Pedagogy and education - Theme
- 12407 keer gelezen
De noodzaak van een plan van aanpak tegen pesten is groot. Zeker na de zelfdoding van Tim Ribberink en Fleur bloemen wordt het belang van een aanpak duidelijk. Het plan is gemaakt door een samenwerking met het ministerie van OCW en de kinderombudsman.
De regering vindt dat kinderen recht hebben op een onbezorgde schooltijd, waarbij ontwikkelen, ontdekken en leren centraal staan. Dit kan echter niet vanuit Den Haag geregeld worden. Daarbij kan pesten nooit helemaal uitgebannen worden. Met dit plan van aanpak wordt in ieder geval geprobeerd al het mogelijke te doen. Hierbij wordt gekozen voor een generieke aanpak.
Pesten heeft drie kenmerken: het is intentioneel, vindt herhaaldelijk en over een langere periode plaats, en er is een machtsverschil tussen dader en slachtoffer. Pesten vindt plaats in groepen, er is niet altijd een duidelijk onderscheid te maken tussen de pester en de gepeste en deze rollen kunnen ook omdraaien. Pesten vindt online en offline plaats. Hieronder volgen de belangrijkste knelpunten om pesten tegen te gaan.
Er is onvoldoende zicht op pesten. OCW laat iedere twee jaar een veiligheidsmonitor op scholen in het primair en voortgezet onderwijs uitvoeren. Hierin worden de verschillende aspecten van antisociaal gedrag nauwkeurig onderscheiden en ook gemeten. De huidige monitor biedt echter geen goed inzicht in de problematiek van pesten. Op scholen is de monitoring van het sociale klimaat in de schoolklassen soms onder de maat.
Pesten blijft onder de radar. Pesten blijft vaak ongezien door medeleerlingen, ouders en leraren. Kinderen en jongeren die gepest worden zwijgen erover. Kinderen voelen zich niet veilig genoeg om erover te praten. Ze durven de juf of meester niet in te lichten, bang om gezien te worden als zielig of als een verklikker. Kinderen die pesten komen er ook niet voor uit en onderschatten de effecten van hun eigen gedrag. Pesten is een taboe. Signalen over pesten worden soms weggeredeneerd en pesten wordt gezien als plagen. Erkennen dat er gepest wordt is lastig voor alle betrokkenen. Geen ouder wil dat zijn kind pest of wordt gepest. Niemand lijkt erbij gebaat te zijn open te zijn over pesten. Bestuurders, schoolleiders en leraren willen niet dat de school bekend staat als een school waarop gepest wordt. Daarom wordt niet altijd goed omgegaan met signalen.
Ouders en leerlingen weten soms niet waar ze terecht kunnen. De docent en de schoolleider zijn het eerste aanspreekpunt. Als vervolgstap is de weg naar het schoolbestuur niet altijd bekend. En wanneer een klacht niet leidt tot een oplossing hebben ouders het gevoel van het kastje naar de muur te worden gestuurd.
Leraren zijn niet altijd in staat effectief te signaleren en te handelen. Leraren vertellen dat ze niet altijd goed zicht op de groepsprocessen in de klas hebben. In het voortgezet onderwijs is het voor leraren ook moeilijk om grip op ongewenst gedrag te krijgen. Kinderen wisselen immers per vak van leraar, maar blijven vaak wel in dezelfde groep. Ook leraren in het primair onderwijs slagen er niet in alle gevallen in om onderling intimiderend gedrag te voorkomen, te signaleren of te stoppen.
Er is een wildgroei aan anti-pestprogramma’s. Niet alle methodes zijn echter effectief en sommige kunnen zelfs contraproductief werken. Scholen vinden zelf het wiel vaak opnieuw uit. In het voortgezet onderwijs lijkt nog geen beproefde aanpak voorhanden. Bovendien ontbreekt de systematische toepassing van programma’s.
