na interactie met de ouder. Lagere scores zijn gegeven voor het tonen van boosheid of het lang duren om te herstellen.

Wat zijn de resultaten?

Hoe zijn de kinderen gehecht aan beide ouders?

Uit de analyses naar hechtingsrelaties blijkt dat ongeveer 58% van de baby's veilig gehecht waren aan hun moeder en 42% onveilig gehecht. Voor vaders waren 56% van de baby's veilig gehecht en 44% onveilig gehecht. Er is geen significante overeenstemming tussen de gehechtheidsclassificaties baby-moeder en baby-vader.

Wat zijn de verschillen tussen moeder en vader?

Uit de analyses naar het geslacht van de ouders en metingen van de status van primaire verzorger blijkt dat moeders significant meer tijd doorbrengen met peuters dan vaders. Daarnaast kregen moeders hogere zorgbetrokkenheidsscores dan vaders. Op basis van de cumulatieve primaire verzorgerstatus zijn 77 moeders en 2 vaders primaire verzorgers. Van 20 paren is het onduidelijk welke ouder de primaire verzorger was.

Hoe zagen de triadische interacties er uit?

Uit de analyses naar de interacties peuter-ouder wanneer de peuter van streek was versus tevreden blijkt dat tijdens triadische interacties bijna alle peuters zowel negatieve emoties uitten als positieve emoties uitten. Wanneer peuters van streek waren initieerde ze gemiddeld 2,52 interacties en wanneer ze tevreden waren gemiddeld 4,52 interacties.

Uit de analyses naar de bivariate relaties tussen variabelen blijkt dat indicatoren van de status van de primaire verzorger positief gecorreleerd waren, maar niet gerelateerd aan veilige gehechtheid. Zowel de duur van de negatieve emotie als de duur van de positieve emotie van de peuter correleerde positief met het aantal geïnitieerde interacties. 

Peuters gaven de voorkeur aan hun moeder boven vaders wanneer ze van streek waren, onafhankelijk van de veilige gehechtheid aan een van beide ouders. De status van de primaire verzorger voorspelde significant de voorkeur van peuters wanneer ze van streek waren, ongeacht de veiligheid van de gehechtheid.

Geen van de indicatoren van de status van de primaire verzorger is gerelateerd aan door de peuter geïnitieerde interacties wanneer ze tevreden waren. Veilige hechting voorspelde ook geen door peuters geïnitieerde interacties wanneer tevreden.

Peuters met een veilige gehechtheid aan een ouder vertonen een beter herstel van angst in vergelijking met peuters met een onveilige gehechtheid.

Wat is de conclusie?

Deze studie onderzoekt de voorkeur van peuters voor een bepaalde ouder op basis van emotionele toestanden, het geslacht van de ouders, de status van primaire verzorger en de gehechtheidsgeschiedenis. Als peuters van streek waren, gaven ze de voorkeur aan hun primaire verzorgers (moeders of primaire verzorgers) boven de andere ouder, ongeacht hun gehechtheidsgeschiedenis. Gehechtheidsgeschiedenis voorspelde wel de snelheid van herstel van nood: peuters met een veilige gehechtheid aan de benaderde ouder herstelden beter. Peuters vertoonden geen voorkeur voor een van beide verzorgers als ze tevreden waren.

De resultaten zijn in tegenstrijd met eerdere bevindingen door aan te tonen dat peuters hun moeder alleen verkiezen boven vaders als ze van streek zijn. Daarnaast voorspelde de hoeveelheid tijd en betrokkenheid bij zorgtaken de voorkeur van peuters voor een bepaalde ouder. De combinatie van het geslacht van de ouders en de status van primaire verzorger beïnvloedde de voorkeur van peuters. De voorkeur van peuters voor primaire verzorgers komt overeen met ethologische theorieën die suggereren dat deze voorkeur de overleving verbetert.

Waar zou toekomstig onderzoek zich op moeten richten?