Beperkte rol van de inspectie. De Inspectie voor het Onderwijs (hierna inspectie) bekijkt of een school veiligheidsbeleid heeft. Hoe het met de feitelijke veiligheid staat, wordt echter onvoldoende onderzocht. De inspectie heeft weinig aangrijpingspunten om sociaal onveilige situaties op scholen in kaart te brengen en om scholen tot verbetering aan te zetten. In de schoolbezoeken die de inspectie aflegt, komt eventuele pestproblematiek maar zelden aan de oppervlakte. Ook blijken lang niet alle signalen over sociaal onwenselijk gedrag de inspectie bereiken.
Deze knelpunten kunnen mogelijk opgelost worden door op drie punten verbeteringen aan te brengen. Deze drie punten zijn: 1. normstelling en bewustwording, 2. toerusting en 3. het formele kader.
Het moet voor iedereen binnen en buiten het onderwijs heel duidelijk zijn dat het pesten door en van kinderen onacceptabel is. Deze norm zullen wij zelf uitdragen, maar ook van scholen en ouders verwachten wij dat ze hier actief hun rol vervullen. Wanneer de norm overtreden wordt, moet daar een reactie op volgen. Hierbij is het van belang dat scholen en ouders samen één lijn trekken. Het is ook zinvol om met de leerlingen afspraken te maken. Het sluitstuk van de normstelling is het strafrecht. Pesten kent vele uitingsvormen en gradaties. Sommige uitingen zijn strafbaar, maar ook mishandeling, bedreiging en belaging zijn voorbeelden van strafbare feiten waarin het pesten vorm kan krijgen. Het is belangrijk dat aangifte wordt gedaan als er sprake is van een strafbaar feit. Ook de school kan maatregelen treffen tegen pesters. Een notoire pester kan worden geschorst of verwijderd of tijdelijk naar een Reboundvoorziening worden gestuurd. Wij leggen in dit plan de nadruk op het voorkomen van pesten en het bevorderen van een sociaal veilig schoolklimaat. Voorkomen is immers beter dan genezen en bovendien is de schuldvraag vaak moeilijk te beantwoorden. Pesten gebeurt vaak in groepen en is soms onderdeel van een ingewikkeld groepsproces. Scholen en ouders moeten samen optrekken en moet blijvende aandacht voor pesten zijn.
Uit de knelpunten komt duidelijk naar voren dat de positie van ouders en leraren versterking behoeft daar waar het gaat om het aankaarten en aanpakken van pesten. Kennis en ontwikkeling over pesten moet gedeeld worden. Ook moet de klachtenregeling verbeterd worden. Klachten over pesten op scholen moeten in het onderwijs zelf worden opgelost. Een melding bij de kinderombudsman is dan het laatste redmiddel.
Ook moeten leraren beter toegerust worden, want zij spelen een cruciale rol. Dit moet ook voor het cyberpesten gedaan worden. Lerarenopleidingen en de pabo zullen dan ook een lesmodule krijgen, waarbij ze leren omgaan met pestgedrag. Zittende leraren moeten bijgeschoold worden. Voor cyberpesten is op dit moment nog weinig aandacht, omdat leraren zich niet verantwoordelijk voelen voor deze vorm van pesten. Ze zijn er minder vertrouwd mee dan leerlingen en het gebeurt vaak niet zichtbaar. Hier moet echter snel verandering in komen. Ook is het belangrijk dat pilots met anti-pestprogramma’s uitgebreid worden en dat er meer aandacht komt voor sportief gedrag en respectvol met elkaar omgaan in gymlessen. Scholen moeten zelf bijhouden hoe het staat met de sociale veiligheid binnen de school. Ze moeten op die manier een beter zicht krijgen op het pesten.
Het formeel kader stelt dat de vrijblijvendheid om pesten aan te pakken verdwijnt en de inspectie meer mogelijkheden krijgt om toezicht uit te oefenen en te handhaven. In deze brief leest u alleen over de nieuwe maatregelen, de oude blijven ook van toepassing. Gelet op de beschadigingen die kinderen oplopen als gevolg van pesten leggen wij liever de nadruk op het voorkomen van pesten en het bevorderen van een sociaal veilig schoolklimaat. De staatssecretaris ondersteunt scholen door heldere werkbare kaders vast te leggen in de wet. Schoolbrede en structurele pestaanpak wordt verplicht. Het is een kerntaak van scholen om te zorgen voor een veilige school, waarbij de nadruk op preventie ligt. De staatssecretaris van OCW heeft voornemens er voor te zorgen dat op korte termijn een wetsvoorstel ingediend wordt waarmee de verantwoordelijkheid van de school voor het voorkomen en aanpakken van pesten duidelijker wordt verankerd in de wet. Op dit moment zien we dat scholen heel verschillend omgaan met pesten; sommige scholen besteden veel aandacht aan omgangsvormen en hanteren een effectieve pestaanpak, maar op andere scholen wordt er bijna niets aan gedaan.
Wij willen dat kinderen niet onderworpen worden aan deze willekeur. Of je gepest wordt moet niet afhankelijk zijn van de school waar je naartoe gaat. Verder is de wildgroei van anti-pestprogramma’s duidelijk naar voren gekomen. Er zijn zoveel verschillende programma’s dat het voor scholen lastig is door de bomen het bos te zien. Die wildgroei willen we stoppen. Tot slot willen we graag zien dat alle scholen zich inzetten om alle vormen van pesten te voorkomen. Het moet niet zo zijn dat pas ingegrepen wordt als zich vervelende incidenten voordoen. Daarom wordt een schoolbrede en structurele pestaanpak verplicht.
In het wetsvoorstel wordt voorgesteld dat iedere school in het funderend onderwijs (a) een bewezen effectief anti-pestprogramma gebruikt, (b) de sociale veiligheid op de school monitort, (c) een vertrouwenspersoon annex pestcoördinator heeft, en (d) dat de inspectie hier op toeziet. Scholen in het funderend onderwijs worden bij wet verplicht een structurele pestaanpak te hebben. Daarbij moeten zij een wetenschappelijk en empirisch bewezen effectieve methode hanteren. Op dit moment zijn deze methodes nog niet geïdentificeerd. Daarom pakken we het gefaseerd aan.
In de eerste fase vragen we deskundigen (en vertegenwoordigers van de sector) om kenmerken van een theoretisch onderbouwde effectieve methode te inventariseren. Zij toetsen welke programma’s theoretisch sterk zijn en aan deze kenmerken voldoen. Dit wordt vastgelegd in regelgeving, maar scholen kunnen hier ook – vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel - op korte termijn mee aan de slag.
Intussen wordt onderzoeksgeld vrijgemaakt om in de tweede fase anti-pestprogramma’s in de praktijk te toetsen en te valideren, zodat er een lijst komt van programma’s die wetenschappelijk en ook empirisch bewezen effectief zijn. De regelgeving wordt dan op dit punt aangescherpt; het volstaat niet langer dat programma’s theoretisch bewezen effectief zijn, ze moeten ook werken in de praktijk.
Het beoogde resultaat is dat elke school pesten voorkomt of stopt. De wildgroei aan programma’s moet stoppen en elke vorm van pesten moet voorkomen of gestopt worden. De inspectie van het onderwijs krijgt hierin een actievere rol en alle incidenten op scholen moeten geregistreerd worden.
Nut en noodzaak van dit wetsvoorstel om te komen tot een effectieve pestaanpak zijn zorgvuldig bezien. Hierbij zijn eerdere kritische vragen van uw Kamer meegewogen. Dit leidt tot de volgende afweging:
Het wetsvoorstel Incidentenregistratie schrijft enkel registratie bij zware incidenten voor zonder dat de inspectie over deze gegevens kan beschikken. Dat leidt tot veel extra bureaucratie zonder interventiemogelijkheden. Wij willen een verfijnder en op pesten toegesneden monitoring van sociale veiligheid op schoolniveau waarbij de inspectie goed zicht kan hebben op de sociale veiligheid op scholen. Daarnaast verwachten wij dat er aangifte gedaan wordt bij strafbare feiten. Registratie is dan overbodig. Leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs zijn gebaat bij een uniforme en structurele pestaanpak, die bovenal gericht is op preventie van alle vormen van pesten. Daaraan draagt dit wetsvoorstel niet bij.
Deze bijlage is een overzicht van lopende maatregelen om pesten in het onderwijs tegen te gaan.