Toekomstig onderzoek kan de stabiliteit van de hiërarchische voorkeuren van kinderen onderzoeken en hoe deze kunnen veranderen onder verschillende omstandigheden en leeftijdsperioden.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij The adaptive human parental brain: implications for children's social development van Feldman - 2015

Artikelsamenvatting bij The adaptive human parental brain: implications for children's social development van Feldman - 2015

Dit artikel is een review over de hersenbasis van menselijk ouderschap. De neurale netwerken van zowel dieren als mensen betrokken bij ouderlijk opvoedgedrag, de verschillen tussen moeders en vaders en biologische gedragssynchronisatie worden besproken.

Waar gaat dit artikel over?

Dit artikel is een review over de hersenbasis van menselijk ouderschap. Ouderschap is van vitaal belang om te overleven, het beïnvloedt de ontwikkeling van de hersenen bij jonge individuen en wordt beïnvloed door interacties met zuigelingen, partners en gemeenschappen. De review richt zich op mensgericht onderzoek, waarbij onderzocht is welke hersennetwerken betrokken zijn bij ouderschap, wat hun gevoeligheid voor verschillende opvoedingsfactoren is, welke implicaties voor de ontwikkeling van baby's er zijn en hoe dit onderzoek kan bijdragen aan het begrijpen van bredere sociale functies zoals empathie en sociale synchronie. Feldman veronderstelt dat het brein van de ouders een hoogtepunt in de menselijke evolutie vertegenwoordigt en dat het overlevingsfuncties integreert met de complexiteit van het menselijk brein. Deze integratie biedt inzicht in mens specifieke sociale vaardigheden, zoals empathie en sociale synchronie.

Wat is er bekend over het ouderbrein bij dieren?

Studies naar vrouwelijke knaagdieren laten zien dat het mediale pre-optische gebied (MPOA) in de hypothalamus geactiveerd wordt door zwangerschapshormonen en een belangrijke rol speelt bij het initiëren van moederlijk gedrag. Het verbetert de beloning en motivatie van de moeder door middel van dopaminecircuits. MPOA beïnvloedt de amygdala, wat de waakzaamheid van de moeder verhoogt en de vorming van sociale herinneringen ondersteunt. Bij het moduleren van het zorgcircuit en het gevoelig maken voor sociale ervaringen speelt oxytocine een rol. Het ouderschap bij knaagdieren omvat twee fasen:

  1. Het onderdrukken van afkeer van signalen van baby's
  2. Het vergroten van de motivatie van de moeder

Corticale processen en het oxytocinesysteem van de hersenen van het kind hebben echter minder aandacht gekregen in knaagdierstudies.

Wat is er bekend over het ouderbrein bij mensen?

Welke evolutionaire aspecten van het ouderbrein zijn er?

Het menselijke ouderbrein deelt evolutionaire aspecten van ouderlijke zorg met andere zoogdieren, waarbij de amygdala en beloningscircuits een rol spelen bij ouderlijke waakzaamheid , angst voor de veiligheid van baby's en de lonende aard van de ouder-kind gehechtheid. Daarnaast speelt oxytocine ook een modulerende rol in verschillende sociaal-affectieve functies bij mensen, zoals empathie, groepscohesie en sociaal begrip. Dit suggereert dat het overlevingssysteem, beïnvloed door zwangerschapshormonen, gedurende het hele menselijke leven sociale cognitieve functies van hogere orde blijft beïnvloeden, zoals empathie.

Een cruciaal verschil tussen menselijke en dierlijke ouderlijke zorg is de integratie van subcorticale structuren met meerdere isolerende en frontotemporopariëtale netwerken bij mensen. Deze netwerken worden geassocieerd met empathie, mentaliseren en emotieregulatie en vormen een flexibele en complexe basis voor menselijk ouderschap.

Wat houdt de ouder-kind band in?

In tegenstelling tot knaagdieren is menselijke binding exclusief en persoons specifiek, en vereist een continue reorganisatie van het breinnetwerk op basis van ervaringen uit het verleden. De plasticiteit van het menselijk brein, aangedreven door oxytocine, stemt de hersenen van ouders af om te reageren op individuele signalen van kinderen, wat de ontwikkeling van de sociale vaardigheden van kinderen ondersteunt.

Wat laten beeldvormingsstudies zien over het menselijk ouderbrein?