Ten eerste wordt het centrum voor school en veiligheid genoemd. Dit centrum is bedoeld voor ondersteuning van scholen en realisatie van veiligheid in het onderwijs. De focus ligt bij discriminatie, racisme, (homo)seksuele intimidatie, extremisme, geweld en omgangsvormen op school. Het centrum verspreidt informatie en geeft advies.
Ten tweede wordt het pestweb genoemd. Het pestweb is een laagdrempelig expertisecentrum dat kennis, ondersteuning en advies biedt aan leerlingen, scholen en ouders. Pestweb heeft een forum en een website voor alle betrokkenen.
Ten derde wordt er gesproken over het Nederlands Jeugdinstituut. Het NJi is een kennis- en adviescentrum voor jeugd en opvoeding en biedt ondersteuning aan professionals. Het is een landelijk instituut dat bijdraagt aan het optimaliseren van veilige en zorgzame leefomgevingen. Er wordt een poging gedaan om pesten te voorkomen door een veilig pedagogisch klimaat, vroegtijdige signalering, adequaat interveniëren, nazorg en monitoring. Het NJi heeft bovendien een kennisdossier over pesten.
Ten vierde zijn er zorg- en adviesteams. Een ZAT is bij nagenoeg alle scholen van het voorgezet onderwijs aanwezig. Deze ZAT’s zijn multidisciplinaire teams, waarbij instellingen die ondersteuning bieden aan jongeren zelf ook aansluiten bij onderwijsondersteuning. Zo zijn onder andere een leerplichtambtenaar, een schoolmaatschappelijk werker en een vertegenwoordiger van bureau jeugdzorg aanwezig. Individuele leerlingen kunnen worden besproken, zodat er gekeken kan worden of een leerling meer ondersteuning nodig heeft.
Ten vijfde heeft de OCW aan de sector-, ouder-, leerlingorganisaties en vakbonden gevraagd om met een plan van aanpak te komen. Dit is ter verbetering van de uitvoering van de medezeggenschap. De zeggenschap bleek namelijk nog niet naar behoren uitgevoerd te worden.
Ten zesde wordt mediawijsheid en cyberpesten genoemd als belangrijk punt. Meestal speelt cyberpesten zich af buiten het gezichtsveld van ouders en buiten de schoolmuren. Het mediawijsheid expertisecentrum wil de mediawijsheid vergroten en het cyberpesten aanpakken.
Ten zevende is er aandacht voor burgerschap. Onderwijs is een sterk aangrijpingspunt om pesten aan te pakken. Door sociaal burgerschap te ontwikkelen kan pesten worden tegengegaan.
Ten achtste is er een actieprogramma onderwijs bewijs. In dit programma worden vijf projecten uitgevoerd om het evidence based werken in het onderwijs te bevorderen. Deze projecten zijn pestkoppenstoppen.nl, Taakspel en PAD en KIVA. Pestkoppenstoppen.nl ontwikkelt een advies op maat voor jongeren die te maken krijgen met cyberpesten. Taakspel en PAD richten zich op gedragsproblemen van leerlingen in het basisonderwijs. Bij Taakspel wordt voornamelijk gefocust op het tegengaan van regelovertredend gedrag en het bevorderen van taakgericht gedrag. Daarnaast is het Finse KiVa antipestprogramma ook een project.
Als negende is er speciale aandacht voor lhbt’ers (Lesbische, Homoseksuele, Biseksuele en transgender leerlingen) Het ministerie van OCW ondersteunt vier initiatieven om de sociale veiligheid van lhbt leerlingen te versterken. Deze initiatieven zijn (1) Pilots sociale veiligheid lhbt jongeren op school, dat aan de hand van een pakket van vijf maatregelen wordt gedaan. De maatregelen zijn externe voorlichting, omgangsvormen, aandacht voor lhbt’ers in het bestaand lesaanbod, nazorg op school en ouderbetrokkenheid. (2) Leerlingen Gay-Straight Alliances. In Gay Straight Alliances (GSA’s) werken heteroseksuele en lhbt-leerlingen aan een lhbt-vriendelijke school met een tolerante sfeer. (3) Gay en School (G&S) verzamelt en verspreidt informatie en expertise op het gebied van lhbt. Samen met scholen werkt Gay en School aan het zichtbaarheid maken van seksuele diversiteit in het onderwijs. (4) De Onderwijsalliantie voor Seksuele Diversiteit is een partnerschap van organisaties die zich inzetten om seksuele diversiteit expliciet te agenderen in hun aanpak van veiligheid en burgerschap. Zo biedt de alliantie scholen, onderwijsorganisaties en gemeenten ondersteuning op maat en zet ze de MIJN ID campagne in om het aantal homovriendelijke scholen uit te breiden.