Functionele magnetische resonantiebeeldvorming (fMRI)-onderzoeken laten zien dat er sprake is van een wereldwijd ouderlijk opvoednetwerk in het brein als reactie op signalen van baby's. Het netwerk omvat de amygdala, de oxytocine-producerende hypothalamus en het dopaminerge beloningscircuit, onderling verbonden met corticale netwerken die betrokken zijn bij empathie, mentaliseren en emotieregulatie. Deze overlappende netwerken definiëren het menselijke "sociale brein" en ondersteunen verschillende aspecten van ouderschap.

Hoe is het ouderbrein geëvolueerd?

Het ouderbrein is niet geëvolueerd door complexe sociale functies te integreren in de ouderlijke context, maar deze structuren zijn eerder geëvolueerd binnen de context van het ouderschap om de overleving van het kind te maximaliseren. Hersenplasticiteit, hoge oxytocinespiegels na de bevalling en biologische synchronisatie van gedragingen dragen bij aan deze aanpassing, waardoor diverse culturele opvoedingspraktijken mogelijk zijn.

Waar hangt de reactie van het ouderbrein op signalen van baby's van af?

Activering van hersennetwerken van ouders wordt beïnvloed door het type signaal van baby's en het geslacht van de ouders. Het zien van de baby activeert het limbische netwerk van motivatie en beloning bij moeders, vaders en niet-ouders, wat een flexibel opvoednetwerk suggereert. Het ouderlijke netwerk van zoogdieren, gecentreerd rond de oxytocine-producerende hypothalamus, is minder actief bij menselijke moeders, terwijl de amygdala vooral bij moeders sterker wordt geactiveerd als reactie op het huilen van baby's. Ouderlijke hersenbanen omvatten structuren die gevoelig zijn gemaakt door zwangerschapshormonen en corticale netwerken op basis van ervaringen.

Hoe verschilt het ouderbrein tussen moeders en vaders?

Wat zijn de verschillen bij dieren?

Er zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar de mechanismen van het vaderlijke brein, vooral hoe moeders en vaders hun inspanningen coördineren om hun kinderen groot te brengen. Biparentale knaagdierstudies tonen aan dat actieve vaderlijke zorg de informatieverwerking bij baby's verbetert en de integratie bevordert tussen hersennetwerken die betrokken zijn bij koestering, leren en motivatie. Door fMRI-reacties van moeders en vaders te vergelijken met de video van hun baby, vonden onderzoekers verschillende hersenactiveringspatronen: grotere amygdala-activering bij moeders en grotere corticale activering bij vaders. Deze resultaten ondersteunen het idee dat er afzonderlijke paden zijn tussen moeders en vaders. Oxytocine- en vasopressinespiegels correleerden met hersenactivaties bij respectievelijk moeders en vaders, waardoor de geslacht specifieke bindingsrollen van deze hormonen werden versterkt.

Wat zijn de verschillen in mensen?

Menselijk breinonderzoek richt zich op de gevonden overeenkomsten en verschillen in de hersenactivatie tijdens reacties van ouders in verschillende mantelzorg rollen (primaire en secundaire zorgverleners). Veranderingen in functionele connectiviteit en grijze stof volume werden waargenomen in moeders en vaders, wat laat zien hoe het ouderbrein zich aanpast aan de benodigde zorg van een kind. Brein tot brein synchronisatie ontstaat in de functionele netwerken tussen moeders en vaders, wat weerspiegelt hoe zij hun hersenreacties coördineren om efficiënt baby signalen te begrijpen.
Uit recente studies naar de invloed van hormonen in de ouderlijke zorg op de hersenactiviteit blijkt dat oxytocine gecorreleerd is met de hersenactivatie bij beloning, waakzaamheid, empathie, spiegelen, en mentaliserende netwerken in zowel moeders als vaders. Vaders' testosteron niveaus zijn gecorreleerd aan veranderingen in de hersenactivatie, wat een verschuiving weerspiegelt van paring naar ouderschap.

Maternale sensitiviteit en synchroniteit correleerden met hersenstructuren in belonings-, waakzaamheids-, empathie-, spiegel- en mentaliserende netwerken. Dit benadrukt de neuro-as die betrokken is bij de gedragsmatige reactie van de moeder op haar kind. De interactieve synchronie van vaders is echter geassocieerd met corticale structuren, niet de subcorticale structuren, wat het idee van een apart breinnetwerk voor vaderlijke zorg ondersteunt.
De effecten van tegenspoed op de hersenen van een moeder zijn ook onderzocht, met name in gevallen van postpartumdepressie, trauma of middelenmisbruik. Psychopathologische aandoeningen komen tot uiting in de hersenen door verminderde activatie in belonings- en empathiecircuits, verhoogde waakzaamheid, veranderde connectiviteit en effecten buiten het netwerk van ouderlijke zorg. Er is meer onderzoek nodig om te begrijpen hoe ongunstige omstandigheden specifieke netwerken in de hersenen vormen.

Wat is biologische gedragssynchronisatie in het sociale ouderbrein?

Het ouderbrein van zoogdieren is geëvolueerd door wederzijdse invloeden tussen de fysiologie van de moeder en het kind, gefaciliteerd door de ontwikkeling van de placenta en zwangerschapshormonen. Bij mensen duurt dit proces langer, omdat de hersenen van baby's bij de geboorte nog onvolwassen zijn. Dit leidt tot een langere periode van plasticiteit voor ouderlijke zorg. De hersenen van de ouder en het kind worden op elkaar afgestemd door middel van bio-gedragssynchronisatie, waardoor de basis wordt gelegd voor de levenslange sociale en aanpassingsvaardigheden van het kind. Oxytocine, ouderlijk gedrag en fysiek contact spelen een cruciale rol bij het vormgeven van deze lange termijn effecten. Ouderlijke oxytocinespiegels voorspellen de sociale betrokkenheid van kinderen, terwijl sensitief ouderschap in de kindertijd een positieve invloed heeft op sociale resultaten later in het leven.

Wat is de conclusie?

Het bestuderen van het ouderbrein geeft inzicht in de menselijke socialiteit door ouderschap tussen soorten te vergelijken. De neurobiologie van het ouderschap, waarbij hersenstructuren en oxytocine betrokken zijn, beïnvloedt verschillende sociale functies gedurende het hele leven en is gekoppeld aan sociale disfuncties. Het onderzoeken van hersen-tot-hersensynchronisatie tijdens interacties in het echte leven tussen ouders en kinderen helpt te begrijpen hoe de hersenen sociale signalen verwerken en banden vormen. Het aanpassingsvermogen en de samenwerkingsmogelijkheden van het brein van de ouders bieden een dynamisch model om te begrijpen hoe de hersenen synchroniseren voor een succesvolle opvoeding van kinderen en gezinscohesie.

Access: 
Public
Samenvatting bij Exploring the hormonal and neural correlates of paternal protective behavior to their infants van Lotz e.a. - 2020 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Dads: Progress in understanding the neuroendocrine basis of human fathering behavior van Storey e.a. - 2020 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Father involvement during early childhood: A systematic review of the literature van Diniz e.a. - 2021 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Early attachment organization with both parents and future behavior problems: From infancy to middle childhood van Kochanska & Kim - 2013 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Fathers matter: The role of father parenting in preschoolers’ executive function development van Meuwissen & Carlson - 2015 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Fathers' behaviors and children's psychopathology van Flouri - 2010 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Fathers, fathering and child psychopathology van Barker e.a.- 2017 - Exclusive
Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Studiegids voor artikelsamenvattingen bij Pedagogiek Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Studiegids voor artikelsamenvattingen bij Pedagogiek Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Artikelsamenvattingen bij Pedagogiek Bachelor 3 aan de Universiteit Leiden

Inhoudsopgave

Nederlands:

  • Artikelsamenvattingen bij Kindermishandeling en verwaarlozing over de levensloop; een introductie
  • Artikelsamenvattingen bij Forensische aspecten van kindermishandeling
  • Artikelsamenvattingen bij Vaders
  • Artikelsamenvattingen bij Observatie van interacties binnen gezinnen

Engels:

  • Articlesummaries with Violence and the brain
Access: 
Public

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Social Science Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1819 2