Als tiende wordt halt genoemd. Halt is een alternatieve straf voor jongeren die
voor de eerste keer een strafbaar feit hebben gepleegd. Bovendien worden er ook voorlichtingen gegeven.
Als elfde zijn er Reboundvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn voor lastige leerlingen, mogelijk ook ernstige pesters. Het is de bedoeling dat de jongeren terugkeren naar het reguliere onderwijs.
Als twaalfde zijn er jeugdgezondheidszorg (JGZ) besteedt aandacht aan pesten, omdat het psychosociale problemen met zich meebrengt. Om de signalering van pesten door de JGZ te versterken wordt op dit moment de JGZ-richtlijn ‘Pesten’ ontwikkeld. De richtlijn is bedoeld voor jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen en beschrijft onder meer welke kinderen het meest risico lopen om te worden gepest, of welke kinderen juist pesten. Ook komt aan de orde welke interventies effectief zijn bij de aanpak van pesten, zodat de arts of verpleegkundige daarnaar kan verwijzen. Ten slotte gaat de richtlijn in op de samenwerking van de JGZ met de scholen, zodat de school ondersteund kan worden bij het aanpakken van een pestprobleem of het invoeren van anti-pestbeleid.
De bijzondere zorgplicht van onderwijsinstellingen tegenover leerlingen is ongeschreven. Deze plicht houdt in dat alle redelijke inspanningen verricht moeten worden om een veilig klimaat te bieden.
Daarnaast staat er in het internationale verdrag voor de rechten van het kind dat alle kinderen recht hebben op een veilige omgeving en dat ze moeten worden beschermd tegen discriminatie en tegen lichamelijk en geestelijk geweld. De kinderombudsman let op de naleving van dit verdrag.
Scholen in PO en VO zijn sinds 1 januari 2006 verplicht een plan op te stellen voor veiligheid, gezondheid en milieu conform de cao's basis- en voortgezet onderwijs. Dit plan wordt ook wel (school)veiligheidsplan genoemd. Hierin beschrijft een school hoe zij de fysieke en sociale veiligheid in en om het schoolgebouw waarborgt. Hieronder valt ook de aanpak tegen pesten. In een pestprotocol legt de school vast wat zij onder pesten verstaat, hoe de school dit gedrag signaleert en hoe zij ermee omgaat. Het pestprotocol is in zijn werking grotendeels vergelijkbaar met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling waar scholen met ingang van 1 juli 2013 mee gaan werken.
Klachtenregeling Scholen voor basis- en voortgezet onderwijs zijn volgens de Wet op Kwaliteitszorg (1998) verplicht een klachtvoorziening te treffen. Op grond van deze wet behoort iedere school te beschikken over een klachtenregeling en behoren scholen zich aan te sluiten bij een landelijke Klachtencommissie. Een vertrouwenspersoon is niet verplicht. De modelklachtregeling gaat echter wel uit van zo’n persoon.
Project Preventie Seksuele Intimidatie (PPSI). PPSI heeft zich sinds 1993 ontwikkeld tot hét expertisecentrum op het gebied van klachtafhandeling en is voor scholen de informatiebron voor het voorkomen en bestrijden van ongewenst gedrag in de school. PPSI ondersteunt vertrouwenspersonen en beleidsmakers in scholen om hun school tot een sociaal veilige school te maken.
In het Wetboek van Strafrecht zijn sommige uitingen van pesten al strafbaar gesteld.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1156 |
Add new contribution